Karel Verschuere (°1924) kende een niet onbewogen jeugd. Na vier jaar op het Duitse oostfront tegen het Russische leger gediend te hebben, bracht hij om dit verleden evenveel jaren in de gevangenis door.
Ongeschoold vond hij aanvankelijk werk bij Gevers, het reclamebureau van Herman Geerts. Toen hij daar echter werkloos werd, kwam hij toevallig in contact met Willy Vandersteen.
Vandersteen, die op zoek was naar een assistent, bood hem in 1952 een job aan. Hoewel hij geen enkele opleiding of ervaring in de stripwereld had, leerde hij de kunst vrij snel in de dagdagelijkse praktijk van de meester zelve.
Vrij snel bleek Verschuere de ideale aanvulling op Willy Vandersteen te zijn. Verschuere toonde een talent voor het realistische werk, uitgerekend het domein dat Vandersteen minder machtig was.
Judi, een bijbelstrip voor ‘Ons Volkske’, werd bijna volledig door hem afgehandeld. Onder het pseudoniem ‘Lerak’ tekende hij tevens enkele realistische, historische strips zoals ‘Boeren voorwaarts’, ‘Strijd om land’ en ‘Voor outer en heerd’ voor de zelfde krant.
Het was in dit zelfde jaar dat Willy Vandersteen voor de eerste én enige keer in de verleiding werd gebracht om zijn naam aan een andere tekenaar te verbinden. Onder de schuilnaam WiRel, een samenvoeging van Willy en Karel, werd gestart met het gezamenlijke succesverhaal Bessy. Aanvankelijk verscheen Bessy in La Libre Belgique; later ook in Ons Volk, Katholieke Illustraties en Gazet van Antwerpen. Naast een deel in de roem kreeg Karel Verschuere ook een een percentage op royalty’s.
Naast Bessy kreeg hij ook werk voor de andere realistische reeks Karl May, een cowboystrip.
Tussendoor nam hij enkele minder realistische werken. Hij verzorgde bij het Suske & Wiskealbum ‘De lachende wolf’ de inkting en werkte -Karel Boumans in en ook De Rammelende Rally (1958), een Suske & Wiske-verhaal als promotie voor Toerisme Antwerpen werd door hem en Vandersteen gezamenlijk uitgewerkt. Daarnaast voorzag hij De Kleine Zondagsvriend en de vakantieboeken van Nonkel Fons van illustraties.
In 1959 opende Willy Vandersteen zijn tekenstudio. Toen hij het idee opwierp om het stripaanbod uit te breiden met een ridderstrip, bracht Verschuere hem in contact met Leopold Vermeiren, die in De Kleine Zondagsvriend kortverhalen van De Rode Ridder schreef.
Omdat Karel Verschuere deze verhaaltjes reeds illustreerde, werd hij nauw bij de stripreeks betrokken: Vandersteen schreef het scenario van de allereerste strip, Het gebroken zwaard neer en voorzag het van vlugge schetsen. Vervolgens vertrok hij op reis.Intussen verzorgde Verschuere de schetsen, Robert Vandersteen maakte de decors en inktte Eduard De Rop het geheel nadien in. Bij zijn terugkeer lag het volledig uitgetekende verhaal reeds klaar.
Door de aanwezigheid van de meester zag Verschuere echter ook zijn kans om een paar kruimels van de roem binnen te graaien.De aankondigingsstrook van het eerste album voorzag hij van de tekst: ‘De avonturen van De Rode Ridder door studio Willy Vandersteen medewerkers: Karel Verschuere en Robert Vandersteen met toelating van de bekende jeugdschrijver Leopold Vermeiren.’
Met een gelijkaardige melding begon ook ‘De gouden sporen’. Omdat ook Eduard De Rop hierbij enig tekenwerk leverde, werd ook hij in deze strip vermeld.
De samenwerking met De Rop was zo geslaagd dat Vandersteen het duo samen op De Rode Ridder plaatste.Volledig door elkaar verzorgen De Rop en Verschuere het tekenwerk en de inkting. Uiteindelijk neemt Verschuere in 1961 met ‘De draak van Moerdal’ het volledige tekenwerk op zich.
Toen half jaren zestig de rechten op het immens populaire personage Biggles vrijkwamen, wachtte Studio Vandersteen geen moment om ook deze jeugdboekenreeks aan te boren. Na ‘De zwarte wolvin’ werd de fakkel van De Rode Ridder doorgegeven aan Frank Sels, terwijl hijzelf deze nieuwe reeks kreeg toevertrouwd.
Daarnaast kende Wirels Bessy in Duitsland ongekende successen. De reeks werd zodanig populair dat de Duitse uitgever Bastei-Verlag, die aanvankelijk een verhaal per maand bestelde; in 1966 zelfs een productieverhoging naar een strip per week vroeg.Om aan de Duitse vraag te blijven voldoen zag Vandersteen geen andere mogelijkheid dan een aparte Bessy-studio op te richten. Anders dan de andere afdelingen in zijn Studio Vandersteen, tekende deze studio niet in Kalmthout, maar te Antwerpen. Verschuere werd benoemd tot afdelingshoofd.
In 1967 besluit Verschuere Studio Vandersteen te verlaten en zich meer te leggen op volledig eigen werk. Buffalo Bill, een westernstrip naar scenario van Rick Dierckx en uitgegeven door Uitgeverij Goudvinck, kent met slechts vier albums een tegenvallend resultaat.
Na een korte terugkeer naar de Bessystudio vertrekt hij in 1969 een tweede, definitieve keer. In zijn kielzog neemt hij ook Eduard De Rop en Eugeen Goossens mee. Samen met Erik Vandemeulebroucke gaat Studio Verschuere van start met voornamelijk werk voor de Duitse uitgever Erich Pabel.
De studio kent zijn grootste successen met de humoristische western ‘Tom Berry’ en de realistische cowboystrip ‘Die Abentteuer von Jimmy Carter und Adlerfeder’. Door onenigheid over de betaling keren verscheidene tekenaars zich echter uit de studio terug en Verschuere dient zijn werk voor de Duitse uitgever te annuleren.
In 1972 levert Verschuere in Het Laatste Nieuws nog de korte cowboyserie ‘Sam D. Howard’ af en daarna twee verhalen van ‘Miguel’. Uiteindelijk houdt hij de stripwereld voor bekeken.
Na een twintigjarig avontuur waarin hij als striptekenaar zijn brood verdiende, vindt hij werk bij de verhuurservice van Peugot en later bij Daniel Construction Companie International.
Voor het personeelsmagazine van deze laatste firma kruipt Verschuere nog eenmaal in zijn pen met de gagstrip ‘Pampers Baby’.
Karel Verschuere overleed op 10 augustus 1980 aan kanker.
Dank aan Mevr. Audrey Verschuere voor nazicht en correctie van deze biografie.