Tijdens zijn zwerftocht ontmoet Johan drie schildknapen, die op weg zijn naar een toernooi bij de Reigershoeve. Zij stellen zich voor als Kurt, zoon van een verdienstelijk krijgsman, en Erwin en Erik, afkomstig uit een adellijke familie. We leren dat Erwin door zijn angst nog lang zijn riddersporen niet zal verdienen. Tegenlijkertijd verschijnt er een ridder ten tonele die Johan uitdaagt, en hij wint het respect van de schildknapen door de ruziezoekende ridder te verslaan. Het paard van de Rode Ridder blijkt echter gewond te zijn, en de jongens nodigen hem uit om hen te vergezellen naar de reigershoeve.
We ontmoeten Wulf, de hereboer, en Veerle, zijn dochter. De schildknapen laten alle drie hun oog vallen op de mooie dochter, en onderlinge strijd is het gevolg. Johan grijpt in, en stelt voor hun te onderwijzen in het ridderschap. We leren zo de schildknapen beter kennen; Kurt, de dappere, Erwin, de zwakke van de drie, en Erik, die arrogant neerkijkt op iedereen beneden zijn stand. Wederom zijn onderlinge twisten het gevolg.
Na enige tijd wordt er een man ontdekt die al geruime tijd de Reigershoeve in de gaten houdt. De jongens houden die nacht de wacht, om de man op afstand te houden. Kurt ontdekt de bespieder, en zet de achtervolging in, met een gevecht tot gevolg. Erwin snelt te hulp, maar wordt overmand door zijn angst, en doet niets. Als ook Erik ter plaatse komt, kiest de man het hazepad, en de knapen blijven ongedeerd. Kurt is echter kwaad op beiden, voor hun lafheid en arrogantie.
De dag erna ontdekken de hoevebewoners een brand in een nabijgelegen hoeve. Het blijkt Baldur de Plunderaar te zijn die de streek met zijn roversbende onveilig maakt. De verspieder blijkt een van de rovers te zijn geweest, waarop de bewoners concluderen dat de Reigershoeve het volgende doelwit van de roversbende wordt. Vrouwen en kinderen verlaten de hoeve, en de mannen blijven achter om zich te verdedigen. Kurt maakt zich op om mee te vechten, Erik en Erwin vertrekken. Intussen organiseren de Rode Ridder en Wulf de verdedigingswerken van de hoeve.
Veerle verlaat als laatste de hoeve, maar wordt opgemerkt door Baldur de Rover die inmiddels gearriveerd is. Op het moment dat Veerle in gevaar is snelt Erwin haar te hulp, en valt de rovershoofdman aan. Hij valt onder het zwaard van Baldur, maar Veerle haalt het tot terug in de hoeve dankzij ingrijpen van Erwin en Erik. De rovers vluchten na deze gemiste kans. Johan gaat op zoek naar Erwin, en vindt deze zwaar gewond in het gras. Noodgedwongen moeten de drie schildknapen blijven en vechten. Erik wil vriendschap sluiten met Kurt, maar deze vergeeft het hem niet dat hij hun in de steek had willen laten.
De strijd om de hoeve brandt los. Een nachtelijke aanval wordt verijdeld, en de aanval die de dag erop volgt wordt afgeslagen. Een tweede poging brengt de belegeraars echter tot aan de muren. De dag daarna brengen de rovers een stormram naar de poort. Tegenlijkertijd valt Wulf de hereboer door een ongeluk over de muur, maar Erik gaat achter hem aan en verdedigt Wulf. Johan is echter te druk bezig om dit op te merken, en kan niet helpen. Wulf wordt gered, maar Erik sneuvelt tijdens de reddingspoging. De aanval van die dag wordt ook afgeslagen. Maar de Rode Ridder maakt zich zorgen, zij zullen niet langer stand kunnen houden. Ook Baldur ziet het somber in.
De volgende morgen zetten de rovers alles op alles, en weten de poort te rammen. Op het moment dat de rovers de hoeve willen binnendringen, bemerkt Kurt boven op de wallen het gevaar. Hij neemt een ketel met kokende pek, en strooit zijn dodelijke vracht uit over de rovers. Tijdens deze actie wordt hij getroffen door enkele pijlen, en stort dodelijk gewond neer. Hij gaf de Rode Ridder echter de gelegenheid om de rovers te verdrijven, en een uitval te wagen. Johan hakt zich een weg door de vijandelijke gelederen, en komt tegenover Baldur te staan. De lenigheid van Johan wint het uiteindelijk van de kracht van Baldur, en deze wordt gedood. De resterende manschappen slaan hierdoor op de vlucht, en de Reigershoeve heeft het beleg doorstaan.
De doden worden begraven. Johan wil Erwin de gouden sporen geven die een ridder toekomen. Erwin wil deze niet aannemen, en legt deze bij het graf van Erik en Kurt. Eens zal hij terugkeren om ze te halen, als hij waardig is ze te dragen. Niet lang daarna trekt de Rode Ridder verder.
Het tweede album probeert aan de hand van het verhaal meer uitleg te geven over de ridder in de Middeleeuwen. Naast het verhaal van de Reigershoeve wordt er op documentaire-achtige wijze kort uitleg gegeven hoe iemand in vroegere dagen een ridder werd, en wat daar bij kwam kijken. Maar de belangrijkste boodschap die we meekrijgen is dat kenmerken als kracht, krijgskunde en adellijkheid iemand niet vanzelfsprekend tot een ridder maken. Een ware ridder onderscheidt zich als iemand die zijn sporen verdient door het vertonen van nobelheid en ridderlijk gedrag: trouw aan kerk en koning, beschermers van de zwakken en onderdrukten en bestrijders van onrecht. Zoals Johan, de Rode Ridder...
Het album verscheen ooit in een aflevering van Wittekerke.
1960
Johan wordt tijdens zijn reis door een moerassig gebied overvallen door een zware storm. Zijn paard komt ten val, en als Johan wil opstaan bemerkt hij in de regen een vreemde gestalte die hem bekijkt. Hij roept om hulp, maar de vreemdeling vlucht weg. De Rode Ridder zet de achtervolging in, en haalt de man in omdat deze ongelukkig ten val komt. Op dat moment duikt er een reuzenhagedis op, en Johan maakt het dier onschadelijk. De vreemde figuur is inmiddels ontkomen. Nog nauwelijks bekomen van deze gebeurtenissen ontmoet Johan een witte gedaante. Deze waarschuwt de Rode Ridder om het gebied te verlaten. Op het moment dat hij naar de gedaante rent, wordt hij aan het hoofd getroffen door een steen.
De morgen daarop wordt hij door een boer gevonden en naar het slot Kamroen gebracht. Daar ontmoet hij de heer van Kamroen, Siegmund, met zijn drie broers Rolf, Gunnar en Ulrich. Zij brengen hem op de hoogte van de gebeurtenissen in de streek: Een jaar geleden werd ridder Helmund, heer van slot Valkensteen, door onbekende rovers vermoord. Hiordis, zijn gade en een prinses uit de Noorderlanden, werd van verdriet waanzinnig. Op zekere dag zond zij alle dienaren weg en stak het slot in brand. Daarna sprong zij van de meestertoren in de vuurgloed. De ruïne van Valkensteen is nu omgeven door moerasgebied, en niet te benaderen. Boeren in de omgeving melden sindsdien de verschijning van een witte gedaante in de venen.
De heren van Kamroen zijn duidelijk zenuwachtig over het gebeurde. 's Avonds suist er een steen door het raam en dooft het licht. Het zwaard van Helmund van Valkensteen staat trillend in een tafel geplant! De Rode Ridder zet de achtervolging in, en kan de dader die over de kantelen in de gracht springt niet grijpen. Johan duikt er achteraan. Na een wilde achtervolging kan de man, die een Noorderling blijkt te zijn, ontsnappen. In de venen zien Johan en de heren van Kamroen de witte schim, de geest van Hiordis.
Er lopen echter geen wegen door de venen, en men kan niet bij haar komen. Alleen Dokus, de eendenjager, is op de hoogte van eventuele paden. Bij zijn hut wachten Johan en Siegmund een onaangename verassing; een groep Noormannen hebben een hinderlaag gelegd. Door tussenkomst van Dokus, slaan de Noormannen op de vlucht. Maar Dokus wil niks te maken hebben met de heren van Kamroen, en jaagt hen weg. De volgende ochtend gaat Johan alleen naar Dokus terug, om meer te weten te komen. Dokus wil de Rode Ridder wel helpen, maar voordat hij iets kan zeggen wordt hij getroffen door een pijl. Johan tracht hem te vervoeren naar het slot Kamroen, maar door tussenkomst van een reuzenhagedis moet hij Dokus alleen laten. Als hij het dier verslagen heeft is Dokus verdwenen. De Rode Ridder is ervan overtuigd dat de heren van Kamroen iets te verbergen hebben.
Het gebeurde maakt de heren van Kamroen onrustig. Ulrich sluipt 's nachts het slot uit om te vluchten van het dreigende onheil. Hij ontmoet de witte gedaante en wordt gevangen genomen door Noormannen. De overige slotbewoners ondernemen de dag daarop een zoektocht in de moerassen, met vier boten met gewapende mannen. Zij worden echter door Noormannen aangevallen, en ook Gunnar wordt ontvoerd. Wel maakt men een gevangene. Deze wil niets loslaten, en Siegmund wil hem laten folteren. Dit staat de Rode Ridder natuurlijk niet toe, en daagt Seigmund uit voor een duel om de gevangene. Het duel slaat om in een gevecht op leven en dood, en Johan moet de burcht ontvluchten, inmiddels overtuigd dat de heren van Kamroen een donker geheim meedragen.
Met een list weet Johan de slotbewoners ervan te overtuigen dat hij ontsnapt is, maar blijft in het slot, om de gevangene te bevrijden. Hij ontsnapt met de bewusteloze Noorman, en laat hem buiten het slot vrij. Zodoende kan hij hem volgen via de geheime paden door het moeras naar de ruine van Valkensteen. Daar wordt hij echter gevangengenomen, en maakt kennis met het veenspook. Dat blijkt vrouwe Hiordis te zijn, levend en wel. Zij vertelt hem de feiten van de werkelijke gebeurtenissen. Tijdens de feestelijkheden van het huwelijk tussen Hiordis en de heer van Valkensteen, versloeg deze de vier heren van Kamroen in een steekspel. Dit konden de vier broers niet verdragen, en enkele maanden later lokten zij Helmund van Valkensteen in een hinderlaag en vermoordden hem. Struikrovers krgen de schuld, maar Dokus de eendenjager was getuige van de moord. Hiordis vertrok naar het noorden, en keerde terug met haar krijgers om haar man te wreken. Na dit verhaal wordt Johan gevangengezet.
Tegenlijkertijd volgden Siegmund en Rolf de sporen van Johan naar de ruïne van Valkensteen. Dokus de eendenjager, die Hiordis helpt met haar plannen, is echter op zijn hoede, en bevrijdt de Rode Ridder. Een gevecht met de heren van Kamroen ontstaat, en Siegmund valt onder het zwaard van Johan. De overige drie broers worden door toedoen van de Noormannen bedolven onder het puin van een instorting van de ruïne. De wraak van Hiordis is voltooid, en zij keert met haar krijgers terug naar de Noorderlanden.
Het derde avontuur ontwikkelt zich als een klassiek detective-verhaal. Het verhaal is mooi bedacht, met leuke wendingen en een interessante plot. Wel komen er enkele vreemde elementen in dit verhaal voor, zoals bijvoorbeeld de reuzenhagedissen. De fantasie-reptielen passen niet goed in het realistische verhaal, en hun functie lijkt alleen te bestaan uit het tussenbeide komen in achtervolgingen en Johan bezig houden zodat iemand anders kan ontsnappen.
Jammer genoeg is naar mijn mening ook de kwaliteit van de tekeningen iets minder dan de twee voorgaande albums. Minder detail (vergelijk dit album maar eens met deel 1), en een iets andere tekenstijl maken dit een iets minder album in de reeks. Heeft misschien een andere tekenaar van Studio Vandersteen aan dit album gewerkt? Of was het een spoedklus? Dit is niet duidelijk, maar verklaart misschien waarom Johan er ook anders uitziet dan in zijn twee voorgaande avonturen.
1960
Johan brengt zijn tijd door in het havenkwartier van een Vlaamse stad. Daar hoort hij de verhalen over Irak-El-Arabi, het fabelachtige koninkrijk met de gouden koepels. De verhalenverteller, een plaatselijke zeeman, wordt door kapitein Thibalt aangesproken om hem de weg te wijzen naar dit koninkrijk. De zeeman slaat dit aanbod echter af, en het gesprek loopt uit op een gevecht waarbij Johan de zeeman te hulp schiet, en Thibalt en zijn stuurman naar buiten gooit.
Als Johan later de herberg verlaat, wordt hij op straat overvallen door een aantal ongure kerels, en door een slag op het achterhoofd verliest hij het bewustzijn. Wanneer hij ontwaakt, staat hij oog in oog met kapitein Thibalt. Deze heeft hem ontvoerd, met de bedoeling Johan als slaaf in Irak te verkopen. Het schip, de Zeearend, licht nog die avond het anker, en de Rode Ridder wordt op het schip aan het werk gezet.
De reis verloopt voorspoedig, en Johan wint intussen het vertrouwen van de bemanning. Dan stuit de Zeearend op een wrak op de klippen. Thibalt, Johan en enkele bemanningsleden gaan het wrak onderzoeken. Plots wordt een van de matrozen door een enorme inktvis gegrepen, en Thibalt wil terug naar het schip vluchten. Johan maakt zich echter meester van zijn zwaard, en schiet de zeeman te hulp. Hij redt hem het leven, en de bemanning keert zich tegen Thibalt. Deze probeert zijn gezag terug te winnen door Johan in een duel uit te dagen. Johan verslaat de kapitein, en deze wordt samen met zijn verradelijke stuurman vastgezet. De reis wordt voortgezet naar Constantinopel om voorraden in te slaan, maar een storm slaat toe.
De Zeearend gaat verloren, en Johan spoelt aan op het strand van een onbekend land. Al snel wordt hij gevangengenomen door bergbewoners, die hem meevoeren. Met een schip vaart Johan de Tigris af, en bereikt Bagdad. Daar wordt hij als slaaf aangeboden, en de Rode Ridder verzet zich en slaat een bewaker neer. De Kalief van Bagdad, Haroum, komt op dit ogenblik op de markt. Plots ontsnapt er een leuwin, en Johan redt het leven van de Kalief. Hierdoor krijgt Johan zijn vrijheid terug, en hij wordt als gast in het paleis onthaald. Daar maakt hij vrienden met Omar, het hoofd der wijzen, sterrenkundigen en alchemisten. Omar ijvert al lange tijd voor de afschaffing van de slavenhandel. Johan besluit hem te helpen de kalief te bewegen om de slavenhandel af te schaffen.
De Kalief zou overtuigd kunnen worden met behulp van de Parel van Bagdad. Deze magische parel bevat een toekomstvoorspelling, die de toekomst van het rijk zal bepalen. De parel werd echter door Zwarte Magiërs gestolen, en in hun burcht in de woestijn bewaakt. Al meerdere malen werden er pogingen gewaagd om de parel terug te veroveren, maar dit mislukte helaas.
De raadgever van de Kalief, Hassan, pleegt een aanslag op Johan, om te voorkomen dat hij het raadsel van de parel ontdekt. Johan overleeft de aanslag met de hulp van Omar, en tijdens een wilde achtervolging over de daken komt Hassan dodelijk ten val. De Rode Ridder besluit niet langer te wachten, en maakt zich op voor een tocht naar het land van de Zwarte Magiërs. Hij smeedt een zwaard, dat door Omar in een vreemde vloeistof wordt gedompeld. Dit zwaard kan de hardste metalen klieven en de rotsen splijten wanneer het door een rechtvaardige gehanteerd wordt.
Op zijn tocht moet Johan talloze gevaren doorstaan, met de hulp van magische poeders van Omar. Zo moet hij onder andere schorpioenen, een vliegende slang en stenen reuzen verslaan, om bij de burcht van de Zwarte Magiërs te komen. Johan betreedt de burcht, en moet het tegen talloze krijgers opnemen. De overmacht is te groot, en hij moet vluchten. Plots komt hij in een kerker een gevangene tegen. Dit blijkt Kamir te zijn, een leerling van Omar. Deze blijkt al jaren gevangen te zitten, en weet de locatie van de parel. Samen banen zij zich een weg door de vijandelijke obstakels, en Johan weet de parel te bemachtigen. In de ultieme eindstrijd offert Kamir zijn eigen leven op zodat de Rode Ridder met de parel kan vluchten.
Uitgeput bereikt Johan Bagdad, en kan de Kalief en Omar de Parel voorleggen. Met veel werk kan Omar de voorspelling uit de parel onttrekken: Sombere tijden zullen aanbreken voor Bagdad. Zij zullen worden aangevallen door Mongoolse horden. Slechts het vrijmaken en bewapenen van de slaven zou deze aanval het hoofd kunnen bieden. Het antwoord van de Kalief blijft uit, en een slavenopstand is het gevolg. De Kalief verdenkt Omar, en samen met de Rode Ridder vlucht deze naar de haven, om in te schepen in een Venetiaans schip. Ze worden echter ontdekt door de wachters, en een gevecht volgt waarbij Omar het leven laat.
Johan bereikt het Venetiaanse schip, en vertelt zijn verhaal aan de kapitein. Deze vertelt dat het orakel van de Parel reeds een aanvang heeft genomen: De slavenopstand werd door vreemdelingen uitgelokt, die hen bewapenden. Het waren Mongoolse verspieders, voorboden van een machtig Mongools invasieleger dat op dat moment door de woestijn oprukt naar Bagdad, om de stad met de grond gelijk te maken...
Voor het eerst begeeft de Rode Ridder zich buiten de grenzen van zijn vaderland. In dit eerste "buitenlandse" avontuur doen voor de eerste keer al enkele fantasy-achtige elementen hun intrede, als Johan ten strijde trekt tegen de onnatuurlijke obstakels van de Zwarte Magiërs.
Het avontuur begint meteen spannend; Johan wordt ontvoerd, en gaat noodgedwongen op reis naar verre, avontuurlijke oorden. Maar langzaam doet zich het probleem in dit verhaal voor: de schrijvers wilden net iets teveel in een enkel album vertellen. Johans avonturen aan boord van de Zeearend komen uitgebreid aan bod, en we zijn al bijna halverwege het album als Johan pas in Bagdad aankomt. Het eigenlijke verhaal van de Parel moet dan nog gaan beginnen! Helaas blijkt dit inderdaad teveel te zijn, en we zien dat de tekenaars zich steeds meer moeite moeten doen om het verhaal binnen het beperkte aantal pagina\'s in te passen. Naarmate de ontknoping nadert, wordt het verhaal in een steeds sneller tempo afgewerkt, en dat is jammer. Ondanks dit gebrek toch een mooi verhaal over het mysterieuze Oosten in de Middeleeuwen, in een duizend-en-een-nacht decor.
1960
Na zijn avontuur in het Verre Oosten trekt Johan weer door onze streken. Als dolende ridder heeft hij niet veel bezittingen, en hij is dan ook op zoek naar een manier om zijn lege geldbuidel aan te vullen. Van een boerin verneemt hij dat er in Berkendael een boogschutterswedstrijd wordt gehouden, waar de heer van Bokkensteen een mooie geldprijs beschikbaar heeft gesteld. Johan gaat op weg, maar krijgt nog een waarschuwing om niet de route door het woud te kiezen, daar het er niet veilig is voor een edelman. Onze held trekt zich daar weinig van aan, en waagt zich in de uitgestrekte wouden. Het duurt dan ook niet lang of de problemen kondigen zich aan: langs alle zijden wordt hij ini het nauw gedreven door boogschutters. Maar Johan kan hun slechts zijn lege beurs tonen, en een gemaskerde leider van deze vrijschutters jaagt de Rode Ridder het woud uit.
Eenmaal in Berkendael schrijft Johan zich met zijn laatste penningen in voor de wedstrijd. Al snel weet hij uiteraard een plaats in de finale te veroveren. Diedrich, de heer van Bokkensteen, is geïntrigeerd door de schietkunsten van Johan, en hij biedt hem een "baan" op het kasteel aan, maar de vrijheid van Johan is niet te koop. Maar hij wil zich wel bewijzen, en Diedrich maakt de wedstrijd nog een graadje moeilijker. Als een echte Willem Tell legt Johan ook deze laatste vuurproef af, en hij wint het toernooi. Maar als hij zijn prijs in de wacht wil slepen, dient zich de gemaskerde vrijschutter aan, die het toernooi op zijn kop zet. Hij daagt Diedrich uit, en hij schiet met een meesterschot het schild van Diedrich van Bokkensteen op de grond. Soldeniers snellen toe, maar de vrijschutter ontkomt. Johan neemt als gast zijn intrek in Bokkensteen, om de slotheer bij te staan tegen deze bedreiging.
De slotheer vertelt zijn verhaal: sinds de dood van zijn broer, een paar maanden eerder, beheert hij de burcht. Omdat de vrouw van zijn broer al langer overleden was, kwam het beheer eigenlijk aan zijn dochter Godelieve toe. Maar een zware ziekte maakte haar ongeschikt voor deze taak. De vrijschutters, een bende rovers, maken de taak voor Diedrich erg moeilijk, en hij vraagt de Rode Ridder om hem bij te staan. De kapitein van het garnizoen te Bokkensteen twijfelt echter aan de Rode Ridder, en een krachtmeting tussen de twee is onvermijdelijk. Maar de kapitein komt er snel achter dat onze held even handig is met het zwaard als met de boog.
Na het duel ontmoet Johan een nieuwe persoon: Geeraard, de alchemist. Zonder uitleg volgt Diedrich de alchemist naar de " stompe toren", een bouwwerk in de burcht waar niemand het geheim van kent. Uit deze toren worden vaker gegil wordt waargenomen,en tevens is het de werkplaats van Geeraard. Johan probeert her en der mensen uit te horen, maar niemand waagt zich aan een uitleg. Na dit mysterie wacht hem op zijn kamer een andere verassing; een dreigbrief van de vrijschutters. De dreiging van deze bende doet zich meteen die nacht gelden: een hoeve wordt in brand gestoken, het vee wordt geroofd. Diedrich gooit zich onverschrokken in de vuurzee, en redt vrouw en kind. Alles wijst in de richting van de vrijschutters als daders. Diedrich schenkt de slachtoffers tijdelijk onderdak en geld om een nieuw bedrijf te starten. Deze grootmoedigheid trekt Johan over de streep, en hij besluit de slotheer te helpen de bandieten uit te roeien.
Hij besteedt dagen de tijd aan het opstellen van een strijdplan. Dat bestaat uit het plannen van een valstrik, met een grote som geld als lokaas. Tijdens het bespreken van dit plan met Diedrich springt de Rode Ridder op, omdat hij een gordijn van een berghok meende te zien bewegen. Maar dit hok is leeg, en heeft slechts 1 uitgang. Toch is Johan er van overtuigd dat zijn gesprek door iemand werd afgeluisterd. Hij besluit het berghok waar hij iemand meende te zien aan een nader onderzoek te onderwerpen. En inderdaad treft hij een geheime gang aan, die uitkomt in de werkplaats van Geeraard de alchemist. Hier leert hij het geheim van de "stompe toren....
Met getrokken zwaard betreedt Johan de toren, en loopt Godelieve, de dochter van Diedrich's broer tegen het lijf. Zij is echter niet bij haar volle verstand, en als Diedrich en Geeraard ten tonele verschijnen wordt hem alles uitgelegd: bij het vernemen van het overlijden van haar vader kreeg Godelieve een toeval en werd zwakzinnig. Diedrich zonderde haar af in de toren om haar ontoerekenbare gedrag in toom te houden. Geeraard omringt haar sindsdien met de beste zorgen en hoopt haar te genezen. Godelieve bezoekt Diedrich via de geheime gang om de spot van het personeel te vermijden. Toch blijft Johan bij het idee dat iemand het plan afgeluisterd heeft. Diedrich laat alle voorbereidingen treffen om het plan geheim te houden, en daags daarop wordt een postduif onderschept met een bericht aan de vrijschutters. Dit bewijst dat iemand daadwerkelijk het plan heeft afgeluisterd, en dat de valstrik in gevaar is. Johan laat de duif verder vliegen met een vervalst bericht, en het plan kan zijn doorgang vinden.
De daarop volgende ochtend zet een klein konvooi met lege geldkisten zich in beweging, onder leiding van Johan. De vrijschutters komen inderdaad opdagen, maar net als de val dichtslaat, komt de gemaskerde leider van de vrijschutters aandraven en kan zijn kameraden waarschuwen voor het naderende gevaar. De valstrik loopt uit op een fiasco, en de gemaskerde vrijschutter kan ontkomen. Eenmaal terug beschuldigd Johan Geeraard van verraad, omdat hij de enige kan zijn die achter het gordijn het gesprek afluisterde. Deze onkent echter, en de dood van de duivenverzorger in de burcht ontslaat hem van verdere verdenking. Enkele vrijschutters die gevangen genomen werden, blijven in alle toonaarde zwijgen.
De Rode Ridder besluit daarop zelf in actie te komen, ditmaal zonder dat iemand daarvan op de hoogte is. Hij vemomt zich als vrijschutter, en sluipt naar de kerkers. Onderweg komt hij Godelieve tegen, maar zij ziet hem nauwelijks staan. Bij de kerkers ovemand hij de cipier, en bevrijdt de gevangen genomen vrijschutters. Johan wint hiermee hun vertrouwen, en hij wordt diep in het woud meegenomen naar het kamp der verijschutters. De gemaskerde hoofdman laat niet lang op zich wachten. Eer johan van zijn verbazing bekomen is, rukt deze zijn vermomming af, en de Rode Ridder wordt gevangen genomen, waarna de gemaskerde weer vertrekt. Johan vraagt om een verklaring, en men vertelt hem dat Diedrich een vuil spelletje speelt. Hij en zijn aanhangers wachten tot zij het bewind in handen hebben om rooftochten tegen buurstaten te ondernemen. Reeds nu al plegen zij overvallen op boerderijen en schuiven de schuld in de schoenen van de vrijschutters. Gezien de gezondheid van Godelieve zal het niet lang duren eer de leenheer Robrecht, Diedrich het leen zal laten regeren. De vrijschutters trachten dit te voorkomen.
We leren dat Diedrich inderdaad Geeraard heeft opgedragen om Godelieve drankjes te voeren, zodat haar toestand zou verergeren. Tijdens het bezoek van de leenheer Robrecht eist Diedrich dan ook het beheer van Bokkensteen en Berkendael op, op grond van de toestand van zijn nicht Godelieve. Plots treedt Geeraard naar voren, en beschuldigd Diedrich van zijn misdaden. Ook de gemaskerde vrijschutter treedt ten tonele, en maakt zich bekend als....Godelieve van Bokkensteen. Zij verklaart dat diedrich de dood van haar vader als het sein zag om rooftochten te ondernemen. Godelieve riep daarop de vrijschutters in het leven, om dit tegen te werken. Met de hulp van Geeraard deed zij net of ze zwakzinnig was, om niet onder verdenking te komen, en via haar kennis van geheime gangen kon ze de burcht ongemerkt verlaten.
Diedrich laat dit alles niet zomaar over over zich heen komen, en eist van zijn leenheer een tweekamp, om zich te verdedigen. De Rode Ridder verschijnt in de ridderzaal, en zal voor de jonkvrouw kampen. Hij is intussen in staat geweest om de vrijschutters te overtuigen van zijn ridderlijke goede trouw. De kamp verloopt gemakkelijk, en dan blijkt dat een soldenier de plaats van Diedrich in een harnas heeft ingenomen. Diedrich ontvoerd Godelieve, en ontvoert haar naar de burcht. Terwijl soldeniers een schijnaanval doen op de poort, dringt Johan de burcht binnen via een geheime gang. Diedrich is inmiddels op de kantelen van een toren verschenen en dreigt Godelieve naar beneen te gooien als niet iedereen vertrekt. De Rode ridder ziet de bedreiging vanuit een tegenoverliggende toren, en besluit tot een laatste redmiddel: met een welgemikt schot treft hij Diedrich en deze stort naar beneden. Het leen blijft onder beheer van Godelieve, en eens te meer vertrekt Johan naar nieuwe avonturen.
Na het uitstapje naar het verre Oosten in deel vier is dit wederom een klassieke Rode Ridder in de detective-sfeer zoals de eerste drie albums. Degelijk verhaal (alhoewel lichtelijk voorspelbaar...) met leuke plotwendingen. Ook de tekeningen zijn mooi en gedetailleerd, iets dat bijvoorbeeld iets minder was in deel drie Het Veenspook. Johan ontwikkelt zich verder als de Recht-door-zee-ridder, vol plichtsbesef en zijn zwaard in dienst van gerechtigheid. Na twee iets mindere albums weer een sterk avontuur van de Rode Ridder!
1960
Geboeid door de wonderbaarlijke verhalen van de Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo, scheept Johan in op een Portugees schip. Na een lange reis raakt het schip ter hoogte van Korea uit koers en stevent af op het land van de Rijzende Zon, Japan. Op een eiland niet ver van de Japanse kust worden zij door een daimyo, een nobele, begroet. Ze worden gasvrij behandeld, maar het wordt hun verboden om het vasteland te betreden. Tijdens het avondmaal wordt er door sluipmoordenaars een aanslag op de daimyo gepleegd. Johan weet dit te verijdelen, en redt zijn leven. Als dank krijgt hij toestemming het vasteland te betreden, en met een vrijgeleide vrij over de wegen te reizen..
Enkele dagen reist Johan door het land, en bij een dorp wacht hem een verassing: Er zijn rovers op komst, en de bevolking vlucht weg. Johan positioneert zich op een brug, en wacht de aanval der rovers af. Johan houdt stand, maar als zijn tegenstand lijkt te breken, snelt een ruiter hem te hulp, en de rovers worden verdreven. De redder is Sempei, een schildknaap die op weg is naar het graf van zijn overleden meester in de plaats Edo. Johan biedt zijn hulp aan, en samen reizen zij verder. Maar Sempei kan de ware toedracht van zijn reis niet bekend maken. Hij vertelt dat zijn vijanden talrijk zijn, en dat het belangrijk is dat hij in Edo aankomt. Een samoerai pleegt onderweg een tweetal aanslagen, maar ze ontsnappen en weten met behulp van een list de sluipmoordenaar gevangen te nemen. Deze weigert iedere vraag te beantwoorden. Sempei laat hem vrij, en geeft hem zelfs zijn zwaard terug. De smaad van zijn falen kan hij alleen uitwissen door zichzelf het leven te benemen...
Johan en Sempei nemen hun intrek in een herberg, en daar krijgt Sempei een bericht. Hij moet naar Kamakura, maar samoerai's van de vijand bewaken alle wegen. Het lijkt onmogelijk, maar Johan biedt aan in Sempei's plaats te gaan, omdat de Samoerai's minder argwaan zullen hebben bij het zien van een vreemdeling. Johan reist af, en ontmoet een timmerman die hem informatie moet verschaffen. De vijand ligt echter op de loer, en Johan wordt overvallen door de samoerai's. Ze kunnen gelukkig aan hun belagers ontkomen. Johan vertrekt met een brief spoorslags terug naar de herberg waar Sempei achterbleef. Sempei leest het bericht, en moet meteen naar Osaka vertrekken. Wederom kan hij Johan niet vertellen waar het om gaat. Beiden vertrekken, maar worden buiten opgewacht door samoerai's. Na een gevecht moeten zij hun vlucht opgeven, en terug naar binnen vluchten. Intussen is er een Taifoon komen opzetten, en de hevige stormwind barst in alle hevigheid los. Als Johan gewond raakt, lijkt ook Sempei de belagers niet te kunnen tegenhouden. Maar dan bezwijkt de herberg onder het natuurgeweld, en stort in. Als de storm luwt, blijkt dat Sempei dodelijk gewond is. Stervende vertelt hij zijn verhaal:
De meester van Sempei werd door Kira, de kamerheer van de Schogun, beledigd en verwondde hem. Door zijn zwaard te trekken in het paleis nam de meester van Sempei een ereschuld op zich, die alleen uitgewist kon worden met zelfmoord. Zijn 47 samoerai's moesten vluchten, en werden zwervende krijgers (ronins). Zij zwoeren hun meester te wreken. Om de waakzaamheid van Kira te verschalken, bleven ze twee jaar uit het zicht, en vestigden zich als handelaars en vaklieden in Edo. Sempei zorgde voor onderling contact. De Ronins wachten nu op het juiste moment om toe te slaan. Johan moet naar een koopman in Edo, Rihei, en hem zeggen dat de 47 Ronins binnen 100 dagen zullen toeslaan. Hij zal dan weten wat te doen.
Johan begraaft Sempei, en vertrekt naar Rihei. Deze heeft al zijn personeel en zelfs vrouw en kind weggestuurd, om het geheim van de zwervende ronins te bewaren. Omdat hij geen samoerai is heeft hij slechts een wapen: trouw. Rihei beschikt over wapens voor de 47 ronins. De trouw van Rihei wordt zwaar op de proef gesteld, als zijn vrouw terugkomt. Haar vader wil haar weer uithuwelijken. Met moeite wijst hij haar de deur,maar ze komt terug, als een gemaskerde haar hoofdhaar heeft afgesneden. Nu kan de vrouw niet uitgehuwelijkt worden. Beiden zijn dolgelukkig. In de dagen erna helpt Johan Rihei met het inpakken van de wapens. Johan neemt afscheid, en schenkt Rihei een pakje, dat opengemaakt mag worden als de opdracht vervuld is. Als hij dit uiteindelijk openmaakt, blijkt daar het afgesneden haar van zijn vrouw in te zitten. Rihei beseft dat de Rode Ridder zijn trouw heeft beloont door een nieuw huwelijk van zijn vrouw te voorkomen.
Later zullen de 47 ronins, voorzien van wapens door Rihei, toeslaan, en hun meester wreken. Maar moord wordt niet toegestaan, en zij plegen gezamelijk zelfmoord op het graf van hun meester. Dit waargebeurde verhaal wordt nog steeds door de bevolking doorverteld, en de graven van de trouwe Ronins worden nog steeds door pelgrims bezocht. Johan naar nieuwe avonturen.
Voor de tweede maal kiest Johan, op zoek naar avontuur, het ruime sop naar verre bestemmingen. Vandersteen heeft altijd een zwak gehad voor verre exotische oorden, en dit zal dan ook niet de enige keer zijn dat Johan op een verre reis gaat. Leuk detail is dat het hier gaat om een waargebeurd verhaal, waar de Rode Ridder op een leuke manier in wordt verweven. Ook de kennismaking met het feodale Japan is een interessant onderwerp. Het tekenwerk ziet er uitstekend uit. Al deze elementen maken van dit album, naar mijn mening, een van de betere albums tot nu toe.
1961
Na zijn avontuur in Japan vinden we Johan terug aan boord van een Portugees galjoen. Zij varen langs de kust van het huidige Cambodja, en na de verhalen van de kapitein over de bevolking besluit hij de matrozen die aan land gaan voor drinkwater te vergezellen. De matrozen hebben echter niets goeds in zin, en azen op rijkdommen die Johan meebracht uit Japan.
Aan land wordt Johan overvallen, en voor dood achtergelaten. Maar de ridder overleeft het, en als hij weer op het strand terugkeert heeft het galjoen reeds het anker gelicht. Zijn enige hoop is nu een dorp der Khmers te vinden, om onderdak te vragen. Onderweg maakt Johan kennis met Nibha, de dochter van de hof-tovenaar. Samen gaan ze op weg naar het paleis, en onderweg leert Johan meer over het volk van de Khmers. Het blijkt dat zij meesterlijke tempelbouwers zijn, maar maken daarvoor gebruik van slaven uit Siam, die zij met invallen uit hun land ontvoeren. Nibha is een Thaï, net als haar vader, die door zijn toverkrachten een slavenleven bespaard is gebleven.
Vlak voordat zij de tempelstad Ankor Wat betreden, neemt Nibha afscheid. Haar vader houdt haar namelijk verborgen voor de hofhouding van koning Yasodo. Zij wil haar geheim echter niet prijsgeven. Johan betreedt de stad, en wordt hartelijk ontvangen in een boedhistisch klooster. Daar ontmoet hij Jayavar, het hoofd van de paleiswacht die Johan voor spion aanziet en hem wil arresteren. Johan verzet zich, en weet te ontkomen. hij vlucht onwetende het paleis in, en is even later getuige van Jayavar die verslag uitbrengt aan de koning. Na een belediging van Jayavar stapt Johan naar voren en gaat het duel aan. Hij wint de strijd, en overhandigt daarna zijn zwaard vrijwillig aan Yasodo.
De koning neemt Johan mee naar de enorme bouwwerkzaamheden van de stad. Johan aanschouwt hier de duizenden Thaïse slaven. Plots doet zich een ongeval voor, waarbij een slaaf in levensgevaar verkeert. Johan grijpt in om de man te redden, maar haalt daarmee het misnoegen van de koning op zijn hals. Yasodo wil meer weten van Johan, en beveelt de tovenaar Narisara om het orakel te raadplegen. De tovenaar wordt daarop bedreigd door Jayavar. Hij kent het geheim van Nibha, en eist dat het orakel Johan ter dood zal veroordelen. Narisara doet een poging om Jayavar te doden, maar slechts door toedoen van Johan kan hij zijn eigen leven redden. Jayavar wordt bewusteloos geslagen. Narisara, gewond door zijn eigen dolk, brengt Johan op de hoogte. Een slavenopstand is in voorbereiding, en in Siam wacht een leger om de slaven te komen bevrijden. Johan besluit de leiding van de opstandige slaven op zich te nemen. Kort daarop bezwijkt Narisara aan zijn verwondingen.
Nibha zal het Thaïse leger op de hoogte brengen, en vertrekt naar Siam. Maar voordat het leger arriveert lekkken de plannen van de opstand uit, en Johan moet snel ingrijpen. hij verschanst zich met het slavenleger op de bouwplaats, en houdt twee dagen stand tegen de troepen van koning Yasodo. Net op tijd komt het leger van de Thaï ter plaatse, en de troepen van Yasodo, verrast door de aanval in de rug, worden verslagen. De stad valt ten prooi aan plunderingen, en wordt verlaten achtergelaten. Johan neemt afscheid en vertrekt naar de kust, waar een schip op hem wacht dat het mee zal nemen naar het westen.
Wederom komt de liefde voor oude culturen en beschavingen van Vandersteen erg naar voren. Stond in het vorige album het feodale Japan centraal, ditmaal komt het oude rijk van de Khmers aan bod. Deze liefde komt vooral tot uiting op enkele pagina's waar op documentaire-achtige wijze de beschaving van de Khmers wordt beschreven. Het verhaal krijgt daarom een behoorlijk geschiedkundig karakter, en daar moet je van houden.
Dat de nadruk op de geschiedenisles soms de overhand neemt is op zich niet erg storend, maar het verhaal heeft er toch onder te lijden. Licht voorspelbaar, weinig verrassende elementen en hier en daar aan de trage kant. Toch weet Vandersteen met zijn talent aan de goede kant te blijven, en kan er door enkele mooie scènes toch nog een aardig album van maken.
1961
We vinden Johan weer terug in zijn Vaderland. Op een avond wordt hij overvallen door een noodweer, en hij klopt aan bij een schamele hut op zoek naar onderdak. De hut wordt bewoond door twee oude mensen, die hem onderdak verlenen. Johan ziet nog net hoe de oude vrouw kostbare kleren wegstopt in een koffer, en hij krijgt het vermoeden dat de twee vaker reizigers overvallen. Als de man 's nachts zijn tas doorzoekt, zet Johan hem het zwaard op de keel. Dan geeft de man een verklaring: Een zwaargewonde ridder verblijft in een aangrenzende kamer, die in het woud werd gevonden. De man doorzocht zijn tas op verzoek van de ridder om te kijken of er geen gouden sikkel in verborgen was. Hij heeft namelijk machtige vijanden. Johan zoekt de ridder op. Hij blijkt onderweg te zijn naar het slot van heer Gawain, die zijn hulp inriep omdat hij wordt bedreigd door een geheime sekte: De Gouden Sikkel. De ridder deed echter een zware val, en kan zijn tocht niet voortzetten. Hij vraagt Johan om zijn taak over te nemen. De ridder zou tijdens zijn reis Rolf van Herzele ontmoeten op een afgesproken plek. De ridder sterft, en Johan zweert zijn taak te zullen volbrengen. Als Johan ter plaatse komt vindt hij Rolf gewond op de grond. Na verzorging verklaart hij te zijn overvallen door de Gouden Sikkel. Samen gaan ze verder op weg. Johan vraagt om uitleg, maar voordat Rolf kan spreken komt een jonkvrouwe met gevelde speer te paard uit het woud, in achtervolging van een grote beer. Het dier draait zich echter plots om, en de vrouw is in gevaar. Maar Johan is uiteraard snel ter plaatse, en redt de vrouw. Ze bedankt de Rode Ridder, en waarschuwt hem ook om meteen het woud te verlaten. Het vreemde gedrag van de vrouw wordt hem verklaart door Rolf: Zij was het die de aanval op hem leidde... Rolf vertelt het verhaal van heer Gawain: Op zijn landgebied groeide uit een groep fanatieke bijgelovigen de sekte van De Gouden Sikkel, die mensenoffers bracht aan een godheid die zij in de maretak eerden. Gawain verjoeg de sekte, en de leider Thoran zwoer dat de dochter van Gawijn, Hilde, op haar elfde verjaardag geofferd zou worden. Deze dag is nabij, en Gawain heeft ridders uit de omtrek om bijstand gevraagd en Hilde te beschermen.
Vlak voordat Johan en Rolf de burcht bereiken, worden ze overvallen door de sekte. Rolf kan te paard vluchten, maar Johan wordt in het nauw gedreven. Johan ontsnapt, en kan met een sprong in de rivier ontkomen. Zijn achtervolgers zijn in de waan dat hij is omgekomen, en keren terug naar hun schuilplaats. Johan achtervolgt hun, maar loopt in de val, en wordt alsnog gevangengenomen. Hij wordt ter dood veroordeeld, als offer aan de Maretak. Dan komt echter Karin ten tonele, het meisje dat Johan het leven redde in het woud. Zij is de dochter van Thoran, en eist stopzetting van het ritueel. Volgens de wet moet zij Johan als slaaf nemen, een taak die de Rode Ridder moeilijk valt. Intussen is Rolf in de burcht aangekomen, en samen met twee andere ridders, Reyhold en Kunar, zullen zij de dochter van Gawain beschermen. Gawain is blij met de opkomst, maar vreest voor verraad... Johan is inmiddels als slaaf aan het werk gesteld. Thoran wil echter van Johan af, en rekent op de jaloerse Gildor, de geliefde van Karin, om af te rekenen met onze held. Gildor lokt een gevecht uit, maar Johan weet hem te verslaan. Hij beschikt nu over zijn leven, en dwingt hem te helpen met een ontsnappingspoging. Gildor stemt toe, maar wil samen met Karin de streek ontvluchten. Samen bedenken zij een plan, en na een wilde ontsnapping en achtervolging, weten de drie te ontkomen. Johan neemt afscheid van Karin en Gildor, en voegt zich bij de ridders in het slot. Gawain is blij met de hulp van Johan, maar vreest nog steeds een verrader. Daarop wordt besloten om al het personeel weg te sturen om het risico te verkleinen. Toch sluit er onderling wantrouwen in de ridders.
Als de verjaardag van Hilde aanbreekt is iedereen op zijn hoede. De ridders beginnen hun wachtrondes, en plots vindt Johan Kunar bewusteloos, en een touwladder uit een van de ramen. Johan snelt naar Hildes Kamer, en treft ook Reyhold bewusteloos op de grond. In de ridderzaal komt Johan achter de waarheid: Gawain en zijn dochter zijn gevangengenomen doorn Thoran, en Rolf van Herzele blijkt in waarheid Nabor, de broer van Thoran. Dit kon omdat Gawain Rolf nog nooit ontmoet had, en niet wist hoe hij eruit zag. De situatie lijkt hopeloos, maar plots kan Hilde bij Thoran ontsnappen. Johan vecht met Nabor, en deze wordt gedood. Ook Thoran, in een uiterste poging om bij Hilde te komen, moet het ontgelden. Daarna stuurt Gawain zijn soldaten naar het kamp van de Gouden Sikkel, en de sekte wordt uitgeroeid. Johan vertrekt kort daarna op zoek naar nieuwe avonturen.
Na enkele verre reizen vinden we Johan terug in Vlaanderen. En meteen zien we dat de verhaallijn op een andere wijze wordt opgebouwd. Net als de eerste avonturen zit de verhaallijn goed in elkaar, vol met plotwendingen en verrassingen. Dit met name is een album dat zelfs iets langer is dan normaal, en we maken kennis met wel tien karakters. Voor een strip behoorlijk uitgebreid. Dit in tegenstelling tot de twee albums hiervoor. Deze waren niet zozeer geïnspireerd op een goed doortimmert verhaal vol verrassingen en onverwachte wendingen, maar meer op de geschiedkundige achtergrond van de setting. In deze verhalen speelt de verbeelding van het verleden een iets grotere rol dan het eigenlijke verhaal, en je krijgt daardoor toch een andere "sfeer" in de strip. Ondanks de sterke plot van het verhaal en het gedetailleerde tekenwerk vind ik persoonlijk het uitgangspunt van een geheime sekte wat dunnetjes, en de opbouw van het verhaal is wat aan de trage kant. Verder een degelijke Rode Ridder.
1961
We vinden onze held terug in de buurt van het stadje Moerdal , waar hij na het winnen van een steekspel zijn intrek heeft genomen in een herberg.
Wanneer een aantal boeren de 2 andere gasten van de herberg (Ivar en Gwenda, 2 rondreizende kunstenaars) bedreigen neemt Johan het voor hen op. Het komt tot een handgemeen , dat bruusk verstoord wordt door de komst van de Soldenierskapitein van Moerdal en zijn manschappen. De kapitein steekt hierbij zijn wantrouwen naar de rode ridder niet onder stoelen of banken.Wanneer de rust is weergekeerd maakt Johan nader kennis met Gwenda en Ivar. Hij hoort er het verhaal over de draak die in het moeras huist en zijn meesteres , Wanda de heks. De draak zou mensenoffer eisen en deze werden aangeduid met een zwart kruis op de voordeur.
Na zijn vertrek uit de herberg wordt Johan in een hinderlaag gelokt . Na enige schermutselingen weet hij de boeren te bedaren en verneemt er een gelijkaardig verhaal . Ter bescherming voor de draak mogen de boeren schuilen in de burcht van de Graaf.
Het mysterie laat Johan nu niet meer los en hij besluit dit nader te onderzoeken . Aangekomen in stad , is hij er getuige van hoe Wanda en haar zoon Koenraad door de bewoners weggepest worden. Ook hier neemt Johan het op voor de verdrukten . Wanda en Koenraad kunnen vluchten terwijl Johan het tegen de soldeniers met hun kapitein voorop opneemt. Ditmaal is het de graaf in hoogsteigen persoon die het gevecht doet stoppen.
Een duel met de kapitein tijdens het jaarlijks feest van de graaf is de gelegenheid om de kapitein mores te leren.
Opnieuw verschijnen zwarte kruisen op de deuren van de bewoners , de schrik jaagt de boeren en bewoners naar de burcht van de graaf. Hieromtrent verneemt Johan wat de prijs is die de boeren moeten betalen voor de bescherming van de burcht. Deze is absurd en nekt de boeren. Bij het uiten van zijn mening valt de graaf uit zijn rol en beveelt de aanhouding van de rode ridder. Deze weet echter te ontsnappen . Na een achtervolging redt Koenraad Johan van zijn belagers. Hij leert nu Wanda en Koenraad beter kennen . Johan en Koenraad gaan de volgende morgen op onderzoek uit in het moeras . En jawel , ze zien daar de draak. Ijzeren drietanden doen Johans paard struikelen, wat hen noodzaakt om terug te gaan naar hun schuilplaats.
Koenraads nieuwsgierigheid lokken hem echter terug naar het moeras , waar hij gevangengenomen wordt door soldeniers. Zijn eekhoorn weet echter de hut te bereiken en kan zo Johan waarschuwen via een kleine boodschap.Op weg om Koenraad te bevrijden merkt Johan een schom op tussen de bomen , na een achtervolging begaat deze echter een misstap en komt dodelijk ten val , het blijkt Gwenda te zijn . Een van haar laatste woorden leidt Johan naar de zandgroeve , waar hij de ware draak ontdekt , een stoffen draak , tot leven gewekt door de toneelspelers die er onder lopen. Ivar blijkt hierachter te zitten , met de bedoeling de graaf rijk te maken door de bange boeren naar de burcht te drijven. In een gevecht doodt Johan Ivar. Johan gaat nu Koenraad bevrijden en stoot op de graaf en zijn soldeniers. Hij verslaat de graaf , die een dodelijke val maakt en weet gesteund door de boeren de soldeniers te dwingen de wapens neer te leggen .Koenraad en Wanda worden feestelijk in de stad onthaald , waarna Johan zijn zwerftocht verderzet.
Het is een typisch ridderverhaal . Johan op zijn best dus. Verschillende aspecten van de middeleeuwen komen aan bod.
1962
Het is 1383, Johan vaart langs de Vlaamse kust richting Damme. Een lichtbaken lokt het schip naar de kust. Te laat bemerken de opvarenden dat het een misleiding is en het schip loopt op een zandbank. Vele opvarenden verdrinken, anderen vallen onder de wapens van de strandschuimers die de val opgezet hebben. Johan houdt stand maar raakt gewond. Op het nippertje wordt zijn leven echter gered door enkekle ruiters die ten tonele verschijnen. Hun aanvoerder is Frans Ackermans, leider van de rebellen van Gent die in opstand zijn gekomen tegen de Franse bezetter. Johan wordt verder verzorgd door een plaatselijke visser. Hij wordt er op de hoogte gebracht van de toestand tussen Vlamingen en Fransen.
Een Franse patrouille doorzoekt wat later de vissershut. Johan kan niet anders dan zich voor de Vlaamse zaak in te zetten. De patrouille wordt geleid door niemand minder dan de Rogier van Ghistelles, aanvoerder van het Franse garnizoen te Damme.
Johan en de visser weten te ontsnappen, Johan lokt de Fransen mee, terwijl de visser Ackermans gaat verwittigen dat Damme zonder aanvoerder zit en dus een makkelijke prooi is.
Wanneer Johan's achtervolgers hem ingehaald hebben barst een bloedig treffen los. Het is echter een oneerlijke strijd, die abrupt afgebroken wordt wanneer de Fransen kanonschoten horen en beseffen dat Damme onder vuur ligt.
De Vlamingen hebben Damme veroverd en Johan leert Ackermans nu beter kennen .Deze ontvouwd de plannen om Brugge te veroveren. Hiervoor hebben de Engelsen steun beloofd, als de Franse vloot bij Sluis vernietigd wordt tenminste. Johan en Maarten Halvoet (vertrouwensman van Ackermans) worden met deze taak belast.
Wanneer de plannen stilaan naar de uitvoerende fase neigen, worden de saboteurs verraden. Niemand minder dan Maarten halvoet heeft Johan en de andere samenzweerders verraden.
Enkel Johan weet aan de dood te ontsnappen.
Damme wordt ondertussen belegerd door de Fransen. Johan weet verkleed als een Franse soldaat de muren van Damme te bereiken.
Ackermans beseft dat de strijd verloren is en wil met zoveel mogelijk overlevenden de stad verlaten via het kanaal achter Damme. Om daarin te slagen moet het loodsvuur echter branden, zodat de strijdmakkers een richtingaanwijzing hebben. Dit vuur staat op de toren van Moerkerke en deze toren wordt zwaar bewaakt. In zijn Franse vermomming verlaat Johan Damme weer en haast zich naar Moerkerke, waar hij zich een weg baant door de Franse verdediging. Johan raakt hierbij gewond aan het hoofd en weet maar op het nippertje het vuur aan te steken. De Vlaamse rebellen kunnen ontkomen richting Gent.
Opnieuw beleeft Johan een stuk vaderlandse geschiedenis. Het beeld weergegeven van de haat jegens de Fransen is sfeervol en correct. Zoals reeds eerder is Johan op zijn best naast een bestaande historische figuur. Op die manier verricht hij heldendaden die 100 % op waarheid zouden kunnen berusten (er moet toch iemand toen dat vuur aangestoken hebben).
Het verhaal gaat razendsnel en Vandersteen (of Karel Verschuere) kan als geen ander met tekeningen de middeleeuwse sfeer weergeven. Johan is in deze eerste 10 rode ridderverhalen een zelfbewuste held geworden.
De periode waarin het verhaal zich afspeelt is de voorhoede van wat zich in de 100 daaropvolgende jaren gaat afspelen. Het strijdtoneel verandert drastisch, getuige de bombarden die gebruikt worden in de strijd.
Mijn mening: een ijzersterk ridderverhaal dat het kunnen en kennen van Vandersteen of zijn rechterhand Karel Verschuere dik in de verf zet. Het is een geslaagde mix van waarheid en fictie. In mijn ogen een topverhaal.
1962
Johan, de Rode Ridder, en twee landgenoten, Berthold van Damburg en Eric van Ravensteen zijn, zeer succesvol, aanwezig op een steekspel in het Rijnland.
Plots wordt de ervaren Berthold uitgedaagd door een (te) jonge knaap die strijdt onder het blazoen van een zilveren adelaar. Berthold weigert te kampen tegen een "kind" en de uitdaging wordt inderdaad afgewezen. De strijdmakkers van de knaap willen zijn taak overnemen en maken zich klaar om Van Damburg en Van Ravensteen te bekampen. Maar er is bedrog in het spel. De twee Vlamingen winnen makkelijk en tot hun verbazing blijkt hun beider tegenstander toch de jonge knaap geweest te zijn. De jongen is dood en zijn twee zonderlinge strijdmakkers banen zich gewapenderhand een weg door het tentenkamp van het toernooi. De drie vrienden zijn aangeslagen en gezamenlijk zweren zij de twee mannen op te sporen.
Zij verlaten daarop de stad, gevolgd door een geheimzinnige troubadour.
Dagen later, na vruchteloos zoeken, krijgen de drie ridders plotseling bezoek van hun achtervolger die hun voorstelt om de ballade van de Zilveren Adelaar te zingen in ruil voor een maaltijd. Het lied gaat over de gebeurtenissen op het toernooi. De jeugdige kamper had door magische krachten onoverwinnelijk moeten zijn en de twee ridders die hem gedood hebben zullen hiervoor boeten.
Opeens springt de troubadour uit het raam en verdwijnt. Johan en zijn vrienden gaan er achteraan. Met vreemde verschijnselen zoal die van een oplichtend blazoen met de Zilveren Adelaar worden zij steeds verder meegelokt.
Johan bedenkt een list om de troubadour te pakken te krijgen en dat lukt.
Wanneer de man bijkomt van de verrassingsaanval, waarschuwt hij de ridders dat hij hen moest uitleveren aan een onbekende vijand. Op dat moment, terwijl hij op het punt staat alles te onthullen, verschijnt er een agressieve Magyaar te paard, die enkele pijlen op hen afschiet. De ruiter verdwijnt weer snel maar één van zijn pijlen blijkt de troubadour gedood te hebben.
De drie ridders rijden verder richting een burcht die zij in de verte hadden ontwaard. Even later stuiten zij op een bende Magyaren, die bloed ruiken. Na felle strijd breken onze vrienden door, maar Johan verliest hierbij zijn paard en vlucht strijdend het dichte bos in. Uiteindelijk weet hij zijn achtervolgers af te schudden en uitgeput en zonder te weten wat er is geworden van Berthold en Erik, valt hij in slaap. Hij wordt even later overvallen door wolven, maar op tijd gered door een oude heer en zijn gezel.
De heer blijkt de Graaf van Sebald te zijn en bewoner van de burcht. Hij biedt Johan gastvrijheid aan maar verzoekt hem wel op zijn kamer te blijven omdat hij de ridder een pijnlijke ontmoeting met zijn zwakzinnige vrouw wil besparen.
Wanneer Johan enkele dagen later bij toeval een beker ontdekt met het blazoen van de Zilveren Adelaar erop, beseft hij dat hij de gevangene is van Sebald en gaat op onderzoek uit. Hij vindt de Gravin, opgesloten op haar kamer. Zij vertelt hem dat de gedode knaap hun zoon was, dat haar man alchemie beoefent, maar ook dat Johans vrienden in de kerker zitten.
Op dat moment wordt de Rode Ridder gesnapt door Sebald en zijn soldeniers. Hij weet echter met een dolk op de rug van de graaf af te dwingen dat hij naar Erik en Berthold gebracht wordt.
Bevrijd en wel gaan zij naar de wapenzaal, maar daar weet de graaf te ontsnappen. De ridders maken zich op voor een beleg, terwijl Sebald een magische drank wil bereiden om zijn soldeniers grote kracht te geven.
Maar voordat het zover kan komen, valt de bende Magyaren de burcht binnen, doodt alle soldeniers en zet de vluchtende graaf na. Sebald smijt zijn schatkist door het open dak de wapenzaal in waardoor hij de plunderaars op de nek van de 3 ridders stuurt.
Een felle strijd ontbrandt en Johan en zijn vrienden houden met veel moeite stand. Als er brand is uitgebroken en de Rode Ridder de aanvoerder van de Magyaren weet te vellen, slaan de aanvallers op de vlucht.
De ridders stoten bij hun uitweg op de stervende graaf, die hun nog de sleutel van de kamer van zijn vrouw geeft. Ze bevrijden de gravin en brengen haar de brandende burcht uit. Wenend vertelt zij haar droevige geschiedenis. Haar trotse man brouwde met zijn kennis van alchemie ophitsende dranken die zijn krachten verdubbelden. Zo won hij op toernooien titels en rijkdom. Hun zoon moest dat voortzetten, maar zijn brouwsels faalden. De dood van de knaap moest gewroken worden, maar het leidde tot hun eigen ondergang.
De gravin beslist zich terug te trekken in een klooster. Het mysterie is opgehelderd en de Rode Ridder neemt afscheid van zijn vrienden en trekt alleen verder,...verre en onbekende horizonten tegemoet....
De Zilveren Adelaar is een echt ridderverhaal in optima forma. Het verhaal heeft een typisch middeleeuwse en beetje magische sfeer, met de prachtige toernooiscènes in het begin, de geheimzinnige troubadour, de stenen burcht van de graaf en de wrede plunderaars uit de steppen van Oost-Europa. En het draait natuurlijk om ridders, die hun eer en glorie op toernooien zoeken. Maar daarboven zijn Erik, Berthold en Johan hun riddereed en plicht verschuldigd om op zoek te gaan naar de kornuiten van de jonge knaap die het leven liet. Deze jongen droeg de Zilveren Adelaar in zijn blazoen, zijn wapenschild, dat in die tijd iemands afkomst toonde.
De hoofdlijn van het verhaal wordt een aantal keren prettig gestoord door de Magyaren. De eerste schiet de troubadour dood met een (verloren?) pijl, de bende onder leiding van Ugara slaat Johans groepje uiteen en valt later de burcht van de graaf binnen met alle noodlottige gevolgen van dien.
Het tekenwerk vind ik geweldig. Karel Verschuere op zijn best! Prachtige decors en goeie koppen. Meteen op de eerste pagina al, scherp in klare lijn getekend. Neem nou die kop van Johan in strook 3, daar straalt karakter van af. De fijnproevers zal opvallen dat de stroken 87 en 88 ineens door dezelfde medewerker lijken te zijn getekend en geinkt als de albums 6, 7 en 8. Kijk maar eens goed.
1962
We vinden onze held ditmaal terug aan de Noorse Fjorden , waar hij kennis maakt met een groepje vikings. De kennismaking verloopt vlot tot een viking hem uitdaagt tot een tweekamp.
Johan kan niet anders en neemt de uitdaging aan. Na een hevig gevecht verslaat Johan zijn tegenstander , die hem echter in de rug wil aanvallen. Gelukkig is Tanjar , een volgeling van de ondertussen aangekomen koning Horak de lafaard te vlug af en doodt hem.
Onder de indruk van Johan's kunde met het zwaard nodigt koning Horak hem uit om mee te gaan naar zijn Hal.
Het gevolg van de koning is onder te verdelen in 2 kampen , beide kampen hebben nadrukkelijk een toekomstige opvolger voor de koning in gedachten , Tanjar en Gorm.
Op de terugweg wordt een onweer koning Horak fataal. In zijn laatste woorden geeft hij Tanjar en Gorm de voorwaarden om koning te worden mee. Zij moeten op zoek naar Solveig , in een moeilijke tocht over de bergen . Zij bezit de gouden appel en de hoorn van koning Horak. Hij die beiden bezit wordt koning.
Tanjar blijkt als enige op zoek te gaan naar de appel en de hoorn . Johan sluit zich bij hem aan.
Wanneer ze de bergen ingaan komen ze een eerste hindernis tegen , de kobolden. Gurun , de
elfenkoningin weet johan en Tanjar ervan te overtuigen niet op de aanbieding van Orwin , koning der kobolden in te gaan. Nietsvermoedend volgen ze haar. Tijdens Tanjars wachtbeurt lokt Gurun hem mee naar een watervalletje en vertelt de viking dat hij onoverwinnelijk zal worden indien hij van het water drinkt. het is echter een list en Tanjar krijgt een onweerstaanbare drang om Johan te doden. Een vuistslag brengt Tanjar terug tot zichzelf.
Nadien is een welgemikte pijl van Johan genoeg om de elfenkoningin te doden.
Gurun was echter de vrouw van Orwin , deze laatste zal nu alles op alles zetten om de 2 mannen te doden. Tanjar en Johan worden in de val gelokt , Johan weet te ontkomen , maar Tanjar wordt gevangen genomen.
Wat later redt Johan het leven van een oud vrouwtje , uit dankbaarheid bewerkt ze Johan's zwaard ,zodanig dat het een tijd in brand kan staan , de kobolden hebben immers schrik van vuur.
Johan dringt de grotten van de kobolden binnen en bevrijdt Tanjar met behulp van zijn vlammende zwaard. Eindelijk kunnen ze hun zoektocht verderzetten.
Ze betreden nu het verboden woud , waar ze al na enkele dagen aangevallen worden door een groepje Berserkers , deze zijn moordlustig en uitzinnig van woede ten gevolge van een toverdrank die ze drinken. Na een helse strijd weten Johan en Tanjar de Berserkers uit te schakelen.
Eindelijk hebben de beide krijgers de schuilplaats van Solveig gevonden , echter geen Solveig te zien.
plots worden ze aangevallen door gemaskerde mannen. Het pleit is echter vlug beslecht en 1 van de stervende aanvallers klapt uit de biecht , ze werden gestuurd door Gorm die Solveig liet ontvoeren om gemakkelijk de gouden appel en de hoorn in handen te krijgen.
Gorm is intussen in het bezit van de gouden appel maar heeft Solveig nog niet zover gekregen om te verklappen waar de hoorn zich bevindt . Bij hun inval in de hal van Horak worden Johan en Tanjar gevangen genomen. Solveig moet nu praten, of ze sterft.
Solveig geeft toe en verklapt de bergplaats van de hoorn. Wanneer Gorm de hoorn opent treft een giftige gaslading hem in het aangezicht en hij sterft ter plekke . Tanjar wordt de nieuwe koning. Het was Solveig's taak degene die oprecht de hoorn in zijn bezit kreeg er van te overtuigen hem nooit te openen , een onrechtmatige eigenaar zou gestraft worden.
Johan is in dit verhaal voor het eerst in Scandinavië. Prachtig decor voor een sterk verhaal.
Dat had het ook kunnen zijn, zei het niet dat het geheel wat te langdradig geworden is.
Vooral dan het stuk dat zich bij de kobolden afspeelt is langdradig en moet dan uiteindelijk snel afgehandeld worden. Ik had liever ietsje meer aandacht voor de Berserkers gezien, die al bij al zeer makkelijk verslagen worden.
Wanneer je dit verhaal voor het eerst leest, dan houdt het je tot het einde in spanning , de ontknoping is verrassend en origineel.
Herlezen is dus iets moeilijker.
Niettemin is aan dit album heel wat voorbereiding besteed. Kobolden, Berserkers, een flink stuk mythologie verwerkt in een historisch correct kader. Toch knap, iets wat we later zo gulzig naar binnen spelen met Karel Biddeloo.
Een minder Vandersteen album, maar de ingrediënten verheffen het toch lichtjes boven de middenmoot.
1963
Op een van zijn eerste zwerftochten komt de rode ridder ‘s avonds bij een Brabants dorp aan. Bij een zwartgeblakerd ruïne ziet hij een duistere gedaante, gehuld in een kapmantel. De man vlucht voordat Johan hem kan benaderen. Bij latere navraag blijkt het om de beruchte vuurgeest te gaan. Het bouwvallige huis was van ene Kerstian. Johan schenkt er weinig aandacht aan en iets later redt hij alweer een gezin in nood van een stel overvallers. Als dank mag hij bij zijn redders, het echtpaar Tolnaer, op de Tolnaerhoeve de nacht doorbrengen. Hij maakt kennis het echtpaar manders, dat samen met Tolnaer de machtigste hereboer in de omtrek is, de heer Kronberg en zijn dochter Greetje. De geschiedenis met de vuurgeest wordt die avond druk besproken. De vuurgeest teistert de streek door huizen in de brand te steken. De angst voor de vuurgeest is niet onterecht, want die nacht maakt Tolnaer kennis met de kapmantel van de geest. De hoeve gaat in vlammen op en Tolnaer komt om.
Er gaat een tijdje overheen, tot een dag dat Greetje op het marktplein in het dorp een bedelaar ontmoet. Greetje gaat achter de geheimzinnige bedelaar aan en belandt in de gevaarlijke achterbuurten van het dorp. Ze wordt direct opgemerkt door het tuig uit de verboden wijk. Maar dan springt Johan tussen de boeven! Greetje vlucht weg en het ‘galgenaas’ maakt kennis met Johan’s zwaard. Als de rust is weergekeerd in de verboden wijk en Johan genoeg geravot heeft, brengen de rabauwen de bedelaar naar hun hoofdman, Klaus. Hij vindt het gedrag van Molter, de bedelaar maar verdacht en volgt hem persoonlijk als Molter de stad verlaat.
’s Avonds is het groot alarm! Nu is ook de Reigershoeve van Manders volledig uitgebrand. Manders kan nog enkele woorden ijlen: ”Vrees niet meer…De vuurgeest…heeft voor het laatst…toegeslagen…” Enkele boeren die het rampgebied te hulp schieten, ontmoeten de dader in kapmantel en waarschuwen de rode ridder. Johan gaat achter hem aan en kan de geest eindelijk overmeesteren. Maar de kapmantel vat weer vlam en de geest kan ontsnappen. Op slot Kronberg overleggen heer kronberg en Johan de situatie. Dezelfde avond gebeurt er nog iets: Molter probeert de kamer van Greetje te bereiken. Het mislukt en de bedelaar vlucht weg. Iets later doorzoekt Johan Greetje’s kamer, maar ontdekt niets. Ook niet een wel heeeel geheimzinnig koffertje.
Enkele dagen later heeft de vuurgeest een nieuwe hobby. Hij is boeren aan het afpersen door hun huis af te branden als ze geen geld bij de ruïne van Kerstian neerleggen. Het plan mislukt en Johan ontdekt dat de dader uit de verboden wijk afkomstig is. Na het nodige zwaard- en vechtwerk belandt onze held in het hol van Klaus. Hij ziet daar Greetje die probeert een gestolen sleutel weer uit handen van de boeven te krijgen. Voor de tweede keer moet Johan Greetje weer uit de handen van de boeven redden en het lukt opnieuw! Maar op haar vluchtroute ontmoet Greetje de vuurgeest. Hij ontvoert haar en als Kronberg haar tracht te bevrijden raakt hij door de vlammen van de mantel gewond. Als Johan terug op het slot is, bekent Kronberg hem dat Greetje zijn dochter niet is. Johan vermoedt dat de bedelaar haar afkomst wel kent en even later ontdekt Johan het koffertje! Het bevat het levensverhaal van Kerstian, de vuurgeest! Hij stak Manders’ en tolnaers boerderij in brand omdat zij hem met behulp van de rabauwen wilden verdrijven. Vermomd als bedelaar ontdekte hij de daders en strafte hen met hulp van zijn eigen kapmantel.
Johan gaat direct naar de ruïne. Hij wil weten wie er later als vuurgeest de boeren afperste. Het was Klaus. Hij kreeg Molter, alias Kerstian, in de gaten en dwong hem zijn uitvinding prijs te geven. Hierbij kwam Kerstian om het leven. Nu Johan alles weet, probeert Klaus hem te uit te schakelen. In een allesbeslissend gevecht wordt Klaus door Johan gedood. Hij bevrijdt Greetje en de sage van de Vuurgeest is nu voorbij…
De verhaallijn van dit 13e rode ridder-album is knap in elkaar gezet. De twee hoofdlijnen, 1) de straffing van Manders en Tolnaer, 2) de geschiedenis van Greetje, worden als het ware met elkaar verbonden. Op het laatste moment vallen dan alle puzzelstukjes in elkaar. Het verhaal blijft continue spannend door de vele mysteries die nog opgelost moeten worden. Wie is de vuurgeest? Waarom worden Manders en Tolnaer gestraft? Wat is de rol van de bedelaar in dit verhaal en wat is de inhoud van het koffertje?
Persoonlijk vind ik het ook erg geslaagd om niet te veel hints door het album heen te geven wat tot de oplossing van de clue leidt. Hierdoor is de ontknoping een complete verrassing. Het enige wat ik jammer vindt, is dat Vandersteen geen echte verklaring geeft voor de brandende kapmantel.
We weten dat Kerstian de mantel heeft uitgevonden door een beetje met scheikundige stoffen te rommelen. Maar doordat Klaus op het einde op de schap met alle stoffen valt, blijft de verklaring van de werking een geheim. Dat vind ik wel een beetje een makkelijke uitweg, maar goed…
De tekeningen zijn fantastisch! Zelden zal de sfeer in een rode ridder verhaal zo mooi worden weergegeven. Er hangt een echte middeleeuwse, mysterieuze sfeer in het verhaal. Sommige tafereeltjes zijn echt een lust voor het oog. Bijvoorbeeld strook 38, waarin de vuurgeest door enkele boeren wordt opgemerkt, of strook 40-41: de vuurgeest versus Johan! De twee omgevingen waarin dit verhaal zich afspeelt, het platteland en de achterbuurten, worden tot in de kleinste details uitgewerkt. Let maar eens op de brand bij de Tolnaershoeve. In de achtergrond kun je zelfs nog zien dat enkele mensen het vee proberen te redden. Ook mooi is het eerste gevecht tussen Johan en de boeven, waarbij zelfs is te zien dat iemand nog een kruk uit het raam gooit.
Kortom, dit is voor mij een van de allerbeste rode ridder verhalen ooit.
1963
We vinden Johan terug in West-Ierland, waar hij een jongen uit de klauwen van een zeearend redt. Hierbij wordt de zeearend gedood. De jongen zet het op een lopen en spreekt van naderend onheil. In een naburige hoeve zoekt Johan onderdak. Wanneer de jongen zijn moeder vertelt over het gebeurde, wordt Johan gastvrijheid geweigerd. Komec, de vader van de jongen gaat hier echter tegenin. Het doden van de arend blijkt dus een struikelpunt te zijn.
Finola, de moeder van Comec besluit een offer te brengen aan de geesten die in de kinkhoorns
huizen. Wanneer Komec hoort over dit offer maant hij Johan aan om te vertrekken. Johan rijdt hierop naar de muur om te zien wie het offer komt halen. Een kruik met een bedwelmend gas rolt echter voor zijn voeten waarop hij het bewustzijn verliest.
Wanneer hij ontwaakt bevindt hij zich op de rug van zijn paard voor een burcht. Hij wordt er als gast ontvangen door de kasteelvrouwe ; Etain en haar broer Balor. ’s Nachts merkt hij dat balor zijn kamer verlaten heeft, deze ontkent echter de feiten.
Een schip is die nacht op de klippen gelopen, drie overlevende opvarenden zitten nog in het wrak.
Johan en Etain merken het wrak op, Johan snelt ter hulp. De opvarenden worden aangevallen door zeearenden! Met de hulp van Johan worden de zeearenden verslagen.
De 3 mannen zijn Vlaamse ridders en worden op het slot Taran ontvangen. Balor is het echter niet met Etain eens en vraagt de vreemdelingen te vertrekken. Roberg, een van de Vlamingen raakt daarop slaags met Balor. Johan komt echter tussenbeide.
De Vlamingen vertrekken en vragen onderdak bij komec. De mannen willen op onderzoek gaan in het land van de galmende kinkhoorns. ’s Avonds trekken ze over de muur.
Ondertussen heeft Johan Taran verlaten en passeert langs Komec, waar hij te horen krijgt dat de 3 Vlamingen niet weergekeerd zijn. Hij besluit ze te gaan zoeken.
Het duurt niet lang voor hij ze dood terugvindt. plots merkt hij een gestalte op, die hij besluit te achtervolgen. De gestalte verbergt zich in 1 der kinkhoorns maar wordt daar aangevallen door een octopus. Johan kan net op tijd ingrijpen. Zijn bespieder is reeds gaan lopen en Johan zet de achtervolging weer in. Op de gladde rotsen glijdt hij echter uit en valt naar beneden.
Johan ontwaakt omringd door dwergen. Nuada, het stamhoofd wil Johan uitleveren aan de kinkhoorns. Alva, een vrouwelijke dwerg weigert dit omdat Johan haar van de octopus gered heeft. Bov, haar man staat haar daarin bij. Nuada brengt verslag uit bij Finola, deze stuurt de zeearenden op hem af omdat Nuada gefaald heeft. Nuada sterft een vreselijke dood.
De dwergen hebben johan ondertussen op de hoogte gebracht van hun taak, bij noodweer lokken de kinkhoorns met hun lawaai de schepen op de klippen. De dwergen moeten dan de buit verzamelen. waarop schildpadden de schelpen verlaten om de buit op hun rug weer mee naar binnen te voeren. Niet meewerken wordt door de arenden bestraft.
Daarop klinkt het gegalm van een hoorn, angstig schieten de dwergen in actie, johan wordt wederom bedwelmd door het gas uit een kruik. Wanneer hij ontwaakt hangt hij vastgebonden aan een klip. Bov besluit de ridder ter hulp te komen. Dit is het teken voor enkele dwergen om mee in actie te schieten, de zeearenden worden weggejaagd. Hierop zetten de zeearenden een offensief in tegen het dorp, dat in allerijl in staat van verdediging gebracht wordt. De strijd wordt door de dwergen gewonnen, Alva wordt echter door een zeearend meegevoerd. Johan besluit smen met Bov haar achterna te gaan, ze dringen een kinkhoorn binnen op de rug van een schildpad en ontdekken onderaardse gewelven waarin vele van Bov’s vrienden als slaven behandeld worden door gemaskerde bewakers.
Alva wordt er ook gevangen gehouden. Finola wil haar laten executeren door een arend, maar Bov’s pijl steekt daar een stokje voor. Hierop barst een strijd los die eindigt in een overwinning van Johan en de dwergen. Balor blijkt 1 van de gemaskerde mannen te zijn en raakt in tweestrijd met Johan, als bij wonder keren de arenden zich op finola’s bevel tegen Balor. Finola vlucht weg en een geheime gang leidt Johan naar Taran, waar hij Etain tegen-
komt. Deze laat Johan de schat van Balor zien en nodigt hem uit om met haar mee te vertrekken en elders een nieuw leven te beginnen. Hierop betreedt Bov de kamer en verteld Johan dat Etain liegt, Balor had met zijn laatste woorden verteld dat Etain Finola was. Etain vlucht weg maar maakt een dodelijke val.
Van het kwaad verlost, begraven de dwergen de kinkhoorns en kan voor hen het normale leven beginnen. Johan verlaat de streek op zoek naar nieuwe avonturen.
De galmende kinkhoorns is zeker geen klassiek ridderverhaal maar een sfeervol en geheimzinnig detectiveverhaal. Bijgeloof, bedrog en vrees zijn de ingrediënten van dit verhaal.
Hoewel het snel op gang raakt, wordt het naar het einde toe wel wat langdradig. Geen album om 2 maal na elkaar te lezen dus. Niettemin ontspannend, Vandersteen trekt hier de schuif met kwaliteiten ruim open in een zeer origineel verhaal.
Enige echte struikelblok, waarom dit geen topverhaal is, zijn de dwergen. Gewone mensen hadden het een erg geloofwaardig verhaal gemaakt.
1963
We treffen onze held aan op een slagveld waar hij ontwaakt uit zijn verdoving na gewond geraakt te zijn. Wanneer hij het slagveld tracht te verlaten treft hij een stervende ridder aan. De ridder noemt Reyhold en vraagt de rode ridder zijn gade aan te sporen de Berkenburcht te verlaten. Met zijn laatste woorden,… de zeven zullen sterven en … de zwarte wolvin , laat hij Johan achter met een raadsel. Op zoek naar het kamp van de zijnen treft hij lijkplunderaars aan, bij het daaropvolgende treffen wordt hij neergeslagen , Johan ontwaakt in het kamp van de zijnen. Door de slag is Johan een deel van zijn geheugen kwijt.
Enkele weken later is hij voldoende hersteld om weer op pad te gaan. Op zijn weg helpt hij een groepje zigeuners om hun wagen uit de sloot te halen. Uit dank voorspelt een zigeunerin hem de toekomst , weer duikt de zwarte wolvin op in het verhaal. Een regenbui noopt Johan onderdak te zoeken in een herberg. Bij het uitspreken van “ zwarte wolvin “ zoeft een dolk hem rakelings langst het hoofd. Het was ridder Houtijn die de dolk wierp onder invloed van de nodige wijn. Johan wordt door Houtijns gezellen uitgenodigd om mee te luisteren naar wat zij te bespreken hebben. Houtijn is door zijn gouwheer gezonden om de gebeurtenissen omtrent de zwarte wolvin te onderzoeken.
Ondertussen is een ruiter aangekomen en wenst ridder Houtijn in de stallen te spreken. Later wordt Houtijns levenloze lichaam in de stallen aangetroffen. Johan en Houtijns gezellen zetten de achtervolging in. Het paard van de moordenaar is ondertussen dood onder hem neergevallen. De vluchtende heeft zijn intrek genomen in een oude molen. De molen wordt omsingeld . Een van de achtervolgers gaat naar binnen maar wordt snel uitgeschakeld door een katrol. Daarop vallen ook Diederik en Johan de molen binnen. Diederik wordt ook uitgeschakeld , wat een tweestrijd tussen Johan en de moordenaar oplevert. Johan verslaat zijn tegenstander die met zijn laatste woorden prijsgeeft dat hij een huurling is van de zeven. Johan blijft achter met een raadsel. Bij het zien van een bosje berkenbomen komt alles weer terug. Hij gaat op zoek naar de berkenburcht.
Daar aangekomen weigert de edeldame echter een onderhoud met Johan. Johan is genoodzaakt af te druipen. In het omringende berkenbos zoeft hem plots een pijl naast het hoofd. De pijl bevat een boodschap van de kasteelvrouwe , zij wil Johan ontmoeten ergens in het bos. In afwachting bezoekt Johan een plaatselijke herberg , waar hij het gevoel krijgt bespied te worden. Hij maakt het zadel van zijn achtervolger onklaar , zodat deze hem die avond niet kan volgen. Bij zijn ontmoeting met de kasteelvrouw komt hij meer te weten over Reyhold. Hij was lid van een geheim genootschap, de zeven. De zeven zijn ridders van de gouwheer Garwin die zich bezighouden met roven en plunderen. Reyhold trachtte zijn eer te herstellen door eervol te sterven op het slagveld. De zwarte wolvin zou een legende zijn , verspreid na de brand van het wolvensteen. Johan zweert de kasteelvrouwe dat hij de zeven zal ontmaskeren.
Op zijn weg wordt Johan plots overvallen door zijn bespieder. Na een heftig gevecht sterft deze laatste door zijn eigen wapen. Johan gaat op weg naar de ruines van het wolvensteen. daar is hij getuige van een twist tussen 2 landlopers en Gonda de heks. Johan komt tussenbeide en jaagt de landlopers weg. Gonda is echter verdwenen.
Wanneer Johan zich te ruste legt droomt hij over de brand van het wolvensteen. Wanneer hij verschrikt ontwaakt ziet hij een wolf voor zich. Een vrouw in wolvenkledij roept de wolf echter tot zich , de wolf gehoorzaamt.
Even later wordt Johan helemaal wakker , de beelden zijn verdwenen. Johan verkleedt zich als troubadour om toegang te krijgen tot Robard , heer van Maalslot. Bij het entertainen van de kasteeldames tracht hij meer te weten te komen over de zwarte wolvin en de zeven. Zij vertellen hem dat de zeven het slot wolvensteen hebben platgebrand uit wraak en dat de zwarte wolvin zich wil wreken op de zeven. Robard is uit op het domein van wolvensteen. Garwin de gouwheer is te gast en deze moet daar uitspraak over doen. De gouwheer heeft echter slecht nieuws , Robard’s aanspraak wordt verworpen. Een getuige beweert dat er overlevenden van de brand zijn, dit moet eerst opgehelderd worden. Gonda de heks zou deze overlevenden geholpen hebben het brandende slot te verlaten. Zij moet dan ook helpen om de zeven te ontmaskeren.
Johan die het gesprek afluisterde wordt opgemerkt door de kasteelvrouw en valselijk verdacht van banden met de zeven. Johan weet te ontsnappen. Enkele soldeniers zijn hem echter op het spoor , maar Gonda de heks verjaagt ze met een van haar toverkunsten, Bengaals vuur. Johan’s paard vluchtte naar de ruïne van het Wolvensteen. Johan volgt het dier en merkt plots dat de zeven een geheime vergadering houden in de ruïne.
Hij verneemt er hun plan om Gonda op te sporen en uit te schakelen. Alvorens hun klopjacht begint, verschijnt Gonda voor hen. Johan verschijnt ten tonele en staat de oude heks bij. Een rookwolk dekt de aftocht van Johan en Gonda , die de site verlaten via een geheime gang. Van Gonda verneemt Johan dat de kasteelvrouw van Wolvensteen, Agnes, en haar dochtertje Karin de brand overleefden. Agnes stierf van verdriet en Gonda voedde de kleine Karin zelf op. Ze leerde haar de wolven te onderwerpen. Johan gaat op pad om Garwin de waarheid mede te delen , op zijn weg komt hij echter een van de zeven tegen. Hij weet de krijger te ontvluchten maar wordt achterna gezeten door alle zeven . Johan’s paard komt ten val , hij kan niet anders dan te vechten. Dapper houdt hij stand , wanneer hij echter op instorten staat valt een horde wolven onder bevel van Karin aan. De zeven vluchten weg. Een van de wolven keert echter niet terug en Gonda gaat op zoek naar het dier. De wolf is gewond en keert terug naar zijn schuilplaats , waar Johan en Karin het halssnoer van Gonda vinden. Gonda is het slachtoffer geworden van het zwaard van een van de zeven. Haar laatste woorden verwijzen naar een koffertje met een perkament. Karin vindt het perkament maar er staat echter niets op. Karin gaat op zoek naar een middel om de letters weer zichtbaar te krijgen , terwijl Johan tracht Garwin op de hoogte te brengen. Hij maakt een afspraak met Garwin in de ruïne. Het blijkt echter een valstrik te zijn , Garwin is namelijk de aanvoerder van de zeven. Er ontstaat een gevecht op leven en dood. Hij kan enkele van de zeven doden maar dan vallen ze allemaal tegelijk aan. Gelukkig duiken Karin en haar horde wolven net op tijd op. De roofridders worden verscheurd door de wolven.
Met behulp van de landvoogd worden de goederen en landerijen van de zeven verbeurd verklaart. Karin trekt naar het hof van koning Arthur om er tot edeldame gesmeed te worden. Het is een geladen afscheid dat hierop volgt.
-Dit is een zeer spannend album. Geheimzinnigheid , achtervolgingen ,zeven gemaskerden en onbekende roofridders, kortom qua sfeer een van de beste Vandersteen albums naar mijn mening.
Opvallend in dit album is dat de hoofdpersonages pas halverwege het album een rol beginnen te spelen.
Toch een beetje onconventioneel voor de verhaalindeling van Vandersteen. Niettemin een welgekomen afwisseling.
Het tekenwerk is van een bijzonder hoge kwaliteit , met zorg afgewerkt. Het zwart wit komt de sfeer enkel maar ten goede.
Kortom , een ijzersterk ridderverhaal met veel suspens en een verscheurende climax. Absoluut een van de must read Vandersteen albums!
1963
Johan is op weg naar het slot Reynhorst om er het huwelijksfeest van Veerle, de dochter van de graaf bij te wonen. Tijdens zijn tocht door een woud bemerkt Johan een enorme knots en voetsporen van een reus. Iets verderop vindt hij de reus die een bad neemt aan een watervalletje. Zijn naam is Baloch en hij dient Verdal, de tovenaar. Baloch maant Johan het woud te verlaten. Een enorm rotsblok dat hij boven zich uitsteekt moet zijn woorden kracht bijzetten. Johan maakt aanstalten om te vertrekken maar blijft de reus gadeslaan. Wanneer Baloch even later richting een jong herderinnetje loopt, komt Johan tussenbeide, waarop de geweldenaar verdwijnt. Het herderinnetje vertelt Johan dat de tonen van haar fluit Baloch tot rust brengen en de reus haar vriend is.
Ondertussen naderen enkele boze boeren de herdershut van de vader van het meisje. Ze verwijten de herder dat zijn dochter de reus aanzet om de akkers te verwoesten. Johan schiet te hulp en de boeren kiezen snel het hazenpad. De herder vertelt Johan over de boosaardige tovenaar Verdal en zijn macht over de reus. Johan besluit de graaf om hulp te vragen.
Aangekomen in het slot volgt een gemoedelijk weerzien tussen Johan , zijn jeugdvriendin Veerle en de graaf. Hierbij uit de graaf zijn ongerustheid omtrent zijn andere, jaloerse dochter Hermine.
Die dag wordt een jacht georganiseerd . Veerle besluit niet deel te nemen omdat haar paard onhandelbaar is. Hermine wil zich bewijzen door het paard te berijden in Veerles plaats. Maar de graaf is hard en verbiedt haar dat onverbiddelijk.
Pinak, de nar die in dienst van de tovenaar Verdal werkt, benadert de jonkvrouw en regelt een ontmoeting tussen Hermine en de tovenaar. De tovenaar vertelt haar dat Veerle alle macht naar zich toe zal trekken, maar dankzij zijn steun zou Hermine burchtvrouwe kunnen worden. Een blik in de toekomst zet zijn woorden kracht bij. In ruil voor goud en een plaats naast Hermine, eens zij de kroon van Reynhorst draagt, verleent hij haar steun.
Enkele dagen later komt Erwin , de verloofde van Veerle aan. Ter zijner ere wordt een paardenrace georganiseerd. Erwin neemt het op tegen Johan. Het is een nek aan nek race, maar plots valt Erwins paard dood neer. Pinak de nar stookt Erwin op en maakt hem wijs dat Johan zijn paard vergiftigde. Er wordt bewijsmateriaal gevonden in de kamer van Johan. Hermine heeft een klein gifbekertje in Johans koffer gelegd. Erwin beschuldigt Johan, die zijn eer verdedigt met het zwaard. Na een heftige kamp is Erwin aan Johan overgeleverd. Plots roept Hermine uit het raam dat zij de schuldige is. Pinak gooit een kandelaar tegen het achterhoofd van Hermine, die in elkaar zakt.
In het nauw gedreven tracht Pinak te vluchten, maar maakt een dodelijke val. Hermine bekent alles en vertrekt naar de kust om te herstellen. Er volgt een bescheiden verlovingsfeest, waarop enkele charlatans de jonkvrouw de toekomst trachten te voorspellen.
Verslagenheid alom, wanneer Verdal met Baloch de feestzaal betreedt. Hij eist het recht op om de toekomst van Veerle te voorspellen. Veerle stemt toe om de lieve vrede te bewaren en Verdal grijpt zijn kans. Zijn hypnose heeft Veerle in een diepe slaap gebracht , waaruit zij niet ontwaakt. Wachters willen Verdal stoppen , maar Baloch maakt de weg vrij.
Erwin trekt er met een afdeling ruiters op uit om Baloch en Verdal te verslaan. Johan gaat mee. Baloch weigert zich over te geven en de strijd barst los. De reus verslaat zijn tegenstanders en weet tot bij zijn meester te komen. Deze jaagt de aanvallers weg en spreekt van een zilveren hoorn met toverdrank die Veerle kan redden. Erwin is gewond en moet zich laten verzorgen. Voorlopig lijkt de strijd gestreden.
De volgende nacht dwaalt een man in kapmantel door de burcht. Hij neemt een geheime gang en verlaat de burcht. Wanneer hij Baloch tegenkomt wordt hij ontmaskerd: het is de graaf zelf. De wanhopige vader tracht Baloch om te kopen en zijn boze meester te ontvluchten. De reus wordt woedend en grijpt de graaf naar de keel. Wanneer Baloch de genadeslag wil geven, dringt de graaf door tot het verstand van de reus. Hij brengt Baloch aan het twijfelen omtrent de oprechtheid van Verdal. Baloch bekent de priemende ogen van zijn meester te vrezen en gaat samen met de graaf naar de tovenaar om de waarheid te achterhalen. De tovenaar bemerkt de kentering in zijn magische bol en hernieuwt zijn greep op Baloch. De graaf kan ontkomen, komt tot Verdal en smeekt hem zijn dochter te genezen. Tevergeefs.
Johan en Erwin besluiten nog een poging te wagen om de tovenaar te verslaan. Ze bereiken de grot en weten de tovenaar te verrassen. Na een gevecht sterft Verdal door Johans zwaard. Johan neemt het nu op tegen Baloch, terwijl Erwin met de hoorn naar Veerle snelt. Na een val liggen Johan en Baloch versuft op de grond. Baloch komt bij en zet de achtervolging op Erwin in. Net wanneer de reus Erwin te pakken heeft klinkt de fluit van Elsje, het herderinnetje. De betovering van Baloch is direct verbroken en Erwin is gered. Nu kan ook Veerle gered worden.
De herder en zijn dochter worden rijkelijk beloond. Baloch krijgt de functie van bewaker van het woud, in dienst van de graaf. Na het verlovingsfeest verlaat Johan Reynhorst, nieuwe avonturen tegemoet.
“Baloch, de reus” is gewoon weer een goed en typisch Vandersteen-verhaal, maar wel een beetje braaf. De tekeningen, die geïnkt zijn door Frank Sels, als opvolger van de briljante Karel Verschuere, zien er prima uit. De decors zijn over het algemeen prachtig en komen de middeleeuwse sfeer helemaal ten goede. Kijk bijvoorbeeld eens naar de herdershut van de vader van Elsje op strook 6. Het scenario bevat kenmerkende thema’s als ridderlijkheid, duistere krachten en opofferingsgezindheid, die we natuurlijk kennen van de geestelijke vader van de Rode Ridder. En net op tijd loopt alles weer goed af.
Opvallend detail in het kader van de familiegeschiedenis van Johan is de onthulling dat Johan en Veerle als kinderen samen in de weide van Reynhorst hebben gespeeld. De Rode Ridder heeft dus zijn jeugd hier doorgebracht. Past dit wel in de latere vertelsels van Biddeloo met betrekking tot het kasteel van Horst? Misschien dat jongere fans dit beter dan ik kunnen verklaren. Voor mij zijn dat soort reconstructies van de latere Johan te weinig relevant
Wat ik wel altijd een mooi citaat vind van de Rode Ridder, is zijn in strook 7 gebruikte waarschuwing “Dan zal ik jullie met het plat van mijn zwaard laten kennis maken!”. Dat maakte in de jaren 60 wel vaker indruk. En wat heb ik bij herlezing van dit album na zovele jaren weer genoten van de donkerblauwe inkt op dat typisch riekende papier uit die jaren.
1963
De Rode Ridder zoekt opnieuw het avontuur in Noorwegen. Wanneer hij overnacht in het woud wordt hij overvallen door 3 mannen die op zoek zijn naar Djorndal, het Onoverwinnelijke Zwaard. Ze beroven Johan van zijn uitrusting en laten hem vastgebonden achter. Hij wordt uit zijn netelige positie bevrijd door Brundar, de kluizenaar. Deze oude zonderling wijst Johan de weg naar Djorndal. De Rode Ridder wordt op de proef gesteld om het zwaard te verdienen. Hij moet de verleidingen van gemak en rijkdom weerstaan en slaagt daar glansrijk voor. Brundar had het zwaard al voor hem klaar liggen maar werd door dezelfde rovers bestolen en levensgevaarlijk gewond. Met behulp van een magisch amulet van de kluizenaar zet Johan de achtervolging in, dwars door het betoverde woud.
Daar ontmoet hij een Witte Viking, die in dienst van Talmar de Zeekoning ook op zoek is naar het Zwaard. Talmar is een eerzuchtig vorst die met zijn zeeburcht steeds meer macht nastreeft en daar heeft hij ook Djorndal voor nodig. Johan en de Witte Viking besluiten voorlopig de krachten te bundelen tot zij het Zwaard gevonden hebben. Uiteindelijk halen zij de rovers in die intussen ook door Kjalten werden aangevallen. De Kjalten zijn de vijanden van Talmar de Zeekoning. De rover met het Zwaard weet deze aanvallers van zich af te slaan, maar zijn 2 gezellen werden wel gedood en Johan vindt zijn eigen zwaard terug. Als de Rode Ridder en de Witte Viking een poging doen Djorndal de rover afhandig te maken, komt de Viking om en vlucht de rover. Johan blijft hem achtervolgen totdat hij verrast wordt in een kloof. Hij moet dan om het Zwaard vechten in een duel.
Urenlang duurt het ijzingwekkende gevecht. Uiteindelijk moet ook Johan het hoofd buigen voor de macht van Djorndal. Hij wordt echter gered door een groep Kjalten die de rover doden met een pijl. Het Zwaard valt nu in handen van Gorling, aanvoerder der Kjalten. Johan krijgt de keus zich aan te sluiten om tegen Talmar te vechten of te verdwijnen. Hij wil geen roofridder worden en vertrekt. Maar voor hij het kamp der Kjalten heeft verlaten ziet hij een jonkvrouw die in een kar gevangen gehouden wordt. Zij is Sowin, de dochter van Talmar. Gorling heeft haar gevangen en wil haar vader dwingen zijn burcht voor haar op te geven. Johan besluit toch bij de Kjalten te blijven en probeert Sowin te bevrijden en Djorndal te veroveren. Met een list slaagt hij hierin, maar tijdens hun vlucht naar de zee weten de Kjalten toch weer Sowin te pakken te krijgen. Johan verliest in een storm op zee tot overmaat van ramp ook nog het Zwaard. Hij spoelt uitgeput en wanhopig aan op het strand. Daar wordt hij gevonden en verzorgd door Jarlen, die de vrouw van Talmar blijkt te zijn. Zij is door de Zeekoning verstoten omdat zij niet wilde delen in zijn machtsstreven.
Johan vaart naar de zeeburcht van Talmar en vertelt de zeekoning over de situatie met Sowin en Gorling. Talmar is verblind door zijn machtslust en blijkt ook nog Djorndal in zijn bezit te hebben. Hij wil niet luisteren naar Johans adviezen en beveelt hem op te sluiten. Johan weet het Zwaard in de consternatie te pakken en ontsnapt. Intussen zijn de Kjalten met hun boten de zeeburcht genaderd en dreigt Gorling Sowin te doden als Talmar zijn burcht niet prijsgeeft. De zeekoning geeft niet toe. Tandenknarsend geeft de aanvoerder der Kjalten hem bedenktijd. 's-Nachts probeert Johan Sowin te bevrijden op de boot van Gorling. Hij wordt ontdekt net nadat hij Sowin heeft losgemaakt en een heftige strijd ontbrandt tussen de Rode Ridder met Djorndal en de Kjalten. Johan treft hierbij Gorling dodelijk, maar deze laat met zijn laatste krachten het schip op de rotsen te pletter slaan. Hierbij verliest Johan het Zwaard dat met het ontzielde lichaam van Gorling naar de zeebodem verdwijnt, voor eeuwig. De witte vikingen verjagen de Kjalten en Talmar, tot inkeer gekomen, neemt zijn vrouw en dochter weer aan zijn zijde. De Rode Ridder treurt om het verlies van Djorndal.
Een prachtig album. Veel actie, veel tempo en spannend. Aan de ruime samenvatting hierboven kun je al zien dat er erg veel gebeurt. Naar mijn mening is het verhaal ook mooi getekend. De titel had eigenlijk Djorndal of Het Onoverwinnelijke Zwaard moeten zijn Het speelt zich af in een prachtig decor, het mythische land der vikingen waar allerlei wonderlijke verschijningen en gebeurtenissen plaats vinden, maar op een natuurlijke en acceptabele manier. Johan was hier al eerder in het geweldige avontuur van de Hoorn van Horak (nr. 12).