Algemene informatie
Tekeningen
Scenario
Inkleuring
Uitgiftedatum
9/1988
Samenvatting
Voor dit verhaal verplaatsen we ons naar Maastricht omstreeks de 12e eeuw. In de schemer glijdt er een roeiboot over de maas, waarin zich de kasteelvrouw van Lichtenberg, Dymphna, met haar zoontje Olof bevinden. Uit het gesprek dat zij voeren blijkt dat de kasteelheer Allard al lange tijd op kruistocht is, maar zij verwachten ieder moment nieuws van hem te horen. Bovendien wordt ons duidelijk dat zich een roversbende in de streek ophoudt die slechts op het duister wacht om argeloze mensen te overvallen. De soldenier die als escort aanwezig is, dringt er dan ook op aan om naar het kasteel terug te keren.
Maar dan slaat het noodlot toe: pijlen snorren door de avondhemel en schakelen de roerganger en de soldenier uit. Hoak en zijn roversbende zijn in actie gekomen en zijn de situatie meester. Ze weten de kasteelvrouwe en haar zoon te grijpen, maar voordat zij zich uit de voeten kunnen maken komt er een geharnaste ridder door het ondiepe water aanstormen die de rovers weet te verdrijven. Hoak weet echter met Olof te ontkomen. De ridder laat geen moment liggen, grijpt Dymphna, en zet de achtervolging in.
Hoak weet echter op tijd de mergelgroeve in te vluchten, en de ridder rijdt onverschrokken achter hem aan. Inmiddels zijn ook de gealarmeerde soldeniers uit het kasteel gearriveerd. Op dat moment neemt de ridder zijn helm af, en natuurlijk blijkt het De Rode Ridder te zijn. Johan laat zich niet afschrikken door het labyrinth, en zet de achtervolging in op zoek naar sporen van Olof. Hij komt er echter achter dat dit toch een te grote opgave is, en besluit terug te keren om op zoek te gaan naar een gids.
Eenmaal terug op het kasteel vertelt Johan dat zijn aanwezigheid geen toeval is. Hij is de koerier uit het Heilige Land, en brengt slecht nieuws met zich mee. In een uitvoerig verslag verhaalt Johan hoe hij Allard vergezelde op een verkenningstocht waarbij zij in een hinderlaag vielen van de Saracenen. Voordat Johan terugkeerde naar het hoofdkwartier om hulp te halen gaf hij zijn woord aan Allard dat hij Dymphna zou bijstaan met haar problemen. Als de Rode Ridder later ter plekke komt met versterking treffen zij geen overlevenden aan...
Dan doet Hoak van zich horen. Hij eist een losprijs van duizend goudstukken, die door Johan bij de mergelberg moet worden afgeleverd. Het belang van een goede gids staat nu buiten discussie, en Dymphna regelt een gids die zich de volgende ochtend meld. Samen met de gids Pjol, een mergelkapper, gaat hij op weg. Ook de pleegdochter van Pjol, Zyra, zal meehelpen om de jonge Olof terug te vinden. Samen dringen zij het gangenstelsel binnen, gadegeslagen door de rovers. Eenmaal binnen weet Zyra een wachtpost uit te schakelen, maar een instorting lokt de kornuiten van de rover naar de drie indringers. Zij raken in gevecht met elkaar, waarbij Hoak vanaf een verborgen positie zijn kans afwacht om Johan in de rug aan te vallen. Als hij zijn bijl opheft voor een fatale slag, doet een verschijning hem verlammen van de angst.
In de mergelgang staat er een afschrikwekkende duivel het tafereel te bekijken! Hoak en zijn rovers maken zich gillend van de angst uit de voeten. Ook het trio is geschokken, maar als de verschijning plots weer is verdwenen, vinden zij op de plek een smeulende roetplek en een doordringende pek en zwavelgeur. Na deze ontmoeting besluiten Johan en zijn bondgenoten terug te keren naar het kasteel en het de volgende dag nomaals te proberen. Wel zijn zij te weten gekomen waar de schuilplaats van de rovers zich bevindt.
Inmiddels houden de rovers krijgsraad, en plotten de moord op de Rode Ridder en de verovering van het kasteel. Natuurlijk is er altijd een slimmerik aanwezig die openlijk zijn twijfels heeft, na de onvoorziene confrontatie met de duivel van de Lichtenberg. Hoak duldt geen kritiek, en drukt deze insubordinatie hardhandig de kop in. Hij stuurt zijn handlangers op pad, en houdt zelf de wacht bij Olof. Dan valt hij in slaap, maar schrikt hoestend wakker: zijn gevangene is verdwenen en op de plek rest slechts een rokende roetplek, en een zwavelgeur maakt het ademen moeilijk.
Hoak vlucht naar zijn kornuiten, en houdt de ontsnapping van Olof voor zich. Inmiddels is Johan gearriveerd, en hij zal door Hoak bij de jongen worden gebracht in ruil voor het losgeld. Olof is echter ontsnapt, en wordt door een onzichtbare aanwezigheid naar de maasoever gestuurd waar Zyra hem opwacht. Zyra weet blijkbaar meer over wat er gaande is, maar zij laat verder niets los. Intussen loopt Johan met de roversbende door de mergelgangen. Een der rovers schrikt plots hevig: de duivel staat hun op te wachten. Groot is de paniek, en de rovers trachten te ontkomen. De duivel blokkeert de doorgang, en Johan gaat gelijktijdig in de aanval. Terwijl hij de rovers bezighoudt, drijft de duivel Hoak in het nauw, waarbij de rovershoofdman het leven laat. Zijn handlangers slaan hierna op de vlucht.
Eenmaal buiten het gangenstelsel staat hun een verrassing te wachten: een zwaarbewapende groep ridders staat hun op te wachten. De rovers komen in een kort treffen allemaal om. Dan komt Johan uit de grottengang vergezelt met de duivel. Dan vallen alle puzzelstukjes om zijn plaats: de duivel blijkt de doodgewaande Allard te zijn, die bij wijze van een list zich zich vermomde als de duivel om zodoende de rovers naar buiten te lokken/drijven. De groep ridders zijn de strijdmakkers van Allard uit het heilige land, en Johan speelde de hele list mee. Als laatste gaat de Rode Ridder met Allard op pad om de buit van de rovers te zoeken. tijdens hun tocht doen zij een schokkende ontdekking: in een afgelegen gang stuiten ze op de smeulende afdruk van een bokkepoot in gloeiende pek. Allard verklaart niet in de gang te zijn geweest en een akelig vermoeden doet zich rijzen...bestaat er werkelijk een duivel in de ondergrondse gangen? Dan lijkt er een zacht hoongelach vanuit de diepte op te stijgen...
Ik ben natuurlijk een beetje bevooroordeeld; ik kom zelf uit Maastricht en ken de grotten en de ruïne van Lichtenberg. Dat deze elementen in een Rode Ridder verhaal zijn gebruikt is in mijn ogen wel bijzonder!
Leuk is het om te zien hoe Karel Biddeloo de historische feiten en zijn fantasie tot een verhaal samensmeed. Er heeft wel degelijk een kasteel op de Sint Pietersberg gestaan, waarvan er tegenwoordig slechts een ruïne resteert. Meer info over een stukje historie vind je achterin het album, overigens een aardige toevoeging.
Het verhaal zit spannend in elkaar. Vooral de plotwending waar de doodgewaande Allard ten tonele komt geeft het album een meerwaarde. Dat is wat er ontbreekt in de meest recente albums: Het gebrek aan een verhaallijn die net even iets verder gaat dan de platte avonturen die Johan tegenwoordig beleeft.
Bijzonder is de verschijning van Johan: een aantal pagina's blijft zijn indentiteit verborgen onder een imposant harnas. Opmerkelijk, omdat Johan zelden wordt gesignaleerd in een dergelijke outfit. Meestal draagt hij zijn herkenbare rode tuniek.
Het tekenwerk valt echter iets tegen ten opzichte van eerdere albums. Voornamelijk de vele tekeningen waarin de bekende fotokopie wordt toegepast zijn naar mijn mening te veel en te nadrukkelijk aanwezig. Dat maakt ook dat de inkleuring iets tegenvalt.
Al met al mag dat de pret niet drukken; de verhaallijn en de spanning die daarin wordt opgebouwd redt het ietwat magere tekenwerk.