11/1985
Dalandsadagad, een Mongoolse stad. Tegen de avondschemer eindigt in het paleis van Wo-Fong een groots feest. Zijn dochter Kin-Lien werd namelijk 16 jaar. Een uitzonderlijke gebeurtenis in het leven van de jonge vrouw, het is de leeftijd waarop ze huwbaar wordt. Het feest wordt echter overschaduwd door de vloek die op de het meisje rust. Jaren eerder zwoer de door Wo-Fong verjaagde tovenaar Yin Sjang-Feng wraak te zullen nemen. Het eerste deel van zijn wraak werd spoedig voltrokken. Wo-Fongs echtgenote werd het eerste slachtoffer van de tovenaar. Verwacht wordt dat de tovenaar snel het tweede deel van zijn wraak zal verrichten, wat inhoudt dat hij Kin-Lien zal ontvoeren en huwen. Sterrenwichelaar en raadgever van Wo-Fong, Yu Won-Tan, bevestigt deze vermoedens.
De wacht van het paleis verkeert in verhoogde staat van paraatheid en uit het verre westen is hulp aangetrokken. Niemand minder dan Johan de Rode Ridder stelt zijn zwaard in dienst ter bescherming van prinses Kin-Lien.
Johans zwaard wordt al snel op de proef gesteld wanneer een ninja tracht de prinses te ontvoeren. Johans eerdere ervaringen met deze beroepsdoders redden hem het leven, maar de toon is gezet, Yin Sjang-Fen is een geduchte tegenstander. De stervende ninja overhandigt met zijn laatste krachten enkele wierookstaafjes. Na ontbranding ervan spreekt Yin Sjang-Fen tot Wo-Fong en zijn gezellen. Niet alleen kondigt de tovenaar nogmaals zijn wraakzuchtige plannen aan, hij toont ook het instrument van zijn wraak, de Demon Chikaraishi. Na de plechtige belofte dat zijn demon snel een demonstratie zal geven ontbrandt een fel licht, dat de sterrenwichelaar Yu Won-Tan op slag blind maakt.
De volgende dag ontvangt Wo-Fong de overlevenden van een inferno. Chikaraishi vernielde de landbouwgronden en woningen van talloze landbouwers. In afwachting van versterkingen stuurt hij meteen een deel van zijn leger op pad.
Johan, Wo-Fong en Yu Won-Tan vertrekken later met het zware materiaal. Kin-Lien blijft zogenaamd thuis maar weet zich als verstekelingen bij de karavaan aan te sluiten.
Tijdens een verkenningsmissie ontdekken Johan en zijn verkenningsgroep de resten van het eerder vertrokken leger. Op een stervende man na zijn alle soldaten uitgeroeid. Met zijn laatste woorden bevestigt de arme man nogmaals dat Chikaraishi wel degelijk bestaat en dat alle tegenstand nutteloos is.
Het oprukkende leger van Wo-Fong wordt in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Die nacht wordt het leger aangevallen door de reusachtige demon. Ondanks de zware ontploffingen en gerichte aanvallen lijkt er geen stoppen aan. Wo-Fon’s leger moet zich hergroeperen. Vanuit zijn toren in de bergen slaat Yin Sjan-fen goedkeurend de vorderingen gade. Al hindert de aanwezigheid van Kin-Lien de vrijheid waarmee hij Chikaraishi op pad kan sturen.
In de rustperiode die volgt na de aanval van het monster worden inventieve valstrikken opgezet. Na het monster uit zijn tent gelokt te hebben zetten de soldaten van Wo-Fong alles in om het te stoppen. Tevergeefs, niets lijkt het monster te kunnen stoppen en meteen richt deze een bloedbad aan. Yu Won-Tan laat hierbij het leven, Wo-Fong blijft voor dood achter. Johan weet ternauwernood Kin-Lien te redden en tracht te ontkomen aan het monster.
De vluchtenden rijden richting bergen, waar het voor de tovenaar moeilijk is om zijn vijanden te kunnen zien. Na een zware val waarbij Johan’s paard omkomt besluiten Johan en Kin-Lien omhoog te klimmen op de bergwand onder Yin Sjang–Fens hoofdkwartier.
De klimpartij blijkt algauw te zwaar voor de jonge Prinses. Een uitstekend plateau bezorgt Johan echter een gedurfd idee. Kin-Lien legt zich schijnbaar bewusteloos op het plateau. Vanuit zijn hoofdkwartier kan de tovenaar het vooruitstekende plateau makkelijk zien. Met het gedacht dat Kin-Lien alleen is gaat hij op zijn doel af. Amper bereikt de tovenaar de prinses, of Johan’s zwaard houdt hem op een afstand. Hierop haalt de tovenaar de fluit boven waarmee hij Chakaraishi beveelt. Chakaraishi wacht in de diepte op een bevel van zijn meester. Plots slaat Wo-Fong, die de aanval dus overleefde, de tovenaar neer, die in de diepte stort. Hierbij breekt de fluit en is de tovenaar het gezag over de demon kwijt. Chakaraishi keert zich tegen zijn meester en verdwijnt meteen daarna de diepte in….
Het normale leven herstelt zich langzaamaan ten paleize Wo-Fong. Na enkele weken besluit Johan verder te gaan op zijn zwerftochten. Van de jonge Prinses kreeg hij een gouden lotus,
in het Chinees Kin-Lien genoemd.
Na Vrykolakas krijgen we hier opnieuw een album voorgeschoteld waarin een monster de toon voert. Chakaraishi is werkelijk een afzichtelijk monster. Een gigantisch spinachtig monster met een bek vol scherpe tanden. Het werkt wonderwel!
Klassieke rode ridderelementen zoals de goede en slechte magiër, de laatste overlevende die nog enkele woorden kan richten tot Johan. Qua originaliteit stopt het bij Chakaraishi in dit album. Biddeloo was blijkbaar ook nog niet volledig over zijn Ninja periode, want reeds op bladzijde 3 krijgt Johan opnieuw met deze engelen des doods te maken. Het zou niet de laatste keer zijn… Alvorens de ninja’s echter karikaturen van zichzelf werden kon Johan een deftig robbertje vechten met deze Japanse beroepsmoordenaars. Dat is hier zeker het geval. Een typisch Westerse zwaarduitval is nodig om de ninja te stoppen. Prinses Kin-Lien lijkt op haar 16e reeds van geen kleintje vervaard. Misschien hadden we haar nog iets meer in de hoofdrol willen zien dan Wo-Fong. Deze had zijn deus ex-machina rol kunnen blijven spelen zonder heel het verhaal vergeefse bevelen te schreeuwen. Het had meer diepgang kunnen opleveren voor wat de jonge prinses betreft.
De minder originele aspecten aan het verhaal maken dat dit niet het allerbeste verhaal geworden is. Vergeten we hierbij echter niet dat het een verhaal betreft uit de topperiode van Karel Biddeloo en bijgevolg nog steeds een zeer goed verhaal is. Met name het tekenwerk is bij momenten om van te snoepen. Het inkleurwerk draagt in het bijzonder bij tot de beklijvende sfeer die de Horror Biddeloo o-zo goed wist te creëren. Zeker een aanrader binnen de reeks!
2/1986
De RR bevindt zich aan boord van een drakkar in het Hoge Noorden. Door een storm zijn ze uit koers geslagen en in een poging om aan de Maalstroom (een draaikolk) te ontsnappen, lijden ze schipbreuk in het uiterste noorden. Ze komen terecht in het gebied van de Asys, de legendarische voorouders van de Noormannen. Eenmaal voet gezet op de ijsvlaktes, worden de RR, kapitein Thorwald en de andere Noormannen aangevallen door de Poolkrijgers. Een hevige strijd barst los, maar er komt hulp opdagen van de Asys. De krijgers van de Asys zijn echter argwanend en het hele gezelschap wordt gevankelijk meegevoerd in drakkars op ski's naar Vorstheim, de hoofdstad van de Asys. Onderweg krijgen ze voor de eerste keer te maken met de bliksems van het Noorderlicht, dat blijkbaar jacht maakt op schepen van de Asys.
In Vorstheim maken we kennis met keizerin Amargith en haar dienares Zovadia. De RR wordt voor de keuze gesteld: sterven of helpen in de strijd tegen de Poolkrijgers en het Noorderlicht. Natuurlijk kiest Johan voor het laatste. Ook Thorwald en zijn Noormannen zijn bereid te strijden voor de Asys.
Voor de strijd losbarst, wil Amargith echter nog op sneeuwtijgerjacht met de RR. Zovadia (de spraak verloren omdat de Poolkrijgers haar tong uitrukten) wil dolgraag mee, maar Amargith wil daar niet van weten. Eenmaal in de sneeuwvlakten vallen ze in een hinderlaag van de Poolkrijgers. Johan wordt hierbij getroffen door een dodelijke giftige pijl. De laatste overlevende poolkrijger wordt echter op de rooster gelegd door Amargith en geeft een geneeskrachtig kruid. Maar juist op het moment dat deze de bereidswijze van het kruid wil uitleggen, wordt hij het zwijgen opgelegd door Zovadia, die haar meesteres gevolgd was.
Terug op Vorstheim wordt Johan overgelaten aan de zorgen van Gondwir, de lijfarts. Deze is echter machteloos en Johan gaat er zienderogen op achteruit. Teneinde raad vraagt Amargith raad aan de geest van Yrmyr, de stamvader van de Asys. Zij kan, als keizerin, met hem in contact treden via een borstbeeld in een ijsgrot. Yrmyr legt haar de werking uit van een magische scepter die zich oog in de ijsgrot bevindt.
Juist als de RR zijn laatste levensadem uitgeblazen heeft, komt de redding door de scepter. Maar de RR moet nog het bed houden. Inmiddels doen zich in het paleis vreemde ontwikkelingen voor. Zovadia blijkt toch te kunnen praten en biecht op dat zij het is die de ondergang van de Asys gezworen heeft en dat zij eveneens het Noorderlicht controleert. Er ontstaat een gevecht met Amargith met als inzet de magische scepter. In het gevecht verliest Zovadia haar masker en zij blijkt niemand minder te zijn dan Demoniah, de oude bekende vijandin van Johan. De RR wordt ondertussen gewekt door een visioen van Yrmyr. Wanneer Johan ter hulp snelt, vindt hij echter niets meer. Demoniah nam Amargith mee naar het bolwerk van de poolkrijgers. Daar werd ze ingevroren in een blok ijs. De Rode Ridder krijgt de opdracht haar de magische scepter te brengen in ruil voor het leven van Amargith…
Prachtig album, zonder meer een sterk staaltje verhaallijn met daarin een mélange van spanning en romantiek. Toen ik dit album kocht, zat ik reeds uit te kijken naar het vervolg. Zelf in de titel zit spanning! Een echte aanrader dus voor elke Rode Ridder-liefhebber. Nu ik er aan denk, dit zou een album zijn dat verfilmbaar is. Doch dit echter terzijde. Het trukje met het gezichtsmasker (Zovadia = Demoniah) zal later in de reeks nog eens overgedaan worden in de Horst-cyclus.
Nog een woordje over het concept misschien. Het is mijn inziens de eerste keer dat er uitgepakt wordt met een trilogie. Ik blijf erbij dat dit een zeer goede manier is om lezers aan de reeks te binden. Op deze manier kun je een soort spanning geleidelijk opbouwen en dan naar een climax laten komen. Spijtig dat dit soort verhalen de dag van vandaag veel minder aan bod komt en de verhalen te kort en te flets zijn. Zeker als je ze vergelijkt met een album kaliber 'In de witte hel'…
6/1986
In Vorstheim maakt een slagvloot van de Asys zich klaar om uit te rukken naar het bolwerk van de Poolkrijgers. De Rode Ridder is samen met kapitein Thorwald vastbesloten om keizerin Amargith van de Asys te bevrijden uit de handen van Demoniah. De vloot vertrekt en Johan wordt alleen gelaten, zo had Demoniah het gewild. Zij kan immers de bewegingen volgen dankzij het Noorderlicht, dat zij controleert.
In de vlakte wordt Johan opgewacht door een groep Poolkrijgers. Deze vallen aan, maar maken kennis met de magische krachten van de scepter. Niemand overleeft deze kennismaking en zo trekt Johan verder. Het Noorderlicht is ook present en in de bliksems ervan herkent Johan de figuur van Demoniah. Demoniah zegt dat het licht als richtbaken zal dienen op de toch naar het Poolkrijger-bolwerk. Voor de toch echter aan te vatten overlegt Johan met de krijgers van de slagvloot, die niet ver uit de buurt is. Op een van de schepen bevindt zich het borstbeeld van Yrmyr, de stamvader van de Asys. Via telepathie kan Johan praten met Yrmyr. Maar het gesprek wordt ruwweg onmogelijk gemaakt door de bliksems van het Noorderlicht. Van het borstbeeld blijft niet veel meer over.
Terwijl de RR zijn toch alleen verderzet, slagen kapitein Thorwald en zijn Noormannen erin om een groep poolkrijgers onschadelijk te maken. Met behulp van hun kledij willen ze ongemerkt binnendringen in het bolwerk. Inmiddels wordt keizerin Amargith nog steeds gevangen gehouden in een ijsblok in de kerkers van het bolwerk. In die kelders wordt echter nog een figuur gevangen gehouden door Demoniah. Het is Gorrax, een reptielman uit de sterren. Demoniah wil zijn geheimen ontfrutselen, maar deze weigert alle medewerking.
Uiteindelijk slaagt de Rode Ridder erin om, met behulp van een namaak-scepter, Demoniah te misleiden en Amargith te bevrijden. Ondertussen dringen Thorwald en de Asys erin om het bolwerk te bestormen. Het pleit wordt in het voordeel van de RR beslecht. Ook Gorrax wordt bevrijd. Om het Poolkrijger-bolwerk volledig te vernietigen, krijgt Johan instructies van Yrmyr om de scepter te gebruiken. Demoniah wordt opgesloten in de modderkuil waar eerder Gorrax gevangen gehouden werd. Het verhaal eindigt met een formidabele ontploffing van het bolwerk. De Asys zijn gered en keren triomferend terug naar Vorstheim. De Rode Ridder is de Hero of the day…
Slim bekeken van de scenarist om Gorrax in het verhaal te betrekken. Op deze manier kon aan dit boeiende album nog een vervolg gebreid worden. Daar waar dit in nakomende verhalen'reeksen' (Horst, Hydra, …) soms te vingerdik aangebracht werd (een figuur erbij halen om toch maar het verhaal te verlengen), vind ik het hier hoegenaamd niet storend. Het verhaal zelf zit goed in elkaar met een afwisseling van echte ridderelementen met scorcery fenomenen.
Op het einde is er sprake van de scepter als fusiebom? Dat is toch maar
a-middeleeuws als je het mij vraagt. Maar toch is dit een van de betere verhalen en een waardige opvolger van het vorige juweeltje 'In de witte hel'. O ja, Demoniah steekt haar bewondering voor de Rode Ridder niet onder stoelen of banken. Moest ik Bahaal zijn, ik had hier al ingegrepen, want Demoniah is duidelijk een duivelin met 'aanpap-allures' (!)…Wordt zeker vervolgd.
9/1986
We ontmoeten Johan, Thorwald en zijn Noormannen en Gorrax (de reptielman) terug op een schip richting Mesopotamië. Gorrax is afstammeling van een sterrenvolk en weet het geheim van de onsterfelijkheid. De sleutel hiertoe zou zich ergens in Mesopotamië moeten bevinden. Het schip wordt echter achtervolgd door drie zwarte schepen onder leiding van Demoniah, die de ontploffing van het Poolkrijger-bolwerk toch blijkt overleefd te hebben. Vlak voor de aanval op het schip, worden Gorrax en Johan in een sloep afgezet aan de kust van Mesopotamië. Niets te vroeg, want tegen de overmacht zijn Thorwald en zijn Noormannen niet opgewassen. Exit kapitein Thorwald.
Gorrax en Johan slagen erin om te ontsnappen, maar Demoniah laat seinen naar het binnenland. Krijgers wachten het tweetal op aan de oevers van de Eufraat, maar weerom weten Gorrax (die over bovennatuurlijke krachten blijkt te beschikken) en Johan het hoofd te bieden aan het gevaar. Uiteindelijk bereiken ze de stad Antiochië. Daar komt het erop aan om een goede gids te vinden die hen naar Oeroek zal brengen. Op de markt van Antiochië is er een rel met een 'stelend' meisje dat hard aangepakt wordt door een koopman. De RR komt tussenbeide maar wordt opgepakt door een groep Tempeliers, die de orde moeten bewaren in Antiochië. Zij blijken betaald te zijn door Demoniah.
In de kerkers worden Gorrax en Johan echter bevrijd door het slavenmeisje, dat Yacintha blijkt te heten. Yacintha brengt Johan naar Zongor, een Derwisj (meester van het zand). Deze bevindt zich aan de rand van de woestijn. Zongor blijkt echt een meester te zijn van de woestijn, want hij roept een storm op die het leven kost aan alle achtervolgende handlangers van Demoniah. Alleen zij overleeft het, en ze wordt daarenboven door Johan gered. Zongor wil Johan en Gorrax naar Oeroek brengen op voorwaarde dat ze Yacintha onder hun goede nemen.
Zongor neemt ze mee op een reis door tijd en ruimte, en uiteindelijk ontwaken Yacinta, Demoniah, Gorrax en Johan aan de rand van de verboden stad Oeroek. Ze dringen het koninklijk paleis binnen, want in de crypte zou zich het geheim van de onsterfelijkheid bevinden. Een pleiade aan valstrikken ontwijkend ontdekken Johan en Demoniah het geheim (Gorrax is tijdelijk uitgeschakeld door een valkuil). Tot hun grote verbazing is Zongor, alias Gilgamesj, de bewaker van de levenswortel die ontsterfelijkheid geeft. Deze wordt tevens bewaakt door een ring van magisch vuur.
Demoniah doet echter een poging om de levenswortel te bemachtigen, en hierdoor raken én Demoniah én Zongor én de levenswortel verteerd door het vuur. Johan en Gorrax zien zich genoodzaakt om het geheim telaten varen en zich uit te voeten te maken. Eenmaal buiten neemt Johan afscheid. Gorrax zal voor Yacintha blijven zorgen…
Eén woord schiet door mijn hoofd: ontembaarheid. Dit album is als het ware gewijd aan dit woord. In het begin laat Demoniah haar tanden zien, kwaad is niet te temmen, ze overleefde de big-bang in het Poolkrijger-bolwerk. Thorwald zal het geweten hebben, door een speer in de rug verdwijnt een sympathiek personage uit de RR-reeks. In antiochië krijgen we een stukje intrige doordat Demoniah een uitgebreide list heeft opgezet om Gorrax en Johan te klissen.
Uiteindelijk laat Zongor zien wat Indomitable Nature werkelijk is. Met natuurkrachten valt niet te spotten en zand laat zich ook niet temmen. Eén storm, en direct 'bye, bye leger van Demoniah'. Maar ook Demoniah toont wat 'ontembaarheid' betekent. Eventjes zien we een soort pseudoromancemoment: de Rode Ridder redt Demoniah in de zandstorm. Wordt het misschien nog iets tussen die twee? Misschien verdient dit album wel een beter einde, want vanaf de ontdekking dat Zongor eigenlijk Gilgamesj is, gaat het bijzonder snel. Misschien had dit nog wel beter of anders mogen worden uitgewerkt. Maar oh, wat zijn we weer kritisch! Dit album is zeker niet slecht, verre van zelfs …
11/1986
Een zwerftocht brengt de Rode Ridder bij het beruchte Slot van Craeyensteyn. Eigenlijk is hij op zoek naar gastvrijheid voor de komende nacht, maar door het plotse overlijden van een kasteelbewoner vreest hij geen onderdak te vinden. Op het binnenplein wordt hij echter gerustgesteld door Donaat, de plaatselijke chirurgijn. Hij vertrouwt Johan op het eerste zicht en raadt hem aan de familieleden van de overleden graaf bij te staan. In de nabije toekomst zal dit meer dan nodig blijken!
Even later maakt Johan kennis met de nar Urban, een figuur die we later nog zullen terugzien in "De Heren van Rode" en vervolgalbum. Urban blijkt naast nar een uitstekend detective en vermoedt dat er bij de dood van graaf Rodrick vuil spel gespeeld is. Een duistere figuur, die Johans komst argwanend van achter een muur gadeslaat, voorspelt naderend onheil. Tijdens het avondmaal maakt Johan kennis met de nabestaanden van de graaf en biedt zijn ridderlijke bescherming aan. De moeder van de overleden graaf, Hanni, ziet zijn aanwezigheid goed zitten, terwijl de jonge weduwe, Clothilde, eerder wapenknechten wil aanwerven.
Na het avondmaal maakt de moeder van de overleden graaf een koffertje open, wat neer komt op de erfenis van Rodrick. Tot ieders verbazing zijn het geen gewone sieraden, maar bevat elk sieraad een onaangename diersoort. Johan vermoedt reeds dat er meer aan de hand is met de sieraden. De kok maakt zich reeds verdacht door het gebeuren te bespieden, maar wordt op tijd door zijn vrouw Adja op andere gedachten gebracht. Zijn wraak zal echter zoet zijn!
's Nachts, wanneer iedereen zich ter ruste heeft begeven, begeeft Johan zich naar de rouwkamer om het sieraad rond de hals van de overleden graaf te onderzoeken. Hierbij tracht een gemaskerde sluipmoordenaar hem te verrassen, maar vanzelfsprekend is Johan hem te vlug af en de man zoekt zijn heil in de vlucht. In de gangen van het kasteel houdt de man de roodharige dienstmaagd Esther een mes voor de keel, maar dankzij het optreden van Urban kan Johan de moordenaar in het nauw drijven. Uiteindelijk stort deze van de kasteelmuren en hoewel zijn uren geteld zijn, weigert hij de naam van zijn opdrachtgever vrij te geven.
Kort na het treffen met de huurmoordenaar wordt grootmoeder Hanni op gruwelijke wijze vermoord en de kever op haar halssieraad blijkt plots verdwenen te zijn. Men vermoedt dat de sieraden vervloekt zijn, maar de koppige Clothilde weigert hierin te geloven en ter nagedachtenis van haar man wil Clothilde dat zij en haar zoontje Elkin de sieraden elke dag dragen.
De volgende dag houdt men in Craeyensteyn een dubbele begrafenis en om het zoontje te sparen van de rouwplechtigheid, maakt Johan met hem een rit te paard door de omgeving. Hij wil van de gelegenheid gebruik maken om de ring van Elkin door Donaat de chirurgijn te laten onderzoeken. Bij hun vertrek worden ze weer door de mysterieuze figuur gadegeslaan, die hun niet levend ziet terugkeren!
Donaat kan niets verdacht vinden aan de ring en weet ook weinig te vertellen over de mysterieuze halfbroer van Rodrick, Gunnard. Deze laatste zou tijdens de kruistochten zwaar verminkt zijn en werd nooit meer weer gezien in de streek. Op hun terugweg naar het kasteel worden Johan en Elkin overvallen door gemaskerde ruiters en Elkin schiet er bijna het leven door in, maar dankzij Johans meesterschap met het zwaard moeten de aanvallers hun pogingen staken. Tijdens het geharrewar heeft Elkin zijn ring verloren. Later zal men beseffen dat dit zijn leven gered heeft!
Terug thuis besluit zijn ongeruste moeder Clothilde om soldeniers aan te werven om de burcht te bewaken. Tijdens een gesprek met haar waarschuwt Johan de weduwe voor de mogelijke terugkeer van Gunnar, die mogelijk op wraak uit is. In zijn ogen zijn Corbijn de kok, Urban de nar en Donaat de chirurgijn allen mogelijke verdachten. Op verzoek van Clothilde arriveren de soldeniers op Craeyensteyn, maar één van hen blijkt een dief te zijn. Bij een poging om het armsieraad van de gravin te stelen, wordt hij gebeten door de slang die plots tot leven komt! Uiteindelijk wordt Clothilde op het laatste nippertje van een slangebeet gered door Johan en tegelijkertijd heeft men door waar het om draaide: de sieraden bleken een dodelijke valstrik voor hun drager. Nu gaat men op zoek naar de moordenaar, maar deze kan zich onopgemerkt tussen de anderen begeven.
Voor het avondmaal meldt Donaat de chirurgijn zich op Craeyensteyn aan. Johan bekijkt hem met argusogen, maar hij zal zijn goede trouw bewijzen wanneer hij Elkin van een gewisse dood redt door zijn ingrijpen met kruiden. De jongen bleek vergiftigd en de kapitein van het detachement soldeniers verdenkt Corbijn en Adja, maar hij kan niets bewijzen. De komende nacht dreigt nog meer gevaar en onheil over de bewoners van Craeyensteyn te brengen!
's Nachts trekt Johan op een inspectietocht door de burcht, maar merkt niet dat hij wordt gevolgd door Urban de nar. De nar heeft geen kwaad in de zin, maar wil zijn kwaliteiten als detective nog eens extra aanwenden. Hij ontdekt twee vergiftigde (weeral!) soldeniers en een geboeide Adja, maar wordt uiteindelijk zelf neergestoken in de rug. Nu gaat de spanning naar een climax. Een brand trekt de aandacht van Johan en de soldeniers en in het verblijf van de kok treffen ze de zwaargewonde Urban, een vermoorde Adja en een bewusteloze kok aan.
De moordenaar blijkt volkomen spoorloos, maar Donaat de chirurgijn heeft er genoeg van en besluit de "Stille getuigen" in te schakelen om de moordenaar te ontmaskeren. Het gaat om de muren van de ridderzaal, die dankzij een magisch truukje schaduwen uit een recent verleden kunnen oproepen. Corbijn de kok wil zich terugtrekken, maar Donaat slaat dat niet toe. De schaduwen onthullen hem als de moordenaar van Adja, maar voordat deze gegrepen kan worden, gaat hij ervandoor. De plompe kok ontpopt zich tot een geduchte vechtjas en hardloper en de laatste achtervolging van het verhaal begint. Enkel Johan kan hem bijhouden en volgt de kok zelfs tot in de slotgracht. Door de harde plons in het water verliest Corbijn zijn masker en Johan moet de strijd aan vatten tegen een vreselijk verminkte man: Gunnard, de halfbroer van graaf Rodrick. Tijdens de kruistochten werd hij in een gevecht door Rodrick in de steek gelaten en vreselijk gefolterd en verminkt door de Saracenen. Uiteindelijk wordt hij dodelijk verwond door de pijlen van de soldeniers en op zijn sterfbed verklaart hij hoe hij de echte familiejuwelen inruilde voor de dodelijke sieraden. Wanneer Gunnard zijn kaars uitblaast, zijn de problemen voor de bewoners van Craeyensteyn over. Er worden twee koppels gevormd tussen mensen die elkaar reeds langer gevonden hadden: Urban en Esther en Clothilde en Donaat. En Johan zet zijn zwerftocht weer verder...
Dit album behoort volgens mij ongetwijfeld tot de beste tien van de reeks. Na de adembenemende trilogie rond het avontuur "In de Witte Hel" en de zoektocht naar Gilgamesj komt Johan in een onvervalste thriller terecht en kan hij zijn kwaliteiten als detective ontplooien. Zijn kwaliteiten als vechtjas komen hier heel wat minder aan bod, buiten de spectakulaire confrontaties met de gemaskerde schurken. In zijn ultieme confrontatie met de zwaar verminkte Gunnard komt hij bovendien wat bleekjes voor de dag, maar hij heeft dan ook een oorlogsveteraan met een enorm gewicht tegenover zich.
Voor een gewoon Rode Ridder-album zonder vervolgverhaal doen er vrij veel personages mee, maar geen enkel ervan loopt in de weg en de karakters worden op hun beurt voldoende uitgewerkt. Van een echte hoofdrol kunnen we buiten Johan dan ook niet echt spreken, maar de belangrijkste figuren zoals Clothilde de burchtvrouw, Donaat de chirurgijn en Urban de nar hebben elk hun eigen stevige inbreng.
Het verhaal begint met een sombere toon en gedurende het hele album blijft de donkere stemming overheersen, maar dit maakt het album net zo sterk. Reeds van in het begin wordt de spanning opgebouwd en geleidelijk aan werkt men naar een climax toe. Pas in de helft van het album wordt ook het vermoeden van Urban bevestigd dat er een moordenaar in het spel zit.
De speculaties rond de vermoedelijke terugkeer van Gunnard voeden alleen maar het wederzijdse wantrouwen en de drie mogelijke verdachten blijven ongeveer tot in de climax hun ware bedoelingen verbergen.
De manier waarop de moordenaar ontmaskerd wordt, kan ook bijzonder origineel worden genoemd: normaal zouden we verwachten dat hij een belangrijke fout maakt en zo ontmaskerd wordt, maar uiteindelijk worden er magische hulpmiddelen aangewend om zijn identiteit te onthullen. De schurk Gunnard/Corbijn is dan ook een bijzonder sluw individu en is zelfs de scherpzinnigheid van Johan en Urban te slim af.
Twee bedenkingen bij het hele verhaal:
2/1987
Johan, de Rode Ridder, verblijft in een kleine vissersgemeenschap, waar de laatste tijd heel wat kinderen spoorloos verdwenen. De vissers verdenken de Zorills, afstammelingen van een oude beschaving de zich middenin een moeras (het 'Verdronken Land') bevindt. Johan besluit om een onderzoek in te stellen, en trekt op zijn eentje het Verdronken Land binnen.
Het duurt niet lang of hij bemerkt één van de geroofde kinderen, Luthor, die rent voor zijn leven. Hij wordt achtervolgd door vreemde krijgers die reptielachtige monsters berijden. In een spannend gevecht kan Johan 3 Zorills uitschakelen, maar de vierde gaat aan de haal nadat hij Luthor een dodelijke slag heeft toegebracht. Na het gevecht ontmoet Johan Chrysotis, de laatste waternimf, een zelfverklaarde vijand van Yppolita, de koningin van de Zorills. Chrysotis raadt Johan aan om een list te gebruiken en zich als huurling aan te sluiten bij Yppolita. Als hij haar vertrouwen kan winnen, zal het een stuk makkelijker zijn om de kinderen te bevrijden.
Zo gezegd, zo gedaan : de Rode Ridder vertrekt naar het bolwerk van de Zorills, waar hij verwelkomd wordt door een regen van pijlen en speren, die zich voor zijn voeten in de grond boren. Johan verklaart dat hij een huurling is en zijn zwaard in dienst van koningin Yppolita wil stellen. De bloedmooie heerseres aanvaardt zijn voorstel, en leidt hem rond in haar stad.
De volgende morgen moet Johan echter een aanvaardingsproef afleggen : gewapend met een stompe speer moet hij in duel treden met Ugur, de beste krijger en chouchou van Yppolita. De rijdieren gebruikt in dit steekspel zijn natuurlijk geen paarden, maar logge moerasdraken. De kemphanen stormen op elkaar af, en Johan illustreert al snel zijn behendigheid in deze sport : Ugur's speer versplintert op zijn schild. Ugur heeft echter een vals trukje achter de hand, en zijn afgerichte draak verkoopt Johan's rijdier een fameus oplawaai met zijn staart. De Rode Ridder is te voet gesteld, en wordt hierdoor een makkelijke prooi voor Ugur's draak. Yppolita merkt het gevaar en sommeert Ugur om de strijd te staken. Deze ziet in Johan echter een concurrent voor de gunsten van de koningin, en negeert haar bevelen. Als de draak met opengesperde muil op hem afkomt, behoudt Johan zijn legendarische tegenwoordigheid van geest en ramt zijn speer tot diep in de slokdarm van het beest. De strijd wordt te voet verdergezet, maar in de discipline 'knokken met het blanke zwaard' kent Johan natuurlijk zijn gelijke niet, en hij dwingt Ugur al snel op de knieën. Yppolita eist natuurlijk dat Johan de genadeslag toebrengt, maar deze besluit zijn tegenstander te sparen.
Terwijl alle blikken op het duel gericht zijn, probeert Chrysotis de kinderen te bevrijden. Een aantal alerte wachters merken haar echter op, en terwijl ze naar het water vlucht wordt ze meermaals getroffen. De soldaten vinden echter nergens haar lijk, zodat ze waarschijnlijk slechts gewond werd. Yppolita besluit daarop om nog diezelfde dag een klopjacht te organiseren in het Verdronken Land. Johan stelt voor om samen met de kinderen als lokaas te dienen.
Kort daarna vertrekt hij met de kinderen in een bootje, van nabij gevolgd door Yppolita en haar 10 beste krijgers. Ugur zint echter op wraak, en tot de tanden gewapend trekt hij eveneens het moeras in. Al snel lokt hij Yppolita's krijgers in een hinderlaag, en zijn blaasroer en losgelaten draak zaaien dood en verderf. Even later haalt hij Johan in, en biedt zijn diensten aan : hij zal de kinderen thuis brengen, zodat Johan en Chrysotis kunnen afrekenen met de Zorills. Chrysotis besluit Yppolita en haar soldaten (de koningin heeft ondertussen versterkingen laten aanrukken) naar haar schuiloord te lokken, aangezien ze daar een dodelijke valstrik gespannen heeft. Dat schuiloord blijkt een paradijselijke plek in een onderwatergrot te zijn (Zo zie je maar dat ook waternimfen niet vies zijn van wat luxe).
Als de Zorills even later naar de grot duiken, blijkt snel wat de valstrik inhoudt : de grot is omringd door enorme wurgplanten, die alle aanvallers verstikken. Enkel Yppolita blijft over, en een tweegevecht tussen beide oogverblindende dames begint. Chrysotis dreigt het onderspit te delven, maar Ugur is net op tijd terug om zijn koningin uit te schakelen met zijn blaasroer.
Daarmee is het verhaal echter niet uit, want de laatste pagina van het album is ongetwijfeld de meest controversiële van de hele Rode Ridder reeks, en gaf op het oude forum stof tot verhitte discussies. Johan blijft immers nog een paar weken logeren in de luxueuze grote van Chrysotis, en na een tweetal tekeningen van innige omhelzingen, volgt de boodschap van Chrysotis, de LAATSTE waternimf : 'Ik weet dat mijn ras zal voortbestaan. Kom me af en toe opzoeken. Hier kun je je altijd thuisvoelen.'
Volgens veel lezers (waaronder ikzelf, natuurlijk) is dit een toespeling op een sexuele relatie tussen Johan en Chrysotis, en zou deze laatste Johan's kind dragen. Anderen vinden het dan weer ondenkbaar dat Johan Galaxa zou ontrouw zijn. Johan is echter ook een man van vlees en bloed, met lusten en gevoelens. Bovendien ken ik maar 2 albums waarin Galaxa lang genoeg bij hem blijft om hun relatie te onderhouden : 'De Toverspiegel' en 'De Ijskoningin'. Bovendien zijn er nog verhalen waarin een allusie gemaakt wordt op een relatie met een andere vrouw, o.a. 'De Slag van Woeringen', waar de moeder van Hertog Jan, Johan allesbehalve onverschillig laat.
Ik vind dit persoonlijk één van de sterkste albums uit de Rode Ridder reeks. De tekeningen zijn zeer verzorgd (koningin Yppolita is werkelijk om te stelen), het scenario is goed uitgewerkt en de sfeer van het moeras wordt schitterend weergegeven. Bovendien bevat het album een drietal spetterende vechtscenes : Johan tegen de 4 Zorills die Luthor doden, het duel met Ugur, en Ugur tegen 10 soldaten van Yppolita.
Bovendien zorgen de afgerichte moerasdraken voor een originele surplus aan dit verhaal en wekt de laatste pagina een boeiende controverse op. Kortom, de maximumscore is hier zeker gerechtvaardigd.
4/1987
Een zwarte toren voor de kust. Een groene lichtstraal schijnt naar een dorpje aan de kust. Een oude man verlaat zijn woonst en gaat richting zwarte toren. Hij wandelt over de zeebodem en gaat gedwee de toren binnen.
Johan die ook op het groene licht afgaat zoekt zijn weg via gladde rotsen. Zijn paard doet een val, waarna hij zich in de zee bevindt. Een golf slaat hem tegen een rots, alvorens hij het bewustzijn verliest, merkt hij nog een grote gestalte op.
Wanneer hij ontwaakt, bevindt hij zich tussen een bende rovers die het op hem gemunt hebben. Johan maakt van een onderlinge twist gebruik om de rovers te verrassen. Een korte schermutseling volstaat om de rovers op de vlucht te jagen. Op Kelso na, die de gevangene is van Johan. Kelso verklaart de reden van zijn roversbestaan. De omgeving wordt geteisterd door onverklaarbare gebeurtenissen. Het vissersdorpje wordt bewoond door spraakloze, levensloze bewoners. Geregeld worden zij geroepen door de zwarte toren. Soms keren ze nooit weer. Johan laat Kelso gaan en besluit een bezoekje te brengen aan de zwarte toren.
Na een moeizame tocht bereikt Johan de zwarte toren en krijgt er een koel onthaal van Beyre. Albertstein, de meester van Beyre onthaalt Johan een stuk gemoedelijker en stelt hem voor aan Aelia, Albertstein’s pleegdochter. Albertstein blijkt een geleerde te zijn, hij knutselt tal van mechanische voorwerpen in elkaar. Een ervan is de mechanische vleermuis van Aelia “ Argus”. Wanneer er wederom een storm opsteekt, verontschuldigt Albertstein zich, samen met Beyre rept hij zich naar de toren, om er aan zijn proefnemingen te beginnen.
Vanop de kust is Kelso getuige van het opwekken van de groene lichtstraal. Deze wordt opgewekt door een apparaat dat gebruik maakt van bliksemenergie. Johan merkt de groene straal ook op en besluit op onderzoek te gaan. Johan stormt de trappen op maar wordt onderweg tegengehouden door een woeste Beyre. Bij de schermutseling raakt Argus ernstig beschadigd. Pas wanneer Albertstein een eigenaardig wapen naar Beyre richt , kalmeert de reus. Albertsteins proefnemingen zijn door de commotie mislukt.
Wanneer de storm gaat liggen verlaat Aelia de zwarte toren. Johan blijft alleen achter, opgesloten in een kamer. Aelia rent Kelso tegemoet, er volgt een innige omhelzing. Kelso vraagt Aelia om de toren voorgoed te verlaten. Aelia twijfelt echter aan de bedoelingen van Kelso en rent terug naar de toren. Bij haar terugkomst heeft Albertstein een verrassing voor haar. Argus is gerepareerd en kan nu ook spreken. Hij waarschuwt dan ook meteen het gezelschap, wanneer hij ontdekt dat Johan een ontsnappingspoging onderneemt. Johan is echter al te ver om hem nog in te kunnen halen. Hierop stuurt Albertstein Argus achter hem aan om hem vanop een afstand te volgen.
Johan bereikt intussen het vissersdorp en gaat er op verkenning. Hij treft er een oud vrouwtje aan dat nog wel leeft, maar niet meer lijkt te ademen en ijskoud aanvoelt. Plots wordt Johan overvallen door de strandjutters. Hij doet een uitval maar bevindt zich tegenover een overmacht. Net op tijd komt Kelso hem ter hulp. De rovers gaan op de vlucht, en Johan volgt Kelso naar de rotsen waar deze een geheime schuilplaats heeft. In de schuilplaats bemerkt Johan een partij wapens. Kelso vertelt Johan zijn verhaal. Hij onderzoekt de geheimzinnige gebeurtenissen in de omgeving in opdracht van de koning. Johan besluit Kelso zijn hulp te verlenen. Ze werden echter door Argus bespied en zijn nu verplicht snel te handelen. Albertstein is ingelicht en stuurt Beyre op de twee mannen af. Aelia tracht Albertstein te overhalen om Kelso, haar geliefde te sparen, maar Albertstein is onverbiddelijk. Ook de strandjutters zijn Johan en Kelso op het spoor. Zij willen met hen afrekenen. Plots duikt Beyre op voor de strandjutters. In een vreselijk gevecht doodt Beyre alle strandjutters. Johan en Kelso hebben ondertussen veilig de toren bereikt en weten binnen te geraken. Daar wacht Aelia hen op. Angstig zet ze de beide mannen aan om te vluchten, te laat echter, een gas komt de kamer binnen en beide mannen verliezen het bewustzijn. Wanneer ze weer bijkomen zijn ze Albertsteins gevangenen. Albertstein zal ze gebruiken als proefkonijn. Hij zal hun hersenen inbrengen in mechanische lichamen en zo een kunstmens creëren. Beyre was zo een vroeg experiment.
Met een wapen dat werkt op bliksemenergie kan hij de kunstmensen controleren. Alvorens Johan en Kelso onder de bewaking van Aelia en Beyre achter te laten verklaart hij nog de functie van de groene straal. Deze werkt hypnotiserend en lokt de bewoners naar de zwarte toren. Langdurig gebruik beschadigt de hersenen echter, wat de willoosheid tot gevolg heeft. Albertstein verkreeg zijn kennis door dromen. Een kruidenmengsel stelt hem in staat zelf zijn dromen te kiezen. Dromen over de toekomst. Albertstein gaat naar zijn kamer om te dromen. Johan en Kelso trachten Aelia nu te overhalen om hen te helpen. Samen met Argus besluit ze de mannen te helpen. Beyre vormt echter een gevaarlijk opstakel. Argus zorgt voor de afleiding, zodat Aelia de trappen op kan om Albertsteins wapen te bemachtigen. Beyre wordt uitgeschakeld door Aelia waarna ze Johan en Kelso bevrijdt. Er is brand ontstaan in de toren, een furieuze Albertstein roept om wraak, maar staat intussen zelf in brand. Radeloos springt hij door het raam. Aelia lijkt haar zinnen kwijt te zijn en springt hem achterna. Beyre is terug bij zijn positieven gekomen en valt Johan en Kelso aan. Johan rekent voorgoed met hem af.
Kelso heeft ondertussen het lichaam van Aelia gevonden. Ook zij was een mechanische kunstmens. Albertsteins lichaam is echter spoorloos.
De volgende morgen is de zwarte toren nog slechts een rokende ruïne. Dankzij Johan en Kelso is de streek verlost van het kwade.
Argus cirkelde als enige overlevende nog een tijd rond de resten van de zwarte toren, tot op een dag een oude man hem kwam halen…
In dit album maakte Biddeloo nog eens succesvol gebruik van het gegeven science –fiction. Robots met een menselijk brein, je zou het verwachten in Star Trek. Niettemin is het science fiction element in dit verhaal van zeer hoog niveau. Het optreden van Albertstein ( Einstein ) en Beyre ( Frankenstein ) geven het verhaal een herkenbare en grappige noot. Zonder deze grappige noot was het een bloedstollend horrorverhaal geworden dat je zo naast Vrykolakas kon leggen. Het typeert Karel dan ook dat hij koos voor een luchtiger verhaal. Overigens heeft Karel voor alle science fiction elementen een middeleeuwse verklaring (Albertstein droomt door middel van een geheim kruidenmengsel van de toekomst) en leunt daarbij aan bij de mysterieën rond de figuur van Leonardo da vinci, die ook uitvindingen deed, die wel it de toenmalige verre toekomst leken te komen.
Qua tekenwerk zitten we in een topperiode, sfeervolle inkleuring en prachtige decors komen de duistere sfeer van het verhaal volledig ten goede.
** Let op het hoofd van C3PO op strook 59!
6/1987
In de 13e eeuw zag de Vlaamse kust er nog enigszins anders uit dan tegenwoordig. Koksijde, nu een heuse badstad, was toen niet meer dan een verzameling van wat krakkemikkige houten huisjes en zand… heel veel zand. Bij volle maan trekt een processie van monniken door deze duinen, de rode gloed van de zonsondergang is net onder de horizon verdwenen. Plots worden de vrome mannen aangevallen door een hele bende krijgers die uit de richting van het water lijken te komen. De monniken proberen te vluchten, maar kunnen de geoefende krijgers uiteraard niet voorblijven. Op het laatste moment komt een geharnaste ridder tussenbeide en weet de geestelijken van een gewisse dood te redden.
De ridder blijkt niemand minder dan onze held Johan, De Rode Ridder te zijn. Aangezien Johan in alle windstreken thuis is, herkent hij de krijgers al snel als Vikings uit het hoge noorden. Wat hij zo mogelijk nog interessanter vindt, is dat de mannen het hadden over een “spookzwaard”. Wanneer Johan daarover informeert bij de abt, nodigt deze hem uit om een tijdje in de duinenabdij te verblijven. Volgens de abt gaat het om niet meer dan een legende, maar bepaalde andere partijen zijn daar blijkbaar niet zo van overtuigd…
In de jaren '80 tekende en schreef Karel Biddeloo zonder twijfel een aantal van de beste albums uit de reeks. Het tekenwerk was op dat moment uitermate knap, de inkleuring zeer sfeervol en het verhaal ronduit boeiend. In het vorige album, De Zwarte Toren, kregen we het beste uit zowat alle genres voorgeschoteld (gaande van parodie tot science-fiction). De Duinenabdij kan je gerust een beetje serieuzer nemen, al blijft er wel een serieuze knipoog naar het esoterische, dat ook min of meer een constante vormt binnen de albums van Biddeloo.
Het album speelt zich af aan de Vlaamse kust van de 13e eeuw. In dit geval de streek rond Veurne en meerbepaald de Duinenabdij die in het dorpje Koksijde stond, reeds lang voor Koksijde bestond weliswaar. Het is zelfs zo dat de monniken in grote mate bijdroegen tot de ontwikkeling van de omgeving op economisch vlak. Bovendien gingen ze de strijd aan met de verzanding die op dat moment vollop aan de gang was en ook de abdij dreigde te verzwelgen. Doe daar nog wat termen uit de monikken-wereld bij en je hebt een album dat uitpuilt van de historische informatie, iets wat we enkel kunnen toejuichen.
Rond de geschiedenis van de abdij, haar bewoners en de streek waarin ze stond valt uiteraard nog veel meer te vertellen. Dat bevestigde ook Karel Biddeloo toen hij 14 jaar na het verschijnen van dit album een tweeluik tekende over Ligerius, de Franse Benedictijnermonnik die volgens de legende de abdij in 1107 gesticht zou hebben ...
9/1987
In Byzanthium wordt keizer Basilius belaagd door een groot gevaar. In zijn dromen wordt hij aangevallen door gevleugelde monsters en als hij wakker wordt heeft hij verschrikkelijke brandwonden. Het is duidelijk dat iemand de ondergang van keizer Basilius wil, en dat de keizer daarvoor in zijn dromenland Oniria belaagd wordt. Nicephorus, zijn lijfarts-magiër, en Shizzoë (de keizerin) staan machteloos want de occulte kracht die hen bedreigt is groot. In de onderwereld van Byzanthium gaat Nicephorus te rade bij Myradia, de zieneres. Deze voorspelt dat er hulp zal komen voor de keizer, maar dat een duivelse kracht binnen de muren van het paleis schuilt. De hulp komt er inderdaad onder de figuur van de Rode Ridder.
In het paleis sluipt echter nog een huurdoder rond. Het is een lid van de ninja-sekte. Deze doder schakelt Narces en Cyrillus, de twee persoonlijke lijfwachten van de keizer, vakkundig uit. Ten einde raad besluit Nicephorus hulp te vragen aan de grote Merlijn. Deze stelt voor om runebanden te maken zodanig dat de keizer kan vergezeld worden naar Oniria (het dromenland).
Zo gezegd, zo gedaan en even later slaapt de keizer in. Nicephorus en Johan ontwaken in Oniria, waar ze direct het hoofd moeten bieden aan slingerplanten, monsters en een reuzesprinkhaan. Uiteindelijk komt de vijand uit de schemering. Het is niemand minder dan Shizzoë, de keizerin. Juist als ze het drietal wil vernietigen verschijnt Merlijn, die het ware gelaat van Shizzoë onthult. Het is natuurlijk Demoniah die zich weer eens vermomd had. Demoniah wordt verplicht om Shizzoë terug vrij te laten. Maar de eeuwige vijanden spreken af elkaars pad terug te kruisen in hun zoektocht naar het boek Necronomicon…
Geen slecht album, maar Oniria zelf is toch een beetje flauwtjes. Het gastoptreden van een ninja vond ik dan weer wel geslaagd. Het zijn toch op en top professionals, hè die ninja's… Voor de rest is er eigenlijk niet veel over dit album te zeggen. Het is geen topper, maar zeker geen slecht album.
11/1987
Dit album pikt de draad op waar het vorige, "Oniria", eindigde. De Rode Ridder, voorzien van het zegel van Ishtar bevindt zich op een schip, dat op weg is naar het bolwerk van de beruchte Naamloze Twaalf, de Meesters van de Zwarte Kring, die recent de hand hebben weten te leggen op het boek Necronomicon, "de sleutel tot het geestenrijk en verboden dimensies, de sleutel tot heerschappij over het universum (en de naburige voorsteden)". Dat is niet zo best. Ook Bahaal is geïnteresseerd in enige lectuur en stuurt (alweer) Demoniah om het boek in te krijgen.
Het schip van de Rode Ridder wordt aangevallen door harpijen en de rode ridder wordt enkel gered door het gebruik van het Zegel van Ishtar. Demoniah gooit het inmiddels op een akkoordje met Poseidon, die Johan en zijn medestanders de dieperik intrekt. De Ridder wordt andermaal gered door het Zegel van Ishtar. Hij wordt wel gevangen genomen door Poseidon, en wordt gered door de interventie van Ishtar zelve. Begeleid door de godin in kwestie dringt de Rode Ridder het bolwerk van de Naamloze Twaalf binnen, waar Demoniah gebruik maakt een moment van afleiding van de Twaalf om te proberen het boek Necronomicon uit hun onstoffelijke klauwen te rukken. Net wanneer ze het boek te pakken neemt, schiet Ishtar haar het boek weer uit handen: zij was met de Rode Ridder via een lavakanaal het bolwerk binnengedrongen.
De Rode Ridder werd beschermd door haar zegel. Op dat ogenblik komt de aanvoerder van de Naamloze Twaalf zich moeien. Hij vangt een pijl van Ishtar voor zijn moeite. Demoniah ziet haar kans om Ishtar te doden, maar haar mes wordt opgevangen door Necronomicon, dat door de Rode Ridder als schild gebruikt werd. Er wordt nog wat heen en weer geschoten, en uiteindelijk gaat het hele bolwerk de lucht in, verdwijnt Demoniah (alweer) in het niets, en is het boek Necronomicon weer vrij.
Zozozo... Welwelwel... Dames en heren lieve browserkinderen, dit is geen evenwichtig album. Aan de ene kant bevat het een aantal grootse ideeën, die aan de andere kant soms vakkundig worden de strot dichtgeknepen. U wou voorbeelden? Vooruit dan maar, u vraagt, wij draaien.
De Naamloze Twaalf, de Meesters van de Zwarte Kring, oeroude dienaren van chaos. De twaalf apostelen van chaos, als het ware. Groots idee. Eindelijk tegenstanders van formaat, zou je zo denken. En hoe spreken ze elkaar aan? Nummer één, nummer twee, nummer drie, afijn, u begrijpt het wel.
Ik ben altijd van mening geweest dat één Naamloze dreigend is. Als het er twaalf zijn en ze elkaar met nummers aanspreken wordt het sullig. Bovendien heeft een slecterik een naam die nazindert: Bahaal? Goed. Jef? Niet om naar huis over te schrijven. De Meesters van de Zwarte Kring, dus. En wat hebben zij voor machtige wapens? Hele legers? De Bom? Nee, mijnheer, een uit zijn krachten gegroeide soepketel waarop ze dingen kunnen zien. Een doordeweekse satellietontvanger, als het ware, die dan nog enkel boven water kan kijken (en dan nog: soms wel en soms niet, tenminste: Demoniah had geen enkel probleem om even met Poseidon te chatten).
En dan komt de mooiste: wanneer nummer één schietschijf nummer één van Ishtar wordt, komen de andere elf eraan. En wat doen ze? "Nummer één, geef ons leiding!" Ben ik veeleisend, of mag van een twaalftal wezens die sinds het begin der tijden snode plannen smeden toch wel verwacht worden dat ze genoeg slecht karakter en zin voor initiatief hebben om zonder al te veel formaliteiten indringers af te maken zonder dat nummer één (AAARGH! Die naam!) hen bij het handje moet houden?
Hmmm... Ken ik jou nergens van?
Ouwe getrouwe Bahaal en Demoniah zijn weer op post en worden weer voor aap gezet. Volgende. Ishtar en Poseidon zijn bona fide goden uit respectievelijk Sumerisch/Babylonische en Griekse methologie. Volgende. De Naamloze Twaalf (van de eerste tot de twaalfde) (AAARGH!) zouden een verwijzing kunnen zijn naar de twaalf apostelen. Hun andere titel echter, "de meesters van de Zwarte Kring", zal sommige liefhebbers van Sword & Sorcery (waaronder uw dienstwillige) bekend in de oren klinken. Het is ook de titel die Robert E. Howard, schepper van Conan de barbaar, soms toekende aan de Stygische tovenaars.
En dan het pièce de la résistance: Necronomicon. Zou Grieks zijn voor "Boek van de Doden", maar wie kan dat wat schelen? Necronomicon is een begrip binnen het werldje van fantasy- en horrorliteratuur. Het Boek Necronomicon is een schepping van ene mijnheer Howard Philip Lovecraft (vaak afgekort tot H.P. Lovecraft), een Amerikaans schrijver uit het begin van deze eeuw, die voornamelijk zal herinnerd worden als de schepper van wat men genoegzaam de Cthulhu-mythos is gaan noemen. Lovecraft beschrijft onze wereld als een speelbal van kosmische machten waarvan alleen de aanblik al met waanzin slaat en die de mens niet bepaald een warm hart toedragen. Het boek Necronomicon is een van de middelen om toegang te krijgen tot de werelden en dimensies waar deze wezens zich tussen twee snacks ophouden. "Toegang tot verboden dimensies", daar zeg je zowat. Wie iets meer wil weten over H.P. Lovecraft in het algemeen en Necronomicon in het bijzonder, verwijs ik graag naar het uitstekende HP Lovecraft Archive.De site in kwestie is soms wel wat traag, maar loont wel de moeite, voor de liefhebbers.
Nog even dit: Necronomicon is zelfs een eigen leven gaan leiden. Sommige eerder simpele zielen zijn ervan overtuigd geraakt dat Necronomicon echt moest bestaan (alle "krediet" gaat hier naar Lovecraft, die in zijn verhalen uitstekend de indruk kon geven dat het hier om een echt boek ging), en sommige iets minder simpele en zeer zeker minder scrupuleuze zielen hebben hen gegeven wat ze wilden: echte valse kopieën van het boek. Sommige daarvan zijn zelfs op het internet te vinden. U weze gewaarschuwd.
Het laatste oordeel...
Ai ai ai ai ai... Hmmm... ik word hier verscheurd... aan de ene kant zitten er dus ideeën en verwijzingen in waar ik met moeite kan aan weerstaan: Necronomicon en andere, die niet altijd op een even geslaagde manier worden uitgewerkt. Hoe moet dit album ingeschat worden als Rode Ridder-album? Mag ik de lezer op dit ogenblik uitnodigen om de korte inhoud nog eens te overlopen? Ik wacht wel even. Klaar? Goed. Is het iemand opgevallen hoe vaak ik een variant van "De Rode Ridder/Johan wordt" gebruik? Ik vond dat in het hele album RR slechts een tweederangsrol speelde en nogal passief was. De enige echte aktie die hij onderneemt (vechten met het schootvisje van Poseidon) is nogal futiel. Voor de rest vervult hij op keurige wijze de rol van decor, terwijl de hogere machten het onder elkaar uitvechten. Als een held iemand is die zijn stempel weet te drukken op de wereld, dan is RR hier niet erg heldhaftig. Ik denk dat het helaas een logisch gevolg is van het thema van het album: Karel Biddeloo heeft een dreiging van kosmische proporties gecreëerd en het is jammer genoeg zo dat daar enkel spelers van kosmische proporties (Goden) de uitweg kunnen bieden. De Engelsen zouden zeggen: "he's out of his league".
Voor studenten van het RR-universum draagt dit album toch wel wat bij: we wisten al dat Bahaal niet de opperslechterik is (zie album 66 "Het Nimfenwoud", waar Galaxa Bahaals Baas oproept), maar nu zien we eigenlijk de eerste expliciete concurrenten van Bahaal. We leren ook dat Galaxa een wezen van dezelfde klasse als de goden is. Eindscore: als album: 2 sterren, opgetrokken naar drie voor de medespelers en de bijdrage aan de kennis van het universum.
6/1988
Tijdens een van zijn zwerftochten doorkruist Johan een bergachtige woestijn, het gebied van de Abbyss. Dorstig van de hitte houdt hij halt aan een meertje. Al snel komt het lugubere oord tot leven… In verhoogde staat van paraatheid trekt Johan zijn zwaard en bindt de strijd aan met enkele aanvallende wurgplanten. Na een felle strijd geven de gedrochten het op en trekt Johan verbaasd verder. In het gebergte valt hij in een hinderlaag van, de Amazones. Net wanneer de knappe Sigrid wil toeslaan komt Naomi tussenbeide. Zij heeft het gevecht tussen Johan en de wurgplanten gezien en weet dat de ridder hun gebied met goede bedoelingen betreden heeft. Johan ontwaakt temidden van de Amazones in hun verborgen schuilplaats. Hij maakt er kennis met de vrouwen van de stam der Jarnaï’s, wiens mannen zich in de tempel van Medusa bevinden. Zij vormen de katalysator voor een continue stroom van menselijke offers. Geprikkeld door het onrecht dat Medusa de Jarnaï’s aandoet besluit Johan een einde te maken aan diens terreurheerschappij. Onverschrokken gaat hij op pad, vergezeld door Sigrid, Naomi en hun gids Yakki. Het avontuur kan beginnen…
In Medusa trekt Karel Biddeloo alle registers open. Als er al gesproken kan worden van een toppunt binnen zijn fantasy-kunnen, dan komt Medusa aardig in de buurt. Als een volleerd fantast creëert hij zijn eigen mythe rond Medusa, die weinig vergelijkingen vertoont met de Griekse mythologische figuur die we kennen uit onze geschiedenis. Biddeloo’s Medusa is het resultaat van experimenten, uitgevoerd door de voorouders van de Jarnaï’s. Medusa benadrukt dat deze gebeurtenissen plaatsvonden voor de zondvloed. Dit laat ons achter met enkele mogelijkheden. Of Medusa werd gecreëerd door de Atlantiërs, of de Mesopotamiërs en hun legendarische Gilgamesj zaten er voor iets tussen. Beide beschavingen zijn makkelijk te linken aan buitenaardse intelligentie, wat het sci-fi masker van Medusa alleszinds kan verklaren.
Yakki, dat kleine vervelende figuurtje, speelt in tegenstelling tot zijn gewoonte een vrij belangrijke rol. Het is zijn toverstaf die als deus ex machina ten tonele gevoerd zal worden, wat uiteindelijk het einde van Medusa betekent. Dit op zich is al een bewonderenswaardige rol. Waar we echter van genoten hebben is de grappige ondertoon die Yakki in dit toch wel erg duistere verhaal brengt.
Als de scenarist van een volleerde B-film knoopt Biddeloo hier het ene horror moment aan het andere. Bij wijze van climax hebben we uitzonderlijk genoten van de mummies van de hogepriesters en priesteressen. Wanneer zij tot leven komen is het hel op aarde!
Het is een mirakel dat Johan steeds zo ijzig koel en kalm blijft onder deze omstandigheden. Daarbij is hij ook nooit verlegen om een treffende one-liner. Een van zijn beste krijgen we in dit verhaal te lezen. Terwijl hij Yakki stevig vasthoudt zegt hij doodserieus… “geen apestreken, of ik snij je eigenhandig je beide oren af!”.
En jawel… De knappe Sigrid hangt aan Johan’s lippen… weeral een hartje gebroken…
9/1988
Voor dit verhaal verplaatsen we ons naar Maastricht omstreeks de 12e eeuw. In de schemer glijdt er een roeiboot over de maas, waarin zich de kasteelvrouw van Lichtenberg, Dymphna, met haar zoontje Olof bevinden. Uit het gesprek dat zij voeren blijkt dat de kasteelheer Allard al lange tijd op kruistocht is, maar zij verwachten ieder moment nieuws van hem te horen. Bovendien wordt ons duidelijk dat zich een roversbende in de streek ophoudt die slechts op het duister wacht om argeloze mensen te overvallen. De soldenier die als escort aanwezig is, dringt er dan ook op aan om naar het kasteel terug te keren.
Maar dan slaat het noodlot toe: pijlen snorren door de avondhemel en schakelen de roerganger en de soldenier uit. Hoak en zijn roversbende zijn in actie gekomen en zijn de situatie meester. Ze weten de kasteelvrouwe en haar zoon te grijpen, maar voordat zij zich uit de voeten kunnen maken komt er een geharnaste ridder door het ondiepe water aanstormen die de rovers weet te verdrijven. Hoak weet echter met Olof te ontkomen. De ridder laat geen moment liggen, grijpt Dymphna, en zet de achtervolging in.
Hoak weet echter op tijd de mergelgroeve in te vluchten, en de ridder rijdt onverschrokken achter hem aan. Inmiddels zijn ook de gealarmeerde soldeniers uit het kasteel gearriveerd. Op dat moment neemt de ridder zijn helm af, en natuurlijk blijkt het De Rode Ridder te zijn. Johan laat zich niet afschrikken door het labyrinth, en zet de achtervolging in op zoek naar sporen van Olof. Hij komt er echter achter dat dit toch een te grote opgave is, en besluit terug te keren om op zoek te gaan naar een gids.
Eenmaal terug op het kasteel vertelt Johan dat zijn aanwezigheid geen toeval is. Hij is de koerier uit het Heilige Land, en brengt slecht nieuws met zich mee. In een uitvoerig verslag verhaalt Johan hoe hij Allard vergezelde op een verkenningstocht waarbij zij in een hinderlaag vielen van de Saracenen. Voordat Johan terugkeerde naar het hoofdkwartier om hulp te halen gaf hij zijn woord aan Allard dat hij Dymphna zou bijstaan met haar problemen. Als de Rode Ridder later ter plekke komt met versterking treffen zij geen overlevenden aan...
Dan doet Hoak van zich horen. Hij eist een losprijs van duizend goudstukken, die door Johan bij de mergelberg moet worden afgeleverd. Het belang van een goede gids staat nu buiten discussie, en Dymphna regelt een gids die zich de volgende ochtend meld. Samen met de gids Pjol, een mergelkapper, gaat hij op weg. Ook de pleegdochter van Pjol, Zyra, zal meehelpen om de jonge Olof terug te vinden. Samen dringen zij het gangenstelsel binnen, gadegeslagen door de rovers. Eenmaal binnen weet Zyra een wachtpost uit te schakelen, maar een instorting lokt de kornuiten van de rover naar de drie indringers. Zij raken in gevecht met elkaar, waarbij Hoak vanaf een verborgen positie zijn kans afwacht om Johan in de rug aan te vallen. Als hij zijn bijl opheft voor een fatale slag, doet een verschijning hem verlammen van de angst.
In de mergelgang staat er een afschrikwekkende duivel het tafereel te bekijken! Hoak en zijn rovers maken zich gillend van de angst uit de voeten. Ook het trio is geschokken, maar als de verschijning plots weer is verdwenen, vinden zij op de plek een smeulende roetplek en een doordringende pek en zwavelgeur. Na deze ontmoeting besluiten Johan en zijn bondgenoten terug te keren naar het kasteel en het de volgende dag nomaals te proberen. Wel zijn zij te weten gekomen waar de schuilplaats van de rovers zich bevindt.
Inmiddels houden de rovers krijgsraad, en plotten de moord op de Rode Ridder en de verovering van het kasteel. Natuurlijk is er altijd een slimmerik aanwezig die openlijk zijn twijfels heeft, na de onvoorziene confrontatie met de duivel van de Lichtenberg. Hoak duldt geen kritiek, en drukt deze insubordinatie hardhandig de kop in. Hij stuurt zijn handlangers op pad, en houdt zelf de wacht bij Olof. Dan valt hij in slaap, maar schrikt hoestend wakker: zijn gevangene is verdwenen en op de plek rest slechts een rokende roetplek, en een zwavelgeur maakt het ademen moeilijk.
Hoak vlucht naar zijn kornuiten, en houdt de ontsnapping van Olof voor zich. Inmiddels is Johan gearriveerd, en hij zal door Hoak bij de jongen worden gebracht in ruil voor het losgeld. Olof is echter ontsnapt, en wordt door een onzichtbare aanwezigheid naar de maasoever gestuurd waar Zyra hem opwacht. Zyra weet blijkbaar meer over wat er gaande is, maar zij laat verder niets los. Intussen loopt Johan met de roversbende door de mergelgangen. Een der rovers schrikt plots hevig: de duivel staat hun op te wachten. Groot is de paniek, en de rovers trachten te ontkomen. De duivel blokkeert de doorgang, en Johan gaat gelijktijdig in de aanval. Terwijl hij de rovers bezighoudt, drijft de duivel Hoak in het nauw, waarbij de rovershoofdman het leven laat. Zijn handlangers slaan hierna op de vlucht.
Eenmaal buiten het gangenstelsel staat hun een verrassing te wachten: een zwaarbewapende groep ridders staat hun op te wachten. De rovers komen in een kort treffen allemaal om. Dan komt Johan uit de grottengang vergezelt met de duivel. Dan vallen alle puzzelstukjes om zijn plaats: de duivel blijkt de doodgewaande Allard te zijn, die bij wijze van een list zich zich vermomde als de duivel om zodoende de rovers naar buiten te lokken/drijven. De groep ridders zijn de strijdmakkers van Allard uit het heilige land, en Johan speelde de hele list mee. Als laatste gaat de Rode Ridder met Allard op pad om de buit van de rovers te zoeken. tijdens hun tocht doen zij een schokkende ontdekking: in een afgelegen gang stuiten ze op de smeulende afdruk van een bokkepoot in gloeiende pek. Allard verklaart niet in de gang te zijn geweest en een akelig vermoeden doet zich rijzen...bestaat er werkelijk een duivel in de ondergrondse gangen? Dan lijkt er een zacht hoongelach vanuit de diepte op te stijgen...
Ik ben natuurlijk een beetje bevooroordeeld; ik kom zelf uit Maastricht en ken de grotten en de ruïne van Lichtenberg. Dat deze elementen in een Rode Ridder verhaal zijn gebruikt is in mijn ogen wel bijzonder!
Leuk is het om te zien hoe Karel Biddeloo de historische feiten en zijn fantasie tot een verhaal samensmeed. Er heeft wel degelijk een kasteel op de Sint Pietersberg gestaan, waarvan er tegenwoordig slechts een ruïne resteert. Meer info over een stukje historie vind je achterin het album, overigens een aardige toevoeging.
Het verhaal zit spannend in elkaar. Vooral de plotwending waar de doodgewaande Allard ten tonele komt geeft het album een meerwaarde. Dat is wat er ontbreekt in de meest recente albums: Het gebrek aan een verhaallijn die net even iets verder gaat dan de platte avonturen die Johan tegenwoordig beleeft.
Bijzonder is de verschijning van Johan: een aantal pagina's blijft zijn indentiteit verborgen onder een imposant harnas. Opmerkelijk, omdat Johan zelden wordt gesignaleerd in een dergelijke outfit. Meestal draagt hij zijn herkenbare rode tuniek.
Het tekenwerk valt echter iets tegen ten opzichte van eerdere albums. Voornamelijk de vele tekeningen waarin de bekende fotokopie wordt toegepast zijn naar mijn mening te veel en te nadrukkelijk aanwezig. Dat maakt ook dat de inkleuring iets tegenvalt.
Al met al mag dat de pret niet drukken; de verhaallijn en de spanning die daarin wordt opgebouwd redt het ietwat magere tekenwerk.
11/1988
In het begin van dit verhaal bevinden we ons in de bossen van Heer Corum. Corum is met zijn echtgenote Rosamond, zijn neef Agar en diens verloofde Mechtild, bezig aan een wilde jacht op een witte reebok. Ook Yoros, een beruchte stroper is in de buurt. Wanneer Yoros opgemerkt wordt en tracht te ontsnappen, wordt hij in de schouder getroffen door een speerworp van Agar. Gewond en slechts half bij bewustzijn, tracht hij verder te vluchten. Dan komt Johan op de proppen. Onwetend van Yoros’ “beroep” neemt hij de stroper in bescherming. Ondertussen raakt ook Corum gewond bij een val.
Johan besluit zijn metgezel onder te brengen in de Rode Herberg aan de rand van het woud. Onmiddellijk valt Yoros’ panische angst op voor deze plek. Hij is echter te zwak om zich tegen Johans initiatief te gaan verdedigen. Eenmaal aangekomen in de herberg, blijkt dat ook het andere jachtgezelschap een onderkomen gevonden heeft in deze herberg. De beenwonde van Heer Corum is van die aard dat hij niet kan paardrijden. Ze besluiten enkele dagen in de herberg te verblijven. In de herberg maken we tenslotte kennis met Bran, de herbergier. Dit blijkt van in het begin een bijzonder hardleers type te zijn. Ook Agar, die nu pas merkt dat de gewonde medegezel van Johan niemand minder is dan Yoros, is een vechtersbaasje.
Uiteindelijk worden de plooien gladgestreken en Yoros wordt te rusten gelegd in de “rode kamer”, een kamer met uitzicht op de watermolen van de herberg. Zijn panische angst voor deze plek blijkt geenszins verdwenen, doch hij is te zwak om te reageren. Tijdens de maaltijd, waarin Bran toont dat hij een meesterkok is, horen de aanwezigen opeens een ijzingwekkend gehuil uit de rode kamer. Wanneer Johan ter plekke komt, blijkt Yoros spoorloos verdwenen. Zijn kleren liggen er echter nog. Verder onderzoek levert niets op.
Tijdens het verder verloop van de maaltijd wordt de verdwijning verder besproken. Mechtild vindt het allemaal nogal spannend en geeft zich op als vrijwilliger om te overnachten in de rode kamer. Agar en Johan zouden buiten de wacht houden. Het bourgondische maal maakt de bewakers echter loom, en een tweede verdwijning vindt plaats. Agar, die buiten zichzelf is omdat zijn verloofde verdwenen is, verdenkt Yoros van een ontvoering, en besluit de rivier af te gaan zoeken.
Johan denkt dat de oplossing tot het raadsel elders te vinden is, en begint de herberg uit te kammen. Hij krijgt hierbij de hulp van Bran, zij het tegen diens wil en dank. Onderzoek van de rode kamer brengt enkele eigenaardigheden aan het licht. De wanden van de kamer voelen warm aan en er hangt een zoetige vreemde geur. Ook in de rivier aan de watermolen valt iets op. Het rad fungeert als een soort zeef voor onzuiverheden. Nader onderzoek toont aan dat er zich een soort wier rond het rad bevindt. Ondertussen keert Agars paard terug naar de herberg. Zijn berijder is spoorloos verdwenen… Een zoektocht levert weerom niets op.
Bran, die van Johans afwezigheid gebruik maakte om Rosamond lastig te vallen, krijgt het bij diens terugkomst duchtig aan de stok met Johan. De RR vermoedt dat Bran meer weet van de verdwijningen. Bran weigert medewerking en wordt opgesloten in de rode kamer. Dan horen we wat zich in de kamer afspeelt: de deur blokkeert, het rad begint te draaien, een ijzingwekkend gekrijs, een rode nevel die zich door de kamer verspreidt, en … weerom een slachtoffer. De herbergier blijkt eveneens verdwenen.
De rode kamer verbergt dus een dodelijke valstrik. Johan weet dan dat het zijn plicht is om de volgende gast te zijn in de rode kamer. Om zijn voorzorgen te nemen, brengt hij enkele kruiken lampolie mee in de kamer. Corum en Rosamond, de enige andere overlevenden, wachten buiten met spanning af. De deur van de rode kamer sluit zich, en dan onthult de werkelijke bewoner van de Rode Herberg zich …
Zucht … wat een album! Zo maken ze ze tegenwoordig niet meer. Soit, alle gekheid op een stokje. De verhaallijn in dit album nodigt gewoon uit om verder te lezen. En spannend!?! Je hebt er geen gedacht van. Dit is een van de albums die ik al ontelbare keren gelezen heb, en telkens blijft het boeien. Dit is gewoonweg een pareltje.
Ik weet niet onder welke categorie je dit album nu eigenlijk moet plaatsen. Het is geen echt ridderverhaal, maar ook niet echt van het ‘monstergenre’. Door de spanning die in dit album vervat zit, laat me dit echter ijskoud. Zo mogen ze er zeker nog maken. Het begint eigenlijk al bij de kaft en de titel van het boek. “De Rode Herberg” … het heeft al iets dreigends over zich. Dan de tekening: een brandende herberg met een onheilspellende rode gloed. De personages getekend met een onvatbare angst op het gezicht. Ze hebben iets verschrikkelijks gezien…
Na het lezen van dergelijk album kun je niets anders dan bewondering hebben voor het metier en het vakmanschap van de tekenaar en de scenarist. Mensen die een dergelijk spannend verhaal kunnen maken, op een manier die toch beknopt is (ik vind dat dit verhaal zich leent voor een spannend boek van enkele honderden bladzijden), het is een talent. In de reeks van de Rode Ridder vind ik nog boeken van deze kwaliteit. Het valt me wel op dat in die periode (de rode herberg dateert van eind de jaren 80) nog wel dergelijke albums geschreven zijn. Vrykolakas dateert van ietsje vroeger. Een ander pareltje, in casu Stille Getuigen, kwam ietsje later uit. Dit zijn albums waar het ridderlijke misschien wat minder naar voor komt, maar het ‘detective-element’, of misschien beter het ontwikkelen en het ontrafelen van een mysterie, des te meer.
Ook de ‘cast’ van dit album heeft voor elk wat wils. De karakter zijn misschien niet ten top uitgewerkt, maar de typetjes komen wel sterk naar voor. We hebben de rijke, doch rechtvaardige Corum en diens echtgenote Rosamond. We hebben de roekeloze en heethoofdige Agar, die wil imponeren naar zijn verloofde Mechtild. We hebben de misschien even roekeloze als exentrieke Mechtild, die het gevaar gaat opzoeken voor de kick … Dan is er Bran, fantastische figuur, het type van de ‘herbergier-die-van-meer-weet’…
2/1989
Noord-Afrika, een karavaan heeft halt gehouden aan de oase van Berri-Abes. Een roversbende, “De woestijnruiters”, heeft de oase omsingeld en wacht op zijn leider om aan te vallen. Hamad, een nieuw lid van de bende zal spoedig kennis maken met de leider, de Zwarte schorpioen. Genadeloos doodt de vrouwelijke leider Hamad, die haar beledigde. Even later wordt de aanval op de karavaan ingezet. De rovers krijgen de opdracht iedereen te doden behalve El Houdin. El Houdin is echter niet vindbaar, en in de verte doemt een ruiter op. Meteen blaast de Zwarte schorpioen de aftocht, slechts enkele krijgers blijven achter om de overlevenden af te maken en de ruiter te doden.
De ruiter is niemand minder dan Johan. Deze zag het gevaar al van ver en schakelt rover per rover uit. Een laffe aanval in de rug lijkt hem fataal te worden, maar een vastberaden hand duikt op vanonder het zand. El Houdin schakelt de laatste rover uit. El Houdin kent Johan’s naam en vraagt hem om zijn lijfwacht te worden. Johan aanvaardt het voorstel en samen rijden ze naar Karabuk, waar El Houdin zal optreden voor kalief Sidi mardoek. De Zwarte schorpioen en haar rovers is echter ook aanwezig in Karabuk. Evenals een andere geheimzinnige gestalte, Ed Odod. Deze laatste schakelt enkele rovers uit met een simpele handaanraking. Hij zweert dat de komende ontmoeting met El Houdin de laatste zal zijn.
De Zwarte schorpioen heeft ondertussen een manier gevonden om in het paleis van Sidi Mardoek geraken. Ze schakelt een wachter van de harem uit, en verkleedt zich als haremdanseres.
Ondertussen maken Johan en El Houdin kennis met Sidi Mardoek, deze is erg opgetogen en biedt El Houdin een fabelachtige schat aan in ruil voor zijn nakende optreden. Sidi Mardoek’s grootvizier en sterrenwichelaar zal mee getuige zijn van Houdini’s spel met de dood. Hurrie Burrie en zijn persoonlijke lijfwacht, bewaker van de harem Malabar! Een krachtmeting met Malabar zal dan ook de eerste proef van El Houdin worden. In afwachting van de kamp laat Sidi Mardoek enkele danseressen uit zijn harem aanrukken. Een beeldschone danseres trekt de aandacht van allen. Malabar wijst de Kalief erop dat het meisje niet tot de harem behoort. Alle uitwegen worden gesloten! Na de dans wil het meisje snel weg, maar wordt door de wachters tegengehouden. Sidi Mardoek nodigt haar uit aan zijn tafel, om verder kennis te maken.
Het is ondertussen tijd geworden voor de krachtmeting. Armworstelen, de verliezer zal zijn hand prikken aan naalden met een dodelijk gif. Als bij wonder doet El Houdin Malabar in het stof bijten. Hij spaart het leven van Malabar echter. Malabar is echter op wraak uit, hij trekt zijn dolk en stormt op El Houdin af. Het meisje waarschuwt Johan, die meteen de haar stem herkent. Net op tijd komt Johan tussenbeide. Het meisje is niemand minder als Demoniah, alias de Zwarte schorpioen. Ze gijzelt de kalief en tracht het paleis te verlaten. In ruil voor de kalief wil ze El Houdin. Malabar heeft ondertussen de dodelijke naalden opgeraapt en valt Johan aan. El houdin komt tussenbeide en schakelt malabar uit, deze kwetste zich aan de naalden en valt dood neer. Demoniah moest tijdens de schermutseling haar greep op de kalief lossen, ze vlucht weg naar de harem. Onmiddellijk wordt de achtervolging ingezet. Haar manschappen zijn ondertussen ter plaatste, en onder de zware gevechten weet Demoniah te ontsnappen. Ed Odod slaat het tafereel gade, wat is hij van zin?
Om de rust in Karabuk te doen weerkeren besluit El Houdin zijn optreden niet langer op te stellen. Terwijl de kalief ingelicht wordt over de persoon Demoniah wordt de opstelling voor de proef gereed gemaakt. El Houdin geeft tevens een verklaring voor zijn kracht, hij is een soort fakir die elk aspect van zijn lichaam perfect beheerst. De duistere machten zijn op hem uit, omdat hij steeds maar weer de dood beet kan nemen!
El Houdin krijgt ook zijn proef te zien, de dodensprong, geketend en geblinddoekt moet hij de dodensprong wagen. El Houdin waagt de sprong, en weet zich in de vlucht van zijn ketens te verlossen. Het olievat wordt aangestoken en El Houdin verdwijnt in de vuurzee.
Terwijl iedereen denkt dat El Houdin dood is, laat de kalief de schat weer naar zijn paleis brengen. Plots duikt El Houdin weer ongedeerd op. Rood van woede kan de kalief niets anders dan El Houdin de schat te geven. Deze strooit het goud uit over de bevolking van Karabuk. Het teken voor de kalief om Johan en El Houdin de stad uit te zetten. Alvorens ze vertrekken houdt Hurrie Burrie, de grootvizier hen tegen. Hij is een alchimist en vraagt El Houdin of hij hem mag onderzoeken. El Houdin stemt met het verzoek in en het gezelschap gaat op weg naar Hurrie Burrie’s laboratorium, buiten de stad. De woestijnrovers volgen het gezelschap op de voet, evenals Ed Odod. Spoedig bereiken ze het bolwerk van Hurrie Burrie, waar Johan met zijn paard in een val rijdt. Wanneer hij weer bij bewustzijn komt zit hij in een kerker. Rambala, de tweelingbroer van Malabar wil Johan doden met zijn eigen zwaard. Ed Odod is echter net op tijd. Hij doodt de reus met een simpele handaanraking. Op aandringen van Johan maakt Ed Odod zich bekend, hij is niemand minder dan De Dood. Johan vreest voor zijn leven, maar De Dood verzekerd hem dat zijn tijd nog lang niet gekomen is, zolang hij zich voor de goede zaak blijft inzetten. De Dood komt voor El Houdin, hij vraagt zich af hoe het komt dat deze hem steeds ontsnapt. Demoniah en Hurrie Burrie zijn ook uit op El Houdin’s geheim, ze zijn echter geen bondgenoten. Johan zet in opdracht van De Dood de poort open, zodat de woestijnruiters de volgelingen van Hurrie Burrie kunnen aanvallen en zo voor de nodige afleiding kunnen zorgen. Wanneer gardesoldaten Johan en De Dood opgemerkt hebben, laat De Dood zijn vermomming vallen genadeloos slaat hij toe.
Wat later bereiken ze hun doel. De boeienkoning hangt ondersteboven boven een ronde kuil, omgeven door vuur. In de kuil krioelt het van de giftige slangen. Hurrie Burrie is echter nog niet verslagen, hij heeft het boek Necronomicon in zijn bezit en weet Johan en De Dood met een magische kring te bedwingen.
Demoniah en haar krijgers zijn ondertussen nog steeds in hevige gevechten verwikkeld, echter, niemand sterft nog! Achtervolgt door verminkte soldaten vlucht ze het gebouw binnen. Al spoedig treft ze Hurrie Burrie en de anderen aan. El Houdin overleeft het inferno, zelfs Necronomicon vermag niets tegen deze uitzonderlijke man. Demoniah ligt echter op de loer om het boek te bemachtigen. El Houdin maakt zich bekend als levensbrenger, de tegenpool van De Dood. Hij verbreekt de magische kring die Johan en De Dood omgeeft. Demoniah waagt tegelijkertijd een aanval op Hurrie Burrie. Het boek weet echter te gaan vliegen, Hurrie Burrie en Demoniah vallen in de kuil met giftige slangen. Johan tracht haar nog te redden, maar De Dood in onverbiddelijk. Het evenwicht is ondertussen weergekeerd en de zwarte dreiging geweerd. De Dood gaat verder, evenals El Houdin, die Johan er van verzekerd dat Demoniah niet dood is, immers zwarte schorpioenen zijn immuun aan slangengif.
Een prachtig verhaal met vele duistere kantjes. Johan wordt geconfronteerd met De Dood en met zichzelf. We krijgen een plausibele verklaring voor de onkwetsbaarheid van Johan. Zolang hij rechtlijnig voor de goede zaak blijft strijden, zal De Dood hem met rust laten.
Spanning van begin tot einde, bovennatuurlijke gebeurtenissen en een mooie scheiding tussen het kwade en De Dood als alziend bovenmachtig fenomeen.
Mooie zinspelingen op bestaande figuren zoals Houdini. Een waas van mystiek, kortom, een van de beste albums van de reeks en bijzonder origineel.
Tekenwerk is van goed niveau, al mist het af en toe detail.
5/1989
Terwijl Johan de RR langs een woeste bergrivier in een schijnbaar onbewoond gebied op de Balkan rijdt, bemerkt hij een jong meisje dat machteloos door de stroming wordt meegevoerd. De RR redt haar en verneemt dat ze gevlucht is uit het werkkamp van Vlad Drakul, waar ze met vele streekgenoten dwangarbeid verricht. Het meisje heet Sunya, ze bezit de gave om met dieren te communiceren en vertelt de RR over de wandaden in het kamp. Omdat hij ongehoorzamen laat doden en hun hoofden op een paal spietst, wordt Vlad Drakul ook wel "de Spietser" genoemd. De RR besluit zich als huurling voor te doen en het meisje als zijn zogenaamde gevangene terug naar het kamp te brengen om zo het vertrouwen van Vlad Drakul te winnen. Johan hoopt daarmee een positie te verkrijgen waar hij de plannen van Vlad Drakul zou kunnen dwarsbomen.
In het kamp aangekomen blijkt dat Vlad Drakul een meedogenloze roofman is die dwangarbeiders laat bouwen aan oorlogsvlotten waarmee hij de omliggende streken wil brandschatten. Ontsnappen uit het kamp is welhaast onmogelijk; de enige uitweg wordt bewaakt door het watermonster Hydra, die vanwege een oud verbond tussen de voorouders van Vlad Drakul en de Duistere Machten, gehoorzaam is aan hem. Johan wordt verschillende keren op de proef gesteld, maar weet Vlad Drakul te overtuigen van zijn trouw.
Verder heeft Vlad Drakul 2 maîtresses, Petra en Metra, die vrezen ooit het slachtoffer te worden van zijn woedeuitvallen en in de RR een welkome bondgenoot zien. Omdat Vlad Drakul spoedig met zijn rooftochten wil beginnen, besluit Johan in actie te komen. Met hulp van Petra, Metra en Sunya bevrijdt hij de slaven en zegt ze op de vlotten over het water te vluchten. Daarna laat hij de wapenkamer ontploffen, waarmee hij het kamp vernietigt. Vlad Drakul overleeft de explosie en achtervolgt de RR op een overgebleven vlot, en weldra komt het tot een beslissend treffen. Natuurlijk wint Johan het gevecht. Vlad Drakul valt gewond van het vlot en wordt door de sterke stroming meegevoerd, gevolgd door het watermonster Hydra.
Aan land gekomen neemt Johan afscheid van de slaven, Petra, Metra en Sunya, en maakt aanstalten om te vertrekken. In een moment van aarzeling rent Sunya de RR achterna en weet hem te bewegen haar met zich mee te nemen. Terwijl zij samen op Johans paard wegrijden, brengt buiten het zicht van de RR en Sunya het watermonster Hydra zijn meester Vlad Drakul in veiligheid, om daarna voor altijd te verdwijnen. Woedend zweert Vlad Drakul de ondergang van de RR. Hoe dat zal aflopen, is te lezen in RR-130 "De zoon van de draak".
Na de oproep om recensies aan te leveren, ben ik voor mijn boekenkast gaan staan, deed mijn ogen dicht en pakte een RR-album uit de kast. Dit omdat ik niet van plan was een favoriet album te bespreken, en dat vervolgens 4 of 5 sterren toe te kennen. Omdat RR-129 "Hydra" eigenlijk een vervolgverhaal is, heb ik ook RR-130 besproken. Met deze twee verhalen sluit Biddeloo een serie buitenlandse avonturen van de RR af, en begint hij aan zijn 'De heren van Rode'-cyclus.
RR-129 "Hydra" is de naam van het watermonster, het verhaal speelt zich af op de Balkan en de naam van de tegenspeler heeft duidelijke overeenkomsten met een ander duister figuur, 'Drakula'. Het verhaal kent een duidelijke 4-delige opbouw.
In het intro maakt hij kennis met Sunya, een bevallig meisje dat bijzondere gaven heeft, maar deze nog niet helemaal weet te beheersen. Elementen die Biddeloo gedurende dit album goed weet te benutten. In het 2e deel maakt de RR kennis met Vlad Drakul. Drakul is wreed, maar vindt dat zelf verdedigbaar. "Meen niet dat ik genoegen schep in zinloze wreedheid, ridder. Ook mijn voorouders regeerden met strenge hand. De situatie hier vraagt daar nu eenmaal om". Ook geeft hij een reden voor het feit dat hij de Zwarte Kunsten niet beoefent: "Mijn macht is groot genoeg. (…) Daarbij… Wie zich aan de Duistere Machten overgeeft, verliest een deel van zijn persoonlijke vrijheid. En daar ben ik nog niet aan toe!" Verschillende woedeuitbarstingen van Vlad Drakul doen Johan echter tot de conclusie komen dat hij een "gevaarlijke, bloeddorstige krankzinnige" is. Gelijke standpunten werden op dezelfde Balkan gehoord tijdens de verschillende bloedige conflicten in (ex)-Joegoslavië in de jaren '90. Zijn de hoofdrolspelers gevaarlijke gekken of berekenende opportunisten, die -zo menen sommigen- thuishoren in de plaatselijke volkscultuur? Biddeloo schreef dit verhaal overigens eind jaren '80. In het derde deel van het verhaal volgt de ontknoping, waarbij Sunya op beslissende momenten haar gave om dieren haar wil op te leggen weet aan te wenden. En aan het eind van dit deel verslaat de RR Vlad Drakul in een man-tot-man gevecht. De epiloog, het 4e deel, kent een verrassende wending. Johan neemt Sunya mee als zijn beschermelinge. De scene waarin dit gebeurt (de stroken 71 en 72) zouden in een film niet misstaan.
RR-129 "Hydra" voldoet aan alle eisen van een klassiek ridderverhaal. Een mooi afhankelijk vrouwspersoon, Sunya, die door de held wordt gered. Een slechterik, zijnde Vlad Drakul, die aan het eind van het verhaal wordt verslagen. En een belangrijke opdracht voor de ridder: het bevrijden van de slaven en het voorkomen dat de omliggende streken worden onderworpen. De vrouwen zijn in dit verhaal nog niet verworden tot karikaturen en dubbelgangers van Pamela Anderson. Sunya ziet er leuk uit, evenals Metra en Petra. Bovendien is het verleidelijke voorkomen van de laatste twee functioneel, omdat zij de maîtresses van Vlad Drakul zijn. De tekeningen zijn wisselvallig. Zo is Hydra vaak kinderlijk (erbarmelijk slecht) getekend, vooral op strook-16. Ook zijn tekeningen veelal slordig, en is de inkleuring onnauwkeurig. De jurken van Metra en Sunya worden qua kleuren door elkaar gehaald, wat doet vermoeden dat degene die inkleurt (de partner van Biddeloo, zo las ik laatst op deze site) de verschillende personages niet uit elkaar houdt. Soms is het gezichtspunt van tekeningen daarentegen weer uitstekend gekozen, zoals de laatste tekening van strook-47, en voegt ook de inkleuring iets extra's toe, zoals 's avonds wanneer de omgeving verlicht wordt door een kaars of een fakkel. De vijf hoofdpersonen gedragen zich realistisch. Met een beetje inlevingsvermogen zijn de karakters en de denkpatronen van de RR, Sunya, Petra, Metra en zelfs van Vlad Drakul goed voor te stellen. Alle elementen tezamenbrengend, wil ik dit album 4 sterren toebedelen. Slechts de wisselende kwaliteit van de tekeningen houden dit album af van een notering met 5 sterren. Het verhaal is spannend met voldoende verrassende wendingen, en Sunya is een prachtig personage. Dat belooft wat voor het vervolg, album-130.
8/1989
Vlad Drakul (die in album-129 "Hydra" is verslagen door de RR) zint op wraak, en neemt zijn toevlucht tot Zwarte Kunsten om de ondergang van de RR te bewerkstelligen. De Duistere Machten zenden hem daarop de welbekende duivelin "Demoniah". Onderwijl komen Johan en Sunya in een vissersdorp aan, waar ze een schip en een bemanning zoeken om naar andere gebieden te varen. In de plaatselijke herberg bevindt zich de oude wijze tovenaar Merlijn, die Johan opwacht om samen in de Gobiwoestijn in Mongolië de mensheid te redden. Een zandstorm heeft daar onlangs ruïnes van de stad Khara Khota, eens bevolkt door het mystieke volk van Oejgoer blootgelegd. Degene die over de Verborgen Kennis beschikt zal over de wereld heersen. Het is zaak om eerder de Verborgen kennis te ontdekken dan de Duistere Machten.
Dankzij de toverkunsten van Merlijn bereiken ze binnen korte tijd een grot waar ze door een elfenvolk worden opgewacht. De elfen zullen Johan, Sunya en Merlijn ondergronds tot aan de stad Khara Khota brengen, beschut tegen elk gevaar. Maar ook Demoniah, Vlad Drakul en inmiddels bij hen aangesloten huurlingen hebben dankzij toverkunsten dezelfde grot weten te bereiken. Het elfenvolk bezorgt onze vrienden een kleine voorsprong, en weldra zien ze de ruïnes. Gelukkig weet Merlijn dat de Verborgen Kennis zich in een kistje in de gouden sarcofaag bevindt. Maar Merlijn heeft het kistje nog niet geopend, of Demoniah en Vlad Drakul verschijnen ten tonele.
Terwijl Merlijn en Demoniah qua toverkracht tegen elkaar zijn opgewassen, en elkaar in een patstelling houden, voeren Johan en de op wraak beluste Vlad Drakul een hevige strijd, die natuurlijk weer door Johan wordt gewonnen. Daarop vuurt Demoniah een pijl met springstof op de RR af. Merlijn verandert de pijl van richting en de pijl veroorzaakt een grote explosie, die Demoniah en Vlad Drakul onder neerstortend puin begraaft. Korugal, de leider van het elfenvolk, bewerkstelligt dan met zijn panfluit een hevige zandstorm die de ruïnes weer bedekt en die en passant al te nieuwsgierige Mongoolse ruiters verjaagt.
Johan, Sunya en Merlijn worden door het elfenvolk weer naar het einde van de grot gebracht, waar ze met een schip richting Europa varen. Merlijn neemt Sunya mee naar Camelot waar hij haar vele dingen zal leren en wijsheid zal schenken. Johan zou haar daar regelmatig kunnen opzoeken. Het kistje met de verborgen kennis wordt overboord gegooid, opdat niemand er misbruik van zal maken. Johan neemt zich voor een bezoek te brengen aan zijn geboortestreek Vlaanderen. De Heren-van-Rode-cyclus zal vanaf RR-131 een aanvang nemen.
RR-130 "De zoon van de draak" is niet het waardige vervolgverhaal dat het RR-album-129 "Hydra" verdiende. Om bij de titel te beginnen: Vlad Drakul is de zoon van de draak, maar speelt in dit verhaal niet de hoofdrol. Het gaat om het kistje met de Verborgen Kennis. De Verborgen Kennis behelst de mogelijkheid om kernenergie te maken en om atoomwapens te fabriceren. Vlad Drakul is er met de haren bijgesleept en RR-130 zou eigenlijk een andere titel moeten dragen. Dit album is een paar maanden voor de val van de Berlijnse Muur verschenen. De omwentelingen in Oost-Europa waren in volle gang en waarschijnlijk heeft Biddeloo zich laten inspireren door de plaats die kernwapens in de internationale politiek ten tijde van de Koude Oorlog innamen.
Het verhaal is niet spannend en er zijn geen verrassende wendingen. Misschien afgezien van het feit dat er figuren voorkomen waarvan je vergeefs verwacht dat ze het verloop van het verhaal zullen beïnvloeden. Zo verschijnen Mongoolse strijders drie keer ten tonele, maar spelen ze verder geen enkele rol. Het is slechts bladvulling. Ook de rol van de huurlingen die zich bij Vlad Drakul en Demoniah aansloten, blijft duister. Aan het eind van het verhaal (strook -70) geeft Merlijn uitleg over het hoe en waarom van het verloop van dit verhaal, waarmee Biddeloo het rammelende scenario niet beter heeft kunnen illustreren. Het ware beter geweest als het verloop van dit RR-avontuur zichzelf verklaard zou hebben
Dit album bevat vele tegenstrijdigheden. Een korte (niet volledige) bloemlezing: hoe weet Merlijn precies waar de Verborgen Kennis zich bevindt? Waarom tovert hij zichzelf niet direct naast de gouden sarcofaag in plaats van zich door het elfenvolk ernaartoe te laten brengen 'omdat dat veiliger zou zijn'. Waarom heeft hij de hulp van de RR nodig en wacht hij vervolgens 'geruime tijd' op diens komst, in plaats van zelf eerder in actie te komen? Waarom reizen de Duistere machten niet direct naar de verboden stad? Het kistje met de Verborgen Kennis bevat een aantal gouden tabletten met daarop de tekening van een atoom en de bekende natuurkundige formule E=MC2. Merlijn doorziet direct de consequenties. Had hij dan al die kennis? Er is geen reden om aan te nemen dat de Duistere Machten die kennis niet zouden hebben.
De karakters, die in album-129 "Hydra" nog een bepaalde ontwikkeling hadden, zijn hier ééndimensionaal. In tegenstelling tot RR-129 "Hydra", waar de gedachten van Vlad Drakul nog enigszins te volgen waren, verblindt in dit verhaal de wraaklust Vlak Drakul zozeer, dat hij nu wel zijn persoonlijke vrijheid wil opofferen en zijn ziel aan de Duistere Machten wil geven om de RR te vernietigen.
Het dieptepunt wordt gevormd door een dialoog die rechtstreeks uit de Suske en Wiske-reeks lijkt te komen, inclusief de onbeholpen Wiske-uitroep "heu". Omdat het lijkt alsof Merlijn belaagd wordt, slingert Sunya een steen tegen het hoofd van de elfenleider Kurigal met een kracht die normaal gesproken dodelijk is. Als Sunya haar vergissing inziet, zegt ze "Heer Kurigal! Ik meende … heu … het spijt me dat die steen tegen uw muts terechtkwam!" Waarop Kurigal antwoordt: "Dat je mijn muts trof stoorde mij niet, Sunya! Dat mijn hoofd eronder zat, was veel erger!" Zo, was dat even lachen!
Qua tekeningen is dit verhaal alleszins acceptabel. De inkleuring is helaas niet altijd even precies getroffen. Zo verandert in strook-29 het gewaad van Sunya van kleur, terwijl ze zich twee tekeningen later pas in een ander tunica heeft gehesen. Van onzeker jong meisje verandert ze zich overigens in deze strook tot een verleidelijke Lolita, dit zichtbaar tot genoegen van Johan! Bij mijn weten heeft Johan de RR in een volgend album nooit meer Sunya opgezocht. Waarschijnlijk weet Biddeloo niet hoe Sunya een interessante rol te geven in vervolgverhalen. In RR-130 is het hem in ieder geval niet gelukt.
Wat mij betreft had het verhaal na strook-14 mogen eindigen. Het mocht niet zo zijn; de kwelling duurde tot en met strook-72.