9/1989
Amelrick Pynnock, heer van Rode, keert na van een plundertocht terug naar het kasteel van Horst.
Hij voert niet enkel een rijke buit, maar ook zijn kersverse echtgenote Amaranda mee. Amelrick stuurt zijn soldeniers vooruit om nieuwsgierigen op afstand te houden. Deze betrappen echter een stroper, en besluiten hem ter plekke op te hangen. Het zwaard van de Rode Ridder redt de jongen echter van een wisse dood. De soldeniers storten zich op Johan, maar worden al snel teruggeroepen door de gebiedende stem van Amelrick. Even later sluit Amelrick zijn halfbroer Johan voor het eerst in 10 jaar weer in zijn armen.
Als jonge knaap trok Johan immers de wijde wereld in en werd de schildknaap van Jan van Horst, de vader van Amelrick. Na vele omzwervingen keert Johan - aangestoken door geruchten over een dreigende oorlog - nu terug naar Rode. Na deze stormachtige kennismaking vertrekt het gezelschap naar het kasteel van Horst, waar de stroper in de kerker zal geworpen worden. Bij hun aankomst in Horst is er net een klein opstootje aan de gang tussen de kok en Urban, de nar. Als de gemoederen gesust zijn, zoekt Johan een aantal oude bekenden op.
Johannes del Campo, de nieuwe slotkapelaan, toont zich zeer bezorgd over het lot van Diederik, de jonge stroper. Hij daalt af naar de beruchte kerkers van Horst, en belooft Diederik dat hij zijn aanstaande bruid Veerle zal inlichten. Hij vertrekt naar de Donkerhoeve van boer Coene, waar Veerle meid is. Boer Coene en zijn zonen blijken al snel echte bullebakken te zijn, die het bezoek van de kapelaan maar matig appreciëren. Al gauw vallen de eerste klappen, maar de Rode Ridder was del Campo gevolgd en deelt wederom rake klappen uit. Nadat Veerle ingelicht is over de penibele toestand van Diederik, overhaalt de kapelaan Johan om mee te werken aan een driest plan om het koppel te herenigen. De kapelaan besluit om ook vrouwe Amaranda in het plan te betrekken, maar is er zich niet van bewust dat het aanhoudende gekonkelfoes met zijn vrouw een ziekelijke jaloezie opwekt bij Amelrick.
's Avonds brengt Urban in naam van Amaranda een fles wijn naar de dienstdoende bewakers. Deze vallen snel in een diepe slaap, zodat Johan zonder problemen Diederik kan bevrijden. Ondertussen lokt een vuurspuwende Urban de soldeniers aan de ophaalbrug weg. Johan brengt Diederik nu snel naar Veerle en schenkt het paar ook nog eens een volle geldbuidel, om een nieuw bestaan op te bouwen. Daarna spoed hij zich terug naar binnen en behoed Urban nog net van een pak rammel met het plat van het zwaard. Tijdens het feestmaal dat ingericht wordt om Johan's terugkeer te vieren, wordt Amelrick's ziekelijke jaloezie verder aangescherpt. De balade van Urban en de sappige moppen van de kapelaan zijn voor hem het levende bewijs dat iedereen dingt naar de gunsten van zijn bruid.
De volgende morgen arriveert Hertog Jan I van Brabant om de komende veldtocht tegen de aartsbisschop van Keulen te bespreken met zijn vazallen. Tot afgrijzen van Amelrick slaan de tactische besprekingen snel om in pure vleierij als vrouwe Amaranda in de ridderzaal verschijnt. In een poging om zijn " concurrenten " weg te lokken van zijn bruid, stelt Amelrick voor om het gezelschap van Hertog Jan dat vanuit Leuven naar Horst afzakt, tegemoet te rijden. Zijn plan valt echter in duigen als de kapelaan en de hertog met aandrang verzoeken dat Amaranda hen vergezelt.
Tot overmaat van ramp ontmoet het groepje even buiten Horst de bruidsstoet van Veerle en Diederik. Veerle werpt als blijk van dankbaarheid haar bruidsruiker naar Amaranda, die door een discreet teken van de kapelaan tot zwijgen wordt aangemaand. Onbegrijpend wordt Amelrick bleek van woede en geeft zijn paard de sporen. Als het gezelschap terugkeert op Horst, heeft hij zich opgesloten in de Donjon. Amaranda zoekt troost voor het onverklaarbaar gedrag van haar echtgenoot bij del Campo. Als Amelrick even later naar de slotkapel stormt om de kapelaan rekenschap te vragen, wekt dit tafereel een ongecontroleerde woedeaanval bij hem op, en buiten zinnen dient hij de man een dodelijke slag toe.
Amelrick wordt opgesloten om berecht te worden, maar vraagt Hertog Jan een laatste gunst : hij wil eervol sneuvelen in de komende veldtocht ...
Dit album is de opener van een trilogie en wordt - op de verhaallijn van het stropertje na - hoofdzakelijk gebruikt om de omgeving en de vriendenkring van Johan's jeugd te schetsen. Het thema van Johan's komaf was blijkbaar een heet hangijzer onder de fans, want dit album groeide snel uit tot één van de " klassiekers " van de reeks (met een vaste stek in de top 10 van deze site).
Opvallend in dit album is de gedetailleerde uitwerking van de gezichten van de hoofdrolspelers : Alfons de Beauchamp, Dirk de Vere, Urban de nar, Frans de smid en de Leuvense dokter zijn in een totaal andere stijl getekend dan de " alledaagse " RR-figuren. Dit illustere vijftal is duidelijk gebaseerd op bestaande personen, omtrent wiens identiteit er reeds heel wat gespeculeerd is, o.m. op het discussieforum van deze site.
Over 1 personage is er unanimiteit : Urban de nar stelt de Belgische komiek Urbanus voor (Op de laatste pagina van de strip is de afbeelding van Urban bijna een foto van Urbanus).
11/1989
De legers van Hertog Jan en zijn bondgenoten verzamelen in het kasteel van Horst, om op te trekken tegen de Aartsbisschop van Keulen. Johan en Almeidis, de moeder van Hertog Jan I van Brabant, rijden uit naar de Donkerhoeve om boer Coene een zakelijk voorstel te doen : indien hij de nodige voorraden levert voor het leger zal hij ruimschoots vergoed worden. Na een korte twijfeling besluit Coene om zijn vete met de kasteelheren te laten varen, en stemt toe. Ilse, de nieuwe meid van de Donkerhoeve, heeft echter het wantrouwen opgewekt van Almeidis. Johan besluit om Urban de nar uit te sturen om haar uit te horen. Urban vertrekt naar de herberg en nodigt daar Ilse uit voor een dronk. Ilse houdt aan de gezellige babbel zelfs een arbeidscontract als dienster op Horst over.
Bij zijn terugkeer wordt Urban tegengehouden door een bende rabauwen die zijn beurs opeisen. Plots weerklinkt hoefgetrappel en drie ruiters in zwarte kapmantels verschijnen op het toneel. Na aandachtig het aantal overvallers geteld te hebben, trekken de ruiters van leer. In een kort maar hevig gevecht schakelen ze al hun tegenstanders uit. Enkel de bendeleider heeft de benen kunnen nemen. Het trio blijken Tempelierridders te zijn en hebben een afspraak met Hertog Jan. Ze bieden hem hun steun alsook een geldelijke bijdrage tot de veldtocht. De volgende ochtend arriveert Ilse op Horst en wordt rondgeleid door Urban. Johan verdenkt haar ervan een spionne te zijn van de Graaf van Gelder, één van de vijanden van Brabant.
Als Ilse even later een kruik Hagelander komt aanbieden aan Hertog Jan, vindt ze dan ook Almaidis op haar weg. Haar list heeft duidelijk gefaald, maar Ilse geeft zich niet gewonnen en stort zich met een mes op de hertog. De drie glinsterende lemetten van de Tempeliers vormen echter snel een onneembare barriere en Ilse moet zich met een duizelingwekkende sprong uit het raam in veiligheid brengen.
De volgende morgen vertrekt het Brabants leger naar Keulen. In een felle veldslag wordt er afgerekend met de troepen van Siegfried van Westerburg, de Aartsbisschop. Slechts één iemand kan zich niet verzoenen met het feit dat hij de slag overleefd heeft ... Amelrick Pynnock.
Ik hou nogal van albums waarin de Rode Ridder verzeilt raakt in historische gebeurtenissen. Bovendien is de veldslag zelf best wel aardig in beeld gebracht, en bevat de strip nog een leuk gevecht tussen de 3 Tempeliers en de roversbende van Juliaan.
04/1990
Amelrick Pynnock, de heer van Horst, verschijnt voor de kapittelraad - een kerkelijke rechtbank - die hem moet vonnissen als priestermoordenaar. Na een kort proces wordt hij veroordeeld tot een boetetocht naar Rome. Terwijl Amelrick aan zijn lange en gevaarlijke reis begint, maken wij kennis met een nieuwe figuur, Willibrord de kroniekschrijver, die op weg is naar Horst om de heldendaden van onze vrienden tijdens de Slag van Woeringen voor de vergetelheid te behoeden. Hij wordt eventjes opgehouden door een drietal schurken, maar zijn met lood verzwaarde kruk weet wel raad met dergelijk galgenaas. Willibrord wordt hartelijk ontvangen door de ridders van Horst. Deze besluiten om meteen op te treden tegen de steeds driester wordende rabauwen.
Samen met boer Coene van de Donkerhoeve wordt een valstrik opgezet, waar de boeven met open ogen in moeten lopen. Ondertussen is er echter een zware storm opgestoken, die Amelrick Pynnock noodlottig wordt, als een bliksemflits hem treft. Terzelfdertijd licht de wapenrusting van Amelrick in de ridderzaal van Horst onheilspellend op. Dit zijn echter zorgen voor later, want eerst staat het treffen met de dievenbende die de streek onveilig maakt op het programma. De hinderlaag werkt perfect, en de vijanden worden tot de laatste man over de kling gejaagd. Enkel de leiders van de bende, Juliaan en Ilse, kunnen ontkomen. Ze besluiten hun laatste troefkaart uit te spelen, en Horst binnen te dringen om de kasteelvrouw Amaranda te gijzelen.
Juliaan zwemt de slotgracht over, maar op dat moment gebeuren er vreemde zaken in het kasteel. Alle wachtposten liggen in een diepe slaap, en een onheilspellend lichtschijnsel komt recht op Horst af. Het blijkt een karos, getrokken door 6 nagelwitte paarden te zijn. De deur zwaait open, en de rusteloze geest van Amelrick Pynnock verschijnt op het binnenplein. Hij botst onmiddellijk op een totaal verbijsterde Juliaan, die hij blind maakt met één zwaai van zijn zwaard. Daarna vraagt hij Amaranda om mee te komen met zijn karos. Ze weigert echter, en de karos stuift in een razende vaart weg van Horst. De ridders hebben het gebeuren vanop een afstand kunnen volgen, en stuiven naar Horst. Er wordt besloten om de hulp in te roepen van een exorcist. Deze begint onmiddellijk met allerlei bezweringen en uitdrijvingen, maar blijkt eigenlijk voornamelijk ge-interesseerd te zijn in de Hagelandse druivenwijn en de schitterende keuken van Horst.
Om middernacht breekt weer een helse storm los, en de spookkaros doet weer zijn intrede in Horst. Amelrick Pynnock is niet onder de indruk van het optreden van de exorcist en eist dat Amaranda hem volgt in de dood. De kasteelvrouw besluit gehoor te geven aan de oproep van de rusteloze geest en vervoegt haar man in de spookkaros.
De Spookkaros is het laatste deel van Horst-trilogie, die begint met de Heren van Rode. Het is een album met 2 gezichten: het eerste deel handelt over de afrekening met de dievenbende van Juliaan en Ilse, terwijl het tweede deel heel wat mysterieuzer is, met de herrijzenis van de doodgebliksemde Amelrick Pynnock. Deze strip valt best te pruimen, en bezit een aantal humoristische noten.
9/1990
Een ijlbode op weg naar het kasteel van Horst wordt vanuit een hinderlaag neergeschoten. De zwaargewonde ruiter tracht zich weg te slepen in het struikgewas, maar wordt al snel bijgehaald door zijn belager. Op dat ogenblik passeert er echter een zwaar bewaakte lastwagen, en een ruiter van het escorte vangt het hulpgeroep van het slachtoffer op. Onze held - want het betreft hier natuurlijk Johan, de Rode Ridder - springt onmiddellijk van zijn paard en speurt met getrokken zwaard het struikgewas af. Al snel botst hij op de boosdoener, en rekent in een kort treffen met hem af. De boodschapper is op sterven na dood, en overhandigt Johan een bericht voor Alfons de Beauchamp.
Johan spoedt zich na zijn wedervaren met zijn escorte en lastwagen naar Horst. De belangrijke vracht van het escort blijkt een nieuwe kok voor de kasteelkeuken te zijn (de vorige hield het voor bekeken toen de schranspartijen van o.m. kroniekschrijver Willibrord de spuigaten begonnen uit te lopen ).
De boodschap bevat slecht nieuws voor Alfons de Beauchamp, de graaf van Warwick : in Engeland woedt een bloedige burgeroorlog ('De Rozenoorlog') tussen 2 clans (De Witte Roos en de Rode Roos) met de troon als inzet. De bondgenoten van Alfons verzoeken hem onmiddellijk terug te keren aangezien de toestand precair is.
Onze vrienden laten er geen gras over groeien, en bij dageraad vertrekken Alfons, Johan en Dirk de Vere naar Engeland. Een bevriend burchtheer, Leopold van Ijsendijck, zorgt voor een escorte tot aan de kust. Na een korte schermutseling in de haven kunnen Johan en zijn kompanen het anker lichten en naar Engeland zeilen. Als ze voet aan wal zetten op Engelse bodem, wacht hen echter reeds een nieuwe hinderlaag: een sterk detachement onder leiding van Richard van York, de aartsvijand van Alfons, wacht hen op. Als de nood het hoogst is, is de redding echter nabij, en jawel : een sterke afvaardiging van de Rode Roos stort zich op de belagers, en drijft ze met zware verliezen op de vlucht.
Daarna zetten Johan en zijn Engelse vrienden de tocht naar Warwick ongestoord verder (een klein akkefietje met een roversbende, waarbij Dirk de Vere om indruk te maken op zijn nieuw lief, eventjes een zware verwonding oploopt niet te na gesproken).
Op Warwick maakt de Horst-delegatie kennis met Lorena, de dochter van Alfons de Beauchamp. De ontmoeting is van korte duur, want nog voor het avondeten wordt de jonge deerne ontvoerd door de 'vertrouwensman' van Alfons, die natuurlijk omgekocht is door de Witte Roos. Het zesde zintuig van Johan heeft natuurlijk onmiddellijk iets in het snotje, en hij stuurt er kroniekschrijver Willibrord op uit om de verdachte rentmeester te schaduwen (zo krijgt onze nijvere ambtenaar ook eens wat beweging).
Al snel wordt de verdwijning van Lorena gesignaleerd, alsook het eisenpakket van de Witte Roos : de overgave van Alfons de Beauchamp. 's Morgens vertrekt Alfons om zichzelf uit te leveren aan zijn vijanden, maar Johan houdt vanop een bootje een oogje in het zeil en kan zo vaststellen waar Alfons opgesloten wordt. Even later komt Willibrord spoorslags Warwick binnengereden, met de melding dat Lorena gegijzeld wordt in de versterkte stad Hereford. Laat dat nu net de plaats zijn waar ook Alfons vastgehouden wordt.
De Rode Roos besluit van dit gelukkig toeval gebruik te maken om 2 vliegen in één klap te slaan en lanceert prompt een grootschalige afval op Hereford. De stad wordt stormenderhand ingenomen, en de ridders dringen al snel door in de diepste kerkers en bevrijden Alfons en Lorena.
De Koningmaker is een album met een - op zijn zachtst gezegd - dunne verhaallijn, maar dat zijn we gewend bij verhalen vanaf pakweg nr 120. De eerste 24 blzn handelen mijns inziens over minder relevante zaken, zoals daar zijn :
* de aanslag op de ijlbode (4 blzn)
* de voorstelling van de nieuwe kok (6blzn !)
* de reis naar Engeland (8 blzn !)
* reis en aankomst in Warwick (6 blzn)
Daarna breekt de hel eindelijk een klein beetje los, en start de Rozenoorlog. Al is het volgens mij een behoorlijk clichématige start met de ontvoering van de jonge maagd Lorena, geeuw.
Ondertussen wordt er zodanig veel geleuterd en gespionneerd dat de eigenlijke 'grote finale' (de bestorming van het stadje Hereford) gewoonweg niet in beeld komt ! We zien het leger van de Rode Roos vertrekken, en vervolgens horen we een poortwachter van Hereford verslag uitbrengen bij Richard van York : ' Een karavaan kooplui kwam bij de stadspoort, maar in de wagens zaten kruisboogschutters die de wachters neerschoten. De vijand is in de stad.' Het volgende moment overrompelen onze vrienden de lokale gevangenis, en bevrijden hun kompanen. Kortom, weinig actie en verhaal in deze strip, maar eerder een reisbrochure doorspekt met gastronomische weetjes.
Overzicht van de tot op de draad versleten cliché's :
De heldhaftige ridder vol zelfopoffering : Dirk de Vere ziet dat zijn liefje Vera in gevaar verkeerd en onvervaard stort hij zich op haar belagers. Ondanks een voltreffer van een zware bijl in zijn borst, hakt hij de rovers in fijne mootjes.
11/1990
Het kasteel van Horst,Sint-Pieters-Rode.Johan,De rode ridder verblijft nog altijd in Engeland om Graaf Alfons de Beachamps bij te staan in de keiharde Rozenoorlog om de Engelse troon.In de tussentijd deelt Trudo van Wesemael,die is achtergebleven in Horst,de lakens uit in het kasteel,met behulp van Leopold van Ijsendijcke,wiens dochter Vera ook in Engeland verblijft.Op een dag vangen de 2 torenwachters een postduif op.Het blijkt een verslag te zijn van Willibrord,de kroniekschrijver.Onmiddelijk roept Trudo alle kasteelbewoners bij elkaar om de brief voor te lezen.(Frans de smid,kapitein Viktor,Michiel de kok,..)De bewoners komen zo te weten dat Alfons zwaar werd gefolterd door de Witte roos en nu hersteld in zn vestin "Warwick".Willibrord laat ook weten dat hij nog een tijdje in Engeland zal blijven om Alfons verder te helpen.
Plots komt een soldenier binnen in de ridderzaal,hij heeft een vrouw uit Nieuwrode bij die stelt dat ze de duivel heeft gezien op de markt.De vrouw is volledig overstuur,en Trudo beslist om ter plekke een kijkje te gaan nemen.Op de markt aangekomen zit de "vreemdeling" rustig zijn keuze uit de achtergelaten handelswaren te maken.Onmiddelijk stormt Viktor en zn soldaten naar vooren om de schurk in te rekenen.Op zijn beurt werpt die een paar glazen bolletjes die onmiddelijk beginnen te branden en zo de doorgang van de soldeniers belemmert.De vreemdeling,die uitlegt dat hij Magor heet vlucht met grote sprongen weg tussen de marktstalletjes.Maar Trudo en zijn kruisboog zijn thans onafscheidelijk en onmiddelijk wordt Magor in het been getroffen door een pijl,en kort daarop wordt hij ingerekend.Net voor de soldeniers Magor willen wegvoeren,weet die nog te vertellen dat hij de meester is van...de witte duisternis.Terug in Horst gekomen wordt Magor onmiddelijk in de kerker gegooid.Maar tijdens het verhoren van getuigen op de markt,sluit er zich een dichte mist rond het kasteel,niemand kan een steek zien,behalve...Magor,hij kan net zo goed als overdag zien en het valt hem niet moeilijk om te ontsnappen.
Als Magor buiten het kasteel is,weet hij nog te brullen dat iedereen die in de streek woont,zal bibberen en sidderen voor de witte duisternis.Niemand heeft ooit van Magor gehoord,en niemand weet waarom die iets tegen het kasteel of zijn bewoners zou kunnen hebben.Trudo is ten einde raad en hij besluit om de rode ridder te gaan halen.In Warwick aangekomen vertelt hij alles tegen Johan en die besluit om terug naar Brabant te keren als alles in Engeland in't reine is gebracht.Ondertussen komt een groep ruiters terug van Notingham,het blijkt om Sam De Bohuw(Een trouwe aanhanger van de Rode Roos)en enkele andere getrouwen te gaan.Zij weten alfons,johan,dirk,vera en trudo te vertellen dat de koning is vermoord door koningin Isabella en Roger Mortimer,haar minnaar.Die twee waren ook van plan om de jonge prins Edward te doden,maar die kon Sam en zijn ridders nog net redden van de huurdoders van Richard van York en de witte roos.Hierop besluit de Rode Roos om een grootschalige aanval uit te voeren op het kasteel van Nottingham,terwijl in dat kasteel juist op dat moment een drinkgelag wordt gehouden door de ridders van de Witte roos,Richard Van York en zijn kompanen verwachten zich dus nergens aan.
Ondertussen is het leger van de Rode roos genaderd tot bij het park bij het kasteel van Nottingham.Trudo schakelt een torenwachter uit met zijn kruisboog.De weg is nu vrij en de ridders nemen een geheime gang die eerder al ontdekt werd door Sam de Bohuw.Ongemerkt dringen ze door tot in de kerkers,waar de soldeniers van de witte roos het voorbeeld van hun leiders overnamen en ook een drinkgelag houden.In de kerker barst de hel los als de rode ridder de kapitein van de soldeniers een mokerslag verkoopt en zo de aanleiding tot een mini-oorlogje geeft.Even later liggen alle (zatte)soldeniers uitgeteld op de grond en worden de gevangenen bevrijd.Richard van York en co.zijn echter opgeschrikt door het lawaai in de kerkers en in de waan dat de soldeniers de gevangenen er met de zweep van langs geven dalen ze af naar de kerkers om mee te delen in de "pret".Dat bekomt hun echter slecht,want Richard van York,Roger Mortimer,en Isabella worden gevangengenomen en de rest wordt over de kling gejaagd.Terug buiten gekomen ontsnapt Richard van York,Trudo probeert nog te schieten maar Van York kan de pijl ontwijken door net op tijd in de slotgracht te duiken.
Terug in Warwick worden Mortimer en Isabella in een getraliede wagen naar Londen gestuurd,terwijl Johan afscheid neemt van Alfons,Dirk en Vera,die later eveneens naar Horst zullen afreizen.Met een schip gaat de toch verder naar Vlaanderen.Terug in Brabant hangt de mist nog altijd rond het kasteel en omgeving.Plots worden de drie(Willibrord,Trudo,en Johan) opgeschrikt door het gelach van niemand minder dan Magor.Johan vraagt om uitleg,maar Magor zegt alleen maar dat hij iedereen in Horst te gronde gaat richten,want hij wil wraak..hij nodigt de rode ridder uit om bij middernacht naar de vijver van het kasteel te komen,alleen en ongewapend.Johan stemt toe en om middernacht treft hij Magor op de vijver.
Magor legt uit dat hij de vijand is van Hugo Pynnock,die tijdens zijn kruistocht al Magor's bloedverwanten uitroeide.Hij weet ook nog te zeggen dat zijn uur van wraak nabij is en probeert door middel van een draaikolk Johan te verdrinken.Maar Trudo zit ongemerkt verscholen in het riet en vuurt een brandende pijl af,die Magor net niet raakt.Magor is in paniek en vlucht weg,maar bij zijn vlucht laat hij een koker vallen.Johan is intussen diep omlaaggezogen maar weet zich toch te redden,hij ziet nog net een grot onderwater maar heeft te weinig zuurstof om dat verder te onderzoeken.Johan komt ongedeerd terug boven en meteen wordt er een grootschalige zoektocht georganiseerd.Magor is echter spoorloos en tegen de middag wordt de zoektocht stopgezet.De koker blijkt een reisverslag van Hugo Pynnock te bevatten,het is echter zeer onduidelijk en Willibrord krijgt de opdracht om het verslag te ontcijferen.De mist is ondertussen opgetrokken,maar..s'avonds keert de witte duisternis terug,en magor waarschuwt dat hij de omgeving en het kasteel zal blijven laten sidderen en beven voor de witte duisternis...ondertussen wacht in de towergevangenis in Engeland de beul op Roger Mortimer en Isabella...en zijn Alfons,Dirk,en Vera reeds op weg naar Horst.....
Na het recenseren van de recente albums (nr.196/nr.197) had ik nog eens zin om een "goeie ouwe" Horst-episode te bespreken.En ja,dit is weer eens een mooi verhaal,vol mysterie,vol Engels geweld,en met nog eens een doortrapte slechterik die we in volgende verhalen(Sol invictus/De slangengod) ongetwijfeld nog zullen terugzien....
Algemeen besluit over "De witte duisternis" is dat dit album gelukkig weer een stuk beter is dan zijn voorganger "De konigmaker".
2/1991
Het is lente 1290 in het Hageland, Alfons de Beauchamps, Dirk de Vere en zijn gezellin Vera zijn op weg naar Horst na hun avonturen in Engeland. Wanneer zij het kasteel naderen bemerken ze een dikke witte mist, die het kasteel en zijn omgeving overschaduwt. Vanuit de mist houdt de boosaardige magiër Magor hen in de gaten, belovend dat zij zullen delen in zijn wraak die iedereen te Horst zal treffen.
Bij het binnenkomen van het kasteel wordt meteen duidelijk dat er een verhoogde staat van paraatheid heerst. Wanneer er een pijl rakelings over hun hoofden suist komen de nieuwkomers te weten hoe onhoudbaar het leven op Horst is geworden. Even later neemt de rode ridder het woord in de ridderzaal waar Willibrord net klaar is met het ontcijferen van een manuscript. Een reisverslag van Hugo Pynnock betreffende zijn kruistocht in het verre Syrië.
Een patrouille van Tempeliers , onder leiding van Commandeur Desirius en Hugo Pynnock is op weg door de woestijn wanneer ze plotseling aan de horizon een ijle rooksliert en enkele aaseters bemerken. Bij aankomst bemerken ze een karavaan die beestachtig werd afgeslacht, zonder vrouwen en kinderen te sparen. Tijdens het onderzoek wordt de patrouille plotseling aangevallen door een horde nomaden. In het heetst van de strijd komt Hugo oog in oog te staan met de leider van de nomaden die door hem vakkundig uit het zadel wordt gelicht en gevangen genomen. Zijn naam is …. Magor. Omwille van deze zware slag voor de vijand besluit Hugo verder op te rukken naar het bolwerk van de verzwakte vijand. Daar aangekomen gaan hij en zijn ridders met uitzondering van 1 man, Karel de Montabour, te werk als beesten en slachten in hun woede iedere vijand die ze kunnen vinden af, inclusief vrouwen en kinderen. Tijdens de plundertocht van het bolwerk komt Hugo met zijn ridders in de gewelven van een machtige sekte “ Sol Invictus” de onoverwinnelijke zon. Zo ontdekt hij ook dat deze sekte doet aan mensenoffers. Het volgende ogenblik onthult Magor dat hij een van de hogepriesters van de sekte is en ontketend een immense aardbeving met een vloedgolf tot gevolg waarbij de meeste ridders van Hugo het leven moeten laten. Hugo zelf kreeg een zware steen op het hoofd en raakt buiten bewustzijn.
Na een korte eetpauze wordt het verhaal verder gezet:
Het volgende fragment komt Hugo weer bij kennis aan boord van een schip op volle zee.
Met barstende hoofdpijn maakt hij kennis met Elëia, de dochter van Magor, die hem vertelt dat ze op weg zijn naar zijn geboorteland om daar wraak te nemen op Horst en zijn bewoners voor hetgeen hij gedaan heeft. Hij vertelt Hugo dat hij hem verdoofd heeft en hem zo alle informatie over Horst en zijn bewoners heeft ontrafeld. Terwijl Magor zich een kleiner onopvallender schip aanschaft, vertelt Elëia Hugo dat er nog een ridder de ravage in de tempel heeft overleefd. Karel de Montabour werd ook in leven gelaten omdat hij niet had deelgenomen aan de moorden op de vrouwen en de kinderen.
Op een nacht trekt Magor naar de vijvers van Horst en voert Hugo mee….
Na deze woorden weet de rode ridder waar te zoeken. Hij herinnert zich de spelonk die hij onder water heeft gezien in “De witte duisternis”. Onze vrienden slaan meteen aan het plannen tot er plotseling hoorngeschal weerklinkt vanuit de toren. Het aanmelden van 2 ruiters die voor de poort staan, Karel de Montabour en Commandeur Desirius.
Op vraag van de Horstridders begint Karel aan zijn verhaal…
Zonder paard of voedsel trok Karel de Montabour door de hete woestijn en vocht er met een overgebleven groep bergnomaden een strijd op leven en dood. Net toen het einde nabij was begon opeens de aarde te beven en werden de nomaden van de kaart geveegd door Commandeur Desirius en zijn ruiterij. Deze laatste vertelt hem dat zij de instorting van de tempel hadden gehoord en ijlings teruggekeerd waren, om hem als enige overlevende aan te treffen. Als straf voor het negeren van bevelen werd Commandeur Desirius ontheven uit zijn commando en overgeplaatst naar de commanderij in Hauwaert nabij Horst. Toen ze vernamen dat Magor op weg was naar Vlaanderen met een gevangene hebben ze alles op alles gezet om zo snel mogelijk in Horst te zijn.
In de ochtend duiken een viertal ridders onder leiding van Johan naar de onderaardse spelonk. De ridders komen aan een deur, waarachter Magor, zijn dochter en de gevangene zitten. Als Magor Hugo wil straffen komt zijn dochter tussenbeide, zij weet dat ze maar een aangenomen kind is, een slavin. Bovendien voelt ze liefde voor Hugo, die ze beter heeft leren kennen tijdens de reis. Hugo wordt bevrijd en er wordt onmiddellijk een klopjacht geopend op Magor. Gebruikmakend van zijn witte duisternis weet Magor te ontsnappen, en naarmate hij vordert trekt de witte mist weg.
Intussentijd dalen Willibrord en Trudo de geheime gang af en vinden in Magors laboratorium een soort amulet . Een zon met een slangenlichaam. Elëia vertelt dat het de slangengod is, een god die echt zou bestaan en waar nog steeds mensenoffers aan worden gebracht . Dit, zelfs in eigen land. In de ridderzaal komen alle ridders samen voor Elëia’s uitleg, zij vertelt dat de oude slang beter bekend staat als de duivel en dat Magors sekte een sekte van duivelaanbidders is. Commandeur Desirius stelt voor dit over te laten aan de tempelridders. Iedereen is unaniem akkoord dus trekken de Tempelridders in het volgende verhaal met de hulp van onze vrienden naar Magor’s bolwerk in de Ardennen.
Ondertussen bereidt Magor in de Ardennen zijn slangenkrijgers voor op een nieuwe aanslag op Horst.
Het tweede en misschien wel beste boek in de Magor – trilogie, je komt er heel veel in te weten over de geschiedenis van Hugo Pynnock en het bestaan van een geheime gang in het kasteel van Horst.
4/1991
Op de binnenplaats van het kasteel van Horst staat een groep ruiters klaar om te vertrekken: Hugo, Alfons, Eleia de syrische prinses, Karel de Montabour en Trudo van Wezemael, en natuurlijk ook Johan, de rode ridder. Ze vertrekken naar de tempelcommanderij van Hauwaert, maar ze worden gevolgd door een groep "bedelmonniken" die eigenlijk handlangers van Magor zijn. Aangekomen in de commanderij worden ze ontvangen door commandeur Desirius. Deze brengt hen op zijn beurt bij de Grootkanselier van de Tempelorde zelf: Frevado. Ze houden krijgsraad en leggen aan elkaar uit wat ze van plan zijn. De reis zal naar Nismes in de ardennen gaan. Daar bevindt zich immers het bolwerk van Magor. Dat willen ze bestormen en vernietigen. De tempeliers zullen de ridders hierbij helpen.
Plots wordt de commanderij aangevallen door de bedelmonniken die vermomd zijn als groene duivelgedrochten en wiens huiden hard zijn als pantser. Hun staf blijkt een zwaard te zijn en ze schakelen al gauw de tempeliers uit die bij de ingang de wacht hielden. De gedrochten dringen door tot de kamer waar Johan en z'n gezellen hun plannen bespreken en in een korte maar hevige strijd waarin de commandeur het leven laat voor dat van de grootmeester worden alle handlangers van Magor over de kling gejaagd. Na nog een klein opstootje met een andere spion die zich als 1 van de nieuwe observanten voordeed, maar die door Chuck K.O wordt geslagen, komt er een grote legermacht op gang die oprukt naar het bolwerk van Magor zelf, nabij Nismes.
Tijdens deze tocht maakt Johan verder kennis met Chuck, en na een minuutje konkelfoezen stelt Johan aan Chuck voor of hij niet zijn nieuwe schildknaap wil worden...en Chuck stemt toe...Terwijl in het bolwerk van Magor,deze vraagt of Vipera en Reptila een slangedans voor hem willen dansen...zodat hij een visioen krijgt over zijn vijanden...hij weet dat ze naderen en hij besluit om de slangegod op te roepen. Deze vertelt hem dat zijn bolwerk omsingeld is en kort daarna weten 2 slangekrijgers de arme man te vertellen dat de kampvuren van de vijand overal in de nacht branden...Nadat de ridders van Horst en de tempeliers van Hauwaert in een hinderlaag lopen, maar die gelukkig overleven, vangt de uiteindelijke eindstrijd aan: Door middel van grote katapulten met brandende projectielen wordt een doorgang geforceerd.
Daarna breken de eerste rijen Tempeliers door de rangen van de slangekrijgers.Terwijl deze de Slangekrijgers ophouden, breken de ridders van Horst diep door in het bolwerk van Magor. Wanneer Magor dit hoort, neemt hij zijn Vipera en Reptilla weer mee naar de slangegod om offers te brengen. Daar aangekomen duwt hij de twee prompt de afrond in. Vipera wordt door het monster verslonden, maar Reptilla kan zich nog vastgrijpen......aan de arm van Johan, de rode ridder! Hij en zijn makkers zijn doorgebroken tot bij Magor en zo kon hij Reptilla nog net redden. Even let niemand op Magor en met een verraderlijke zwaardslag brengt hij Reptilla toch om het leven. Iedereen schaart zich in een kring rond Magor wanneer die tot een strijd op leven en dood wordt uitgedaagd door niemand minder dan...Hugo Pynnock! Na enkele slagen weet die zijn tegenstander al te vellen en Magor tuimelt dodelijk getroffen de diepte in,waar hij te pletter slaat tegen de rotsen. De slagegod ontsteekt in woede en hij beukt tegen de rotswanden waardoor alles dreigt in te storten. Gelukkig weten de tempeliers en de ridders van Horst zich hier net op tijd uit te redden. De dreiging van Magor en de Slangegod is defenitief teniet gedaan en na afscheid genomen te hebben van de tempeliers, keren ze terug naar het kasteel van Horst.
De ontknoping op de voorgaande albums ("Sol invictus" en "De witte duisternis")
Magor is komt in dit verhaal niet zo "slechterik-achtig" over als in bijvoorbeeld "De witte duisternis" , maar gelukkig is er nu weer de "Slangegod" die afschrikt.
Ook een beetje historische informatie op de achtergrond (Baphomet, commanderij Hauwaert,..), en op het einde van de strip nog een hele kolom informatie over Nismes...
Redelijk album met als smaakmakers: slangenkrijger,een reusachtig monster, communicatiemanieren van de tempelorde , en magor voor de derde opeenvolgende keer als slechterik.
9/1991
Lente 1291, In de ridderzaal van het kasteel van Horst maakt een zenuwachtige Hugo Pynnock zich klaar voor de aankomst van zijn gaste, Elfriede, barones van Rillaar. Zijn gezellig samenzijn blijkt echter van korte duur wanneer er onverwachts bezoek in de kamer staat. De hertog van Brabant, Jan Primus, die naar Horst is gekomen om beroep te doen op zijn vrienden. Dit omdat de vijanden van Brabant op wraak zinnen na hun verpletterende nederlaag tijdens de slag van Woeringen. Hij vertelt onze vrienden dat hij een plan heeft om uit te vissen wat de vijand in zijn schild voert. Hij stelt voor een toernooi te organiseren in Horst. Terwijl Hugo kapitein Victor de instructies geeft voor de avond, maakt de Hertog hiervan gebruik om de mooie Elfriede mee te nemen op een boottochtje in de kasteelvijver. Tot grote ergernis van Hugo Pynnock. Wanneer er tijdens het avondeten weer naijver is om de gunst van Elfriede te winnen wordt het Brabantse kamp toch verdeeld voor het toernooi.
Wanneer Johan en Chuk een week later naar de haven gaan om enkele Engelse vrienden te begroeten worden ze nauwkeurig in de gaten gehouden vanuit de schaduw van een havenloods. Het Engelse schip dat voor anker ligt herbergt enkele oude bekenden zoals Alfons de Beauchamps en Sam de Bohuw alsook een nieuwkomer, Sir Bernice, beter bekend als “The Drunken Knight”.
Op weg naar Horst bemerken onze vrienden een lastwagen die vast zit in de modder, begeleid door een zonderling trio: Hermano, degenslikker en vuurspuwer, Gaetano de acrobaat en Zäina een koorddanseres. Nadat hun wagen is losgetrokken, stelt Alfons aan Johan voor om hen mee te vragen als attractie op het nakende toernooi. Johan vindt dit een goed idee, maar toch zou hij ze graag eerst aan het werk zien. Hetgeen ook gebeurt tijdens het gezamenlijke kamp die avond. Johan staat hen toe mee te gaan naar Horst maar twijfelt toch aan de toevalligheid van hun ontmoeting. De 3 hun vaardigheden kunnen immers dodelijk zijn! Hij vraagt Chuk, zijn schildknaap, dan ook om hen in de gaten te houden.
Op het kasteel van Horst zijn ondertussen 2 vijanden van Hertog Jan toegekomen. Reinald I van Gelder met zijn gade Irmgard en Jan van Gistel met zijn handlangers Baldwienus en Gontran. Terwijl Alfons de Beauchamps zich opfrist, sluipt er een man rond over het dak naar de donjon. Even later komt kapitein Victor in alle stilte onze held halen omdat er een aanslag is gepleegd op Alfons. Als Johan vanuit het raam van Alfons naar buiten kijkt ziet hij de dader over het dak lopen en zet meteen de achtervolging in, wat fataal afloopt voor de dader. Deze blijkt niemand anders te zijn dan Gontran, de knecht van de heer Baldwienus, die onmiddellijk een onderzoek eist. Verderop wordt Jan van Gistel lijkbleek van woede hetgeen onze held niet ontgaat en hem doet speculeren omtrent de opdrachtgever voor de aanslag. Op dit ogenblik vraagt Reinald I het woord. Hij zoekt toenadering betreffende het gebruik van de Brabantse handelsroutes en brengt samen met de Hertog een heildronk op Brabant en Gelderland. Dit stelt hem buiten alle verdenking.
Wanneer onze helden de toernooiweide bezoeken komen ze Jan van Gistel tegen in gezelschap van een onbekende ridder. Als er met hem gelachen wordt zegt hij dat het lachen hun wel zal vergaan als zijn ridder in het strijdperk zal treden. Op een opmerking van Jan Primus gooit de onbekende zijn handschoen naar de Hertog, die wordt opgeraapt door onze held, Johan. In een blinde razernij valt de onbekende Johan aan die ondanks het feit dat hij ongewapend is er toch in slaagt zijn tegenstander uit het zadel te lichten en zo de man zijn identiteit te verhullen. Het is Ghislain de Bars, een gemene woesteling die de regels van het steekspel niet eerbiedigt. Van op een afstand zijn de 3 kunstenmakers getuige van de woede van Van Gistel tegenover zijn ridder, en weten zo dat het tijdens het toernooi aan hen is om de Hertog om te brengen, iets wat wordt opgevangen door de bespiedende Chuk.
Op de dag van het toernooi werpt de besluitloze toernooikoningin haar sluier neer, welke wordt opgeraapt door onze held die haar kleuren zal verdedigen. In de volgende gevechten worden de ridders een voor een uit het zadel gelicht. Te beginnen bij Trudo die door een laffe klap van De Bars de strijd moet staken. De strijd gaat door tot er nog 4 ridders in aanmerking komen voor de overwinning: Ghislain de Bars, De Rode ridder, Hertog Jan I en Hugo Pynnock. Het volgende gevecht is tussen Johan en de Bars, waarbij onze held de onsportiviteit van de ridder zwaar bestraft. Hugo moet echter de overwinning laten aan de Hertog die denkt dat hij het toernooi reeds gewonnen heeft. Echter in zijn laatste treffen, de kamp met Johan, wordt hij ook uit het zadel gelicht zodat het onze held is die de toernooizege binnenhaald.
Tijdens de lauwering van de overwinnaar wordt er plots een luide alarmkreet gegeven, de kunstenmakers zijn in actie gekomen en stichten brand om iedereen af te leiden van de aanslag. Toch worden ze allemaal uitgeschakeld, Trudo neemt de koorddanseres onder handen met zijn trouwe kruisboog. Chuk vangt Gaetano op met een speer en Hugo zet Hermano het zwaard op de keel.
Het verhaal eindigt als de Hertog en Hugo hun vriendschap bezegelen door de belofte er nooit meer een vrouw tussen te laten komen. Doch veel kans zullen ze niet meer hebben want onze geliefde toernooikoningin heeft zich reeds genesteld in de armen van haar toernooiridder.
Een interessante benadering die de dreiging in Brabant weerspiegelt, enkele jaren na de slag van Woeringen. Toch is het een redelijk zwak verhaal dat boordevol zit met de nodige clichés. Het enige verassende is dat er hier concurrentie ontstaat omwille van een vrouw tussen de ridders. Maar het einde is zoals het spreekwoord luidt: “wanneer 2 honden vechten om een been gaat er een 3e mee heen!”.
9/1991
Reeds verscheidene dagen geselt een gure herfststorm de muren van Horsts meestertoren. Met lede ogen ziet de net teruggekeerde Trudo van Wesemael toe hoe Hugo Pynnock, burchtheer van het stoere slot, zijn vergetelheid zoekt in de drank. Zijn relatie met Eleïa, een Syrische prinses die hij tijdens de voorgaande albums leerde kennen, liep immers op de klippen en tot overmaat van ramp moet hij al dagenlang de steun van zijn goede vrienden missen: Willibrord is voor werkzaamheden naar Leuven getrokken, Karel de Mountabour is teruggekeerd naar Luxemburg en Johan en Chuk vergezellen Alfons de Beauchamp naar Warwick, zijn landgoed in Engeland.
In de hoop Hugo van de drank te houden, stelt onze goede Trudo voor om de Engelandvaarders achterna te reizen. Uiteraard ziet onze gesnorde kasteelheer een verzetje wel zitten en hij brengt alles in orde om met een gerust gemoed te vertrekken. Zodra de ochtend gloort, verlaten twee ruiters het kasteel van Horst.
Na een ommetje langs boer Coene, die in ruil voor vrije toegang tot de wijnkelder van Horst een oogje in het zeil zal houden, trekken Hugo en Trudo naar Damme. Trudo, die al in Warwick is geweest, vermoedt immers dat Johan en zijn gezellen van daaruit proberen in te schepen naar Engeland, maar het is niet zeker dat ze daar een reisklaar schip zullen vinden. Met een beetje geluk kunnen ze nog voor de overtocht bijgehaald worden. Diep in de nacht bereiken beide ruiters Damme.
Ondanks het late uur brandt er in de herberg nog licht en slechts het geluid van de ruziënde stemmen daarbinnen doorbreekt de anders zo donkere stilte. In de hoop snel een spoor van hun vrienden te vinden, gaan Hugo en Trudo op de herberg af. Net voor hij binnengaat, werpt Hugo nog snel een blik op de vaargeul: een sinister zwart schip ligt buitengaats voor anker en zet net een sloep uit naar het vaste land.
Vanaf het ogenblik dat beide ridders de gelagzaal betreden, valt er een onbehaaglijke stilte tussen het kroegende gezelschap. De aanwezige zeelui onthalen de nieuwkomers met boze blikken.
Een kort gesprekje met de dienster, Veerle, maakt echter al veel duidelijk: twee dagen ervoor maakten de drinkgrage vissers het iets te bont en kregen het aan de stok met enkele andere vreemdelingen. Eén ervan was een in het roodgekleurde ridder. Trudo’s vermoeden wordt bevestigd: hun vrienden vonden niet onmiddellijk een schip en liggen nog maar één dag voor. Helaas is de kans groot dat ook de twee achtervolgers enkele dagen oponthoud zullen hebben gezien er de komende dagen geen enkel ander schip nog naar Engeland zal varen.
Het tweetal overlegt hoe ze eventueel sneller aan een schip kunnen geraken als plotseling de deur wordt opgeworpen.
Vier forsgebouwde kerels, die Hugo daarnet met hun roeiboot zag naderen, komen de gelagzaal binnen. Wanneer de zeebonken echter Veerle lastig vallen en de ongewapende vissers met het zwaard te lijf willen gaan, kunnen Hugo en Trudo niet langer blijven toezien en doen ruim hun zegje in de daaropvolgende kroegenoorlog.
Met het verschijnen van Origas, de kapitein van de voor ankerliggende ‘Zwarte Arend’, stopt het gevecht al even snel als het begon. Origas wijst zijn mannen, die soms ‘iets’ te ruw te werk gaan, terecht en vergoedt de schade en ongemakken met klinkende munt. De twee ridders wil hij echter niet op zijn schip meenemen, gezien hij naar het zuiden vaart. Hierop verlaat de mysterieuze kapitein de herberg en verdwijnt in de nacht.
Toch geraken de ridders aan een schip: uit dank voor de geboden hulp en het vermijden van een bloedbad stellen de vissers voor om hun redders naar Engeland te varen. Nog diezelfde ochtend kiest een vissersboot het ruime sop met twee ridders aan boord.
Het schip is nog maar net doorheen de vaargeul of er blaast een fikse bries, de voorbode van een komende storm, doorheen de zeilen. Net voor Trudo en Hugo naar het veiligere ruim trekken, wordt hun aandacht door iets op volle zee getrokken. Ondanks de duisternis van de snel opkomende bewolking kan men duidelijk de contouren van een schip dat naar het noorden vaart, zien. Met alle zeilen bij en recht voor de wind warend, ploegt de ‘Zwarte Arend’ zich een weg doorheen de kolkende golven.
Terwijl het tweetal zich zorgen maakt om hun vrienden, die misschien ook in de storm hangen, dobbert de ‘Lukas’, het schip dat Johan en zijn gezelschap daags voordien namen, haast stuurloos rond. Naast hun drieën voert het schip ook nog Patrick de Ross, een jonge Schotse ridder, en Geertrui, een Brabantse freule, naar Engeland.
Helaas kreeg men de dag voordien ook al een storm te verduren, waarbij het schip averij opliep, en ligt men volledig uit koers. Bovendien bespeurt het schippersoog van de kapitein reeds de komst van de nieuwe storm waar Trudo en Hugo al in verzeild zijn. Het weinige zeil dat de master nog heeft, wordt bijgezet om de storm voor te blijven en een veilig onderkomen in Ramsgate te vinden. Een riskante onderneming tussen de klippen waarbij men slechts op het baken van North Foreland kan afgaan om te slagen.
De naderende storm heeft de hele lucht al dreigend donker gekleurd als aan de horizon een rood schijnsel over de golven flikkert. Vol blijdschap roept de kapitein dat ze het baken gevonden hebben en laat de ‘Lukas’ langzaam de steven wenden. Doch, opeens bemerkt Johan in het halfduister dat de zee wit ziet van het schuim. De branding slaat stuk op verraderlijke klippen en de ‘Lukas’ nadert ze eveneens zeer snel…
In een wanhoopspoging wordt het roer helemaal omgegooid; tegen beter weten in en tevergeefs. Op hetzelfde moment weerklinkt een doordringend gekraak en de flank van het schip wordt in zijn volle lengte opengereten.
Door de harde slag maakt het schip zwaar slagzij. Verscheidene opvarenden worden overboord geslingerd, onder hen ook Alfons de Beauchamp. Johan ziet hoe de sterke stroming de ridder naar onderen trekt en springt hem zonder aarzelen achterna.
Terwijl de Rode Ridder zijn vriend zoekt, is men op de ‘Lukas’ begonnen met evacueren. Het is immers onvermijdelijk dat het schip gaat kapseizen. De overige aanwezigen verzamelen zich op het dek dat als maar schuiner helt. Geertrui, de Brabantse freule, ontbreekt echter. Met enkele sprongen verlaat Patrick het dek en stormt het ruim van het zinkende schip binnen. Daar blijkt dat de Brabantse door een klemmende deur in haar eigen kajuit opgesloten zit. Met een zware balk als stormram en wat brute kracht kan Patrick de deur gauw forceren.
Door het binnenstromende water wordt het schip steeds sneller naar de diepte gezogen. Langzaam begint de ‘Lukas’ te kantelen en wordt de uitgang langs de trappen voor het tweetal afgesloten. Een stoutmoedige poging om langs een bres in de scheepswand naar buiten te zwemmen lukt wonderwel. Volledig buiten adem, maar veilig en wel bereiken Patrick en Geertrui de oppervlakte, waar in het schijnsel van het verraderlijke lichtbaken ook de overige opvarenden nog steeds voor hun leven vechten.
Intussen zwemt ook Johan nog steeds rond op zoek naar Alfons. Even komt de gedachte boven dat zijn goede vriend misschien verdronken is. Daarna wordt hij door een zware golf met het hoofd tegen de klippen gesmakt en verkeert de redder plots zelf in nood. Bewusteloos zinkt de Rode Ridder weg in het ijskoude water; tot opeens een reddende hand zich naar hem uitstrekt. Gelukkig zag Chuk het gebeuren en zwom zijn meester achterna.
Langzaam komt Johan bij bewustzijn, maar door de hoofdwonde verliest hij veel bloed. Bovendien weet hij nog steeds niet of Alfons het er wel levend vanaf heeft gebracht.
Een hele poos later en volledig uitgeput bereiken ridder en schildknaap de oever.
Op het strand aangekomen, is al snel duidelijk waar het misleidende licht vandaan kwam: een houten toren met bovenaan een brandend vuur.
Na Johans hoofd verbonden te hebben, trekt Chuk op verkenning. De toren is uiteraard een geschikte uitkijkpost en van daarop bemerkt Chuk dat er net nog twee overlevenden aan wal spoelen: Patrick en Geertrui.
Terwijl hij hun aandacht trekt, ziet Johan vanop zee minder aangenaam gezelschap naderen: in het vage schijnsel van de dageraad ontwaart men een schip aan de horizon. De ‘Zwarte Arend’ nadert de kust.
Al snel wordt het Johan duidelijk. De namaakvuurtoren is niet het werk van strandjutters, zoals hij eerst dacht, maar van zeerovers! Ze lokken schepen naar de klippen, zodat ze nadien zonder slag of stoot de aangespoelde lading kunnen aanslaan. Hoewel het schip zich vanwege het lage tij nog niet te dichtbij waagt, is het duidelijk dat het lot van de vier bezegeld is. Zulke heerschappen laten geen bezwarende getuigen achter.
Langzaam beginnen de wrakstukken van de ‘Lukas’ aan te spoelen. Plots bemerkt Geertrui een deel van haar eigendom in het water. Hierbij blijkt de Schotse ridder ook nog een gentleman te zijn en haalt zonder morren de doorweekte, doch nog bruikbare punthoed uit het water. Ook Chuk ziet een deel van zijn eigendom uit zee terugkeren. Vol blijdschap waadt hij zich tussen de klippen naar zijn reiskoffer. Opeens doet hij een afschuwelijke ontdekking en roept het vol afgrijzen uit. De toegesnelde Patrick is even in de waan dat de, net dood teruggevonden, kapitein van de ‘Lukas’ in de touwen van zijn eigen schip verstrikt raakte. De Rode Ridder bemerkt echter de knopen in het touw. Hun kapitein werd vastgebonden en aan zijn lot overgelaten! Terwijl het viertal vol wrok naar het voor ankerliggende schip kijkt, ziet men hoe de ‘Zwarte Arend’ een sloep te water laat…
Moeizaam komt de sloep in de branding vooruit. Tenslotte waden de vier zeelui behoedzaam naar de wal. De Rode Ridder heeft zich intussen met zijn gezellen tussen de rotsen verstopt en luistert het gesprek van de piraten af. Als ook zij de kapitein van de ‘Lukas’ terugvinden, raken ze voldaan van walgelijk plezier en ebt de laatste twijfel weg: de zeelui zijn wel degelijk verantwoordelijk voor de afgrijselijke dood van de kapitein én het valse baken waardoor het schip met man en muis verging.
Als bovendien blijkt dat de rovers het vuur opnieuw in gereedheid willen brengen om nog meer schepen op de klippen te lokken, is voor Patrick de maat vol. Samen met Chuk, die uit zijn reiskoffer zijn oude strijdknots haalde, maakt hij het viertal duidelijk dat er met hen niet te spotten valt.
Op de ‘Zwarte Arend’ heeft men het gevecht echter opgemerkt en het schip waadt tussen de klippen door naar de kant. Johans schildknaap heeft zich nog maar net van zijn laatste belager verlost of de sinistere kapitein Origas trekt al aan het hoofd van de overige bemanningsleden aan wal. In allerijl trekken onze vrienden zich terug op de best verdedigbare plaats in de omgeving: de vuurtoren.
Onmiddellijk stuurt Origas zijn manschappen naar voren om de toren te bestormen. Ze hebben de vuurtoren immers nodig om de volgende nacht opnieuw schepen te lokken. Nog steeds aan het hoofd gewond, kan Johan niet meestrijden, maar al snel blijkt echter dat Chuk en Patrick op hun voordelige stelling van geen wijken weten. In zijn woede beveelt Origas de toren dan maar om te hakken. Wanneer de bezetters daarop de vuurpot op de toren afbreken en hun belegeraars met stenen bekogelen, zit er echter niets anders op dan terug te trekken.
Verbitterd om de onnodige verliezen, laten de zeerovers onze vrienden met rust en beginnen de aangespoelde kostbaarheden in hun schip te laden. Terwijl de bende druk bezig is, doet Chuk een riskante uitbraak. Hij verlaat de toren om zijn reiskoffer, voorzien van proviand, en extra wapens te halen.
Origas had zo’n durf voorzien. De sluipschutters, die hij vanachter de rotsen de vuurtoren in het oog liet houden, krijgen echter niet eens de kans om aan te spannen. De doodgewaande Alfons de Beauchamp wist toch de kust te bereiken en grijpt met enkele zwaardslagen doeltreffend in.
Het wapengekletter heeft echter ook de aandacht van de strandschuimende rovers getrokken en de woeste bende is reeds zo dicht genaderd dat het te laat is om het veilige onderkomen van de vuurtoren op te zoeken. Met pijl en boog worden de eerste belagers afgehouden, maar daarna is een gewapend treffen onvermijdelijk. Johan, vanwege zijn hoofdwonde nog steeds niet in staat om te vechten, moet machteloos toekijken. Patrick daarentegen springt van op hun provisoire schuilplaats naar beneden en biedt Chuk en Alfons, die net op het punt stonden overrompeld te worden, de nodige steun om stand te houden.
Origas heeft echter zijn laatste troefkaart nog niet gespeeld. Nu er drie krijgers zijn en ze bovendien niet van het voordeel van de stelling genieten, wilt hij toch een doorbraak forceren en werpt Kojiro in de strijd.
Johan herkent een doder natuurlijk van mijlen ver en spoort zijn vrienden aan zich terug te trekken; helaas te laat: de samoerai, die niet voor niets Origas persoonlijke lijfwacht is, stormt al brullend op de ridders af…
De steeds strijdvaardige Patrick springt echter naar voren en kan verscheidene slagen afweren, maar wordt dan door Kojiro’s dolk zwaar in de schouder getroffen. Chuk kan nog net de knarsetandende Alfons tegenhouden van een woeste, maar roekeloze aanval op de samoerai. Johans schildknaap ziet immers in dat de Japanse krijger iedereen de baas is, omdat hij het voordeel heeft met zowel katana als dolk te vechten. Slechts iemand die net als hem met twee wapens vecht, maakt een kans!
In geen tijd draait hij het handvat van zijn strijdknots los en haalt uit de holle steel ook een dolk tevoorschijn. Opnieuw gaat Kojiro tot de aanval over…!
Wanneer Chuk zijn aanvallen pareert en op zijn beurt enkele snelle tegenaanvallen uitvoert, lijkt de schildknaap de bloeddorstige samoerai aan te kunnen. Plots maakt de Japanner met een acrobatische sprong en plaatst zich zo opeens buiten Chuks bereik. Vastberaden zwaait hij zijn dolk omhoog voor een dodelijke worp…
Chuks wapen, dat hij naar eigen ontwerp in Toledo liet vervaardigen, heeft echter nog een verrassing in petto. Instinctmatig bemerkt de oude zeebonk het gevaar, richt vliegensvlug zijn eigen dolk en duwt op een verborgen veer. Het volgende ogenblik schiet het lemmet van Chuks dolk door de lucht en valt Origas lijfwacht dood neer. Wit van woede brult de kapitein een bevel en trekt met zijn resterende bemanning terug naar het schip.
Terwijl de vuurtorenbezetters heel wat bij te praten hebben met hun verdronkengewaande vriend maakt men op de Zwarte Arend de balans op: de helft heeft de ontmoeting met de vechtjassen niet overleefd en de overigen likken morrend hun wonden. Hoewel men de vuurtoren nodig heeft om andere schepen te lokken, beseft Origas dat ook een nieuwe bestorming weinig kans op slagen heeft, gezien de bezetters nog steeds het voordeel van de hoogte hebben. ’s Avonds, bij het hoge tij, hebben ze dat echter niet. Geduldig wacht de kapitein op het opkomende water en de neergaande zon.
Schip en vuurtoren baden in een zachte rode gloed. In de schemering van een mogelijks laatste warme herfstzon maakt men zich ook op de toren op om zich niet zomaar gewonnen te geven. Drie strijders -Chuk, Alfons en een bijna herstelde Johan- waden zich door het water naar de Zwarte Arend. Minuten later schrikt de scheepswacht op als het onbestuurbare vaartuig met doorgesneden ankertouwen door de vloed wordt meegevoerd en langzaam maar zeker naar de klippen wenkt. Met toenemende snelheid schiet de Zwarte Arend af op de klippen en het volgende ogenblik weerklinkt een vreselijke slag. De Zwarte Arend wordt door de scherpe rotsen aan stukken gereten, waarbij de meeste opvarenden door het wrak worden meegezogen naar de diepte. Origas zwemt echter ongemerkt naar de kust, waar reeds een half dozijn zeerovers ongedeerd het vaste land hebben bereikt, maar op Johan, Chuk en Alfons stuiten.
Vanop het platform, dat omspoeld wordt door de stijgende golven van de vloed, volgen Geertrui en de nog gewonde Patrick met spanning het strijdtafereel.
Even geruisloos als verrassend duikt achter hun rug de sinistere kaperskapitein uit de golven op. Geertrui zal hem als gijzelaarster dienen; Patrick is hem van geen nut meer. Net op het ogenblik dat Origas zijn blaaspijp wilt aanleggen, maakt hij een schrille kreet en ploft met een pijl tussen de schouderbladen in zee.
Sprakeloos van verwondering ziet het tweetal een kleine boot die op het platform afstevend. Daags voordien is de vissersboot de Zwarte Arend gevolgd en konden Hugo en Trudo het hele gebeuren van ver in zee volgen; klaar om in te grijpen. Terwijl Trudo zijn dodelijk schot op Origas loste, baande Hugo zich in het als maar woester worden water een weg naar het strijdtoneel. Terwijl Patrick en Geertrui in de visserboot geholpen worden, heeft de Burchtheer van Horst de kust reeds bereikt en werpt zich onmiddellijk in de strijd.
In het schuimende water van de Noordzee heeft het beslissende gevecht plaats. De zeerovers weren zich dapper, maar tot de laatste man worden ze over de kling gejaagd. Bloed kleurt de branding rood…
Nog maar net is de warmte van de strijd voorbij of Trudo schreeuwt al vanuit het schip om voort te maken: een nieuwe storm steekt op! Zodra Johan en zijn gezellen aan boord zijn, zet het schip koers naar open zee, waar het met een gunstige wind de storm kan voorblijven. Uiteindelijk vindt in de kajuit een hartelijk weerzien plaats. Beide groepen vertellen over hun zopas beleefd avontuur en men bespreekt de plannen voor de rest van de reis. Vergezeld van Patrick zal Geertrui eindelijk haar zuster Godelieve in Engeland bezoeken, Alfons trekt verder naar zijn landgoed Warwick en Johan zal met zijn vrienden terug naar Horst trekken om daar volledig te herstellen. Zonder verdere problemen bereikt het viertal terug op Vlaamse bodem.
Johan en zijn vrienden rijden kort daarom de poort van hun thuishaven door, waar hen een ander, spannend avontuur wacht.
Kijk toch eens aan: wat een verhaal!! Vijf getypte bladzijden, wat ongetwijfeld mijn langste recensie is; én dan heb ik nog de indruk dat ik meer dan de helft niet heb vermeld.
Zoveel valt er in dit verhaal te gebeuren!! Zoveel dat ik tijdens het schrijven haast moedeloos werd van het werk en door de magie van het album toch genoot van elke keer dat ik een prent herlas.
Kortom: een prachtverhaal van begin tot einde dat bovendien nog ongelooflijk knap getekend en sfeervol ingekleurd is.
10/1991
De Rode Ridder verlaat zijn vrienden in Horst omdat hij achtervolgd wordt door een droom. Zijn vrienden (Trudo, Hugo en Chuk) weten van niets en besluiten zijn kamer te doorzoeken. Daar merken ze een zwarte vlinder op. In een poging om de vlinder te vangen wordt Trudo gebeten. Hierdoor wordt deze zwaar ziek.
Ondertussen volgt Johan, die eigenlijk nog niet weet waar hij naartoe wil, diezelfde vlinder. Algauw komt hij terecht in een storm en uiteindelijk wordt hij opgeslokt door een windhoos. Wanneer hij weer vaste grond onder de voeten voelt, is hij terechtgekomen in een moerasgebied. Daar ontmoet hij twee andere krijgers: Gunnar de viking uit het noorden en Nisibis, een amazone uit het zuiden. Beiden worden ook begeleid door een zwarte vlinder. Samen trekken ze verder door het moeras tot ze belaagd worden door een gevleugelde slang. Het monster wordt verslagen en hierbij krijgen ze hulp van een vierde personnage, niemand minder dan Yorimoto, de samoerai! Ook hij is geroepen door een vlinder.
Samen trekken ze verder op weg naar een citadel aan de rand van het moeras. Vooraleer ze echter binnentreden, valt het viertal in een hinderlaag van een menseneterslegioen. Er komt een bloedbad van, maar uiteindelijk overwint het viertal. Op de poort van de citadel loert echter nog een gevaar: een wormenvis. Ook deze wordt overwonnen. Uiteindelijk ontmoeten Johan en zijn vrienden de meester van de citadel: Uzurias. Hij heeft uit de vier windstreken de beste krijgers gehaald met het doel weerstand te bieden tegen Andramelech, één van de hellevorsten. De citadel is immers niets anders dan een poort tot de hel en Andramelech wordt gevangen gehouden in een waterput. Andramelech is van plan zijn bondgenoten op de citadel af te sturen en deze te vernietigen. Deze bondgenoten zijn de paddekrijgers. In grote drommen stevenen ze op de citadel af. De vier krijgers moeten de citadel verdedigen totdat Uzurias zijn geheim wapen klaar heeft: in de kelders kweekt hij doodsvlinders, maar deze zijn nog niet uitgekomen.
De rest van het verhaal geeft de spannende strijd weer tussen de paddekrijgers en het viertal, dat alles in het werk stelt om niet ten onder te gaan tegen de overmacht. Net als het hen teveel wordt, komen de doodsvlinders dood en vernieling zaaien. Andramelech is verslagen en blijft gevangen. Nu kunnen Nisibis, Yorimoto, Gunnar en Johan terugkeren naar hun land. Johan krijgt van Uzurias ook een tegengif dat Trudo zal genezen.
Ik vind dit album één van de beste albums die gemaakt zijn in de RR-reeks. Het verhaal zit goed in elkaar, en de spanning wordt geleidelijk aan opgebouwd. Bovendien komt ook Yorimoto - een van de smaakmakers van de reeks - terug. Zijn ninja-technieken zaaien dood en vernieling onder de paddekrijgers. Ook de tegenstrever, Andramelech (heerser van de binnenwateren van de hel) is nieuw. Het hoeft dus niet altijd Bahaal te zijn die als superslechterik naar voor treedt. Tenslotte vond ik het geen slechte zaak dat er eens geen 'pseudo-romance' tussen de RR en één of andere schone uitgewerkt wordt. Het is gewoon een fantastisch verhaal dat aanzet tot lezen, kortom een aanrader.
2/1992
In de slotkapel van het kasteel van Horst bevinden zich naast Johan De Rode Rider enkele bekende gezichten uit de voorgaande albums: de heren van Vorst, waaronder Hugo, Trudo en Alfons. De nieuwe kapelaan, William, vertelt na de dienst over de Tuin van Eden. Ondanks de ernst waarmee de kapelaan zijn verhaal brengt, lachen de heren zijn 'fantasiewereld' weg. Hun gesprek wordt verstoord wanneer 2 bezoekers de kamer betreden: een wonderdokter en een beeldschone vrouw, Shandar en Malicia. Shandar stelt zich voor als een uiterst bekwame sterrenwichelaar en kruidengeneeskundige, Malicia kan handlezen. Hoewel Johan de twee niet vertrouwd, stelt Hugo, of te wel heer Pynnock, de twee gasten voor om een middagmaal te nuttigen in het kasteel.
Tijdens het diner komt de Tuin van Eden weer aanbod. Shandar neemt het gesprek over en laat weten meer te weten over deze tuin der lusten. Volgens de wichelaar moet je in het bezit zijn van een sleutel om de tuin te kunnen betreden waar je vervolgens het absolute geluk kan ervaren. William, de kapelaan, heeft het over ketterse praat maar Shandar praat verder. Het is geen werkelijke plaats maar een toestand van de geest. Hij is zelfs bereid toegang te vershaffen tot de tuin, weliswaar tegen een hoge prijs. Malicia probeert de heren van hun goede bedoelingen te overtuigen, neemt de hand van Johan en leest de palm van zijn hand. Ook Hugo en Trudo krijgen een dergelijke behandeling. Malicia weet van alle drie de heren juiste informatie te lezen. Vervolgens nodigt Shandar Johan en Hugo uit een proefreis te maken naar de Tuin van Eden. Het volstaat van een legendarische appel te eten, afkomstig uit de Tuin zelf. Johan en Hugo gaan akkoord wanneer Shandar en Malicia zelf ook van de appel eten en hen vergezellen naar de Tuin. Ondanks Williams protest gaat het experiment door en onder doodse stilte eten de vier kandidaten hun stuk appel op. Na een schouwspel van kleuren komt Johan terug bij en neemt hij de tijd om zijn nieuwe omgeving waar te nemen. Een aards paradijs rondom hem, met watervallen, prachtige oude gebouwen en natuurlijke pracht. Sprakeloos dwaalt Johan in de hem totaal onbekende omgeving rond, op zoek naar zijn reisgezellen. Uit één van de vele prachtige struiken die de Tuin kent komt een enorme leeuw te voorschijn. Johan staat klaar voor de fatale slag met zijn waard maar dan komt de leeuw tegen hem aanstrijken als een grote poes. Dan komt Hugo te voorschijn met een reuzenslang rond zijn nek. Beide heren lijken overtuigd van het bestaan van de Tuin.
Enkele tientallen meters verder staan Shandar en Malicia de twee op te wachten en met hun vieren wandelen ze naar een centraal gelegen torenhuis, omringd door de meest prachtige bloemen. Hugo plukt er een voor zijn vriend Trudo die een passie heeft voor bloemen. In het gebouw staan beeldschone bloemenmeisjes de bezoekers op te wachten. Maar voor de heren kennis kunnen maken wil Shandar Johan en Hugo de tempel van aam laten zijn. Sprakeloos betrede Johan en Hugo een imposant paleis met hoge marmeren zuilen. Opnieuw bevinden zich in het gebouw mooie vrouwen: sluierdanseressen met weinig om het lijf om de gasten te bekoren. Er klinkt adembenemende muziek doorheen de tempel en het ruikt er naar de meest verrukkelijke spijzen en dranken. Hugo is totaal overtuigd en dan... de wanden van het tempelgebouw lijken doorzichtig te worden terwijl de betoverende muziek stilaan wegsterft. De vier bevinden zich weer in het kasteel van Horst waar hun vrienden in spanning op hen aan het wachten waren. Johan en Hugo vertellen wat hen overkomen is, over de prachtige omgeving en mooi gezelschap. De bloem die Hugo voor Trudo heeft meegenomen overtuigd hem om ook naar de tuin af te reizen. De schatkist wordt er bij gehaald Shandar overhandigt vier appels aan de heren van Horst. Johan, Hugo en Trudo nemen elk één alleen Alfons weigert en dus gaat de laatste appel naar Chuk, Johan's trouwe dienaar. Shandar en Malicia maken zich klaar te vertrekken met enkele zakken vol goudstukken maar Alfons staat er op de twee in het kasteel te houden tot zijn vier vrienden weer heelhuids zijn teruggekeerd. Zodra ze de mysterieuze vruchten hebben opgegeten, strekken de vier mannen zich uit op een rustbank, vergezeld met hun wapens, in een afgesloten kamer.
Net als zijn vrienden verliest Johan alle besef van tijd en ruimte. Het volgende ogenblik bevindt de Rode Ridder zich opnieuw in de paradijselijke Tuin van Eden. Al snel vinden ze elkaar weer en wandelen naar het paleis. Enkel Trudo wenst eerst de talrijke bloemen buiten het gebouw te onderzoeken. Drie bloemenmeisjes staan de heren op te wachten en met blozende kaken volgen ze de bekoorlijke dames. In een prachtige marmeren zaal wordt er hen allerlei lekkers aangeboden. Hugo en Chuk maken het hen gemakkelijk terwijl Johan op zoek gaat naar Trudo. Hij verlaat het paleis en belandt in een uitgestrekt park, vervuld met het gekweel van talrijke zangvogels. Plots blijft de ridder stokstijf staan. Uit het struikgewas doemt plots een okerkleurige schicht op en verdwijnt dan overijld in het woud. Het was de leeuw die Johan eerder al tegen kwam. Het beest leek op de vlucht en Johan trekt verder de Tuin in. Een loodzwaar, verstikkend gevoel maakt zich plotseling van Johan meester en de ridder wankelt op zijn benen. Het zweet breekt hem uit! Hij voelt een boosaardige aanwezigheid... het kwaad in zijn meest elementaire vorm. De Rode Ridder rukt zich los uit zijn verdoving en zijn zwaard bliksemt te voorschuin. Een onbekende, innerlijke stem beveelt Johan zich om te draaien en terug te keren maar met de inzet van al zijn wilskracht overwint de ridder zijn panische angst. Het volgende ogenblik stormt hij brullend naar het struikgewas. Blindelings maait Johan met zijn zwaard om zich heen maar hij ontmoet geen enkelijke weerstand en uiteindelijk verlaat de kwaadaardige geest Johan's lichaam. Op verscheidene plaatsen is het struikgewas met witachtige, kleverige slijmslierten bedekt. De ridder vermoed dat hij en zijn vrienden in groot gevaar zijn en rent terug naar het paleis om hulp. Niet lang nadien duikt Trudo op, zonder wapens of uitrusting in het gezelschap van enkele bloemenmeisjes. Johan doet zijn verhaal maar Trudo lijkt zich van geen gevaar bewust en wil rust. Johan hoopt dat Hugo en Chuk wel naar hem willen luisteren. In de tempel wacht Johan echter een nieuwe verrassing: Chuk krijgt een rugmassage en Hugo ligt in het zwembad; beide in mooi gezelschap. Johan brengt verslag uit van z'n tocht maar ook hij wilt niet luisteren. En de Rode Ridder verdwijnt weer in het oerwoud, waar een mysterieuze bedreiging over de Tuin van Eden zweeft!
Spoedig vindt Johan de plek terug waar hij de geheimzinnige witte slierten ontdekte. Hij merkt een geur op die eigen is aan een slangenkuil. Even later staat Johan oog in oog met een kolossale woudreus: de legendarische Levensboom uit de Bijbel; de boom der kennis van goed en kwaad! In de dichte lover glinsteren goudgele vruchten. Het zijn de appels die hen naar hier brachten en meteen weet Johan waarom ze van Shandar en Malicia niet te ver in de Tuin mochten dwalen. Wanneer Johan zich dichterbij waagt, bemerkt hij een opening tussen de wortels van de levensboom. Stap voor stap nadert Johan de toegang tot de geheimzinnige spelonk. De ruimte tussen de wortels van de levensboom blijkt uitgestrekter dan verwacht en vormen een echte doolhof. De walgelijke geur wordt sterker. Op de grond liggen doodshoofden. Bezoekers van de Tuin van Eden? Met verdubbelde waakzaamheid zet Johan zijn zoektocht vort. Bij elke pas lijkt de schemering dichter en wordt het benauwder. Plots wordt de ridder verrast door een vrouwenstem: het is Malicia! In tegenstelling tot Johan en zijn kameraden heeft ze geen appels nodig om met haar geest naar de Tuin af te reizen. Ze wil hem een voorstel doen, met het oog nog meer bezoekers naar de Tuin te lokken. Indien Johan Malicia bij staat zal de Tuin van eden zijn nieuwe thuis worden maar Johan ziet het gevaar tijdig in: Malicia is de slang uit het Paradijs! Ze dreigt Trudo, Hugo en Chuk om te brengen indien hij niet ingaat op haar voorstel maar Johan heeft bedenktijd nodig. Als de duisternis valt verwacht Malicia een definitief antwoord. het is de ridder gelukt tijd te winnen en keert terug aar het paleis om zijn vrienden te waarschuwen.
Opeens suist een pijl door het struikgewas in Johans richting. Een hert, bloedend uit een wond aan de hals, springt uit gebladerte tevoorschijn. Opeens komen nog meer pijlen aanvliegen en Johan wordt getroffen. Bliksemsnel duikt de ridder weg in de dichtte plantengroei. Jagers die door Shandar eerder naar de tuin werden gebracht naderen Johans positie. Hij schat de situatie goed in en weet één van de jagers te verrassen. Hij neemt de man zijn boog en pijlen mee en zet zijn tocht verder naar het paleis. Even later komt het tot een confrontatie en Johan komt al snel in gevaar. Hij rent voor zijn leven terwijl pijlen en speren hem rond de oren vliegen. Een jager heeft Johan in het vizier maar wordt tijdig uitgeschakeld door Trudo, die met zijn kruisboog Johan te hulp komt aangelopen. Ook Chuk en Hugo zijn erbij. In een kort maar verwoed gevecht moeten de verraste jagers het onderspit delven en al spoedig vluchten ze smadelijk weg met hun gewonde kornuiten. De drie heren, die eerder enkel oog hadden voor de geneugten van de Tuin, kwamen terug bij hun verstand na het drinken van Hagelanderwijn die ze meebrachten. Johan brengt zijn vrienden op de hoogte van zijn ontmoeting met Malicia bij de levensboom. De vier mannen keren onverwijld naar de tempel van Adam terug om daar de verraderlijke slang strijdvaardig op te wachten.
Het wordt nacht. De bloemenmeisjes helpen bij het opwerpen van barricades. Het is nu afwachten tot de duivel in slangengedaante zich vertoont. Eén van de meisjes komt met een mogelijke oplossing: de Bewaker van de poort, een schitterend wezen van licht en zeer machtig, wil hen misschien helpen. Johan laat de bloemenmeisjes alvast de Bewaker halen, terwijl de hij en de andere heren van Horst de slang proberen op te houden. Aan de achterzijde van de tempel verheft zich een monsterachtige gedaante in het maanlicht. Uit de opengesperde bek van de slang vloeit hetzelfde witte slijm dat Johan eerder op het spoor van het monster bracht. De mannen zetten de aanval in maar hun projectiele hebben geen effect op het harde pantser. Het monster veranderd van gedaante... zij wordt Malicia. Het volgende ogenblik beeft de aarde en is het alsof de bliksem aan Malicia's voeten inslaat. Sissend van woede draait ze zich om. De engel met het vlammende zwaard, de bewaker van de Tuin, is aangekomen. Achtervolgd door flitsende explosies vlucht Malicia ijlings weg uit de tempelomgeving. Dan keert hij zich tot Johan en laat hem weten dat de Tuin niet langer bestemd is voor stervelingen. Plotseling hebben Johan en zijn gezellen het gevoel door de ruimte te suizen. Dan komen zij, duizelig en versuft, weer bij in de ridderzaal van Horst waar Alfons de wacht houdt. Een dreunende klap in het aangrenzende vertrek waar Malicia en Shandar zich bevinden doet de muren trillen. Wanneer Johan en de andere ridders binnen stromen treffen ze Shandars levensloze lichaam aan. Malicia lijkt letterlijk in rook opgegaan te zijn. Treurend kijken de ridders op hun avontuur terug, wetende dat ze de aardige dames uit de Tuin nooit meer zullen zien. Maar dan haalt Johan een appel te voorschijn...
De Rode Ridder is vaak op zijn best wanneer Karel Biddeloo een bestaand, gekend onderwerp aansnijdt en er zijn eigen draai aan geeft, zoals bij dit album. Wie kent het Bijbel verhaal over de Tuin van Ede niet waarin Adem en Eva de hoofdrol spelen. Een heleboel van de verhaalelement komen ook in dit Rode Ridder album voor, weliswaar vaak in een andere functie of betekenis, zoals de verboden vrucht die in de Rode Ridder versie onze helden naar de Tuin brengt. Het is niet hier waar Biddeloo ons weet te verrassen, door gekende of verwachte elementen anders te laten uitdraaien.
Vanaf dat Johan de tuin betreedt komt het avontuurlijke verhaal pas echt op gang. De eerste pagina’s die zich afspelen in Horst dienen enkel als opwarmertje en tonen ons nogmaals de Heren van Horst. Gelukkig is deze introductie tot een minimum beperkt en verlekkert met wat humor en personageontwikkeling. Hoewel het aantal actiescènes op één hand te tellen is, krijgt het verhaal voornamelijk door de mysterieuze omgeving en personages een uitermate avontuurlijk tintje.
Het album zal voornamelijk omwille van de technische aspecten herinnerd worden. De sfeervolle omgevingen zijn op een zeer levensechte wijze getekend door Biddeloo en werkelijk prachtig ingekleurd door Vantieghem. Prenten als 15/16 zijn pareltjes. Voornamelijk de inkleuring maakt de Tuin van Eden geloofwaardig. Een leuk detail: het album eindigt met een halve pagina.
7/1992
Terwijl ze door een gure herfstwind gegeseld worden, galopperen drie ruiters in volle vaart achter een wilde ever aan. Het zijn Trudo Van Wezemael, Hugo Pynnock, en Johan de Rode Ridder. De ever is hun al de hele dag te snel af. De ridders besluiten nog een laatste poging te doen en zetten de achtervolging in. Al gauw komt Trudo ten val door een woeste aanval van het zwijn, en even nadat Johan en Hugo verspreid zijn geraakt, valt de ever ook Johan aan. Een verschrikkelijke klap en een luid gehinnik van de pijn is het gevolg. Wanneer Hugo op het hinniken afkomt, ziet hij alleen maar het gewonde paard van Johan. Die laatste is nergens meer te bespeuren.
Het is te donker om Johan te zoeken en Hugo keert met Johans paard terug naar Horst. Wanneer Johan bijkomt is hij zijn geheugen kwijt en ook alle besef van richting. Hij gaat tenslotte op een lichtschijnsel in de verte af, maar komt hierbij opnieuw zwaar ten val. Een man komt op hem af, en aan zijn voeten krioelt het gras van de ratten. Plotseling klinkt er een luid geschreeuw, en de man vlucht halsoverkop weg. Johan wordt door de bewoners van de nederzetting(vandaar kwam dat lichtschijnsel) meegenomen. Tegen de avond komt Johan bij en de bewoners van de nederzetting vertellen hem over de vloek van de rattenkoning(de man die johan zag, was de rattenkoning, yrrim genaamd) die hun kinderen in ratten veranderde door ze mee te lokken met zijn panfluit. Er zijn nog 3 kinderen over. De kinderen van Yon de houthakker, die algeruime tijd spoorloos is. De vrouw van Yon is Alwina, de aanvoerster van de groep die jacht maakt op yrrim en ook de moeder van de 3 kinderen is.
Plots weerklinken de fluittonen van de rattenkoning weer! Het is Yrrim die de laatste 3 kinderen met zich mee probeert te lokken. Die zijn gelukkig veilig in het huis van Bhop, de wapenmaker. En hoe zwaargewond de rode ridder ook is, hij staat toch op aan het raam te gaan kijken wat er gaande is. Ondertussen vuurde Bhop een grote,stalen pijl af met zijn geheime wapen:een langeafstandskruisboog. De pijl miste doel en de rattenkoning vlucht terug naar zijn schuilplaats, waar hij verblijft en waar hij ook Yon gevangenhoudt. Hij drinkt ook telkens een serum dat immuun maakt voor alle ziekten en wonden. Johan was al op de been en volgde de sporen en hij weet nu waar de schuilplaats van de rattenkoning is. Hij besluit met een list de rattenkoning te vangen en de vloek te verbreken.
Het plan is om de 3 kinderen bewust te laten meegaan met de rattenkoning.(terwijl hun oren dichtgestopt zijn met gesmolten was.) Johan zal terwijl naar de schuilplaats van de rattenkoning gaan, en wanneer die arriveert, hem proberen te raken met een ZILVEREN pijl. Alles loopt zoals het moet lopen en De rattenkoning verklapt zelfs nog dat door het vernietigen van zijn panfluit, de vloek verbroken kan worden. Nadat de rattenkoning uiteindelijk opgepeuzeld wordt door de ratten zelf, trapt Johan de panfluit stuk en bevrijd hij Yon. Daarna stort de schuilplaats in, maar iedereen geraakt nog op tijd weg. Alleen Johan krijgt nog een dikke brok aarde tegen het hoofd, maar juist hierdoor krijgt hij zijn geheugen terug.De vloek is verbroken en iedereen viert feest! Maar: s'anderendaags komt een hele horde ruiters in volle vaart naar de nederzetting gereden, Bhop neemt onmiddelijk zijn wapen bij de hand, maar de rode ridder stelt hem gerust. Het zijn Alfons de Beauchamp, Trudo van Wezemael, Hugo Pynnock, Chuck zijn schildknaap, en kapitein viktor en zijn soldeniers, die allen geleid werden door het paard van de rode ridder, dat zijn meester immers nooit in de steek laat....
Redelijk verhaal waarin de rode ridder eindelijk in een gevecht vernederd wordt.....door een zwijn! Yrrim is de slechterik van dienst die uiteindelijk alleen maar verslagen kan worden....door de eenvoudige list van Johan. Toch zijn de bewoners van de nederzetting niet erg snugger als ze zelfs nog niet op het idee komen om maar gewoon gesmolten was te gebruiken tegen de schelle fluittonen van Yrrim, de rattenkoning.
9/1992
Het is winter in Horst. Een bijtende vorst houdt het Hageland in een kille greep. De kasteelvijver is dichtgevroren en de bewoners van het kasteel zitten voor het haardvuur. Na een van Hugo’s beroemde driftbuien, waarin hij warme wijn morst over kapitein Victor, bespreken onze vrienden hun nakende bezoek aan de donkerhoeve, waar Boer Coene geplaagd wordt door een bende stropers. Na de beraadslaging gaan de meeste ridders slapen. Slechts de rode ridder blijft alleen achter voor het haardvuur. Tijdens een moment van vermoeidheid krijgt onze held een visioen, een waarschuwing over een gevecht tussen licht en duisternis. Opeens schrikt onze held! In het haardvuur tekent zich plots een schim af, de beeltenis van Bahaal, de Prins der duisternis. Bahaal vertelt Johan dat hij wraak zal nemen op hem en de andere bewoners van Horst en dat hij het kasteel zal kenmerken om middernacht. Als antwoord hakt de rode ridder toe in de vlammen in een vlaag van woede. Het volgende ogenblik stormen zijn vrienden reeds het vertrek binnen met getrokken zwaarden en vragen hem om uitleg te geven over het kabaal.
Johan geeft kapitein Victor de orders de wacht te verdubbelen en het kasteel in hoge staat van paraatheid te houden, waarna hij zijn relaas begint te doen aan zijn vrienden.
Hij vertelt hen over zijn avonturen in verre streken en dat hij in de strijd tegen het onrecht reeds meermaals de degens kruiste met Bahaal, de prins der duisternis! Hij vertelt hen over de verschijning in het haardvuur alsook over de bedreiging tegenover Horst en zijn bewoners. Vetrder vraagt hij zijn vrienden het kasteel te verlaten, wat ze natuurlijk afslaan. Ze steunen elkaar door dik en dun en begeven zich zodoende naar de rand van de kasteelvijver om daar de omgeving beter te kunnen overzien.
Plots vliegt het ijs aan stukken en een grote barst in het ijs trekt verder in de richting van het kasteel. Even later volgt er een enorme dreunende slag en met een donderend gekraak barst de torenmuur over de volle lengte uit elkaar. Onmiddellijk bestijgen de ridders de toren om te kijken naar eventuele gewonden, die er als bij wonder niet zijn. In de drukte werpt Johan even een blik naar buiten en bemerkt iets, maar verkiest er toch over te zwijgen, om paniek te voorkomen.
De volgende ochtend beginnen de soldeniers, onder leiding van kapitein Victor de toren te herstellen. Ondertussen besluiten onze vrienden naar de hoeve van boer Coene te gaan, waar de weg hen wordt versperd door verscheidene soldeniers. Terwijl Hugo, Alfons en Trudo de strijd aanbinden met de soldeniers, besluiten Johan en Chuk de donkerhoeve binnen te dringen langs de achterzijde. Terwijl zij naar binnen sluipen, gaan de anderen reeds naar binnen door de voordeur en bemerken daar dat boer Coene en zijn zoons gekneveld zijn in het gezelschap van een beul en een ander onbekend heerschap. Marianus Gillis, de drossaard van Brabant. Dit kan hij ook staven aan de hand van een perkament bezegeld door hertog Jan I. Volgens bepaalde getuigen die hij niet wenst te noemen zou Coene een grote som goudstukken verduisteren. De boer verklaart deze niet te hebben. Na deze woorden zwiert Johan de drossaard en zijn trawanten buiten.
De drossaard en zijn soldeniers vervoegen hun reis naar de herberg van Nieuwrode, waar zijn gaste reeds op hem wacht in een kamer bovenaan de trap. Wanneer hij de kamer met getrokken dolk binnenkomt wordt deze hem op een vrij hardhandige manier ontnomen en vervolgens op zijn eigen keel gezet. Er volgt een korte conversatie betreffende zijn mislukking en hij krijgt van zijn opdrachtgever de belofte om over extra manschappen te kunnen beschikken. Opeens rukt Marianus de kap van zijn opdrachtgever af en onthult diens gelaat. Onze oude bekende, Demoniah, is terug. Wanneer de drossaard de kamer verlaat voelt hij plots een koude luchtstroom en hij ziet en grote zwarte vogel wegvliegen. Onmiddellijk beseft hij met welke machten hij zich ingelaten heeft, en weet dat een weg terug niet meer mogelijk is.
In tussentijd ronden onze vrienden hun gesprek met boer Coene af en rijden terug richting Horst, waar de soldeniers de barst in de meestertoren hebben hersteld.
William de nieuwe kapelaan is aangekomen en vermoedt dat het allemaal te maken heeft met de extreme vrieskou, tot dat Johan hem vertelt uit het raam te kijken en hij het teken van Bahaal ook opmerkt in het ijs. Deze is zo onder de indruk dat hij besluit in de morgen meteen te vertrekken naar Leuven om daar het symbool op te zoeken in de geheime archieven.
In de morgen weerklinkt het alarmsignaal in het kasteel wanneer blijkt dat de barst terug verschenen is en ditmaal reikt tot het dak van de toren. Op datzelfde ogenblik werpt in de donkerhoeve boer Coene een blik naar buiten en bemerkt er een hele bende ongure types die op teken van hun leider vertrekken in de richting van de herberg van Nieuwrode.
Boer Coene en zijn zonen zijn hen op een veilige afstand gevolgd en sluipen naar de herberg om het gesprek af te luisteren. Zo vangt boer Coene in een gesprek tussen de drossaard en de huurlingenleider Raniar op dat de bewoners van Horst het zullen ontgelden en dat ze een schrikbewind willen veroorzaken in de streek om zo via een opstand de hertog van Brabant ten val te brengen. Tijdens het bespieden sluipt de beul echter dichterbij en grijpt Coene in een wurggreep. Dit is echter niet naar de boer zijn zin en deze kan zich dan ook in alle woede losrukken. Wanneer zijn zoons hem vervoegen is het pleit snel beslecht. Haastig springen de boer en zijn zonen in het zadel en rijden gejaagd door de wind naar Horst.
Gillis en Raniar, gevolgd door een aantal huursoldaten, vermomd als soldeniers, verlaten de herberg en vervolgen hun weg naar de Galgenberg te Holsbeek, alwaar Demoniah de 2 mannen ontbiedt om samen hun aanval op Horst te plannen.
Op het zelfde moment komen boer Coene en zijn zonen met een belangrijke mededeling aan op het kasteel van Horst. Ondertussen is ook de kapelaan teruggekeerd van zijn trip naar Leuven. Op bevel van de rode ridder wordt er verzameld in de ridderzaal, waar boer Coene zijn relaas doet over hetgeen hij heeft gehoord bij de herberg van Nieuwrode. De kapelaan komt ook aan het woord en weet dat volgens het “ Lexicon der Demonen” het teken toebehoort aan Bahaal, de prins der duisternis, groothertog van de hel en opperaanvoerder van de helse legioenen. Het is hier dat Johan zijn vrienden inlicht over Galaxa, de fee van het licht. Een figuur waarin de kapelaan niet schijnt te geloven.
De volgende morgen nadert er een grote groep mensen het kasteel. Het betreft vluchtelingen die op de vlucht zijn voor de drossaard en zijn mannen. Dit kunnen onze helden maar moeilijk aanvaarden. Momenteel staan ze echter nog machteloos. Het tij keert echter wanneer Galaxa verschijnt aan Johan en hem waarschuwt voor de dreiging die zich aan de rand van de vijver bevindt. Daar staan Gillis en zijn mannen reeds te wachten om de aanval in te zetten.
Terwijl de ridders van Horst zich klaarmaken voor de verdediging , trekt Galaxa naar de galgenberg om zich te meten met Demoniah.
Wanneer de huurlingen in actie komen vlak voor zonsopgang, weten ze niet wat hen overkomt. Ze worden aangevallen langs alle kanten en worden op Gillis en de beul na allen over de kling gejaagd. Wanneer de 2 overlevenden aankomen op de Galgenberg, komen ze oog in oog te staan met Demoniah. Wanneer deze hen wil straffen komt Galaxa tussenbeide en gooit een glinsterend projectiel naar Demoniah. Dit ontploft in een verblindend licht waardoor Gillis en de beul op slag verblind zijn. Demoniah kon echter ontkomen door uit het raam te springen en zich te veranderen in een vogel. Galaxa keert terug naar Horst om afscheid te nemen van onze held en om de Lente in het land te leiden.
Een heel goed boek! Zeker omdat je hier meer te weten komt over de titels en domeinen die Bahaal draagt. Tevens vind ik het heel origineel hoe Karel Biddeloo de barst in de meestertoren van Horst heeft benaderd in zijn boek.
11/1992
Leuven,1292. In de burcht van hertog Jan op de Keizersberg,zijn de wachposten extra alert. Magister Mordecai is immers gearriveerd in Leuven.Hij is hier in het grootste geheim "iets" aan het bespreken met de hertog.Het blijkt om het maken van goud te gaan,die de schatkist van hertog Jan moet versterken,omdat die platzak is.Dokus en Gurth,2 soldeniers,houden de wacht voor de vertrekken van hertog Jan.Maar ze worden bespioneerd door een gestalte in een kapmantel.Door middel van een gifpijltje uit de blaaspijp van de onbekende worden Dokus en Gurth snel gedood.Het blijkt te gaan om Demoniah,de duivelin in mensengedaante.Na een half uur afgeluisterd te hebben,komt ze op haar dooie gemak de kamer binnen en bedreigt de magister met haar blaaspijp.Gelukkig komt de wachtmeester nog even checken of alles in orde is en hij rukt de mantel van de duivelin af.
Daarna valt hij levenloos neer met een gifpijltje in de hals.Een horde soldeniers achtervolgt haar maar uiteindelijk ontsnapt ze door uit het raam te springen en zich te veranderen in een zwarte roofvogel.De magister is woedend omdat hij bedreigd werd en omdat Jan zijn beloften niet nakwam.Hij beloofde immers absolute bescherming.Dit zet de hertog aan het denken en hij beweert een oplossing te hebben.Hij ontbied Johan,de rode ridder,die de magister mee zal nemen naar Horst.In de tussentijd brengt de magister de nacht maar op zijn gemak in de diepste kerker van de burcht door,daar zal Demoniah hem immers niet zoeken.De volgende morgen vertrekken de rode ridder en de magister in alle vroegte en in alle stilte om geen argwaan te wekken.Het escorte waar normaal gezien de magister in had moeten zitten vertrekt iets vroeger dan de twee.Eenmaal ze uit Leuven zijn,komt er plots een sterke afdeling ruiters naar de twee gereden.
De magister slaat in paniek,en kraait:"Johan!Johan!Trek je zwaard,dat zal ze afschrikken"Maar het blijkt te gaan om ridders van Horst zelf,die de twee tegemoet kwamen rijden:Hugo Pynnock,de burchtheer,Alfons de Beauchamps,Trudo van Wezemael,Chuck de schildknaap van Johan,en kapitein Viktor en zijn soldeniers.Ondertussen gebeurt de aanslag op de reiswagen(escorte) van de magister door handlangers van Demoniah.De soldeniers van de Hertog worden gedood,maar de reiswagen met het kostbare materiaal is NIET beschadigd.Demoniah doorzoekt de reiswagen,want ze is op zoek naar het kostbare toverboek eibon,haar belangrijkste doel,maar vind het niet.Gelukkig had de magister dit bij.De ridders van Horst hoorden de knal en ze stormen op de handlangers van de duivelin af en maken die onschadelijk.Demoniah valt eerst nog de magister aan,in de hoop Eibon te pakken te krijgen.Dit mislukt en ze ontsnapt door middel van haar gedaanteverandering in de roofvogel.Hierop gaat het gezelschap naar Horst.Bij het zien van de burcht begint de magister de burcht af te keuren.("De burcht van Hertog Jan is toch groter hoor,daar heb ik meer plaats")
Bij het horen van deze woorden moet Johan Hugo Pynnock tegenhouden,die ondertussen rood ziet van woede.De magister neemt zijn intrek in de ronde toren,en Hugo besluit om hem een "bezoekje" te brengen.Wanneer de magister en Hugo zich in de ridderzaal bij de anderen voegen,merkt Johan onmiddelijk op:'Hugo,moest je de arme man zo aanpakken,hij ziet lijkwit?!!"Dan kan er eindelijk gegeten worden.Na een klein akkefietje over de befaamde hagelander,die door de magister een "godendrank" genoemd word,houden de ridders krijgsraad.Terwijl vliegt de zwarte roofvogel weer rond de "donjon"(meestertoren),en met zijn grote klauwen ontvoert hij Gurth,1 van de soldeniers.Hierop vertrekt iedereen om Gurth te gaan zoeken,en even later vinden ze hem in het riet naast de vijver,vrijwel ongedeerd.Helaas ziet niemand de bebloede hand die elders boven het riet uitsteekt....
Gurth blijkt Demoniah te zijn,en hij/zij gaat op zoek naar de magister en dat verdomd kostbare boek:Eibon.Gelukkig doorzag Johan deze list weer eens en "Gurth"(Demoniah dus..) wordt ontmaskerd en in de boeien geslagen.Hertog Jan wordt gewaarschuwd en deze komt de volgende dag aan,en ook de kapelaan,William komt op bezoek.Wanneer William ziet hoe Demoniah hem overtuigd dat ze echt een duivelin is,(Ze steekt haar hand door een brandende toorts) vertrekt deze in vliegende vaart terug naar Leuven(om zijn oversten te raadplegen).Dan zoekt de hertog op zijn beurt samen met kapitein Viktor de duivelin op.Deze dwingt hen om in haar ogen te kijken,en ze worden gehypnotiseerd.In de gedaante van Herog Jan,rijd Demoniah weg uit Horst.Johan blijkt de enige te zijn die Demoniah in haar ware gedaante herkent en hij zet onmiddelijk de achtervolging in .
Terwijl wordt ook de hertog en Viktor,die al achter de tralies werden gezet door Demoniah,bevrijdt.Demoniah wordt echter niet meer gevat en de ridders keren terug naar Horst,vastbesloten om waakzaam te blijven en de magister voldoende bescherming te bieden zodat die in alle rust kan voortwerken aan zijn opdracht voor de hertog...maar s'nachts sluipt Demoniah weer rond de burcht en zweert om de magister(en dan vooral het boek Eibon) te pakken te krijgen... En reken maar dat Demoniah woord houdt in de volgende episode:"De steen der wijzen".........wordt vervolgd..
Spannend verhaal met voldoende humor(De opmerkingen van de magister/de woedeuitspattingen van Hugo op de magister)
Het blijkt een meesterlijke zet van de heer Biddeloo om Demoniah weer te gebruiken als slechterik.Ze speelt haar rol weer eens schitterend..zelfs de hertog is onder de indruk van deze mooie duivelin...wordt ongetwijfeld vervolgt...
2/1993
Het Kasteel van Horst,1292,het hageland. Het belooft een snikhete zomer te worden,maar in de ronde toren van het kasteel is de alchemist nog altijd als bezeten aan het werk. Plots doet er zich een ontploffing voor. Kapitein Viktor en zijn mannen zijn voor de vierde keer die week paraat en stormen alweer eens de trappen op met emmers water. Hierbij raakt de magister zelf ook kletsnat en deze begint onmiddelijk een scheldtirade op de soldeniers. De man dreigt moorden te begaan maar,plots wordt hij door een sterke hand achteruit getrokken. Het is de rode ridder die met de glimlach op het gezicht de magister kalmeert. Na een kort gesprek met de man ziet Johan een kist vol goud,en de magister legt hem uit dat hij ondertussen al aan iets nieuws werkt: De steen der wijzen,de droom van elke alchemist.
Maar,de man is overspannen en hij wil eens naar buiten... Johan stelt voor om een rit door zijn geliefde hageland te maken en kort daarop verlaten drie (ietwat) vermomde ruiters het kasteel: De alchemist,De rode ridder (weliswaar in een andere outfit: "uit schrik voor demoniah") en ook Hugo Pynnock. De rest ligt nog in bed. Na een stevige rit besluiten ze om het middagmaal te gebruiken in de herberg van Nieuwrode. Daar raken ze slaags met ridders van Hertog Jan die omgekocht werden door Demoniah,de 3 mannen zijn hopeloos in de minderheid,maar ze worden geholpen door Ridder Godfried,een ijzersterke kolos die driftig werd toen zijn bord soep door een handlanger van Demoniah op de grond werd geworpen. Hij maakt appelmoes van de vijanden van onze 3 vrienden,maar steeds meer handlangers van de duivelin stormen binnen,tot opeens: de deur vliegt open en met een vriendelijke groet ("mag ik mij voorstellen: Trudo van Wezemael !") wordt de dichtstbijzijnde vijand onschadelijk gemaakt door een vuistslag van Trudo.
Daarna volgen nog meer beleefde ridders ("Alfons de beauchamp,mag ik u mijn hand aanbieden?") en natuurlijk ook Chuck ("En ik ben Chuck... de strijdknots is mijn wapen!") en na een paar minuten wordt het weer stil in de herberg. Alle vijanden liggen K. O op de grond. Het gezelschap reist terug naar Horst (Godfried is er ook bij want hij heeft defenitief de zijde van de ridders van Horst gekozen,) maar Demoniah kan door middel van haar blaaspijp de kolos doden en vlucht daarna weg. Vastbesloten om Godfried terug levend te maken,beveelt de magister om het lichaam van de ridder mee te nemen en te bewaren in de ijskelder van Horst. Ook wordt de Kapelaan van Leuven (William) naar Horst geroepen om als assistent de magister bij te staan,en Hertog Jan is ook in aantocht als plots een onweer losbarst... de bliksem slaat in naast de Hertog en William de kapelaan... wanneer de rook is opgetrokken zien ze plots een dreigende gestalte: het blijkt een geharnaste doodskop te zijn die de hertog met een schrikwekkende strijdbijl aanvalt... de hertog is echter voor geen kleintje vervaard,maar wordt uit het zadel geworpen... de geharnaste vijand heft de bijl om de hertog de genadeslag te geven als plots het doffe gedreun van naderende hoefslagen weerklinkt... het is alsof een vurige schicht het regengordijn doorklieft en het volgende ogenblik valt de geharnaste gruwel onthoofd neer... het is Johan,de rode ridder,die de hertog tegemoet kwam rijden en zo zijn leven redde.
Terug in Horst zoekt de hertog eerst zijn gevangen ridders op... het blijkt dat ze op hun borst het teken van Bahaal hebben staan... deze ridders hadden hun ziel aan de prins der duisternis verkocht... de gevangen worden op aandringen van Kapelaan William uitgeleverd aan de kapittelraad van Leuven. Ondertussen is de magister bezig met het tot leven wekken van Godfried(Dit gaat door middel van de steen der wijzen,dat eigenlijk een stof is. Hiermee kan men mensen terug tot leven wekken. ) . Hij is zo druk bezig dat hij de opmerking van de kapelaan nauwelijks hoort... ("Wie met Leven en Dood speelt,zal branden in het hellevuur... ) Maar het loopt fout af,eenmaal terug in leven,blijkt dat Godfrieds geest nu slecht is omdat het gif van Demoniah nog in zijn lichaam zit. De ridders van Horst werken hem met veel moeite het raam uit,waardoor hij in de vijver valt en zo met Demoniah meegaat. De ridders doorzoeken het moeras op zoek naar Godfried,maar hij wordt niet gevonden.
De rode ridder heeft echter door dat Godfried met Demoniah is meegegaan en hij gaat direct opzoek naar haar schuilplaats. Wanneer Godfried en Demoniah aankomen bij haar schuilplaats,roept ze Bahaal op maar die is woest omdat Demoniah weer niet in haar opdracht geslaagd is om de steen der wijzen te bemachtigen. Bahaal vind dat Demoniah haar tijd verspilt met Godfried,en prompt schiet hij een loeiende steekvlam uit zijn hand naar de kolos. Al wat er van Godfried over is,is een hoopje as... De rode ridder was getuige van dit vreselijke schouwspel en is woest om de dood van Godfried!Hij stormt naar voren en geholpen door het Hemelse licht van Galaxa verjaagt hij Bahaal en Demoniah. Daarop doorzoekt de rode ridder de schuilplaats van de duivelin en vindt tussen wat wapens en mondvoorraad... een zwarte spiegel.
Terug in Horst legt hij alles uit en toont hij de zwarte spiegel,die zeer kostbaar blijkt te zijn. Vastbesloten om deze spiegel te onderzoeken,gaan de twee weer (koortsachtig) aan het werk. De ridders van Horst spreken af dat ze het gevaar van Demoniah zullen blijven het hoofd bieden,en de magister en de kapelaan koste wat het kost beschermen. Ook Demoniah is nu strijdlustiger dan ooit... ze is woedend omdat haar spiegel is gestolen. (Nu heeft ze 3 doelen voor ogen: Het boek Eibon,de zwarte spiegel,en... de steen der wijzen. ) Dit alles komt tot een bloedige eindstrijd in het derde en laatste deel van deze trilogie: "De zwarte spiegel" wordt nogmaals vervolgt ........
Heerlijk album met lekker veel fantasy. Demoniah,Bahaal en Galaxa(alhoewel je haar niet ziet) zijn weer op hun best! Spannend,griezelig (De onthoofde geharnaste met de bijl) Een van de beste Horst-verhalen ...
6/1993
Sint-Pieters-Rode, najaar 1292.
Na de bloedstollende gebeurtenissen in "De alchemist" en "De steen der wijzen" , zijn magister Mordecai en zijn assistent, kapelaan William nog altijd als bezeten aan het werk in de ronde toren van het Kasteel van Horst. Ze werkten weer eens de hele nacht doorgewerkt en nu is dan toch eindelijk het Magnus Opus (Grote werk) bijna voltooid: De steen der wijzen vormt geen geheimen meer voor de 2 zwoegers. Plots wordt er op de deur geklopt, het is Johan de rode ridder die vraagt of de 2 nu nog altijd geen honger hebben...Daar hebben ze echter geen tijd voor want in hun mengbeker stijgt een glinsterend ovalen voorwerp omhoog: Het ei der Filosofen!
Het wordt stukgeslaan met een zilveren hamer en dan verschijnt uiteindelijk de Steen der wijzen: een rood poeder dat in staat is alles te vervolmaken waarmee het in aanraking komt. Dit geheim wordt snel opgeborgen en dan wordt er nog even met de Zwarte spiegel, die Johan vondt in de schuilplaats van Demoniah geexperimenteerd, plots verschijnt Demoniah in de spiegel en zij zweert nogmaals de ondergang van de Horst-bewoners. Buiten aan het raam luisterde Demoniah de hele santekraam af en vooraleer ze verdwijnt in de gedaante van de roofvogel, werpt ze nog een handvol dunne staafjes in de kasteelvijver. Deze "staafjes" worden echter zienderogen groter en groeien uit tot bloeddorstige watermonsters. Johan bemerkt het gevaar en al snel staat het hele kasteel in rep en roer: " Horst wordt aangevallen! " Johan legt uit dat hij grote luchtbellen zag uiteenspatten op de waterspiegel van de vijver en de ridders van Horst lopen naar de kelders.
Daar begeeft de muur het en onmiddelijk wordt een der soldeniers opgeslokt door een vreselijk monster met een bepantserde huid. Snel lopen ze weg van de kelders en barricaderen de kelderdeur. In de hoop dat de alchemist raad weet, loopt Alfons de Beauchamp naar de ronde toren. Te laat, want Demoniah drong door een raam het ronde torentje binnen en Alfons wordt door een dolk in de hartstreek getroffen en de magister en de kapelaan worden door glazen bolletjes van gas onschadelijk gemaakt. Demoniah heeft eindelijk wat ze wil: Het boek Eibon. Ze verandert zich terug in de roofvogel en even later vliegt ze krijsend spottend over de kasteelmuren weg. Maar, Trudo waakt en zijn pijl treft het boek en rukt het weg uit de klauwen van de zwarte roofvogel. Die is echter razend en ze stort naar beneden en treft Trudo met haar klauwen in de ogen, daarna vliegt ze weg. Ondertussen zijn ook de watermonsters bij de deur geraakt maar ze worden weggeruimt door kokende olie. Dan duikt Johan nog in de kasteelvijver om het boek Eibon eruit te vissen. Dit lukt, maar er is nog een monster dat braafjes in de vijver bleef en nu Johan aanvalt. Het monster sleurt de rode ridder mee en hij dreigt te stikken, maar wanneer de nood het hoogst is, is Chuck, Johans schildknaap nabij!
Hij treft het monster met zijn speer in het oog en zo ontkomen Johan en Chuck, maar er is nog een tweede monster en net wanneer Johan en Chuck uit het water zijn, komt ook het monster boven maar wordt uit de weg geruimd door een gloeiende vuurbal die werd afgevuurd door een ballista die Hugo nog vond in een stoffige hoek van de wapenzaal. Het gevaar is geweken en de ridders zoeken daarna Alfons en Trudo op, die buiten levensgevaar zijn, door de Steen der wijzen te gebruiken. Ze hebben echter veel rust nodig en die kunnen ze niet vinden in Horst. De magister en Johan besluiten om Trudo en Alfons naar Leuven te brengen. In het paleis van Hertog Jan kunnen ze goed herstellen in alle rust. Kort daarop vertrekt een reiswagen met Alfons en Trudo aan boord, vergezelt door een horde soldeniers naar Leuven. Intussen zat Demoniah niet stil, zij wekte Godfried, de ridder die tot de Horst-ridders wou toetreden maar daarna een handlanger van Demoniah werd door het gif in zijn bloed van Demoniahs pijl, terug uit de doden. Ondertussen maken Johan en Hugo een tocht door het Hageland om aanwijzingen omtrent Demoniah en haar activiteiten te vinden. Ook proberen ze nieuwe bondgenoten te vinden want omdat Trudo en Alfons er niet zijn, blijven er niet veel meer over om Horst te verdedigen.
Plots bemerken de twee een groep ridders in witte gewaden die halt houden op een teken van de leider. Het zijn tempeliers uit de commanderij van Hauwaert die gekomen zijn om Demoniah samen met de ridders van Horst te helpen bestrijden. Samen rijden ze verder het Hageland in. Ondertussen krijgen de kapelaan en de magister, die de zwarte spiegel probeerden te ontleden, waanbeelden uit de hel: ze worden krankzinnig. Kapitein Viktor hoort het gebrul van de mannen wel, maar grijpt niet in omdat de bevelen formeel waren: niet ingrijpen. De twee onderzoekers wouden met rust gelaten worden. Intussen is de escorte bijna in Leuven als ze worden overvallen door Demoniahs handlangers. De soldaten weren zich dapper en zijn aan de winnende hand als plots Godfried opduikt, hij kreeg van Demoniah de opdracht om de soldeniers van Horst te vernietigen. Hij neemt een zware boomtak als wapen en veegt....Demoniahs handlangers van de kaart!
Daarna komt ook nog eens Johan en de tempeliers ter plaatse en het pleit is gauw beslecht. Demoniah kiest het hazenpad en Godfried legt uit dat het gif in zijn bloed is verdwenen en dat hij weer over zijn vrije geheugen beschikte...nu wordt zijn droom werkelijkheid en kan hij eindelijk toetreden tot de Horst-ridders. De escorte zet zijn reis naar Leuven verder en de rest keert terug naar Horst. Daar horen ze het gekrijs van de magister en de kapelaan en Johan beukt de deur in..ondertussen verschijnt het gelaat van Demoniah in de spiegel en zij legt triomfantelijk uit dat ze haar doel bereikt heeft..de magister en de kapelaan zijn krankzinnig geworden! Maar met 1 ding hield ze geen rekening: Johan zet een stap naar voren en doorboort de zwarte spiegel. De betovering is verbroken en de 2 geleerden zijn weer de oude. Het gevaar is weer geweken, voorlopig althans...de ridders beschikken over nieuwe krachten met Godfried en de tempeliers, maar Demoniah zal in opdracht van Bahaal, prins der duisternis , blijven ijveren voor de ondergang van Horst, en al zijn bewoners!
Dit laatste echt "goeie" Horst-deel (Het levenselixir en de bierkoning waren beduidend minder!) gaat verder waar het vorige, "De steen der wijzen" eindigde, ook nu weer proberen de ridders van Horst de magister en de kapelaan te beschermen tegen Demoniah en haar handlangers....Veel fantasy alweer in deze episode, met Demoniah en Bahaal als vijand. Na de "Steen der wijzen" alweer een topper in de Horst-Saga.