Reeds jaar en dag aanzag de oude man de smakeloze wanpraktijken van zijn meesteres, de koningin van Sjeba. Wetende dat hij alleen nooit haar juk zou kunnen afwerpen, wachtte hij gunstiger gelegenheden af. Toen de koningin uiteindelijk Johan, een ridder van eer en moed, naar haar rijk lokte, zag Zoroaf in hem de ideale bondgenoot om het terreurregime van de koningin omver te werpen.
In het geheim sprak hij met de ridder af. Hijzelf zou later op de dag, tijdens het banket, het (vliegende) Zandspook in het paleis loslaten. In de daaropvolgende verwarring zou Johan dan met de koningin afrekenen.
Tijdens de feestelijkheden kreeg hij van Johan het teken om het Zandspook vrij te laten en, niet beseffende dat hun plan de dag voordien was afgeluisterd, begaf hij zich naar het opgesloten Zandspook. Daar werd hij echter door soldaten van Sjeba opgewacht en neergemaaid. Zwaargewond werd hij terug naar het feest gebracht, waar de koningin de krachten van haar gouden masker wou aanwenden om zich van haar oude raadsheer en Johan te ontdoen.
Zoroaf keek de dood in ogen. Hij zag de ogen van het masker reeds oplichten. In een ultieme poging en gedreven door wanhoop sprong hij met een allerlaatste krachtinspanning op zijn meesteres af. Net op het ogenblik dat haar ogen de dodelijke straal zouden afvuren, rukte hij haar masker af. Volledig uitgeput viel hij op de vloer van het paleis neer, dat even later onder een lawine van steen en rots zou worden vernield.

160. Het gouden masker