Doctor Faustus begon zijn leven duizenden jaren geleden als Fast, een Sumerische alchemist. Hij ging een weddenschap aan met de duivel met aardse onsterfelijkheid als inzet. Fast won, maar werd door de duivel, Mephistopheles, bedrogen: Fasts ziel werd wel onsterfelijk, maar zijn lichaam blijft verouderen. Wanneer het sterft van ouderdom, ziekte, geweld... verhuist zijn ziel naar een ander lichaam, waar het de aanwezige ziel echter verdringt.
Zijn hele leven is Fast op zoek naar een manier om ook lichamelijke onsterfelijkheid te verwerven. In de vroege middeleeuwen doet hij als de duitse wetenschapper Doctor Faustus onderzoek hiernaar. Een kerkelijk oordeel brengt hem echter in een stadje in de Elzas op de brandstapel belanden. Henzi, een jongetje dat de verbranding gadeslaat, wordt zijn nieuwe slachtoffer. Hij neemt bezit van het lichaam van Henzi en haast zich naar de grot waarin hij zijn onderzoek deed. Gelukkig voor Doctor Faustus hebben de kerkelijke autoriteiten zijn werkruimte nog niet onderzocht en is zijn geheime bibliotheek en grimoire onaangetast. Met zijn dienaar Joost verlaat hij de streek.
Veertig jaar later brengen de geruchten over Magist Magiste, die een levenselixir wist te maken, het tweetal naar Horst. Terwijl ze heel het kasteel met vergiftigd voedsel verdoven, ontvoeren ze de blinde alchemist naar het slot van Chirac, zodat hij Magist Magiste daar zijn onderzoek kan verder zetten. Om zekerheid te hebben of het levenselixir zijn werk deed, laat Doctor Faustus de crypte van de graaf van Chirac openbreken. Verheugd ziet hij hoe de beenderen van de graaf zich uit het graf oprichten.
Door tussenkomst van Johan en Indigo, die de alchemist komen redden, raakt Doctor Faustus bedolven onder de brandende beenderen van de graaf van Chirac. Opnieuw wordt 'zijn' lichaam door vlammen verteerd. Voor de zoveelste keer krijgt Doctor Faustus een nieuw lichaam. Dit keer het pasgeboren zoontje van Berthe van de beenhouwer.
Het leven van Doctor Faustus wordt ongetwijfeld nog vervolgd...