Deze heks waagde het om zich met Merlijn in toverkunst te meten. Als straf werd ze in een verblijfplaats onder het wateroppervlak geplaatst. Wanneer ze Codrick, die zichzelf de verdrinkingsdood dacht toe te eigenen, redde en diens verhaal aanhoorde, ruikte ze haar kans. Ze gaf hem opdracht om Merlijns ring van Cinric te stelen, zodat ze zich de macht zelf kon toe-eigenen en haar ban verbreken.
Wanneer ze denkt de macht van de ring gebroken te hebben, geeft ze deze aan Codrick, zodat deze dankzij deze toverkrachten kan afrekenen met Johan, Lancelot en Cinric. Als Codrick echter zelf het onderspit delft, schuift ze echter de ring vlug over haar eigen vinger en dreigt de drie ridders te verslaan. Verschrikt schrikt ze het echter uit van de pijn. De ring brandt als vuur in haar hand. Met een laatste inspanning trekt ze het kleinnood van haar vinger en werpt het naar Cinric. Ze valt dood neer in haar instortende grot.