Back to Top

Albums

171. De boetelingen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1999

Samenvatting

De hel! Bahaal zit er de tuchtraad voor. De beschuldigde is Demoniah. De aanklachten betreffen de opeenvolgende mislukkingen om de Rode ridderr uit te schakelen. Zij faalde tevens Necronomicon te bemachtigen. Kortom, ze moet rekenschap geven voor haar carrière vol mislukkingen. Bahaal is onverbiddelijk, Demoniah wordt verbannen naar de aarde. Twee duivels brengen haar weg. Ze zweert haar vroegere vijanden tot bondgenoten te maken Bahaal dwars te zullen liggen.
In het hemelse rijk voelt Galaxa beroering, Johan’s naam werd in de hel uitgesproken. Ze zet meteen koers naar de aarde, waar Demoniah langzaam bijkomt. Een groep mensen nadert haar, ze krijgt een kistje met wapens aangeboden. Demoniah, de leider van de manschappen, Lod en de manschappen zelf drinken van een serum. Ze verkleden zich als bedelmonniken, die zichzelf kastijden; “boetelingen”. Aangekomen in het nabije dorp verzamelen de inwoners zich rond de boetelingen. De wierook wordt aangestoken, waarop de dorpsbewoners bewusteloos in elkaar zakken. Dankzij het serum blijven de boetelingen ongedeerd, ze slaan aan het plunderen. De oogst is echter magertjes, waarop Lod vraagt wanneer de volgende slag geslagen wordt. Demoniah wijst naar Kraaiesteyn, een machtige burcht aan de einder. Demoniah ontvouwt haar toekomstplannen, Lod en zijn mannen helpen haar binnen te geraken, Lod’s bende mag plunderen, terwijl Demoniah op Johan afgaat, die in de burcht verblijft. Op dat ogenblik verraad een jonge knaap die aan de giftige rook ontsnapte zich. Hij vlucht weg, maar wordt door Demoniah’s blaaspijp geveld. De boetelingen trekken verder. Galaxa is snel ter plaatse en treft de jongen aan, ze peilt zijn geheugen en beseft meteen hoe de vork aan de steel zit. Galaxa moet Johan waarschuwen!
De volgende morgen treffen we Johan aan de ontbijttafel met zijn gastheer, de heer Rombaut. Deze tracht Johan van zijn plan om te vertrekken te weerhouden. Johan’s besluit staat vast, zelfs Miranda, Rombaut’s jongere zus kan daar niets aan veranderen. Plots ontstaat er commotie, de radeloze dorpsbewoners zijn aangekomen en vertellen wat over de plunderingen. Johan vertrekt meteen om de zaak te onderzoeken. In het woud wordt hij aangevallen door Demoniah’s handlangers. Hij weert zich als een bezetene, maar dreigt vooralsnog het onderspit te delven. Een persoon in kapmantel legt echter haar blaaspijp aan, een voor een worden de aanvallers geveld. Johan’s vermoeden blijkt juist te zijn, het is Demoniah. Meteen vertelt ze over haar verbanning uit de hel. Ze verklaart dat de aanvallers handlangers waren van een rabauwenbende. Verder verklaart ze nog toegetreden te zijn tot een groep boetelingen. Johan heeft de grootste moeite het verhaal te geloven. Ondertussen komt ook heer Rombaut aan, hij vergezelt Johan en de boetelingen richting Kraaiesteyn waar hij de boetelingen aan een grondig verhoor zal blootstellen.
Miranda ziet het groepje aankomen, wanneer ze plots geroepen wordt, een lichtende gestalte komt op haar afgestapt. Deze gestalte waarschuwt haar voor het gevaar en legt haar een plan voor.
In de gangen geeft Demoniah Lod nog de laatste instructies. Miranda komt hen halen om naar de ridderzaal te gaan. Daar heeft heer Rombaut de dorpelingen net de raad gegeven terug naar het dorp te keren. De boetelingen zijn de volgende die ontvangen worden. Frater Benedict, de kapelaan van Kraaiesteyn zal Demoniah aan een proef onderwerpen. Hij besprenkelt haar met wijwater. Zonder resultaat, hij verklaart dan ook dat Demoniah zuiver van ziel is. Hij verlaat de kamer en komt Lod tegen, die hem goudstukken toestopt. Benedict gebruikte regenwater in plaats van wijwater!
Op Johan’s aanraden worden de wachtposten verdubbeld, met een ongerust hart gaat hij naar zijn kamer. Daar wacht Miranda hem op. Miranda brengt Johan op de hoogte, ze vraagt hem op zijn kamer te blijven. Johan gehoorzaamt, met het zwaard in de hand blijft hij waken.
Demoniah en haar handlanger gaan aan het werk, reeds vallen de eerste bewakers neer door de wierook. Demoniah zet koers naar Johan’s kamer. Tot haar grote verbazing is Johan immuun voor de wierook, ze vuurt dan maar een pijl af naar Johan, zonder resultaat. Hierop zet Demoniah het op een lopen, in de gang staan de soldeniers haar echter op te wachten, ze veindsden de bewusteloosheid. Met een luide schreeuw roept ze Lod en zijn mannen om haar te vervoegen en Miranda te gijzelen. Rombaut bewaakt echter Miranda’s deur. Demoniah werpt haar dolk, waarop Rombaut neerstort. Johan komt vlug ter plaatse. Hij treft er Lod aan, wiens manschappen verslagen werden. Meteen storten de beide mannen op elkaar. Johan is echter de betere, hij dringt Lod achteruit. Lod’s kap valt af, het is niemand minder dan Lodogran. Toch blijft hij beweren dat Demoniah en hij snel de toestand meester zullen zijn.
Demoniah tracht Miranda te overmeesteren, maar wordt als een lappenpop weggeslingerd. Haar verbazing is erg groot, maar alles wordt haar duidelijk, wanneer Galaxa vanonder de lakens komt. Zij en Miranda wisselden van geest, zo kon Galaxa ongemerkt aan de strijd deelnemen. Haar krachten beschermden al de inwoners van de burcht, zo ook de heer Rombaut, die ongedeerd blijkt te zijn.
Een gebaar van Galaxa werpt Demoniah in het niets, richting onderwereld, waar ze zich zal moeten verantwoorden voor haar falen. Lodogran zal geoordeeld worden volgens het plaatselijk recht. Hem wacht de strop. Johan kan na een hartstochtelijke kus met zijn geliefde Galaxa met een gerust hart vertrekken, het kwade werd eens te meer afgewend.

Een zoveelste optreden van Lodogran, dat is zowat het minpunt van dit album, als is Bahaal natuurlijk gemakkelijk als verklaring op te dissen. Verder een origineel vertrekpunt voor een Galaxa vs Demoniah album. Je kan wel stellen dat de climax snel afgehaspeld wordt, jammer weeral. Qua verhaalopbouw is er echter niets mis met dit verhaal. Gestadig wordt naar de climax toegeleefd. Tekenwerk is redelijk, inkleuring sfeervol donker.

Encyclopedie

Personages

172. De Heksenmeester

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/1999

Samenvatting

Onder het licht van een volle maan vlucht Don Perignon,een geestelijke, voor zijn leven. Hij glijdt uit en komt in het moeras terecht. De ongelukkige wordt vermoord door zijn achtervolgers, een bende heksen onder leiding van Basilius. Basilius neemt de zegelring van Don Perignon en neemt vanaf nu ook zijn identiteit aan. In de verte bespioneerd kapitein Knastl de gebeurtenissen en wil verslag uitbrengen aan zijn koning. Maar ook hij valt ten prooi aan de heksenmeester. Op hetzelfde moment wordt de Rode Ridder gastvrij ontvangen door koning Carolus. De Rode Ridder wordt ingezet om de huidige situatie te onderzoeken. Johan trekt naar het moeras en ontdekt algauw het lijkt van kapitein Knastl.

Hij vindt ook een boodschap van de kapitein, waarin de lokatie van de heksenmeester beschreven staat. Ondertussen leeft Basilius zich uit in zijn nieuwe rol als Don Perignon, en wil enkel nog als Don Perignon genoemd worden. Basilius roept zijn heer en meester op, de hellevorst Asmodeus, die het land van koning Carolus in chaos wil brengen, met de hulp van Basilius en zijn heksen.

Ondertussen komt de Rode Ridder bij het kamp van de heksen, maar een alarm verraadt zijn aanwezigheid. De heksen vallen de Rode Ridder aan, maar Basilius maakt misbruik van zijn nieuwe identiteit en Johan loopt in een valstrik. De Rode Ridder wordt vastgebonden boven een poel met waterslangen en even lijkt het of zijn laatste uur geteld is. Basilius trekt het moeras in met zijn heksen en laat Johan in de handen van een oude heks. Zijn leven wordt echter gered door Delphina, een andere heks. Johan vernietigt het heksenkamp en zit Basilius achterna, na een kort gevecht met de heksen, bindt de Rode Ridder de strijd aan met de heksenmeester. Al gauw moet de schurk het onderspit delven en zet het op een lopen. Gelukkig komen de troepen van koning Carolus ter hulp en wordt de heksenmeester verslagen…

Zwak verhaal, waarin de heksenmeester ipv een grote bozerik eerder een triestig figuur is. Als schurk komt hij totaal niet angstaanjagend over. Maar de laatste tijd is er dan ook een groot gebrek aan originele schurken in de albums. Weer een album met veel potentieël, maar het vlugvlug afgewerkt gevoel steekt weer de kop op.

173. Het zwarte teken

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/1999

Samenvatting

In kasteel Tintagel leest Merlijn voor het eerst uit zijn geheim dagboek voor. Hij brengt de legende van Camelot weer tot leven. Figuren als Koning Arthur, Guinevere, Lancelot en Hugon de hofnar herleven. Op een dag stormt een zwaargewonde ruiter Camelot binnen. Zijn laatste woorden waarschuwen de koning voor een duivelsplan. Merlijn herkent op de pijl het wapenschild van Aberdare, de heer van Bodwin Moors. Koning Arthur zendt Johan en Lancelot uit om de zaak te onderzoeken. Lodogran, de verrader, weet de jonge ridder Borsos te beïnvloeden en hem aan zijn kant te trekken. Borsos keert zich tegen de Rode ridder en Lancelot.

In het Donkerwoud ontmoet Borsos zijn handlangers, om de Rode Ridder en Lancelot uit te schakelen steken ze het Donkerwoud in brand, in de hoop dat de ridders er in zullen omkomen. Het paard van Johan ruikt echter onraad en waarschuwt onze helden. Johan en Lancelot worden algauw opgeslokt door de vlammenzee, maar weten zich te redden door in een rivier te springen.

De ridders komen ongedeerd in het dorp van Bodwin Moors aan en stoten algauw op de boosaardige bevolking. De mensen van het dorp dragen een vreemd zwart teken op hun voorhoofd. In de herberg lokken de handlangers van Borsos een gevecht uit en komt het tot een handgemeen met Johan en Lancelot. Terwijl de ridders harde klappen uitdelen, staren de dorpsbewoners hen wezenloos aan…

De handlangers van Borsos moeten het onderspit delven en nemen de benen.
Rowena, de dienster in de herberg, vertelt dat haar broer een soldenier is bij Aberdare en het vreselijke geheim ontdekte. Hij vluchtte naar Camelot om de koning te waarschuwen, maar is nooit teruggekeerd. Johan en Lancelot vermoeden dat de zwaargewonde ruiter die Camelot binnenstormde, haar broer was. Rowena vertelt dat Aberdare de bewoners door het zwarte teken willoze slaven maakt, die dag en nacht dwangarbeid uitvoeren. Rowena bleef echter gespaard, omdat ze zich verborgen hield op de zolder van de herberg.

Op dat moment stormen de soldaten van Bodwin Moors binnen en brengen onze helden naar de burcht van Aberdare. Aberdare en Zyronia ontvangen de ridders en presenteren hen een maal. Tijdens het maal, vertelt Aberdare hoe hij Zyronia meebracht vanuit Egypte en pocht over haar kennis van alchemie, handlezen, vergiften, kruiden en mummificatie. Wanneer de Rode Ridder vragen stelt over het zwarte teken, storten hij en Lancelot bewusteloos neer: de wijn die ze dronken bevatte een verdovend middel!

Wanneer de ridders weer bijkomen, bevinden ze zich geboeid in Zyronia's werkkamer. Aberdare wil de Rode Ridder en Lancelot het zwarte teken toebrengen en hen zijn slaven maken.

Borsos is echter ongemerkt het kasteel binnengedrongen, wanneer hij de benarde situatie van Johan en Lancelot bemerkt, steekt hij het kasteel in brand. Terwijl Aberdare de brand probeert te bedwingen, weet Borsos de Rode Ridder en Lancelot te bevrijden. De Ronde Tafel-ridders stoten op hun vlucht op de soldaten van Aberdare en er ontstaat een woest gevecht. Aberdare treft op een laffe wijze Borsos in de rug en dodelijk getroffen vertelt de jonge ridder over zijn verraad en wil de naam van de verrader vrijgeven, maar Borsos sterft nog voor hij de naam kan uitspreken. Aberdare ontvlucht het brandende kasteel, maar komt op zijn weg Rowena tegen. Het paard van Aberdare schrikt, steigert wild en werpt haar ruiter af. Aberdare stort de afgrond in. De vloek van het zwarte teken is gebroken…

Dit is het eerste verhaal van "De Kronieken van Merlijn", waarin figuren uit het verleden weer tot leven komen. Een jammerlijke zet blijkt uit de latere verhalen. Zelfs met populaire figuren uit het verleden weet het verhaal niet echt te boeien.

Misschien juist omdat (alweer) de figuren uit Camelot komen opdagen? In de plaats van nieuwe (moderne) personages te verzinnen die ons kunnen boeien, wordt steeds weer naar Koning Arthur en zijn ridders gegrepen: een gemakkelijk onderwerp?

Mocht de tekenaar nu eens dieper in het verleden graven en bijvoorbeeld een verhaal maken met een jonge Merlijn, toen hij in dienst was van Arthurs vader Uther Pendragon?

Nu ja, klagen blijkt toch niet te helpen, terug naar het verhaal:

174. De erfgenaam

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/1999

Samenvatting

"De erfgenaam" is het tweede luik van een ganse reeks verhalen waarin Merlijn voorleest uit zijn oeroude kronieken, uit de tijd van Koning Arthur.

De poppen gaan aan het dansen wanneer een ijlbode uit Frankrijk, Lancelot's geboorteland, in Camelot aankomt. Hij brengt de tijding dat Lancelot's vader weldra zijn laatste adem zal uitblazen, en dat Lancelot op het kasteel "Joyeuse Garde" verwacht wordt om de erfenis in ontvangst te nemen. Al gauw blijkt dat de koerier - Guillaume - een handlanger van de snode Lodogran is, en Lancelot in de val moet lokken. Merlijn betrapt echter Guillaume terwijl hij een gesprek tussen Johan en Lancelot afluistert, en raadt Arthur aan om de Rode Ridder mee te sturen. Zo gezegd, zo gedaan, en dus vertrekken Johan, Lancelot en Guillaume naar Frankrijk. Onze vrienden zijn nauwelijks vertrokken, of de eerste hinderlaag doemt reeds op: een groep gewapende ruiters trekt van leer. Guillaume houdt zich aanvankelijk zeer afzijdig, maar werpt zich ook in de strijd als een detachement lansiers van de koning ingrijpt. Dank zij deze sterke escorte, bereiken Johan en Lancelot ongedeerd de kust.

Aan boord smeed Guillaume al gauw een duister complot met de matrozen, die voor een beurs goudstukken bereid zijn om de ridders in hun slaap te overvallen. In het schemerdonker struikelen ze echter over een koord dat Johan dwars doorheen de kajuit gespannen had, en worden in een oogwenk uitgeschakeld door de geoefende krijgslui. Guillaume wordt eveneens ontwapend, maar rukt zich los en springt overboord. Hij wordt echter al snel opgepeuzeld door een verdwaalde witte haai. Nog is het leed niet geleden voor onze helden, want een snel schip met tot de tanden gewapende woeste krijgers, haalt hen langzaam maar zeker in. Even later breekt de hel los, maar Johan en Lancelot vechten als leeuwen en doen al hun tegenstanders in het zand bijten.

Na dit gewelddadige intermezzo verloopt de reis voorspoedig, en dra staan de Rode Ridder en zijn trouwe vriend op Franse bodem. Drie hinderlagen in 1 etmaal is natuurlijk van het goede teveel, zodat het vermoeden rijst dat iemand Lancelot ten alle prijze uit Joyeuse Garde wil weghouden. Lancelot verdenkt zijn 2 neven, Lionel en Bohort, aangezien deze de erfenis zouden opstrijken als er hem iets "overkomt".

Bij hun aankomst in Joyeuse Garde hangt de vlag reeds halfstok: Koning Ban, Lancelot's vader, is reeds overleden. In het gezelschap van Lionel, Bohort en diens vrouw Vermeille, dalen Johan en Lancelot af naar de crypte om een laatste groet te brengen. Bij het aanschouwen van het lijk van koning Ban merkt Johan dadelijk op dat de man geen natuurlijke dood stierf, maar vergiftigd werd. 's Nachts luistert Johan een gesprek af tussen Lionel, Bohort en Vermeille die onder hun drietjes knus zitten te mijmeren over de moord op Koning Ban, en afspreken om Johan en Lancelot hetzelfde lot te laten ondergaan tijdens het ontbijt.

De volgende morgen komt de griffier aan op Joyeuse Garde om de documenten op te stellen die van Lancelot de nieuwe kasteelheer maken. Als dat geregeld is, beschuldigt Lancelot in het openbaar zijn neven van de moord op Koning Ban. Met het zwaard in de vuist dwingt Lancelot Bohort om de beker wijn die hij hem aanbood zelf uit te drinken. Bohort ziet geen uitweg meer, en drinkt het giftige goedje op. Hierop valt Lionel Lancelot aan, maar loopt zich te pletter op diens zwaard. Even later gooit Vermeille zich van de meestertoren in de diepte, en is Lancelot's wraak voltooid. Daarna kan de ridder met een gerust gemoed terugkeren naar Camelot.

Het enige leuke aan dit "avontuur" is dat men iets meer te weten komt over Lancelot's afkomst, maar de verhaallijn zelf is van een zeer bedenkelijk niveau. Eventjes afluisteren en het postduivenhok doorzoeken levert voldoende bewijzen op om de 3 samenzweerders (die reeds zeer vroeg in het verhaal door Lancelot verdacht worden omdat het "nietsnutten" zijn) een collectieve zelfmoord op te dringen.

175. De naamloze ridder

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

10/1999

Samenvatting

De Naamloze Ridder is een verhaaltje dat zich situeert in de reeks "Merlijn leest in de kronieken van Koning Arthur …". Er werd in die tijd een tornooi georganiseerd te Camelot, en natuurlijk bereiken Johan en Lancelot, 's konings beste ridders, de finale. Even wordt er een toespeling gemaakt op de "affaire" tussen Lancelot en Guinevere, als de koningin hem haar sluier geeft, aldus Lancelot kronend tot haar favoriet.

De finale wordt echter in de war geschopt door het verschijnen van een ridder in zwarte uitrusting, die een uitdagende houding aanneemt. Lancelot wil hem mores leren, maar de bliksemende ogen en de oorlogsspeer van de onbekende worden hem noodlottig. Een verwittigd man is er twee waard, en Johan weet zich tegen de lichtflitsen te beschermen door zijn schild voor zijn ogen te houden. Even later wordt de Naamloze Ridder uit het zadel gelicht door Johan's (stompe) tornooispeer.

Allerminst gehinderd door zijn zwaar harnas, springt de Naamloze weer recht en slingert zich kwiek weer in het zadel. Na nog een aantal bedreigingen aan het adres van Koning Arthur geuit te hebben, vertrekt hij spoorslags. Nu Lancelot in de ziekenboeg ligt, komt Johan de zware taak toe om de vijand op te sporen en te identificeren. Alhoewel, zo onoverkoombaar blijkt die opgave nu ook weer niet, want de kristallen bol van Merlijn onthult op eenvoudige aanvraag de schuilplaats van de booswicht(en).

Johan vertrekt spoorslags naar de door de kristallen bol aangegeven grot, en stoot daar inderdaad op de Naamloze Ridder. Na een kort gevecht - waarbij de Naamloze nogmaals het truukje van de lichtgevende ogen uittest - wordt de Rode Ridder van langs achter neergeslagen door de opdrachtgever van zijn naamloze tegenstander, die over een ganse resem occulte krachten blijkt te beschikken.

Plots voelt Johan een koud lemmet zijn boeien doorsnijden, en zonder dralen grijpt hij zijn zwaard. De magiër reageert echter terstond en laat een deel van de zoldering instorten, waardoor de Rode Ridder ingesloten wordt. Nu hij toch gevangen is, heeft Johan tijd om zijn redster te bekijken. Naar aloude gewoonte is deze dame al even adembenemend mooi als schaarsgekleed en stelt zich voor als een medewerkster van de fee Morgana.

Dan volgt er weer een "kristallen bol scene" (want ook boosaardige tovenaars beschikken over deze radar-avant-la-lettre) : de schurken van dienst worden namelijk gewaarschuwd voor een aanstormend ridderleger en pakken hun biezen. De ridders (met Merlijn op kop) vinden de grot verlaten en treffen tot hun grote tevredenheid de Rode Ridder ongedeerd terug. Na de terugkeer in Camelot voorspelt Merlijn nog eens snel hoe het verhaal zal aflopen, wat de geïnteresseerde lezer meteen het aankopen van de vervolgstrips bespaart. Gelukkig maar!

De verhaallijn van deze strip is flinterdun, en kan in feite als volgt samengevat worden : booswicht verschijnt - booswicht vlucht - Johan vindt stouteriken - stouteriken vluchten weer.

Vooral de overdosis aan kristallen bollen en andere poes pas zorgen ervoor dat dit verhaaltje werkelijk niets om het lijf heeft - naar analogie van de oogverblindende schone die Johan zoals gewoonlijk tegen het lijf loopt. Hierdoor is deze strip zo ongeveer de zwakste van de reeks, en een prachtvoorbeeld van de bloedarmoede die deze - ooit uitmuntende - reeks getroffen heeft.

176. Het drakengraf

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

12/1999

Samenvatting

Merlijn herleest een hoofdstuk uit de kronieken van de Ronde Tafel ... Op een nacht breekt een hels onweer los boven Camelot. Een inslaande bliksem vernietigt een eeuwenoude woudreus, waardoor een verborgen doorgang tussen de bomen zichtbaar wordt. De volgende morgen ontdekken Johan en Lancelot de doorgang tijdens een inspectietocht in het woud. Ze besluiten een onderzoek in te stellen en betreden - op alles voorbereid - het geheime pad. Na een tijdje stoten ze op een geheimzinnige rotsformatie, die de Rode Ridder doet denken aan de rugpantsers van een draak. De ridders stellen een uitgebreid onderzoek in, en vinden onder de rots een groot aantal mensenschedels, waarvan sommige een sterk verschillende vorm hebben. Johan hakt een stuk rots af en stopt enkele schedels in zijn zadeltas om alles te laten onderzoeken door Merlijn.

Op de terugweg naar Camelot worden Johan en Lancelot echter aangevallen door een sterk detachement ruiters. Met de moed der wanhoop binden onze helden de strijd aan, en eens te meer eisen hun geoefende zwaarden een zware tol. De overmacht is echter te groot en de ridders slagen er niet in om de omsingeling te doorbreken. Plots weerklinkt echter hoorngeschal aan de rand van het woud, en de ruiterij van Camelot verschijnt op het slagveld. Baldur, de uil van Merlijn, was de ridders immers gevolgd en was naar Camelot teruggevlogen om de cavalerie te alarmeren. Bij het zien van deze versterking kiezen de aanvallers wijselijk het hazepad.

Merlijn sluit zich urenlang op in zijn studeerkamer om de meegebrachte voorwerpen te onderzoeken. Daarna roept hij Koning Arthur, Guinevere, Johan en Lancelot bijeen in de ridderzaal en geeft een uitgebreide spreekbeurt over zijn ontdekkingen. Duizenden jaren geleden lokten oermensen een 'draak' (op het eerste zicht een stegosaurus) in een valkuil. In het daaropvolgend gevecht werden heel wat jagers gedood (wat de neanderthal-schedels op die plaats verklaart). Uiteindelijk sneuvelde de dino, en fossileerde in de loop van de eeuwen, zodat een 'rots' onstond in de vorm van een drakenrug. Duivelsaanbidders en ander onguur tuig gebruikten de plek eeuwenlang om mensenoffers aan hun afgoden te volbrengen. Maar de belangrijkste conclusie volgt nog : de drakentanden bezitten een magische eigenschap. Gemalen en vermengd met ambrozijn verschaffen ze een bovenmenselijke kracht. De ruiters die Johan en Lancelot aanvielen hadden blijkbaar als opdracht de drakentanden te bemachtigen.

Lodogran, de verrader, staat echter aan de deur te luistervinken en besluit op eigen houtje de tanden te bemachtigen voor zijn opdrachtgeven Kerwyn, de Magiër. Op zijn tocht naar het drakengraf ontmoet hij de rovers die eerder faalden om de tanden te bemachtigen, en hij besluit hen een nieuwe kans te geven. Ditmaal ontmoeten ze geen nieuwsgierige ridders, en in een mum van tijd hebben ze in de allerbeste tandartstraditie de draak ontdaan van alle melktandjes.

Begeleid door Krauw, de sprekende kraai van Kerwyn, gaan Lodogran en zijn kompanen op zoek naar de verblijfplaats van de magiër, diep verscholen in de moerassen. Eens ter plaatse, overhandigen ze de tanden aan Kerwyn, die onmiddellijk aan de slag gaat om de toverdrank te bereiden. Het brouwsel wordt toegediend aan de krijgers en deze vertonen inderdaad een verbluffende krachtstoename.

Ondertussen is een sterke delegatie Ronde Tafelridders bij het drakengraf verschenen, waar ze kunnen vaststellen dat de vogels (in casu de drakentanden) reeds gevlogen zijn. Veel tijd om te bekomen van deze vaststelling hebben de ridders echter niet, want de Kerwyn's horde brute krachten valt hen op de nek, en Lancelot's paard vliegt hen letterlijk om de oren. Al snel blijkt dat ze geen partij zijn voor deze wildebrassen, zodat ze overhaast de terugtocht richting Camelot aanvatten. Daar aangekomen brengen ze in allerijl alles in gereedheid voor een beleg. De aanvallers laten zich echter niet tegenhouden door het stevige traliewerk, en dringen Camelot binnen. Daar wacht hen echter een gruwelijke dood, want het kokend pek wacht hen op...

Een drietal schurken worden niet gefrituurd, en dringen dieper door in Camelot. Daar stuiten ze echter op Arthur, die hen opwacht met Excalibur in de vuist. Excalibur beschrijft 3 dodelijke cirkels en de stilte van de dood daalt neer over Camelot.

Het verhaal van de jacht op de Stegosaurus (die natuurlijk al miljoenen jaren uitgestorven was toen de mens op aarde verscheen, maar een kniesoor die daarover valt) en het gebruik van het fossiel als offerplaats is zeer goed gevonden. De finale van dit album, is echter zeer mager. Na alle moeite die men zich getroost om de tanden te veroveren, blijkt het effect van de magische drank zeer mager. Toegegeven de aanvallers kunnen er zeer hoog en zeer ver door springen, maar enig tactisch vernuft heeft het hen niet opgeleverd, want de aanval op Camelot is op zijn zachtst uitgedrukt zeer chaotisch. Bovendien lopen ze met open ogen de frituurolie in. Een gemiste kans na een uitstekende start ...

177. De veldtocht

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/2000

Samenvatting

Merlijn blikt vol weemoed terug op de goeie ouwe tijd, toen Arthur regeerde aan de zijde van zijn schitterend vrouwtje, Guinevere.

Een woeste bende plunderaars (Picten en Scoten) zijn Noord-Brittanië binnengevallen en brandschatten de streek. Eens te meer zijn ze een rustig dorpje aan het uitmoorden, als de plaatselijke dorps-miss weet te ontkomen en in de richting van de moerassen vlucht. Al zwemmend tracht ze haar achtervolgers te snel af te zijn, maar één van de barbaren sleurt het arme meisje bij de haren uit het ondiepe water. Dit is natuurlijk een prachtig moment voor de Rode Ridder om tussenbeide te komen en de snoodaard proeft al gauw van Johan's lemmet. Onder de goedkeurende blik van Lancelot rekent Johan nog even snel af met de rest van het kwartet barbaren, en daarna wordt de terugtocht naar Camelot aangevat. Koning Arthur ontvangt het geredde meisje - Anyssa genaamd -
in audiëntie. Van zodra het gezelschap op de hoogte gebracht is van de plunderende horde, stuurt Arthur ijlbodes naar zijn leenmannen om een ridderleger op de been te brengen. Zodra de troepenmacht sterk genoeg is, rukt men op naar het noorden om de invallers een lesje te leren.

Johan en Lancelot krijgen het bevel over de voorhoede en rijden uit om de vijand op te sporen. Net voor ze een smalle bergpas willen binnenrijden, worden ze echter tegengehouden door Anyssa, die op eigen houtje Camelot ontvlucht is en de ridders op de hoogte brengt van een hinderlaag. Op de steile hellingen zit immers een detachement barbaren te popelen om het koningsleger te bedelven onder zware rotsblokken. Johan laat meteen de boogschutters aanrukken en in een mum van tijd worden de vijanden weggeveegd door een regen van pijlen.

De voorhoede raakt aldus ongeschonden doorheen de bergpas, maar ziet zich nu geconfronteerd met het voltallige leger van Picten en Scoten, dat zonder dralen de aanval inzet. Terwijl Johan en zijn gezellen met de moed der wanhoop standhouden tegen de overmacht, donderen de ridders van de koning door de bergpas, en storten zich op de verenigde legerscharen van de vijand. Deze worden onweerstaanbaar teruggedrongen, maar weten net op tijd hun reservetroepen in de strijd te werpen. Deze meesterlijke zet dreigt de kansen te doen keren, ware het niet dat ook Arthur nog een fameuse troefkaart achter de hand heeft : zijn oude krijgsmakker koning Pellinore anticipeert op de flankaanval en jaagt met zijn ruiters de nieuwkomers op het slagveld uiteen. Meteen is de slag beslist en de zegevierende troepen keren terug naar Camelot.

Deze strip is verre van kwaad temeer hij verscheidene historische feiten bevat en de hocuspocus tot een minimum herleid is (de vijand wordt met het naakte lemmet verslagen en niet door Merlijn omgetoverd in zoutpilaren !). Zo zijn de invallen van plunderende volken in het noorden van de Britse eilanden een vaak terugkerend verschijnsel in de periode vlak na de Romeinse bezetting van Groot-Brittanië (m.a.w. tijdens de legendarische regeerperiode van Arthur). Op het einde van de strip haalt Merlijn zelfs nog eens aan dat Koning Arthur qua strategie zijn mosterd haalde bij de Romeinse "cataphracti" (zware cavalerie).

De enige "schandplek" op deze strip is dat na een tijdje blijkt dat het Kerwyn de Magiër is die de Picten en Scoten verenigd blijkt te hebben, en die enome troepenmacht eventjes inzet voor zijn persoonlijk doel. Al is het natuurlijk zeer de vraag of een barbarenhorde zo maar eventjes zal staan springen voor één of andere snuiter in een zotskap.

Conclusie : als je eventjes de ogen sluit voor de plaatjes waar Kerwyn opduikt, is deze strip best te pruimen, en hoort hij thuis in de reeks van de betere veldslagverhalen, zoals daar zijn De Laatste Droom, Drie Huurlingen, De slag van Woeringen, De Wilde Horde, In de schaduw van de Thugs, …

178. Het klooster van de dood

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/2000

Samenvatting

Merlijn herleest één van zijn kronieken uit de tijd van koning Arthur. Het betreft een verslag van een gebeurtenis uit de prille beginperiode van de regering van Arthur, toen hij nog niet getrouwd was met Guinevere. Koning Arthur bezoekt Vincentius, een oude krijgsmakker die een klooster gesticht heeft om de gevallen medestrijders van de koning te herdenken. Even later arriveert ook Lodogran, met zijn stiefdochter Guinevere, die de weken voorafgaand aan het huwelijk in bezinning zal doorbrengen in het zwarte klooster. Na een onderhoud onder drie ogen (Vincentius verloor een oog in één van de veldslagen van Arthur), vertrekt de koning naar Camelot.

Lodogran smeed echter snode plannen en neemt contact op met Kerwyn de Magiër. Deze stuurt prompt een sluipmoordenares, vermomd als zuster Angelina, naar het klooster om Arthur te treffen in wat hem het dierbaarst is : Guinevere. Met behulp van een valse bisschoppelijke aanbevelingsbrief geraakt Angelina voorbij de naiëve portier, en krijgt een slaapplaats in het klooster.

Ondertussen heeft Merlijn onraad geroken, en hij stuurt Johan en Lancelot, vermomd als monnik, naar het klooster. Na een kort treffen met een bende huurlingen die het klooster omsingeld houden, bereikt het tweetal hun doel, en melden zich aan bij Vincentius. Ondanks hun vermomming ziet hij dadelijk dat Johan en Lancelot Ronde Tafelridders zijn en heet hen van harte welkom. Als hij even later te horen krijgt dat de portier zonder zijn medeweten een onbekende zuster toegelaten heeft in het klooster, ontsteekt hij in woede en trapt de deur in van Angelina's kamer. Er is echter niets verdachts te vinden in haar reistas, zodat ze mag blijven. Haar wapenarsenaal, bestaande uit een gifspin en dito slang en een blaasroer, was echter verborgen onder het beddegoed, en Angelina besluit tot actie over te gaan.

Lancelot krijgt de gifspin in zijn nek, maar kan op het nippertje gered worden door de kruidenspecialist van de abdij. Even later kijkt ook Johan de dood in de ogen, als hij moet afrekenen met een gifslang, die in een fruitmandje binnengesmokkeld werd in Guinevere's kamer. De Rode Ridder wordt gebeten, maar redt zich het vege lijf door de wonde open te snijden, zodat er geen gif in zijn bloedsomloop terecht komt. Johan en Guinevere beginnen stilaan Vincentius te verdenken, aangezien deze aangewezen was om Guinevere's kamer te bewaken.

Nu beide ridders gedeeltelijk uitgeschakeld zijn, rept Angelina zich naar de poort van het klooster om haar handlangers (de huurlingen die het klooster omsingeld houden) binnen te laten. Deze denken het klooster even snel te kunnen overrompelen, maar dit is zonder de kloosterbroeders gerekend, die in een vorig leven strijdmakkers van Vincentius waren. Een detachement rovers is intussen tot aan Guinevere's kamer doorgedrongen, maar stuit daar op Vincentius zelf, die dood en verderf zaait in hun rangen. Als dan Johan en Lancelot even hun kwaaltjes vergeten en de kloosterbewoners ter hulp snellen, is het pleit snel beslecht.

Tijdens het gevecht herkennen de ridders echter plots het zwaard dat Vincentius hanteert : Excalibur ! En inderdaad, Vincentius en Arthur hebben tijdens hun onderhoud hun rollen omgewisseld. Dankzij een glazen oog, ontworpen door Merlijn, nam Vincentius plaats op de troon, terwijl Arthur in het klooster achterbleef om zijn teerbeminde te beschermen.

"Het klooster van de dood" is een recht-toe-recht-aan strip, zonder verrassingen of plotwendingen. De sluipdoodster krijgt nagenoeg zonder boe of ba toegang tot het klooster, voert een tweetal moordpogingen uit (een spin in Lancelot's nek en een slang in Guinevere's fruitmandje), en zet vervolgens de kloosterpoort open. Een bende rabauwen stroomt naar binnen, maar wordt prompt in de pan gehakt. Als toetje blijkt Merlijn de uitvinder van het glazen oog te zijn.

179. De nachtridders

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/2000

Samenvatting

Nogmaals herleest Merlijn een der episoden uit zijn kronieken. In die dagen in Aberaye Bay, vroeger een welvarend visersstadje, maar nu vervallen en verlaten, komen de nachtridders (met onder hen Niemand "de naamloze ridder " en Azizah, de dochter van Kerwyn) tesamen, met aan kop, wie anders, Kerwyn de magiër. Ze hebben Aberay Bay helemaal omgebouwd volgens Kerwyn's plannen naar een ondergronds kasteel en het water wordt in bedwang gehouden door een stel sluizen. Het plan van Kerwyn bestaat uit ontvoeringen, aanslagen en terreurdaden (gelukig bestonden er toen nog geen vliegtuigen) die het gezag van koning Arthur zullen ondermijnen en het hem onmogelijk zullen maken om te regeren.

Maar raad eens, natuurlijk zit onder de nachtridders ook een spion van koning Arthur, Sir Bedivere. Hij verstuurt een verslag met een postduif, Kerwyn betrapt hem, maar de duif vliegt verder. Te Camelot leest Merlijn de "special service"-post en ontbiedt onmiddellijk Johan en Lancelot en stuurt ze erop af. Ondertussen te Aberaye Bay arriveert Lodogran (een hooggeplaatste uit het hof van Arthur die een grote haat koestert jegens Arthur) met Annibas: een minstreel, acrobaat en goochelaar. Ze bieden hem een schat aan als hij de wensen van Kerwyn vervult: een aanslag op Arthur (door middel van een "bom-bal" tussen zijn goochelballen).

Maar Sir Bedivere heeft alles gehoord, en een beetje later bevrijden Johan en Lancelot hem. Lancelot en Bedivere staan klaar om te vertrekken naar Camelot, maar Azizah ziet hen en schiet Bedivere met haar kruisboog neer. Lancelot laat zijn paard op Azizah steigeren waarbij zij om het leven komt. daarna verzorgt hij Bedivere, die zwaargewond is geraakt.

Ondertussen zijn de nachtridders aan een flink drinkgelag bezig in hun ondergrondse schuilplaats. Dan saboteert Johan de sluizen, en de dronken nachtridders verdrinken als ratten in de val. Kerwyn en Niemand kunnen echter ontkomen. Daarop vertrekt de Rode Ridder naar Camelot, terwijl Lancelot bij de gewonde Bedivere achterblijft.

Juist wanneer hij aankomt is hij getuige van een zware ontploffing die een bres slaat in de kasteelmuur waarbij een grote steekvlam naar buiten schiet. Johan komt schreeuwend binnen "Mijn God! Het is te laat! Alles is verloren! Arthur! ARTHUR!" Maar als Johan de troonzaal binnenstormt, ziet hij het verminkte lijk van ... Annibas. Merlijn was op de hoogte van de aanslag door het raadplegen van de sterren en waakte over de koning. Dan verwijt Johan Lodogran meegewerkt te hebben aan dit duivels plan, Maar hij ontkent en Arthur blijft Lodogran zijn vertrouwen schenken.

Een spannend verhaal als je het leest, maar ze mogen het Johan en Lancelot iets moelijker maken! Ze dringen de burcht in zonder tegenslag, het word hun te makkelijk gemaakt! Maar anders een heel mooie spannende strip. Ten laatste wil ik nog zeggen dat de inkleuring iets minder is, soms heeft Azzizah ander haar enzovoort. Ietsje beter inkleuren dus!

180. De schat van Dijkenland

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/2000

Samenvatting

In deze episode uit de kronieken van Merlijn vindt Johan het wrak van een Vikingschip dat op de Engelse kust te pletter is geslagen. Aan boord bevindt zich slechts een vogel. Wuiten, de sprekende Vlaamse Gaai. Wuiten waarschuwt Johan voor een bende Vikings die in zijn vaderland dood en verderf zaaien. Daarop varen de Rode Ridder en Wuiten naar het Dijkenland in Vlaanderen.

Vermomd als visser bespiedt Johan de woeste Noormannen. Daarbij redt hij een meisje, Hannah, uit de klauwen van deze woestelingen. Tevens komt hij te weten dat Thorwald, de vikinghoofdman, onoverwinnelijk is vanwege een geheim wapen. Thorwald is bepaald niet zachtzinning en dood enkele van zijn krijgers die liever met de reeds vergaarde schat naar huis terug willen. Johan is ondertussen het Vikingkamp binnengeslopen maar wordt ontdekt. Ternauwernood kan hij ontsnappen maar Thorwald wil hem tot elke prijs vangen.

Hannah en de Rode Ridder hebben inmiddels een schuilplaats gevonden in het kasteel Moerzeke van Hertog Albrecht. De Noormannen vermoeden dat de vluchtelingen zich daar ophouden maar durven het kasteel niet aan te vallen. In plaats daarvan sluipt een groepje naar binnen. Maar Wuiten, die boven het Vikingkamp rondvloog, weet de kasteelbewoners tijdig te waarschuwen. De binnendringers worden door Johan en de Albrecht's soldeniers gevangen genomen. De Rode Ridder besluit de Vikings persoonlijk bij Thorwald af te leveren en de confrontatie met hem aan te gaan. Thorwald blijkt dan toch niet onoverwinnelijk.

Als Hertog Albrecht en zijn soldeniers ook nog een aanval op het Vikingkamp uitvoeren, vluchten de overgebleven Vikings in paniek weg. Hun schat zinkt met in een brandend schip naar de bodem van de Schelde. Het Dijkenland is gered en Johan trekt weer verder. Wuiten heeft inmiddels een vrouwtje en een nestje gebouwd.

Dit album is helaas niet zo sterk. Om te beginnen speelt de vervloekte schat maar een heel klein rolletje in het verhaal. De magische bijl van vikinghoofdman Thorwald is goed gevonden - typisch 'Rode Ridder'. Maar er wordt weinig mee gedaan.

De spanning van een bende plunderende vikings komt niet echt over. De sprekende vlaamse gaai Wuiten is goede vondst. En de verwijzing naar Johan's vaderland waardeer ik wel. Maar dat nestje aan het eind, mwah.

De rest van het verhaal is eingelijk te eenvoudig, te recht-toe-recht-aan om echt spannend te zijn. Johan sluipt het vikingkamp binnen en er vallen klappen. Ook is het jammer dat de verschillende personages niet de kans krijgen zich te ontwikkelen. Het blijven een beetje figuranten.

181. De lamp van Aladdin

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

10/2000

Samenvatting

Wederom bladert merlijn door zijn kronieken :

Na een hevige storm, verkent Johan de kuststrook. Hij bemerkt de wrakstukken van een koopvaardijschip en treft er een overlevende aan. Het is een man van Oosterse afkomst, alvorens het bewustzijn te verliezen prevelt hij nog iets over een ivoren kistje dat op de zeebodem ligt. Johan brengt de man ter verzorging naar Camelot, waar Merlijn zich over hem ontfermt. Wanneer de man weer bij bewustzijn komt, stelt hij zichzelf voor als El Haddin. Hij beweert op de vlucht te zijn voor zijn vijanden, die op het ivoren kistje uit zijn. Nogmaals vraagt hij Johan het kistje te gaan zoeken. Johan stemt toe en vertrekt samen met galahad, sir Bedevere en Lancelot. De ridders zijn amper vertrokken en merlijn benadert El haddin. El haddin begrijpt dat hij Merlijn niets geheim kan houden en vertelt dat hij Aladddin is, een legendarische figuur die meer dan 1000 jaar oud is. Het ivoren kistje bevat de bron van zijn eeuwige leven.

Ondertussen zijn de ridders op de plaats van de schipbreuk, en duikt Johan naar het wrak. Een vreemde gloed loodst johan naar de kapiteinshut, die door een omgevallen mast ontoegankelijk is. Met behulp van een touw en zijn kompanen lukt het hem toch de hut in te geraken en het kistje mee naar de oppervlakte te brengen.
Eens aan de oppervlakte manen zijn vrienden hem aan snel te vertrekken omdat een eenmaster snel de kust nadert. Ze gaan op weg naar de paarden, maar worden plots aangevallen door een verkenningsgroep van het schip. Na een verbeten strijd kunnen ze toch naar de paarden doorbreken en ontsnappen.
Aan boord van het schip is de angstaanjagende, mummieachtige leider van de Arabische krijgers furieus, hij laat de overblijvende krijgers in zee gooien en laat de koers van zijn schip wijzigen omdat hij de confrontatie met Merlijn niet aandurft.

Te camelot opent merlijn ondertussen in het bijzijn van Johan en zijn vrienden het kistje, waarin een koperen lamp blijkt te zitten. Johan neemt de lamp vast, waarop een enorme energiestoot de aanwezigen achteruit werpt, centraal in het vertrek staat Johan met de lamp. Uit de lamp stijgt plots de beeltenis van een djin op. De geest uit de lamp verklaart dat Johan vanaf nu zijn nieuwe meester is omdat hij de lamp redde uit het scheepswrak. Alvorens merlijn zijn toverstaf kan gebruiken is de lamp er met johan vandoor.
Hierop verteld Aladdin de waarheid aan Johan’s vrienden. De levende mummie is een ander personage uit duizend en één nacht , de Afrikaanse tovenaar. Deze ontvoerde Aladdin’s vrouw Boroeboedoer. Aladdin had gezworen nooit meer beroep te doen op de Djin uit de lamp in ruil voor het eeuwige leven. Het is nu aan Johan om met de Afrikaanse tovenaaraf te rekenen.

Een blik in Merlijn’s glazen bol laat het schip met de Afrikaanse tovenaar en Boroeboedoer zien. Het gaat allemaal goed met Aladdin’s vrouw. Ondanks haar voortdurende weigering om met de tovenaar te huwen. Hij geeft haar echter nog maar 3 dagen bedenktijd, alvorens ze een pijnlijke dood zal sterven. Vervolgens toont Merlijn Johan, die inmiddels in de Afrikaanse woestijn in een prachtig paleis ontwaakt. De geest in de lamp neemt de gedaante aan van een mooie vrouw, Djinny. Ze vraagt Johan een wens te doen. Johan wenst terug te gaan naar Camelot, wat Djinny weigert omdat ze dat te gevaarlijk vindt.
Hierop vertrekken merlijn en Aladdin op een vliegend tapijt richting Afrika. Onderweg komen ze het schip met de Afrikaanse tovenaar tegen. Een door merlijn veroorzaakt onweer moet zijn schip vertragen. De Afrikaanse tovenaar zweert wraak te zullen nemen en zwaait met een klein flesje met zandkorrels, volgens hem het instrument van zijn wraak. Boroeboedoer beraamt een plan om hem dit flesje afhandig te maken.

Merlijn en Aladdin zijn ondertussen in Afrika geland, en trekken te voet verder. In haar paleis tracht Djinny het Johan ondertussen naar zijn zin te maken. Johan vraagt Djinny ondertussen wat ene Djinn is, hij krijgt er een zeer duidelijk antwoord op. Het waren oorspronkelijk onsterfelijke wezens die in het hemelrijk woonden. Omdat ze onpartijdig bleven tijdens de strijd tussen licht en duisternis werden ze verbannen naar de aarde om er te dolen als natuurgeesten. Sommigen boden hun diensten aan de mensen aan, zoals Djinny dus deed! Hierop trekt ze zich terug in de lamp, en wacht tot Johan over de lamp wrijft. Het teken voor Merlijn om naar het paleis op te trekken. Eerst moeten Merlijn en Aladdin een vuurzee trotseren, een illusie blijkbaar, vervolgens worden ze aangevallen door enorme krokodillen. Een verwijzing met zijn toverstaat volstaat voor merlijn om de krokodillen om te toveren in boomstammen. De hereniging met Johan is een feit.
Merlijn raadpleegt nu zijn ring om de situatie van Boroeboedoer in te schatten. Zij heeft blijkbaar voor de mummie gekozen en ontfutselt hem het glazen flesje. De Afrikaanse tovenaar heeft dit snel door en wordt furieus. Eensklaps vliegt zijn schip door de lucht richting Merlijn en Johan. Het moment is gekomen om over de lamp te wrijven, Djinny verschijnt. Djinny is bereid om Aladdin te helpen zijn vrouw te bevrijden, ze zal daarvoor samenwerken met Merlijn. De Afrikaanse tovenaar strooit ondertussen het zand uit het flesje op de grond, er verschijnt een enorm leger voor hem, waarmee hij de aanval op het paleis inzet. Het leger stopt echter en blijft verschrikt staan, een reuzengrote Johan veegt de grond met ze aan. Het leger slaat op de vlucht maar komt Merlijn tegen, die zijn magie gebruikt om het leger door de lucht te laten opzuigen.

In het kamp van de Afrikaanse tovenaar is er eentje ziedend van woede. Plots wordt de mummie opgeschrikt door een stem die hem tot zich roept. De mummie gaat de tent binnen van waaruit de stem kwam, hij treft er een evenbeeld van zichzelf aan. Deze andere mummie slaat de Afrikaanse tovenaar knock out. Vervolgens haalt hij de zwachtels van zijn gezicht. Het is niemand minder dan Aladdin. Er volgt een vreugdevol weerzien tussen Boroeboedoer en Aladdin. Enkele ogenblikken later wordt de Afrikaanse tovenaar verteerd door vuur.

De lamp van Aladdin behoort Aladdin weer toe, Johan en Merlijn vertrekken huiswaarts op het vliegende tapijt.

Hoewel dit album bij de kronieken behoort, treffen we er geenszins de personages Kerwyn en Niemand aan. Een pluspunt. Deze bewerking van het overbekende sprookje leest vlot en is bij momenten zeker geen slechte fantasy. Geen topalbum, verre van zelfs. Tussen de eerste maal dat ik het album las en het moment dat ik deze bespreking schrijf zijn ongeveer 5 jaar verlopen. Deze tijd was nodig om me over de kronieken-periode heen te zetten. Het herlezen bevalt me dus veel beter.
Qua ingrediënten is het een klassieker; enkele bloedmooie vrouwen, een aartslelijke schurk en een handvol helden dat vastberaden elke uitdaging aangaat. Ware dit een tweeluik geweest, dan had er een potentiële topper ingezeten. Met name de strijd tussen de Afrikaanse tovenaar en Merlijn/Djinny had beter uitgewerkt moeten worden.
Toverkunst lost alles op in een paar ogenblikken.
Alle lof voor Biddeloo’s idee het bekende sprookje te gebruiken. Zoals steeds ontbrak het de man niet aan goede ideeën. Het zijn echter de beperkingen qua aantal bladzijden die hem dit keer de das hebben omgedaan.
Het tekenwerk is zoals wel vaker het geval is zeer afwisselend. Mooie vrouwen, maar een scheve koepel aan het paleis van Djinny.

Encyclopedie

Personages

Locaties

Voorwerpen

182. De wraak van de nachtridders

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/2000

Samenvatting

Wederom blikt Merlijn terug in zijn kronieken. Ditmaal begint het verhaal bij twee krijgers die moeizaam door een uitgestrekt moerasgebied trekken. Zij zijn op weg naar hun nieuwe meester die zich schuilhoudt in een goed bewaakt gebied, waar het wemelt van de valstrikken. De twee krijgers bereiken een brug waar ondanks de vele waarschuwingen een van de krijgers zijn geduld niet kan bewaren en zijn dood tegenmoet rijdt.Dan verschijnt de meester die niemand minder dan Heer Kerwyn blijkt te zijn. Samen gaan ze terug naar hun schuilplaats, een vierkante toren middenin een moerasgebied.

Aan de overgebleven krijger Chizzo doet hij uitvoerig verslag van zijn plannen. Het blijkt dat Chizzo in de rol van ronselaar al vele krijgers bij Kerwyn heeft gebracht. De geduchte strijdmacht moet de nieuwe Orde van de Nachtridders worden, die als vanouds een hoop ellende moet zaaien in Arthurs koninkrijk. Bovendien ontmoeten we ook oude bekenden Lodogran en Niemand, die als rechterhand van Kerwyn zijn plannen moeten uitvoeren.

Kerwyn, blijkbaar van alle markten thuis, heeft nog meer snode plannen; in zijn toren heeft hij een laboratorium gebouwd, waar hij met experimenten zijn dode dochter Azizah weer tot leven weet te wekken. Deze ontwaakt met ongekende krachten, maar haar geheugen laat haar in de steek.

Enkele dagen later bereikt de ellende ook Camelot; vluchtelingen uit alle windstreken melden zich aan de deur. Merlijn weet raad en stuurt Johan en Lancelot op pad om de golf van terreur te onderzoeken. Zij zullen zich vermomd als huurlingen laten ronselen door Chizzo, die weer nieuwe aanwinsten zoekt. Na de bekende testen mogen Johan en Lancelot zich aanmelden, en ze ontmoeten ook de uit de dood herrezen Azizah. Johan en Lancelot komen haar bekend voor, maar ze weet gelukkig niet waarvan. De groep vertrekt terug naar het schuiloord van Kerwyn.

Onderweg redden onze helden het leven van Azizah, die daar erg dankbaar voor is. Chizzo is bang voor z'n job, en probeert zich te ontdoen van onze helden. Dit mislukt omdat Johan en Lancelot gebruik maken van Merlijns geheime wapen: een drankje dat hun tijdelijk onmetelijk sterk maakt. Inmiddels is wel iedereen gealarmeerd, en de nachtridders trekken het moeras in om de ridders te zoeken. Deze sluipen echter het kasteel in stichten daar brand.Een verwoede strijd ontstaat, en Johan en Lancelot weten terug te geraken bij hun paarden. Azizah blokkeert echter de doortocht, maar na een kort overleg besluit ze de ridders te laten gaan. Terug op Camelot laat Arthur een grote strijdmacht uitrukken, maar zij vinden niemand bij de gehavende toren in het moeras. Kerwyn en zijn nachtridders zijn gevlogen...

Ondanks een goede start blijft het verhaal halverwege zelf ook in het drijfzand steken... De introductie van de nieuwe Orde van de Nachtridders, die eindelijk eens een serieuze tegenhanger van de Ronde Tafel zou kunnen worden, greep meteen mijn aandacht. Voor mij zag ik een mooi uitgangspunt dat goed uitgewerkt zou kunnen worden. Helaas weer een losse flodder, want op het moment dat Johan en Lancelot komen opdraven wordt er door de twee heren in pakweg acht pagina's weer een (voorlopig) einde gemaakt aan deze dreiging. Iets dat ook de vorige albums de parten speelt. Waarom nou toch altijd zo simpel? Maak het Johan en de Ronde Tafel toch wat moeilijker, geef het verhaal meer diepgang en werk het uit over meerdere albums is mijn advies!

Dat het verhaal geforceerd in één album moet passen zie je dan ook terug in de details van het verhaal. Merlijn is daarbij altijd een geweldig hulpmiddel; hij heeft zoals altijd wel een drankje of een zalfje paraat zodat de ridders in staat zijn de dreiging binnen een minimum aantal pagina's weg te werken. Het tekenwerk en de inkleuring is in orde, maar heeft hier en daar toch te lijden onder het tempo waarin Biddeloo moet werken. Soms erg goed (bijvoorbeeld strook 7), soms ook erg slecht (strook 9, let op de verhoudingen van Kerwyn en zijn hand).

Karakters krijgen binnen dit aantal pagina's ook niet voldoende ruimte om zich te ontwikkelen, en blijven spreekwoordelijk zo plat als een dubbeltje/frank. Ook Johan doet routinematig wat hij moet doen, en nergens vang je meer een glimp op van de man achter Johan, of kun je je verplaatsen in zijn gedachten (waarom doet hij wat hij doet?) Hij heeft in feite een bijrol in zijn eigen strip gekregen, en dat is een trieste constatering.

Een pluspunt verdient wel het karakter van Azizah, die zich als enige op een goede wijze weet te profileren. Haar innerlijke tweestrijd tussen goed en kwaad maakt haar mateloos interessant, en hopelijk krijgt zij in eventuele vervolgalbums meer aandacht dan de oersaaie Kerwyn.

Wat kunnen we samenvattend concluderen? Op zich een album met een sterk uitgangspunt, maar de spanning wordt wederom in één boekje om zeep geholpen. Een gemiste kans! Een goede start en een mooie rol van Azizah houden dit verder zouteloze album nog net drijvende: twee sterren.

183. Het veemgericht

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/2001

Samenvatting

De kronieken van Merlijn…
Via een mentale boodschap roept Merlijn Johan naar Camelot. Hij vertelt hem dat heer Hugo van Drakesteyn gelyncht is. Op zijn borst was een doodvonnis van het Veemgericht gespietst met een vreemde dolk. Johan wordt op onderzoek uitgestuurd, maar wordt gevolgd door de soldenier Alan, een spion in dienst van het Veemgericht. Op het moment dat Alan Johan wil doden met zijn kruisboog, trekt er echter een groep kooplieden voorbij. Wegens deze getuigen ziet Alan van de laffe moord af. De koopman Gandolf nodigt Johan uit om samen met hen intrek te nemen in de herberg nabij Drakesteyn.

In de herberg bestelt Johan een maaltijd bij de dienster Ramona. Hij vraagt Gandolf of hij iets weet over het Veemgericht. Deze schrikt en wil er slechts over praten in Johans kamer, na het avondmaal. Ondertussen wacht Alan Johan op in diens kamer om hem te doden. Ramona komt het eten opdienen, maar ze wordt tegengehouden door 4 dronken soldeniers van Drakesteyn die Johans maal op de grond werpen en de dienster mishandelen. Johan komt tussenbeiden en de soldeniers druipen af. Ramona vertelt Johan dat er iemand naar zijn kamer vroeg. Johan is op zijn hoede, want niemand wist van zijn opdracht af.

Op zijn kamer ontstaat er een gevecht met Alan. Na een achtervolging over de daken van het dorp stort Alan neer met een dolk in de rug. Met zijn laatste krachten vertelt hij de Rode Ridder dat hij door schulden gedwongen werd te werken voor het Veemgericht en dat Johan naar de ruïne van Duisterburg moet gaan. Gandolf verschijnt plots en lijkt erg nieuwsgierig. Alan is vermoord met een dolk van het Veemgericht om hem het zwijgen op te leggen, voordat Johan hem kon ondervragen. Johan houdt Gandolf onder dwang, omdat hij vermoedt dat deze de dolk van Alan in Johans kamer gevonden heeft en Alan ermee doodde. De dolk ligt echter nog in Johans kamer, zodat Gandolf onschuldig blijkt. Gandolf vergeeft het hem en vraagt om de volgende ochtend mee naar Drakesteyn te gaan, waar hij goederen zal verhandelen. Johan stemt toe.

Die nacht trekt hij naar Duisterburg. Bij de ruïne is hij getuige van de terechtstelling van Jan van Drakesteyn. Voor hij kan ingrijpen wordt de Rode Ridder bewusteloos geslagen. Wanneer hij bijkomt is hij getuige van een gesprek waarbij de plaats van de volgende bijeenkomst vermeld wordt: Grimwood. In zijn versufte toestand weet Johan echter niet dat het Lodogran is deze plaats opgeeft aan het Veemgericht. Johan slaapt opnieuw in en als hij ’s ochtends ontwaakt, ziet hij het opgeknoopte lichaam van Jan van Drakesteyn. Hij vertrekt naar Drakesteyn en vertelt heer Randolph en zijn gade Clothilde dat grootvader Jan terechtgesteld is. Johan begrijpt niet waarom Jan en Hugo vrijwillig naar het Veemgericht zijn gegaan nadat ze gedagvaard waren. Randolph legt uit dat het Veemgericht overal handlangers heeft en dat iemand die de dagvaarding negeert geen rust meer zou kennen.

Het gesprek wordt verstoord door de 4 soldeniers uit de herberg. Ze zijn handlangers van het Veemgericht. Johan en Randolph kunnen hen uitschakelen. In de gang ligt Gandolf neergeslagen door de 4 soldeniers. Hij leeft echter nog. Gandolf zegt dat het kasteel niet veilig is en stelt voor dat Randolph en Clothilde meetrekken met zijn karavaan. Ze weigeren. Daarop biedt hij zijn diensten aan als bewaker van het kasteel, samen met zijn kooplui. Als ook dit voorstel wordt afgewimpeld vertrekt hij.

Johan trekt die nacht naar Grimwood en wordt door iemand bespiedt. Na zijn vertrek prikt een veemgenoot een dagvaarding voor Randolph aan de kasteelpoort. Een zwarte, gemaskerde gestalte doodt hem hierna met een pijl en is van plan Randolph en zijn vrouw op te zoeken. Ondertussen heeft Johan zich verborgen in een oude boom waaronder de zitting van het Veemgericht plaatsheeft. Hij werpt zich op de Vrijgraaf, de leider van de Veemgenoten en neemt hem als gijzelaar. Wanneer de beul een dolk werpt in de richting van de Rode Ridder, wordt hij getroffen door een pijl, waardoor de dolk zijn doel mist en de Vrijgraaf raakt. De pijl is afkomstig van de gemaskerde gestalte. De overige veemgenoten worden ingerekend door Randolph en zijn soldeniers. De gemaskerde gestalte blijkt Ramona de dienster te zijn die door Merlijn gestuurd was op Johan te assisteren. Zij was het die hem neersloeg opdat hij het niet tegen een overmacht zou opnemen. De Vrijgraaf wordt ontmaskerd als Gandolf. Met zijn laatste adem bekent hij dat hij Alan stuurde en hem doodde met diens dolk. Zijn eigen dolk liet hij in Johans kamer om buiten verdenking te staan. Met de dood van hun leider komt er een eind aan de terreur van het Veemgericht.

Een zeer geslaagd album met enkele volwassen thema’s (wantrouwen, paranoia, lynchpartijen en verraad) en een minimum aan hocus pocus. Het idee van een gemaskerde sekte waar je eigen buurman lid van zou kunnen zijn speelt in op gevoelens van wantrouwen. Zelfs in Camelot hebben zij handlangers lopen! Enkele connotaties die tijdens het lezen door mijn hoofd schoten: de Klu Klux Klan, de inquisitie, de vrijmetselaarsloge, het boek “1984”, de KGB, … De beklemmende sfeer is door KB subtiel verdiept, doordat de slachtoffers tot dezelfde familie behoren. 3 generaties Drakesteyns worden gedagvaard. Randolph voelt onvermijdelijk aan dat hij het volgende slachtoffer wordt. Dit besef en het verdriet om de overleden vader en grootvader maken van Randolph en Clothilde interessante personages.

KB zet de lezers vaak op het verkeerde spoor. Ik zet even op een rijtje op welke manier KB ons laat twijfelen over de betrouwbaarheid van Gandolf. Ik heb d.m.v. (+) en (-) aangegeven of hij een betrouwbare of onbetrouwbare indruk achterlaat.

  • Gandolf verhindert door zijn ontmoeting met Johan de aanslag van Alan (+).
  • Iets later schrikt hij bij het vernoemen van het Veemgericht, wat ons wantrouwig maakt (-).
  • Toch stemt hij toe om onder 4 ogen erover te praten, dus wil hij Johan helpen (+).
  • Hij assisteert Johan tijdens het gevecht tegen de 4 soldeniers (+)
  • Na Alans dood toont Gandolf zich bezorgd over Johans welzijn (+)
  • Maar ook zeer nieuwsgierig (-)
  • Het feit dat Johan hem beschuldigt lijkt ons zeer logisch (-)
  • Maar de dolk blijkt er nog te liggen! (+)
  • Gandolf begrijpt Johans reactie en wil samen met hem naar Drakesteyn (+)
  • Na de aanslag op Randolph vinden ze een levenloze Gandolf op de grond (+)
  • De eerste indruk is dat hij dood is (subtiel gedaan door de inkleuring) (+)
  • Hij is echter ongedeerd, half werk van het Veemgericht? Onwaarschijnlijk. (-)
  • De hulp die hij vervolgens aanbiedt, kan geïnterpreteerd worden als positief (+)
  • Of als opdringerig (-)
  • Zijn beslissing om te vertrekken doet die opdringerigheid afnemen. (+)

  • Een typisch thema uit deze stripreeks zijn de vermommingen en ontmaskeringen. In dit deel alleen al: soldenier Alan die zich als Robin Hood vermomt, dienster Ramona die een soort van vrouwelijke ninja blijkt te zijn, Gandolf die de Vrijgraaf is en de soldeniers die handlangers van het Veemgericht zijn. En zoals steeds de dubbelrol van Lodogran. Iemand zou eens een psychologisch onderzoek moeten doen naar KB’s bedoeling met al deze dubbele identiteiten.

    De tekeningen:
    Ik heb vooral genoten van de scènes in het dorpje dat echt treffend weergegeven is. De achtervolgingsscène over de daken is zeer mooi gekleurd in grijstinten en de figuren zijn heel dynamisch getekend. De plaatsen waar het Veemgericht zitting houdt zijn zeer sfeervol, net zoals de opgeknoopte lijken, de gemaskerde veemgenoten en hun fakkels, de nachtelijke scènes.
    Het valt me op dat KB vaak echt tekent met een oog als een filmregisseur. Een kort tafereeltje om dit te bewijzen:
    Strook 9: We zien Johan Gandolf naderen alsof we mee aan tafel zitten met een kruik voor onze neus. Johan begint zijn uitleg, let op Gandolfs gelaatsuitdrukking, hij weet nog niet waarover het gaat. Dan opeens: CLOSE UP! “…die van HET VEEMGERICHT!”. Kijk hoe grimmig Johans gelaat is getekend om de onheilspellendheid van die naam te benadrukken. Volgende prent: overgang naar close-up van Gandolf die zich prompt verslikt. Strook 10: we kijken over Gandolfs schouder mee. Kijk naar de ogen van beide heren: ze wantrouwen iedereen. Door de positie van waaruit de lezer het gesprek volgt, voelt deze zich betrokken. De “camera” neemt opeens een shot van de straat van bovenaf gezien, waar het gesprek nog even wordt gevolgd. De volgende prent zoomt de “camera” iets meer in en zien we, ditmaal op ooghoogte een donkere figuur in de schaduw. Na nogmaals inzoomen zien we, nu in een licht kikkerperspectief, dat het om Alan gaat. Dit kleine voorbeeld getuigt volgens mij van vakmanschap waar we echter te vaak gewoon overheen lezen.

    Bedenkingen:
    Ondanks dat dit verhaal naar mijn mening goed in elkaar zit, toch nog dit:
  • Wat bezielt Merlijn om Arthur over deze zaak niet in te lichten?
  • Sinds wanneer kan Johan het niet tegen enkele gemaskerde sekteleden opnemen en moet hij neergeslagen worden om zich tegen zijn eigen overmoed te beschermen?
  • Waarom moet er steeds weer een complot van Kerwyn achter zitten? Het Veemgericht was op zichzelf interessant genoeg.

184. De Berserkers

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/2001

Samenvatting

Uit de kronieken van Merlijn...

Kerwyn en zijn leerling Niemand wachten in hun slot Blackstone. Niemand ontsteekt een brandstapel op een van de torens van Blackstone als baken, maar het noodweer belet het schip echter om aan te meren. Een zwemmer trotseert echter de woeste golven en op het moment dat hij door de storm in de wilde zee dreigt te verdrinken, zweept hij zich op tot een woede, waardoor hij de kust bereikt. De man blijkt Bjoldorkk, koning der Berserkers, te zijn en wordt door Kerwyn ontvangen op zijn kasteel.

Kerwyn heeft namelijk een deal gesloten met de Berserkers, een Scandinavisch volk dat van de Noorse oppergod Odin de kracht kreeg om in een gevecht onkwetsbaar te zijn voor vuur en staal. Deze onkwetsbaarheid verkrijgen zij door zich tijdens de strijd tot razernij op te zwepen. Wanneer de storm de volgende ochtend geluwd is, komt de rest van de Berserkers aan wal. Onder hen is de knappe, maar gevaarlijke koningsdochter Gudrun. De deal die Kerwyn met hen sloot betreft de verwoesting van Camelot in ruil voor een vrije plundertocht. Voor koning Bjoldorkk heeft hij nog een ander geschenk in de vorm van een schatkist.

Kerwyn heeft voorzien dat Merlijn hun plannen in de war zou kunnen sturen. Hij zendt een monsterlijke vleermuis naar Camelot die Merlijn tijdens de slaap zal bijten met zijn giftige tanden. Baldur de trouwe uil van Merlijn verslaat de vleermuis na een hevig luchtgevecht, dat Camelot opschrikt, maar geraakt net als Merlijn door de giftige tanden van het dier in een soort coma. Johan en Lancelot treffen Merlijn in die toestand in zijn vertrek en ontbieden magister Markus, de heelmeester van Camelot. Magister Markus onderzoekt Merlijn en verzorgt de gewonde Baldur, maar kan hen niet uit de coma laten ontwaken. Koning Arthur roept zijn ridders van de ronde tafel samen om te beraadslagen over dit vreemde voorval. Hij is er van overtuigd dat deze actie de voorbode is van nog meer onheil en stuurt zijn ridders er op uit om informatie te verzamelen in het land. Ook zendt Arthur ijlboden uit om de beste heelmeesters van het land op te roepen naar Camelot te reizen om Merlijn te genezen. Johan waarschuwt hem dat daar veel charlatans zullen tussenzitten, maar Arthur wil dit risico nemen om Merlijn te redden.

Johan en Lancelot rijden uit op zoek naar informatie en komen tegen de avond in een dorpje. Daar is groot rumoer op straat wanneer een oude vrouw met stenen bekogeld wordt door de dorpelingen. Johan en Lancelot komen tussenbeiden om de vrouw te helpen. Zij stelt zich voor als Walunda, de heks. Ze wil naar Camelot om Merlijn te genezen. Johan belooft haar vrije doorgang, maar een overijverige dorpeling werpt een mes naar de Rode Ridder. Walunda kan Johan net op tijd waarschuwen (ze kent zelfs zijn naam) en Johan kan het werpmes met zijn zwaard afweren. Lancelot grijpt de messenwerper, maar Johan zegt het te laten rusten, omdat hij handelde uit onwetendheid en angst.

Op dat moment strompelt een krijger het dorp binnen. Het is de dodelijk gewonde Griswold, soldenierskapitein van Cardigan Castle. Hij vertelt over de troepen Berserkers die Cardigan Castle onder de voet liepen en iedereen doodden. Hij vertelt hen ook dat hij twee figuren zag die de Berserkers vergezelden. Johan herkent ze door zijn beschrijving als de Naamloze Ridder (Niemand) en zijn mysterieuze leermeester (Kerwyn). Griswold sterft na zijn uitleg aan zijn verwondingen. Johan en Lancelot rijden de vijand tegemoet en ontmoeten hen op een heuvel. Johan steekt de heuvel in brand om hun opmars te stoppen, maar de woeste Berserkers lopen door het vuur. Omdat ze, buiten Bjoldorkk die hen te paard aanvoert, allemaal te voet ten strijde trekken, hebben Johan en Lancelot tijd om Camelot te verwittigen.

Ondertussen is Camelot overstelpt met een kleurrijke verzameling wichelaars, astrologen, tovenaars, heksen en zo meer. Allen beweren zij Merlijn te kunnen helpen. Arthur stuurt de bedriegers heen. Johan en Lancelot vertellen hem over hun ontdekkingen en ze besluiten om voorbereidingen te treffen om de Berserkers de volgende morgen tegen te houden. 's Nachts landt Walunda de heks op het dak van Camelot met haar vliegende bezem. Ze hypnotiseert de wachtposten en laat zich naar de kamer van Merlijn voeren. Ze laat hem ontwaken maar Merlijn is nog steeds zwak. Toch herkent hij haar. In het labo van Merlijn zet Walunda zich aan het werk om een tegengif te brouwen. De volgende ochtend bereiken de Berserkers Camelot. Een groot deel van hen wordt tegengehouden door Arthur en zijn ridders en soldeniers door stenen van de kantelen op hen te gooien. De Berserkers die niet verpletterd zijn, stootten echter door met een ram. Ze zijn niet te stoppen ondanks de strijdlustigheid van de bewoners van Camelot.

Vanop een afstand kijken Kerwyn en Niemand tevreden toe. De strijd lijkt gestreden, totdat Arthur zich in het gevecht mengt met zijn zwaard Excalibur. Bjoldorkk is met zijn reuzenzwaard niet opgewassen tegen Excalibur en wordt verslagen. Zijn dochter Gudrun wordt belet Arthur in de rug aan te vallen dankzij een straal uit de staf van Merlijn, die weer de oude is. De rest van de Berserkers deinst terug nu ze zonder leider vallen. Merlijn vertelt hoe zijn oude vriendin Walunda hem weer genas. Hij roept ook oppergod Odin op, die in hun midden verschijnt. Nu Odin weet dat de kracht die hij de Berserkers schonk is misbruikt, teleporteert hij de Berserkers terug naar het koude noorden. Kerwyn en Niemand verjaagt hij van Camelot doorzijn bliksemflitsen.

Het verhaal eindigt als Merlijn Walunda voorstelt als een oude geliefde. Hun paden scheidden zich toen hij Camelot als thuis verkoos en zij de wereld introk. Als dankbaarheid voor haar hulp schenkt hij haar haar jeugdige uiterlijk weer. Voordat Walunda weer op tocht gaat, raadt ze hem toch aan het karkas van de vleermuis die Baldur doodde op te ruimen.

De kennismaking met Bjoldorkk en zijn Berserkers is sfeervol (nachtelijke storm) en zelfs een beetje komisch. Vooral wanneer Niemand een beker wijn aanbied en Bjoldorkk simpelweg het vat vastpakt en leegdrinkt. Temidden van het woeste volkje valt de obligate schone Gudrun, de koningsdochter natuurlijk op. Ik had verwacht dat ze een grotere rol ging krijgen in het verhaal. Vooral omdat Bjoldorkk insinueert dat ze een man zoekt en dat Niemand misschien wel een kandidaat zou kunnen zijn. Spijtig dat ze slechts een klein rolletje kreeg toebedeeld.

Het uitschakelen van Merlijn door middel van een vleermuis met giftige beet is origineel en leidt tot een rolletje voor Baldur, mijn favoriete uil.

Een andere 'vrolijke' noot in dit album zijn de 'wonderdokters' die allen Merlijn willen helpen. Een leuk tafereeltje. Walunda de heks is een personage dat me wel aansprak, omdat ze niet het typische heksentaaltje gebruikt.Zo noemt ze de soldeniers "knappe jongens". Een beetje spijtig dat Merlijn haar terug omtovert in een knappe jonge vrouw. Als kranig oud vrouwtje was ze een leuker personage.

Andere scénes die ik de moeite waard vond waren: het duel van Arthur en Bjoldorkk met een glansrol voor Excalibur en het verschijnen van de oppergod Odin, geen alledaags tafereel als je het mij vraagt. Het verhaal zelf is eenvoudig: de Berserkers trekken op naar Camelot en worden daar tegengehouden door de Rode Ridder en co. Geen hoogstaand plot maar er zit wel vaart in het verhaal. Enkele aangename tafereeltjes zoals de scéne in het dorpje houden de dunne verhaallijn interessant. Buiten het redden van Walunda (die zich waarschijnlijk zelf wel had kunnen redden) en het (tevergeefs) verdedigen van Camelot pleegt Johan in dit album geen heldendaden. Er worden geen grote geheimen ontsluierd, behalve dan iets over het liefdesleven van Merlijn en de macht van Excalibur wordt nog maar eens bevestigd.

N.B.: Ik ben maar een beginnende RR lezer en kan dus nog niet veel vergelijkingen maken tussen de kwaliteit van de albums. Het is dus moeilijk om een quotering te geven van dit album. Toch vond ik het persoonlijk aangenaam om te lezen en (daar ik nog niet veel RR's in mijn bezit heb) te herlezen. Ondanks of dankzij mijn beperkte RR kennis geef ik dit album drie sterren.

185. Het geheim van Sint-Idesbald

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/2001

Samenvatting

De kronieken van Merlijn...

Een schip is onderweg van Brittannië naar onze kust. Aan boord bevindt zich de Rode Ridder, die door Merlijn is meegestuurd met de monnik Ligerius om iemand op te sporen. Die verdwenen persoon is de abt Idesbald. Hij is in Coxye (nu Koksijde) door Noormannen ontvoerd. Idesbald draagt een groot geheim met zich mee dat bewaard moet blijven. Aan wal gekomen worden Johan en Ligerius onmiddellijk aangevallen door 4 Noormannen. Dezen worden door Johan in de pan gehakt, maar ook Ligerius blijkt niet zo'n vredige monnik te zijn. Zijn houten kruis is eigenlijk een zwaard. Een overlevende Noorman wordt ondervraagd. Ligerius dreigt ermee hem op de "Doodskoppenheuvel" achter te laten en de man vertelt dat Idesbald op de zwarte drakkar gevangen gehouden wordt. Ze laten de man lopen, omdat verraders toch niet durven terugkeren naar de andere Noormannen.

Ligerius toont Johan de "Doodskoppenheuvel", eigenlijk een Keltische grafheuvel. Tijdens het bezoek ontdekken ze dat ze bespied worden. Johan achtervolgt de gestalte en grijpt haar. Het blijkt Zorina te zijn. Ze behoort tot een bende strandjutters. Ligerius kent haar en nodigt haar en Johan uit om voor de komende storm in zijn kapel te schuilen. Van op zee horen ze een akelig gehuil. Ze gaan buiten een kijkje nemen en ontwaren een reusachtige zeeslang in de woeste golven. Volgens Ligerius is het monster ook op zoek naar Idesbald, omdat die hem vertelde dat hij met een "grote zeebewoner" bevriend was.

Om Idesbald te bevrijden schakelen ze de hulp in van enkele strandjutters. Johan kan met goudstukken 3 kerels overhalen hen te helpen: Ragar, Monke en Dimitri. Ze gaan op weg en zien het Noormannenkamp ophet vasteland (Coxye is een eiland). 's Nachts steken ze met een vlot over, terwijl Monke bij de paarden blijft. Bij de zwarte drakkar aangekomen schakelen ze enkele schildwachten uit, maar lopen toch in een hinderlaag. Het lijkt wel of ze werden verwacht. Ze worden neergeslagen en opgesloten bij Idesbald in de zwarte drakkar. Idesbald vertelt dat hij het geheim ondanks foltering bewaard heeft. De gevangenen krijgen bezoek van Baldur, de man die ze ondervraagden en lieten lopen. Hij is toch aanvaard door de Noormannen, omdat hij de broer van Freya de koningin is. Koningin Freya dreigt ermee de andere gevangenen te laten folteren om het geheim los te krijgen. Idesbald krijgt tot de volgende ochtend bedenktijd.

Ondertussen is Monke het wachten bij de paarden beu en gaat op zoek naar zijn metgezellen. Zwemmend snijdt hij de touwen van de drakkar los die weg begint te drijven. In het ruim kan Idesbald zichzelf en de anderen bevrijden uit de boeien. Ze vinden hun wapens terug en aan dek ontdekken ze dat de schildwachten werden uitgeschakeld door Monke. 4 drakkars volgen de zwarte drakkar echter en proberen die in te sluiten. Met een slim manoeuvre laten de vluchtelingen een van de schepen op een zandbank vastlopen. Freya slaat bewusteloos overboord en wordt door Johan gered. De zwarte drakkar gaat aan wal en Johan, zijn metgezellen en hun gevangene Freya gaan aan land.

Freya is ongemerkt bij bewustzijn gekomen en bedreigt Johan met een mes.
Idesbald heft de armen naar de hemel en met een zwaar gezang roept hij de zeeslang op die de 3 overblijvende schepen vernield. Door dit schouwspel verslapt de aandacht van Freya en Johan overmeestert haar. De volgende morgen spoelen de wrakstukken en de lijken aan. Onder hen is Bladur, Freya's broer. Ze belooft Idesbald dat ze alles zal doen als hij haar broer weer tot leven kan brengen. Met zijn befaamde elixir wekt Idesbald Baldur weer tot leven. Als tegenprestatie vraagt hij Freya het gebied te verlaten. Zij stemt hiermee in. De strandjutters besluiten met hun loon in goudstukken een schip te kopen en vissers te worden.

Dit verhaal wordt vervolgd in het volgende album. Toch is het een op zichzelf staand album. Het geheim van Sint-Idesbald komen we echter nog niet te weten. Zijn bekende levenbrengende elixir blijkt het niet te zijn (de dodecaëder album 186).

Een avontuur in onze streken is natuurlijk altijd speciaal. Dit verhaal leest af en toe als een geschiedenisles. Zo wordt uitgelegd hoe Koksijde er vroeger uitzag en komen we iets te weten over de Keltische bewoners en hun grafheuvels. Ook wordt er iets verteld over de invallen van de Noormannen aan onze kust en de gevolgen ervan.

Het cliché "waar een leger zou kunnen falen, heeft één vastberaden man meer kans op slagen", is het uitgangspunt van zeer veel albums. Tel maar eens na in hoeveel albums deze spreuk in een of andere vorm terugkomt.

Mijn favoriete personage is Ligerius. Hij is echt geweldig als zeer vrome, maar opvliegende monnik. Zijn als groot kruis vermomde zwaard is een goede vondst. Zijn taalgebruik is echt grappig en zijn uitval tegen de strandjutters, omdat ze enkel voor geld willen helpen is grappig.

Zorina vind ik er persoonlijk een beetje bijgesleurd omwille van het mannelijke lezerspubliek. Ze draagt niet veel bij tot het verhaal. Freya daarentegen is een interessanter personage. Een knappe dame die een groep woeste Noormannen onder de knoet houdt. Toch is ze erg bezorgd over haar broer. Ze verontschuldigd zich zelfs bij de gevangenen omdat zij immers toch haar broer gespaard hebben. Op het einde van het album komt ze tot inkeer. Dit is een thema dat tegenwoordig vaak in de RR-albums opduikt: de slechterik met berouw. Denk maar aan borsos in "Het Zwarte Teken", Azizah in "De Wraak van de Nachtridders", de Kauki in "De Dodecaëder" en Jork in "De Spookvallei".

De zeeslang Kopstaart zorgt voor het Fantasy-element in dit album. Wel makkelijk in te zetten als "Deus ex machina", maar verder hebben we het raden naar het waarom van zijn daden. Hoe heeft Idesbald hem ontmoet? Vanwaar komt het monster? Ook in het volgende album krijgen we geen verdere uitleg. Dit had iets meer uitgediept moeten worden. Nu lijkt het net alsof de zeedraak alleen handig uitkwam om de drakkars te verwoesten.

Ik beëindig deze beoordeling met een pleidooi om Ligerius zo snel mogelijk weer een gastrol te geven! Omdat ik zo van dit personage hou, ben ik een beetje bevooroordeeld om deze strip te quoteren. Ondanks dat het een eerste deel van 2 is, is het een behoorlijk verhaal. De losse eindjes die blijven hangen (de schedels in de grafheuvel, de zeedraak) neem ik er graag bij.

Een aangenaam album met (buiten de zeeslang) weinig hocus-pocus en als smaakmakers: Noormannen, onze eigen streek, stormweer, mysterieuze monniken, een mooie koningin en een zeemonster.

186. De dodecaëder

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/2001

Samenvatting

Na de gebeurtenissen in album 185 vertoeft Johan nog steeds met Idesbald en Ligerius in Koksijde. Tijdens een ochtendlijk strandritje ziet Johan een schip voor de kust. Nadat Johan de vlag van het schip beschrijft aan Idesbald, legt deze uit dat dit de Kauki zijn, een soort zeerovers. Het schip is echter stuurloos omdat de bemanning hun roes uitslaapt. Hun kapitein, Ahab, schudt hen echter wakker en er wordt koers gezet naar de kust. De Kauki kwamen in het bezit van een schatkaart en gaan op schattenjacht in Koksijde. Daar ontdekken ze echter de sporen van de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Ahab stuurt een trio op pad om hen uit te schakelen. De rest start het graafwerk naar de schat. Na een poos ontdekt de rover Garoch een ondergrondse tempel, nadat hij in een kloof valt.

Ondertussen zijn ook Johan en zijn metgezellen op zoek naar een plaats waar Idesbalds ‘geheim’ begraven ligt: de druïdenput. Ze worden echter ontdekt door de 3 achtervolgende rovers. In het treffen dat daarop volgt, doodt Johan de rover Jonas en geraakt Ligerius dodelijk gewond. Idesbald redt hem echter het leven dankzij zijn elixir. Een van de vrouwelijke zeeroofsters wordt gevangengenomen, de andere kan ontsnappen om verslag uit te brengen aan Ahab en zijn bende. Johan besluit de rovers op te wachten. Idesbald wil met hen onderhandelen. Ondertussen verdrinkt Garoch, die nog steeds bij de ondergrondse tempel vertoeft, bijna door het wassende water. Ahab redt hem om informatie te krijgen over de tempel.

Bovengekomen is Garoch buiten bewustzijn en verneemt Ahab van de ontsnapte Isabel de dood van Jonas en de gevangenname van Gabriella. Woedend zweert hij wraak te zullen nemen. De rovers trekken eropuit, terwijl Isabel bij de graafwerken en Garoch blijft waken. Ze wil de ontdekking van Garoch zien, maar stort te pletter in de kloof. Garoch komt weer bij bewustzijn en besluit Ahabs schip te kapen, uit wraak omdat Ahab hem slechts redde uit winstbejag. Aan boord van het schip van de Kauki waakt echter Beatrijs. Garoch kan haar overhalen het spel mee te spelen. Ze ontdekken de schatten van de kapitein in diens hut en beginnen samen een nieuw leven.

De Kauki komen aan bij de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Idesbald stelt voor dat de Kauki naar zijn ‘schat’ graven in ruil voor een deel van de buit. Ahab stemt toe, al is het duidelijk dat hij zich niet aan de afspraak zal houden en de schat helemaal voor zichzelf zal houden. Voordat de graafwerken aanvangen, ontstaat er een gevecht tussen Ahab en de Rode Ridder uit wraak voor de moord op Jonas. De Rode Ridder schakelt Ahab uit en wordt zo volgens de regels de nieuwe aanvoerder van de Kauki. Na heel wat graafwerk wordt het kostbare geheim dat de druïden begraven hadden gevonden. Ahab poogt met een laffe aanslag alsnog terug kapitein te worden, maar wordt uitgeschakeld door Ligerius. De schat blijkt een dodecaëder te zijn (twaalfzijdige kubus) die multifunctioneel blijkt te zijn. Niet alleen toont hij Ahab zijn gekaapte schip dat reeds ver van de kust verwijderd is, maar het zendt ook een straling uit die de Kauki doet bekeren tot brave burgers. Ook krijgt Ahab zijn rechteroog terug en een andere rover zijn been.

Dit verhaal is deel van een tweeluik (185-186) maar best op zichzelf te lezen. In album 185 zijn het de Noormannen die het de Rode Ridder moeilijk maken, in dit album zijn het zeerovers. Een klein anachronisme dacht ik eerst, maar ik veronderstel dat KB zijn research wel gedaan zal hebben en dat er wel degelijk “Kauki” bestaan zullen hebben.

De personages zijn vrij interessant. De rovers worden niet gewoon als bende beschreven, maar worden als individuen beschreven: de furieuze Ahab, de sluwe Jonas, de opportunistische Garoch en de voorzichtige Mankepoot hebben allemaal hun deel in het verhaal. En ook de vrouwelijke rovers staan best hun mannetje. Mijn favoriet Ligerius (zie mijn bespreking van 185) is weer grandioos in zijn opmerkingen en citaten, maar Idesbald blijft een vlak personage, wijs en menslievend, maar met weinig pit. Waarschijnlijk bedoeld als contrast met Ligerius.

Net als in het vorige album zijn er echter weer enkele losse eindjes: nog steeds worden de opgegraven schedels als fait divers opgevoerd, zonder een echte rol in het verhaal. Ook de ondergrondse tempel, die een veelbelovende spanning in het verhaal opbouwt, heeft uiteindelijk geen echte deelname aan het plot. De dodecaëder zelf dient enkel als “Deus ex machina” op het einde. Ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat dit tweeluik verdacht veel op een toeristisch pamflet voor deze kuststreek lijkt, zodat KB er verschillende elementen in samenbracht, die echter niet als een echt samenhangend geheel overkomen. Wat is de link tussen de graven, de tempel, de schedels, de zeedraak (uit 185), de dodecaëder, de druïden en de geestelijken? Dat is niet altijd even duidelijk.

Er zit minder sfeer in dit deel van het tweeluik, dan in het eerste deel. De personages zijn echter wel leuker. Hier en daar zit er zelfs een licht humoristisch tintje in: de uitlatingen van Ligerius, de manier waarop Johan Ahab uitschakelt en de verwelkoming van Johan als nieuwe kapitein. De tekeningen zijn zeer te pruimen: duin- en zeegezichten, de ondergrondse scénes zijn knap en er zit veel dynamiek in de manier waarop de personages getekend zijn.

187. Gorgonia

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

10/2001

Samenvatting

In het duistere en verlaten kasteel Blackstone komt de illustere figuur Niemand de kamer van Kerwyn binnen op het moment dat die even zijn masker afgelegd heeft. Niemand schrikt zich meteen een aap: het is Merlijn! Of nee, toch niet, zo verduidelijkt Kerwyn: hij is de tweelingbroer van Merlijn, wiens bestaan tot nu toe steeds verhuld is gebleven; zelfs Merlijn vermoedt niet dat zijn tegenstander eigenlijk zijn eigen broer is. Diezelfde nacht kent Kerwyn eindelijk een naam toe aan Niemand: tijdens een ritueel in een brandend pentagram geeft hij hem de naam Bahaal, Prins der Duisternis.

Inmiddels blijkt in Camelot Johan vermist te zijn. Een dozijn ridders zwermt uit om de Rode Ridder te zoeken, maar het is Lancelot die het spoor van Johan vindt dat hem uiteindelijk naar Blackstone zal leiden. Daar heeft intussen Kerwyn een gesloten doodskist getoond aan Bahaal. In de kist bevindt zich de enige overlevende der Titanen: een vrouw, Galaxa genaamd. Deze Titaanse schone bevindt zich in schijndode toestand in de kist, maar indien zij aan het daglicht zou worden blootgesteld zou ze ontwaken en haar vroegere reuzengestalte terug aannemen. Met haar als wapen wil Kerwyn Camelot en zijn inwoners platwalsen. Op de koop toe heeft Kerwyn vorige nacht een hypnotisch bevel naar Johan gestuurd, zodat deze willoos geworden op weg is naar Blackstone. Inderdaad, even later meldt Johan zich als een mak schaap aan de poort van het kasteel aan. Hij herkent de twee booswichten niet en wordt in een kerker opgesloten.

Kerwyn en Bahaal openen bij het ochtendkrieken de kist van Gorgonia, die door de eerste zonnestralen gewekt wordt en onmiddellijk uitgroeit tot een reuzin. Kerwyn legt haar uit dat ze Camelot moet verwoesten, maar eerst mag ze korte metten maken met de Rode Ridder.

Ondertussen is Lancelot heimelijk Blackstone binnengedrongen en bevrijdt Johan, die hij door een stevige klap op het hoofd zijn geheugen terugschenkt. Op de trappen worden ze echter ontdekt door Gorgonia. Ze zien kans om Blackstone te ontvluchten en rijden naar de rotskust. Johan hoopt immers om daar Gorgonia met een list te verschalken, en dat lukt zowaar nog ook: Johan en Lancelot verbergen zich onder een overhangende rots en Gorgonia volgt hen tot op de klip, die onder haar ontzaglijk gewicht afbrokkelt. Ze stort in zee en komt niet meer boven. Johan en Lancelot rijden naar Camelot om met versterking Blackstone te doorzoeken, maar Kerwyn en Bahaal kiezen eieren voor hun geld en laten Blackstone brandend achter.

Uit de kronieken van Merlijn is dit voorlopig het laatste verhaal waar Kerwyn en Niemand/Bahaal de poppen aan het dansen brengen. Ik ben daar alvast niet rouwig om. En eindelijk zijn we verlost van de verwarrende naam Niemand; iedereen zag natuurlijk al lang aankomen dat dit Bahaal ging worden. Dat Kerwyn de broer van Merlijn zou zijn had waarschijnlijk niemand (woeha!) verwacht, maar dat kan moeilijk anders wanneer ineens een tweelingbroer uit de trukendoos opduikt.

Eigenlijk rammelt dit verhaal aan alle kanten. Zeg nu zelf: Johan die mijlenver verwijderd gevolg geeft aan een hypnotisch bevel van Kerwyn, daarbij zijn eigen wil verliest en in trance naar Blackstone rijdt om er opgesloten te worden? Waarom dacht Kerwyn daar niet veel eerder aan? En waarom gaf hij geen dergelijk bevel aan Arthur? Of een bevel aan de ridders van de ronde tafel om te emigreren naar China?

Ook vreemd: op plaat 55 heeft Gorgonia de naar de kust vluchtende ridders bijna ingehaald, en moet blijkbaar nog slechts enkele stappen doen om die "kleine ellendelingen" bij hun nekvel te vatten, maar deze slagen er toch nog in om tot aan de kust te geraken en zich daar nog te verschansen ook. Gorgonia was waarschijnlijk druk bezig om een rotsblokje uit een van haar laarsjes te verwijderen? Een einde met Gorgonia die van de rotsen stort en in de golven verdwijnt is ook wel wat te gemakkelijk. Herinner je nog de Golem uit "Het Sprekende Zwaard"? Dát was pas een eindstrijd! En dan nog Johan die Gorgonia achterna wil duiken om haar te redden, hahaha! Bon, toch nog eens kunnen lachen.

De tekeningen zijn in de eerste helft van het verhaal nog van een redelijk niveau, maar daarna gaat het helemaal de dieperik in. Toch vind ik de sobere tekening van Kerwyn en Bahaal op plaat 17 sterk: uit vogelperspectief langs een dominerende pilaar zie je hen en hun schaduwen nietig in de diepte.
Met de verhoudingen in de tekeningen van dit verhaal zit het fout: kijk bijvoorbeeld eens naar de grote Johan in de achtergrond en de kleinere Bahaal op de voorgrond in plaat 26. Of de rare weergave van Lancelot aan de voet van Blackstone in plaat 29. Dergelijke missers helpen dit ongeïnspireerde verhaal helemaal niet, waaruit alleen de onthulling van Kerwyn's identiteit te onthouden valt. Een van de zwakste verhalen van de reeks.

Encyclopedie

Personages

188. Het putmonster

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

12/2001

Samenvatting

Johan arriveert in Wellborough, het kasteel van Baron Bradsford. Bradsford, een ouwe getrouwe van Arthur wil de Rode Ridder inschakelen om een mysterie op te lossen: bewoners en bezoekers van het moerasdorpje Misty Moor zijn spoorloos verdwenen. Ook de soldeniers die Bradsford op verkenning stuurde keerden niet weer. Op het kasteel maakt Johan kennis met Bradsfords vrouw Madeline en Sir Thorpe de ritmeester. Johan besluit er op uit te trekken om het mysterie van Misty Moor te ontsluieren en vraagt om een gids. Bradsford zou het zelf doen, maar kampt met hevige jicht en ritmeester Thorpe kent de streek nog niet goed. Plots verschijnt er hulp in de vorm van de zwerver Pipput, die zich aanmeld in het kasteel om zijn geboortedorp, waaruit hij als kind door nomaden werd ontvoerd, te onderzoeken. Pipput en Johan besluiten samen te vertrekken.

Die nacht is Johan echter stiekem getuige van een verboden romance tussen Bradsfords vrouw Madeline en ritmeester Thorpe! Ze koesteren blijkbaar onfrisse plannen. Johan besluit dat de opdracht belangrijker is dan deze liefdesperikelen en vertrekt 's morgens met Pipput. Tijdens hun tocht bemerken ze dat de temperatuur in het moeras stijgt en dat de fauna en flora getransformeerd is. Tijdens een rustpauze kan Pipput Johan ter nauwernood redden van een monsterlijke waterslang met zijn kruisboog.

Het dorp Misty Moor ligt er desolaat bij wanneer ze arriveren, maar ze worden ongemerkt bespied door onmenselijke ogen. Toch zijn er nog tekenen van leven zoals een smeulend vuur en een nog warme stoofpot. Johan doet de vreselijke ontdekking dat het stoofpot is van mensenvlees! De mannen besluiten het dorp te doorzoeken naar de menseneters. Bij de waterput aangekomen wijst Pipput Johan op enkele verweerde tekens op de rand van de put. Johan kijkt over de rand en ziet dat het waterpeil zeer laag is. Pipput vertelt dat het waterpeil in de put snel kan stijgen en dalen.

Een paalwoning trekt de aandacht van Johan. Pipput zegt dat het de laatste rustplaats is van Xanax, de witte magiër die een eeuw eerder in het dorp woonde. Plots bemerken de mannen dat er mist en een groen schijnsel uit de waterput komen. Ook het water is gestegen en kookt. Ze besluiten zich in veiligheid te brengen in een hut waar Pipput het verhaal van Xanax vertelt: op een dag kwam Xanax aan in Misty Moor, waar hij een geliefd man werd en huwde. Volgens de legende zou Xanax het dorp ooit van een onheil hebben gered. En naar men zegt, zou zijn geest ook ooit in een vlammenzee weerkeren om Misty Moor weer te redden.

Ondertussen in Wellborough betrapt Bradsford zijn vrouw en Thorpe in een omhelzing en hoort hoe zij van plan zijn hem te doen 'verdwijnen'. Het komt tot een duel waarin blijkt dat Bradsford helemaal geen last heeft van jicht. Hij veinsde dit zodat de tortelduifjes zouden denken dat ze vrijspel hadden, terwijl hij ziek te bed lag.

Terug in Misty Moor. Nacht. Het is Johans wachtbeurt en hij ziet weer die gloed uit de put komen. Hij gaat een kijkje nemen. Hij ontmoet daar de knappe dame Sissigo die hem probeert te hypnotiseren. In de hut wordt de slapende Pipput wakker omdat er gruwelijke wezens uit de vloer omhoog kruipen! Hij verweert zich tegen de monsters en hun gekartelde messen, maar ze blijven terugkomen ondanks zijn slagen. Hij roept Johan om hulp, die hierdoor uit zijn trance ontwaakt. Hij bedreigt Sissigo, die de put induikt, en snelt Pipput ter hulp. Tijdens het gevecht ontdekken de strijdmakkers dat het hoofd van de monsters hun zwakke plek is. Met zwaard en boog drijven ze de kannibalen terug.

Intussen wint Bradsford het duel tegen Thorpe en Madeline vlucht overstuur weg. Ze maakt een dodelijke val wanneer ze van de kasteeltrappen loopt. Bradsford beveelt zijn soldeniers om haar lichaam op te baren en snel op de paarden te springen om Johan en Pipput te helpen.

In Misty Moor vermoeden Johan en Pipput dat de wezens de getransformeerde dorpelingen zijn. Daar verschijnt Sissigo weer met een bende kannibalen. Voor de ogen van de helden verandert ze in een reptielmens die het gemunt heeft op hun vlees. Tijdens een gevecht blijken de schubben van Sissigo te hard om haar te verwonden. Johan herinnert zich de oude legende en werpt op hoop van zege een fakkel op de hut waar Xanax opgebaard ligt. De geest van de oude tovenaar rijst op uit de vlammen en met lichtstralen uit zijn ogen brandt hij de tekens op de rand van de put dieper uit. Sissigo duikelt de diepte in en zal daar moeten blijven zolang de magische tekens op de rand de put beschermen. Ondertussen brandt het hele dorp af en komen de monsters om in de brand. Nu de magie van Sissigo verbroken is krijgt de natuur zijn normale uitzicht weer. Johan kan het goede nieuws melden aan Bradsford die net komt aanrijden.

Een fantasierijk album met een hoog griezel-gehalte: moerasmonsters, kannibalisme, transformaties, monsters, een reptielenvrouw, en een wandelende dode (Xanax). De tekeningen zijn meer dan gemiddeld: het dorpje Misty Moor is sfeervol en troosteloos afgebeeld, de scènes met de monsters zijn knap getekend. Er zit vaart in het verhaal. Kijk maar eens na wat er allemaal gebeurt in de eerste 5 bladzijden: de personages worden voorgesteld, het mysterie uitgelegd, de romantische subplot krijgt een aanvang, de tocht begint en trotseren onze helden al het eerste gevaar. Deze bladzijden lijden dan ook niet aan het vaak bekritiseerde "te weinig en te grote tekeningen op 1 blad". Trouwens als een verhaal of een scène erom vraagt, heb ik niets tegen mooie grote prenten.

Het hoofdverhaal is mooi opgebouwd en dankzij de loerende ogen, de stoofpot van mensenvlees en de haast voelbare stilte in het dorpje wordt de spanning goed opgebouwd. Het subplot lijkt op het eerste zicht niet veel te maken te hebben met het hoofdverhaal, maar na even nadenken kan je er toch een boodschap in lezen. Bradsford heeft liefdesproblemen. Zijn vrouw, die hij van hoer tot barones maakte, bedriegt hem en deze zaak houdt hem meer bezig dan de verdwijning van zijn onderdanen. Pas wanneer zijn eigen problemen opgelost zijn, gaat hij de Rode Ridder tegemoet.

Ik vind dit een zeer behoorlijk album en heb slechts enkele punten van kritiek: Sissigo wordt op het einde wel erg snel overwonnen en de getransformeerde dorpelingen komen om in de brand, terwijl de rest van het getransformeerde moeras zijn oorspronkelijke vorm terugkrijgt. Was het te veel gevraagd om deze mensen ook te sparen? Maar langs de andere kant: zo'n rampzalig einde past wel in de sfeer van de strip.

Pipput is een nogal vlak personage: grimmig en moedig, maar met weinig diepgang. Hij deed me wat denken aan Artmann uit "Nosferatu" (nr. 189), maar die heeft een beter uitgewerkt verleden.Bradsford is een sympathiek maar tragisch personage: hij verliest zijn vrouw en kon zijn onderdanen niet beschermen. Sissigo is dan wel verdwenen, maar Misty Moor ook.

189. Nosferatu

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/2002

Samenvatting

Opnieuw krijgen we een verhaal uit de kronieken van Merlijn voorgeschoteld. In dit verhaal krijgt Johan opdracht naar Transsylvanië af te reizen om een oude vriend van Merlijn bij staan. Het is Artmann, de vampierenjager. Nog in Camelot stelt Artmann de Rode Ridder op de hoogte van de gevaren die hen te wachten staan - en niet zonder reden want ze worden bespied door een vampier. Gewapend met een toverdrankje van Merlijn reizen beide mannen naar de Balkan waar ze om onderdak vragen bij pater Gregorius, een bekende van Artmann.

De pater nodigt beide mannen uit binnen te komen, in zijn kapel zijn ze immers veilig voor de vampiers. Achteloos stijgt Johan van zijn paard. Slechts blikemsnel ingrijpen van Artmann redt het leven van de Rode Ridder. Hij doodt pater Gregorius die door de vampiers te pakken was genomen en er nu zelf ook een was. De Rode Ridder en Artmann bespreken hun plannen om door te dringen tot de schuilplaats van Nosferatu, de 'oervampier'. Johan ondervindt dat zijn gezel een dodelijk haat koestert jegens vampiers en er genoegen in schept ze te vernietigen. Artmann erkent dat; Nosferatu heeft hem ooit zijn vrouw afgenomen. Zij is nu ook een vampier. Artmann zwoer wraak en nu is de tijd gekomen, hij kent de schuilplaats van Nosferatu.

De volgende dag rijden Johan en Artmann de vampierenstreek binnen. Met listen weten ze de verspieder-vampieren van Nosferatu uit te schakelen en door te dringen tot de vervallen burcht waar hij zich schuil houdt. Daar vindt een bloedige confrontatie plaats die eindigt in een gevaarlijke patstelling. Nosferatu verschijnt met Artmann's vrouw aan zijn zijde, ingrijpen zou het leven van de dame/vampier ingevaar kunnen brengen. Johan laat zich bijten door de vrouw en Nosferatu ruikt de overwinning. Echter, Johan werd beschermd door Merlijn's toverdrank en is ontkwetsbaar voor een vampierenbeet. En toen Artmann's vrouw van zijn bloed dronk, genas ze. Verschrikt probeert Nosferatu te vluchten maar Artmann is hem te snel af en doodt hem. De dreiging is afgewend.

In een recent interview heeft Karel Biddeloo dit album één van de beste van de laatste tijd genoemd. Zowel qua verhaallijn als qua tekeningen steekt het wat hem betreft boven de andere uit. Eerlijk is eerlijk, ik vind dat hij gelijk heeft. De afgelopen tijd heeft Biddeloo veel kritiek gehad op zijn werk maar met dit verhaal revancheert hij zich. Het verhaal is spannend, daar kun je niet om heen. Uiteraard kijk ik nu anders tegen de Rode Ridder dan twintig jaar geleden en zie je eerder door het verhaal heen. Maar het album Nosferastu heeft voldoende spannende elementen, zoals de gevaalijke missie, de lange reis en de machtige tegenstander. Johan en Artmann winnen de strijd door een combinatie van list, kracht en een beetje tovenarij.

Ook blijft de vaart in het verhaal en geeft Artmann een paar mooie staaltjes van zwarte humor ten beste. Kortom, ik heb me prima vermaakt bij het lezen van dit verhaal. Een ook wat de tekeningen betreft, geef ik Biddeloo gelijk. Het is mooi gedaan. Toegegeven, mijn favoriete tekenstijl vind je in de albums 50-130. De stijl de Biddeloo tegenwoordig hanteert is anders, moderner wellicht. Maar als je naar de tekeningen kijkt, zie je dat ze gedetailleerd en met zorg gemaakt zijn - en dat is wat mij betreft wel eens anders geweest.

In het genoemde interview gaf Biddeloo aan dat hij de sfeertekeningen in Nosferatu zeer geslaagd vindt. Kijk eens naar blad 37-38 of 49-50 en overtuig je zelf. Mooi vakwerk. Kortom, dit album is wat mij betreft een van de beste van de laatste jaren.

190. De spookvallei

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/2002

Samenvatting

Ergens in het oosten ronselt Robur, een ruige schattenjager, in een herberg van een haven stoere avonturiers die bereid zijn om samen met hem een tocht aan te vatten naar een spookvallei, waar zich een schat bevindt. Hij is er ooit een keer geweest en kon maar een klein deel van de schat meenemen. De tocht is niet zonder gevaar want er wacht hen gevaarlijk klimwerk langs steile rotsen, maar ook met de Kropatchoks, woeste bergnomaden, zal rekening moeten gehouden worden. Robur is vergezeld van Marysa; zij is een Kropatchok die door Robur het leven werd gered toen haar stamgenoten haar wilden terechtstellen. Dat ze geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken ondervindt Jork, een van de avonturiers, wanneer hij haar wil vastgrijpen. De Rode Ridder is toevallig in de herberg aanwezig en komt tussenbeide door Jork buiten westen te slaan. Robur nodigt Johan uit om aan de avontuurlijke tocht deel te nemen, en deze stemt toe.

De volgende ochtend zeilt het schip met Robur, Marysa, Johan en zes avonturiers over een rivier het binnenland in, op weg naar de Spookvallei. Een van de avonturiers is Jork, die wraakgevoelens koestert jegens Johan. De volgende dag legt het schip aan in een doods gebied, aan de voet van een adembenemend steile rotsmassa. Marysa demonstreert meteen waarom Kropatchoks als akrobaten op en af de steile rotswanden kunnen klimmen: ze trekt handschoenen en schoeisel aan die allen voorzien zijn van weerhaken. Katachtig klautert ze naar boven en werpt vanaf de top touwen naar beneden zodat de anderen de kisten met materiaal omhoog kunnen takelen.Wanneer zowel Johan als Jork omhoog klimmen, ziet deze laatste zijn kans schoon op het moment dat hij met een zware kist boven Johan bengelt. Hij snijdt het touw van de kist door en Johan kan slechts door een snelle reactie het vallende gevaarte ontwijken. Wanneer de kist beneden neerstort resulteert dit onmiddellijk in een krachtige ontploffing! Jork wordt door een wegvliegende steen aan het hoofd geraakt en tuimelt naar beneden. Johan kan hem echter bij zijn pols vastgrijpen, waarna ze beiden worden omhoog gehesen. Jork is Johan uiteraard dankbaar omdat deze zijn leven gered heeft en verklaart hem zijn onvoorwaardelijke trouw. Robur heeft inmiddels iets uit te leggen: de ontplofte kist zat vol explosieven, die als wapen moesten dienen tegen de Kropatchoks. Gelukkig beschikken ze nog over zo een kist.

Drie Kropatchoks zijn ongemerkt naderbij geslopen; net op tijd kan Jork Johan waarschuwen, die zo een scherpe granietkei van hun geduchte katapulten kan ontwijken. Dat Marysa goed uit de voeten kan met een blaaspijp bewijst ze door er onmiddellijk een van haar vroegere stamgenoten mee uit te schakelen. Johan liquideert de andere twee inboorlingen. Even later staat het gezelschap te kijken naar een gapende diepte waar een dichte mist de Spookvallei verhult. Marysa waarschuwt dat de inboorlingen tijdens de tocht naar beneden wellicht opnieuw zullen toeslaan. Haar woorden zijn nog niet koud of een groep inboorlingen beklimt snel de rotswand en valt hen zonder dralen met hakmessen aan. De avonturiers verkopen hun huid duur tot plots een zware ontploffing een bres slaat in de vijandelijke rangen: Robur heeft zich immers bediend van enkele explosieven. Een volgende ontploffing schakelt ook de vluchtende inboorlingen uit.

Terwijl de avonturiers aan de gevaarlijke afdaling beginnen, verzamelen de Kropatchoks zich op volle sterkte, onder aanvoering van hun stamhoofd Gropak met aan zijn zijde Zulma, de vrouw voor wie hij Marysa uit de stam verstootte. De jaloerse Zulma laat Gropak beloven dat Marysa een pijnlijke dood zal sterven. Tijdens de afdaling vertelt Marysa aan Johan dat de Spookvallei meestal in nevelen gehuld is, en dat de Kropatchoks uit bijgeloof beweren dat er soms schimmige gestalten waar te nemen zijn in de mistslierten. In de Spookvallei bevinden zich de verlaten graftempels van de vroegere koningen der Kropatchoks, die zich eeuwen geleden met gouden sieraden en kostbare juwelen tooiden. Haar uitleg wordt abrupt onderbroken omdat de Kropatchoks eensklaps de avonturiers vanuit alle hoeken en kanten beginnen bekogelen met katapultprojectielen en rotsblokken, waar enkelen dodelijk door getroffen worden. Maryssa roept Johan toe om haar te volgen en werpt zich in de afgrond! Vertwijfeld waagt Johan zich ook aan deze dodensprong. Even later wordt hun val door de dichte plantengroei van de Spookvallei gebroken; ook Robur en Jork blijken op deze manier ontsnapt te zijn. De anderen werden gedood door de blitzaanval van de inboorlingen.

Vallend steengruis verraadt dat de Kropatchoks alweer op komst zijn en het viertal vlucht de mistige spookvallei in. De achtervolgers naderen snel, maar Johan kan hen met de rest van de explosieven uitschakelen. Gropak bleef echter ongedeerd en valt Johan met geheven hakmes in de rug aan. Jork bemerkt het gevaar en offert zich op door met zijn lichaam de slag op te vangen. Johan rekent onmiddellijk met Gropak af. Maar ook Zulma heeft de explosieven overleefd en legt vanuit het struikgewas haar katapult aan om haar rivale te doden. Instinctief draait Marysa zich om en treft Zulma dodelijk met een pijl uit haar blaaspijp.

Eindelijk komt het drietal aan bij een vervallen tempel, waar de schat zich zou bevinden. Johan gaat als eerste binnen en ontdekt dat het toegangshek werd geforceerd. Hij bemerkt nog andere sporen die uitwijzen dat iemand hem voor was, tot hij opgebaarde mummies van de koningen bemerkt midden een hele hoop goud en juwelen die door grafschenners bijeengeraapt zijn. Dan realiseert hij zich met een schok dat die grafschenners niemand anders dan… Robur en Marysa kunnen geweest zijn tijdens hun eerste bezoek!

Robur merkt dat Johan hen door heeft en slaat hem met een zware steen buiten westen. Marysa heeft er haar plezier in, want ze laat Robur weten dat ze nu niet met Johan moeten delen. Dan worden ze opgeschrikt door een sterk opkomende mist, waar schrikwekkende, met sieraden getooide gestalten uit opdoemen: het zijn de geesten van deze laatste rustplaats der koningen. Ze vervloeken Marysa omdat ze haar eigen volk uit wraak heeft opgeofferd. Omdat het de tweede keer is dat zij en Robur hun eeuwige rust verstoren, laten de gedaanten het tweetal stikken door de mist. Johan ontwaakt als het duo reeds gestorven is. Omdat Johan geen kwade bedoelingen had laten de geesten hem levend terugkeren naar zijn wereld. Als enige overlevende verlaat Johan met een vlot over een rivier de lugubere Spookvallei …

Eindelijk nog eens een rasecht avonturenverhaal! Van een groezelige oosterse havenbuurt gaat het via een zeilschip naar een desolaat rotsmassief om er door te stoten naar een tropisch woud om uiteindelijk aan te belanden in een verlaten tempel met mummies. Ingrediënten genoeg om er een gevarieerd verhaal van te maken. Vooral de enscenering op de steile rotsen is origineel uitgewerkt. De snode plannen van Jork zorgen daar voor de nodige commotie. En de Kropatchoks doen hun naam als tegenstanders alle eer aan: onverdroten zitten zij Johan en zijn gezelschap op de huid. De gestalte van Gropak met het volledige legertje aan zijn zijde is imposant omdat je weet dat deze inboorlingen nu pas tot het uiterste zullen gaan.

Dat Robur en Marysa uiteindelijk ontmaskerd worden als grafschenners is een coup de theatre van jewelste. Deze ommekeer bevestigt nog maar eens het oud-Chinese spreekwoord "verwacht je altijd aan het onverwachte", en je tuint er wel mooi in omdat tijdens de gevaarlijke tocht immers een zekere vorm van de kameraadschap ontstaan was tussen Johan en het duo. Wanneer je er dieper op ingaat wordt duidelijk dat dit verhaal verscheidene lagen heeft: niet alleen is dit een queeste naar een fabelachtige schat, het is ook een spannende bedoening tijdens adembenemende klauterpartijen en nimmer aflatende vijandigheden van de Kropatchoks. Dan is er de dreiging van het nevelige oerwoud en de lugubere tempel. Ook zijn de karaktertrekken van zowel de hebzuchtige Robur en de jaloerse Marysa als de moedige Jork goed uitgewerkt.

De afrekening door de geesten neemt slechts een bladzijde in beslag, en je kan je afvragen of dit niet wat weinig is, afgezien van het feit dat het maximum aantal pagina's bereikt was. Aan de andere kant kan je zeggen dat er na hun optreden geen behoefte meer was aan een gezellig onderonsje van Johan met de geesten: door deze korte en effectieve presence bewaren ze hun mystiek en hun onaantastbaarheid. Na dit wervelende verhaal waar geen enkele saaie pagina in te bespeuren valt, vind ik het allerlaatste plaatje nog het sterkste, waar Johan als enige overlevende op een vlot de rivier van de Spookvallei afvaart met de tempel op de achtergrond: de stilte klinkt bijna oorverdovend.

De tekeningen zijn van een goed niveau. Ook de inkleuringen zijn mooi, bijvoorbeeld bij het contrast rotshoogten-wolkenhemel of de blauwgroene nevelwaas in de vallei. De explosies zijn met eenvoudige oranjegele kleurencombinaties treffend weergegeven. Maar wacht eens… het was toch wel even wenkbrauwen fronsen toen Johan in de herberg zomaar een groep avonturiers vervoegde die op zoek gaan naar een schat? Of wou hij zich een wild folieke permitteren? Anyhow, aangezien de gevolgen dermate positief waren mag Johan zich van mij voortaan altijd in gore drankgelegenheden ophouden om er met allerlei gespuis op uit te trekken!

191. De riddershoeve

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/2002

Samenvatting

Op een tiental kilometer ten noordoosten van Antwerpen bevindt zich Schoten. Het ziet er heel rustig uit ,maar dat is slechts schijn!In het park sluipt iemand van boom tot boom. Hoefgetrappel doet de man opschrikken (die Daniel heet).Hij verbergt zich in het riet en herkent de Rode Ridder op zijn paard. Johan denkt dat hij iets gezien heeft,en gaat kijken in het riet . Maar hij vindt niets.

Vlakbij het kasteel ligt een grote herberg die druk bezocht wordt. Johan gaat binnen kijken. De deur vliegt opeens open en er vliegen 2 mannen uit.Het blijkt dat het dronken Brabanders zijn die ruzie hebben met andere klanten.Robrecht van Wezemael, 1 van de 2 klanten, wil Johan een lesje leren omdat hij zich heeft gemoeid. Net op tijd krijgt Robrecht een ploertendoder (korte knuppel) tegen zijn hoofd. De Brabanders druipen af. De man met de ploertendoder was niemand minder dan Ludovic,waard van de Riddershoeve. Johan bestelt een maal en laat het zich smaken. De andere gasten trekken zich terug. Dan vertelt Johan over zijn moeilijke opdracht tegen Ludovic. Johan zegt:'We bevinden ons op het grensgebied tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. Onderlinge afgunst neemt steeds toe en zorgt voor gewelddadige incidenten! Als dat zo blijft doorgaan komt er oorlog van! De kasteelheer van Schoten,Hendrik van Boutersem,heeft al doodsbedreigingen ontvangen en vreest een aanslagop zijn leven. De graaf van Vlaanderen stuurde mij om dit nog te verhinderen.'

Ondertussen sluipt Daniel weer rond het kasteel terwijl een lichte mist opstijgt. Daniel vindt verse voetafdrukken in het gras en ze leiden naar de duiventoren(van het kasteel). Opeens ziet hij iemand in een kapmantel. Daniel trekt zijn mes en rent de onbekende achterna. Hij heeft hem kunnen pakken ,maar dan komen Johan en Ludovic buiten uit de Riddershoeve. Daniel is afgeleid en de onbekende vlucht naar het kasteel. Johan gaat de onbekende achterna en Ludovic achtervolgt Daniel, waar hij hem kwijt raakt in de mist. Johan achtervolgt de kapmantel tot in het kasteel en de onbekende heeft zijn kapmantel achtergelaten op de trap. Hij volgt de trappen tot boven. Daar staan 2 soldeniers die niemand hebben gezien. Ze brengen Johan naar heer Hendrik en zijn vrouw Joanna. Nadat ze kennis gemaakt hebben vertellen ze hun plannen. Maar ondertussen werd er aan de trap een raam geopend en de onbekende gritst zijn mantel mee. Daarna begint hij langs de buitenmuren naar boven te klimmen. Terug in de ridderzaal bij de RR. Al het personeel werd geroepen en is gekomen. Het zijn: Jorgen, jachtopziener en Matilda , kokkin Rupert de rentmeester en en ten slotte Remco de nar. Maar ze hebben allemaal droge schoenen en dus worden ze niet verdacht. Daarachter gaat iedereen weg. De dader is in het kasteel en hij heeft droge schoenen aangedaan voor hij naar hier kwam,zegt Johan. De onbekende was intussen in de schoorsteen gekropen en heeft Johan gehoord. De onbekende stuurt wat later een postduif naar zijn opdrachtgever met de boodschap een huurmoordenaar te sturen voor de RR.

De volgende dag wordt de duif vermoord door een roofvogel en valt op de grond. Ludovic vindt het dier met zijn boodschap. Johan rijdt net voorbij. Ludovic laat het papiertje zien aan Johan. Hij rijdt terug naar het kasteel. Daniel ,verstopt tussen de bomen,kijkt Johan na.

In het kasteel onderzoekt Johande trappen en ziet het raam. Hij had er helemaal niet aan gedacht. De RR gaat naar heer Hendrik die juist aan tafel zat. Matilda komt er net aan met de soep. Johan vraagt aan Matilda of de soep niet vergiftigd is. Matilda laat van de schrik haar kom soep vallen. Johan vindt dat heer Hendrik en jonkvrouw Joanna beter in de Riddershoeve eten. Onze held gaat er heen. Maar tussen het riet zit de onbekende verstopt met een kruisboog! Maar hij schiet niet. In de herberg ontmoet Johan Ludovic. Dan komen er ineens
5 Bourgondiers aan. Ze drinken zich dronken en dan beginnen ze voor de lol te vechten met Ludovic en de Rode Ridder. Ze worden (zoals gewoonlijk) snel verslagen. Rupert kwam even langs en begon mee te vechten. De soldeniers van heer Hendrik komen ook helpen en de Bourgondiers worden in de boeien geslagen. Heer Hendrik kwam uit het raam kijken om te zien wat er aan de hand was. De onbekende legt aan en wil schieten, maar Daniel is daar en is hem voor. Er ontstaat een gevecht tussen die twee en Daniel word bewusteloos geslagen met de kruisboog. De onbekende legt aan en schiet! Heer Hendrik wordt recht in zijn borst geraakt en valt in de kasteelvijver. De onbekende laat zijn kruisboog achter bij Daniel en vlucht.

De soldeniers en Johankomen buiten en halen heer Hendrik uit het water. Ze vinden ook Daniel met de kruisboog. Het blijkt dat Daniel en Johan elkaar kennen. Daniel heeft het gezicht gezien van de onbekende en zag hem vluchten richting de duiventoren. Hij vertelt het tegen Johan ,die de onbekende achterna gaat.

De onbekende wou net een duif sturen naar zijn opdrachtgever om te zeggen dat zijn werk klaar is. Maar de RR is daar! De onbekende is niemand minder dan: Remco de nar! Remco wordt in bedwang gehouden door Johan en ze gaan naar het kasteel. Maar Remco heeft een dolk en wil Johan de fatale slag geven, maar Ludovic redt Johan met zijn ploertendoder. Ze gaan samen naar het kasteel en heer Hendrik is nog springlevend! Hij droeg namelijk een mailenkolder onder zijn kleren en dat redde zijn leven. Johan en Daniel zijn alletwee meesterlijk geslaagd in hun opdracht. De Bourgondiers worden naar huis teruggestuurd en Remco wordt verbannen. Voortaan zullen herrieschoppers flink gestraft worden! De goede afloop wordt met een luisterrijk feest gevierd in de Riddershoeve.

Het verhaal is heel goed. Het is een detectiveroman maar dan met de Rode Ridder. Maar heer Hendrik is veel te mild! De tekeningen zijn heel mooi getekend.

Subcategorieën

Pagina 9 van 13