8/2002
Voor de Noord-Afrikaanse kust, niet te ver van Sicilië stevent een galei op de kustlijn af. Aan boord bevind zich een bende huurlingen die gedreven het ontschepen voorbereid. Vooraleer de galei weer koers zet naar open zee, laat een geheimzinnige man zich eerst nog overboord zakken. Vervolgens zwemt de man in de richting van de kust ...
Ondertussen zijn de krijgers veilg en wel aan land gekomen met hun materiaal, onder het wakend oog van hun hoofdman Radjar. Een van de huurlingen vraagt naar Radjar wat het doel van hun reis is, waarop deze hen aanmaant om wat meer geduld te tonen. Alles zal hen duidelijk gemaakt worden wanneer de verkenners terugkomen van hun speurtocht.
De patrouille ontdekt echter sporen in het zand van de mysterieuze man en organiseert een zoektocht. Tijdens die zoektocht stuiten ze op de ruines van een stad, de geheimzinnige blijkt ook in die ruines verdwenen te zijn. De 3 verkenners besluiten om hun zoektocht te staken en verslag uit te brengen bij hun hoofdman. Deze maakt zich niet veel zorgen om hun mysterieuze bespieder en legt zijn mannen uit wat ze nu net in deze ruines komen doen:
De ruines blijken afkomstig te zijn van de stad Carthago, die eeuwen geleden verwoest werd door de Romeinen. Niet alleen op land, maar ook ter zee werd er oorlog gevoerd. Op een dag kwam het tot een immens treffen tussen de Romeinse vloot uit Syracuse en de vloot van de Carthagers. Daarbij zetten de Carthagers hun Geheim Wapen in. Het Geheime Wapen was een doort grote holle spiegel die op het dek van één van de schepen stond en de zonnestralen bundelde tot een dodelijke lichtbundel. Met behulp van deze laser werden de projectielen aan boord van de Romeine schepen tot ontploffing gebracht en werden de Romeinse schepen tot zinken gebracht.
Als wanhoopsdaad zette een van de Romeinse schepen koers naar het Carthaagse vlaggenschip en ramde het aan grote snelheid. Beide schepen zonken in een mum van tijd naar de oceaanbodem en het Geheime Wapen was voor altijd verloren. Slechts 1 persoon had de ramp overleefd: een nazaat van Archimedes van Syracuse, de uitvinder van het wapen. In de drukte had hij slechts 1 ding weten te redden: een lederen koker met de notities van Archimedes.
Het is die koker die in het bezit van Ranjar kwam. Dan komt echter plots de geheimzinnige man ten tonele. Deze weet ranjar te vertellen dat de notities onvolledig zijn en hij toevallig over de rest beschikt. De geheimzinnige stelt zich voor als Johan, De Rode Ridder, ook hij is op zoek naar het Geheime Wapen. Al snel wordt Johan uitgenodigd aan het kampvuur van de krijgers om de zaak te bespreken. Wat Johan echter niet tegen Ranjar zegt, is dat hij heel andere plannen heeft met het Geheime Wapen.
Dan ziet de Rode Ridder hoe duistere gestaltes in de schaduw de ruines omsingelen ...
Het is al lang geen geheim meer dat Karel Biddeloo zijn inspiratie ook zocht in geschiedenisboeken. Na een kennismaking met de Romeinen in Het Verloren Legioen komt Johan nu onrechtstreeks in contact met één van hun aartsvijanden: de Carthagers.
Je moet al van een andere planeet komen om nog nooit van Hannibal gehoord te hebben of de Punische oorlogen. Op een bepaald moment zag Hannibal zelfs de eindstreep, Rome was in zicht, hij had echter geen rekening gehouden met de extreme vrieskou in de Alpen, en dat bekwam zijn olifanten en soldaten niet al te goed (zeker gezien het vrij warme klimaat dat ze gewend waren). Bijgevolg kon Hannibal niet anders dan de aftocht blazen.
Dat men in die tijd geen intelligente koppen te kort kwam is ook geen geheim, 10-tallen innovaties en uitvindingen zagen het daglicht. Daarop gezinspeeld is er dus ook het Geheime Wapen van de Carthagers. Wie kent er namelijk niet het truckje met het vergrootglas onder de zon ? Een erg simpel principe dat verwoestende gevolgen kan hebben op grote schaal, zoals gedemonstreerd in dit verhaal.
Spijtig genoeg lijdt ook dit verhaal weer onder een tekort aan beschikbare pagina's, waardoor het geheel bij momenten nogal snel leikt te worden afgehandeld. Erg spijtig, want het onderwerp was uitermate interessant.
Je mag het natuurlijk ook niet allemaal te serieus nemen, want dan kom je bedrogen uit. Ben je echter altijd al een fan geweest van het Romeinse Rijk en alles dat daarmee te maken heeft en had, dan zal Het Geheime Wapen jou zeker wel weten te boeien !
10/2002
De schat van Carthago pikt in waar Het geheime wapen eindigde. Johan en Jeela trekken met een karavaan vanuit de ruïnes van Carthago op zoek naar de verborgen schat van Carthago. Met behulp van een beurs, geschonken door Djarnac – vader van Jeela – die de juiste weg zou moeten wijzen trekt deze karavaan verder. ’s Nachts bij het kampvuur helpt Jeela Johan een handje door te zeggen de beurs binnenste buiten te keren en inderdaad, er staat een reisweg op afgebeeld. Ondertussen wordt het kamp bespied door verdachte gestalten, die de gesprekken over de verborgen schat volgen. Ze worden echter opgemerkt door de schildwacht, maar schakelen hem vlug uit. Toch heeft Johan iets gehoord en hij gaat kijken wat er aan de hand is. Wanneer hij de neergevallen schildwacht ziet wordt hij aangevallen door de krijgers, maar hij kan hen uitschakelen en wanneer de overige Berbers te hulp gesneld komen, kunnen de aanvallers ontsnappen.
De volgende dag besluiten Johan en Jeela de sporen van hun aanvallers in het zand te volgen. Deze leiden naar de oase van Khâr-Amèl. Ze trekken verder, en tegen de middag zien ze het silhouet van een oude man, een Maraboet, die hen waarschuwt terug te keren omdat ze hun ondergang tegemoet rijden. Wanneer Johan de Maraboet nadert heft deze zijn armen op, waarna het woestijnzand opwaait en hij spoorloos verdwijnt. Er wordt besloten verder te trekken, bespiedende ogen slaan de groep echter gade.
De dag is bijna ten einde wanneer de karavaan de oase van Khâr-Amèl bereikt, waar kooplui hun tenten opgeslagen hebben. In één van die tenten heeft Yoessof, de rovershoofdman, Suleiman op de hoogte gebracht van de schat. Wanneer de aankomst van Johan en Jeela opgemerkt wordt nodigt Suleiman beiden uit in zijn tent. Terwijl hij hen probeert uit te horen doet Suleiman een verdovend middel in hun beker wijn. Deze werkt vrijwel onmiddellijk. Hierop worden de Berberkrijgers van Jeela omgebracht en wordt er gezocht naar de kaart. Enkel de lege beurs van Johan wordt gevonden, de rovers hebben geen benul van de schatkaart die aan de binnenzijde zit.
Wanneer Johan ontwaakt doet Suleiman hem het voorstel samen te werken tegen een rijkelijke vergoeding. In eerste instantie weigert Johan, maar wanneer Suleiman dreigt Jeela om te brengen, bedenkt Johan een list en stemt hij toe. Als voorwaarde stelt hij dat Jeela in zijn buurt mag blijven. Johan’s beurs wordt gevuld en samen met Suleiman gaat hij Jeela halen. Maar als Jeela de plots gevulde beurs van Johan ziet slaat ze hem, waarop Johan haar hardhandig de wagen induwt en haar zijn plan uitlegt. Daarop doen beiden alsof Johan Jeela hard aanpakt. Als Johan buitenkomt en zogezegd Jeela getemd heeft, maakt Yoessof de allusie dat hij dat ook zou kunnen, waarop Johan hem een vuistslag verkoopt en hem waarschuwt niet aan Jeela te raken. Woedend trekt Yoessof zijn zwaard en springt op Johan, die hem echter vlug in het zand kan werpen, waarop Yoessof op zijn zwaard valt en op slag dood is. Hierop geeft Suleiman Johan’s zwaard terug en doet hem zweren het niet tegen hem te gebruiken.
De karavaan vertrekt weer onder het alziend oog van de Maraboet. Hij weet wat ze van plan zijn, maar besluit af te wachten en pas in te grijpen als het tot een bloedvergieten komt. Er wordt een kamp voor de nacht opgeslagen en net wanneer Johan zijn kaart weer wil bekijken staat Suleiman in de tent. Suleiman zegt niet van plan te zijn de schat te delen en vraagt Johan om de anderen uit te schakelen, waar Johan strategisch mee instemt. De dag erna wordt de tocht verder gezet en na vele uren wordt de plaats waar de schat zich zou moeten bevinden bereikt. Onmiddellijk gaan Suleiman’s mannen aan de slag, maar Jeela weet dat er dodelijke valstrikken zijn en gebiedt Johan dicht bij haar te blijven.
Opeens stuiten de werkers op een trap, de ondergrond begint te bewegen en de werkers vallen in de diepte. Ze worden bedolven onder tonnen zand. Voor de schatzoekers ligt de trap nu bloot, dus kunnen ze naar binnen gaan. Twee verkenners worden naar gaan als eersre en bereiken het einde van de trap, waarop de granieten platen onder hun voeten plots opzij schuiven en ze in een dodelijke valkuil met ijzeren pinnen vallen. De overigen vluchten naar boven voor de stofwolk die daarop volgt. De schildwacht houdt hen tegen omdat er buiten een vreselijke zandstorm losgebroken is. Midden in de zandstorm bevindt zich de Maraboet, die tot de conclusie komt dat ze nog niet begrepen hebben dat de schat van Carthago onheil brengt. Ondertussen is het stof van de instorting neergedwarreld en er wordt besloten verder op verkenning te gaan. Ze blijven rondwandelen in de gangen en net als Suleiman zich afvraagt waar de schat zich bevindt, ziet Johan iets fonkelen. Het betreft een grote gouden schijf met daarop de beeltenis van Hannibal en zijn olifanten in de Alpen. Suleiman geeft zijn mannen opdracht de schijf weg te halen, maar terwijl ze dit doen wordt een verborgen stalen piek afgeschoten die beiden krijgers doorboort.
Iedereen heeft zich nu teruggetrokken en Johan besluit naar buiten te gaan om de levensmiddelen terug te vinden in de zandstorm die ondertussen afgenomen is. Half verblind vindt Johan de wagen met de voorraden, en net als hij wil vertrekken ziet hij de Maraboet, aan wie de storm lijkt te gehoorzamen. Deze roept Johan toe te verzaken aan de schat van Carthago. Als Johan terug is zijn Suleiman en zijn mannen in slaap gevallen. Jeela vertelt Johan dat ze weet hoe ze de gouden schijf moet openen: ze trekt het sieraad van haar hoofdband, het symbool van de amazones, en steekt deze in de gleuf aan de onderkant waarop de schijf opendraait. In de ruimte ligt een enorme schat, maar ook perkamenten en oude boeken met verborgen kennis voor Merlijn. Wanneer Johan de perkamenten vast neemt vergaan deze tot stof. Ondertussen omsingelen Suleiman en zijn mannen, die hun slaap geveinsd hadden, Johan en Jeela. Gebonden door zijn eed geeft Johan zijn zwaard aan Jeela, die afrekent met Suleiman. Suleiman’s lijfwachten zijn vastberaden hun meester te wreken, maar net wanneer ze met Johan willen afrekenen, komt de Maraboet tevoorschijn. Deze tovert bliksemschichten uit zijn rechterhand waarop de twee lijfwachten verpulverd worden. De Maraboet legt uit dat hij Johan en Jeela spaarde omdat zij enkel uit waren op de kennis die geheim moet blijven. Hij gebiedt hen de plek te verlaten. Johan en Jeela vertrekken terug naar de berberstam en als ze uit het zicht verdwenen zijn roept de Maraboet een nieuwe zandstorm op waardoor de ruïnes opnieuw volledig onder zand bedolven worden. Hierop vervolgt hij zijn weg in de woestijn met Hannibal in zijn gedachten...
In tegenstelling tot het vorige deel heeft dit verhaal veel meer om het lijf. Jammer genoeg betreft het ook hier een verhaaltje met grote tekeningen dat veel te rap uit is. Origineel is het ook al niet: Johan met een moedige, mooie vrouw aan zijn zijde, een slechterik die hen in zijn macht heeft, een riddereed waardoor Johan niets kan doen tegen die slechterik, Johan die meespeelt met de slechterik voor de schijn en de slechterik die zijn vele manschappen opoffert voor een schat. Dus moet je je heil maar gaan zoeken in de leuke, historische weetjes die in dit verhaal voorkomen en in de mysterieuze figuur die de Maraboet is.
Om het dus kort te houden: een album zoals we er al enkele gehad hebben. Positief is wel dat het nergens in het verhaal plots rap rap moet gaan omdat er pagina’s tekort dreigen te zijn, al heeft dit waarschijnlijk wel veel te maken met het feit dat er geen kennis meer gemaakt moet worden met het personage Jeela, waardoor het verhaal direct van start kan gaan.
12/2002
In de binnenstad van Praag broeit er wat. De Joodse burgers moeten van de koning in speciaal ingerichte getto’s wonen. Er ontstaat een grote volkstoeloop en naar aanleiding daarvan slaan soldeniers onder aanvoering van kapitein Drubal iedereen kort en klein. Nu is het tijd geworden voor een verdwaalde vreemdeling, beter bekend als Johan, de rode ridder, om in actie te komen. De mannen van kapitein Drubal hebben zwaar te lijden in het gevecht met Johan. De strijd wordt ook opgevangen door Koning Ottoqar, die de rode ridder direct naar het koninklijk paleis laat overbrengen. De koning geeft hem de opdracht om eens te onderzoeken wat er speelt in de Joodse getto’s. Dit is voor Drubal het sein om een wraakactie te ondernemen tegen Johan. Hij zoekt enkele woeste kerels uit waarmee hij de strijd met Johan in het getto aan kan.
Aristax, de raadsheer van koning Ottoqar adviseert Johan om eens langs te gaan bij rabbijn Loew, een vooraanstaand figuur in het getto. Bij binnenkomst in het getto herkennen de Joodse bewoners meteen hun helper van diezelfde ochtend. Ze melden Johan dat vier duistere kerels, onder wie Drubal, zich ook in het getto bevinden. Hierdoor moeten de vier wraaklustigen meteen al verkassen naar een goede schuilplaats, een kerkhof. Johan arriveert inmiddels bij rabbijn Loew en zijn dochter Rebecca. Hij maakt daar kennis met de Golem, een levenloze gekleide gestalte. De Golem heeft ook een ketting om met het woord ‘Met’, dat in de Joodse geschriften ’dood’ betekent. Loew grift er de letter ‘E’ bij. Nu staat er ‘Emet’, wat ‘waarheid’ betekent. Dit brengt de Golem tot leven. De groene kolos, die niet kan spreken, krijgt de opdracht om de vier verdachte mannen op het kerkhof te bespieden.
Aangekomen bij het kerkhof wordt de Golem getroffen door het zwaard van Drubal, maar het maakt weinig indruk. De wond verdwijnt meteen en de Golem gooit en smijt met alles wat binnen zijn bereik komt en waar hij de vier maar mee kan verwonden. Alleen Drubal kan ontkomen. Dat onze grote groene vriend toch ook over manieren beschikt, blijkt wanneer hij de drie dode helpers van Drubal begraaft onder de vele grafzerken, waarmee het kerkhof bezaait ligt. Johan keert hierna terug naar het koninklijk paleis om verslag uit te brengen. Hij probeert Ottoqar te overtuigen de vrede te bewaren met de Joodse burgers. Maar Ottoqar heeft de hele Golem-geschiedenis van Drubal al gehoord en Johan belandt in een Praagse kerker.
Drubal gaat opnieuw naar het getto. Hij wil dat Loew het geheim van de Golem onthult. Als reactie daarop laat Loew de Golem verschijnen. De soldeniers vluchten als bange wezels weg. De Golem heeft de smaak nu te pakken en rukt samen met Loew op naar het paleis om Johan te bevrijden. Hij komt net op tijd. Drubal stond op het punt om Johan te vermoorden. De Golem duwt Drubal van een trap, waarbij de kapitein om het leven komt. Even later wordt de vrede met Koning Ottoqar gesloten. Waarna het hele stel, inclusief de bevrijde Johan, weer naar het getto terugkeert. Nu de strijd gestreden is, is ook de tijd van de Golem om te gaan, gekomen. Maar daar is hij het niet mee eens. De Golem probeert zelfs te praten! Snel weet rabbijn Loew de opstandige Golem uit te schakelen door de ‘E’ van ‘Emet’ weg te vegen. De Golem krijgt een eervolle begravenis op het Joodse kerkhof, waarna Johan ook afscheid neemt en Praag achter zich laat…
Allereerst het scenario. De verhaallijn bevat dit keer een aantal originele elementen die we de laatste jaren niet vaak meer gezien hebben in de rode ridder albums. Denk maar eens aan de amulet met het woord ‘Emet’, wat de Golem tot leven kan wekken. Daarnaast is de Golem op zich zelf al iets nieuws. Natuurlijk komt er ook in ‘Het sprekende zwaard’ een Golem voor, maar in dit album neemt hij de hoofdrol op zich. Het feit dat dit verhaal daarnaast ook nog de historische Joodse zaak in de middeleeuwse stad Praag aan bod laat komen, maakt het verhaal alleen maar beter.
De tekeningen zijn in dit album ook weer wat beter dan de laatste albums. Er is weer iets meer aandacht voor de uitwerking van de achtergronden, iets waar de laatste jaren nauwelijks meer naar werd omgekeken. De Golem zelf is een angstaanjagende verschijning. Dat is in het verleden ook wel eens anders geweest. Kijken we maar eens naar hoe de mummie uit ‘De lamp van Aladdin’ is getekend. Daar zou zelfs onze goudvis nog niet bang van worden. Nee, dan maakt de Golem veel meer indruk.
Er zitten nog wel wat kleine foutjes in dit verhaal:
- De inkleuring van kapitein Drubal is tussen strook 5-6 en 13-14 echt een ramp. Dan is-ie weer blauw en dan weer rood, dan weer blauw!…
- Het kasteel op strook 9-10 staat niet in Praag en is ook geen koninklijk paleis. Het is het Kasteel Chillon, gelegen aan het meer van Genève.
- De rode ridder verlaat Praag weer op een schip via de Donau!! Een blik op de topografische kaart van Europa leert ons dat je een hele knappe kerel bent als je Praag via de Donau kunt verlaten!
Maar toch, deze rode ridder is zeker niet slecht. Hoewel gebaseerd op een film van Fritz Lang, is dit verhaal redelijk origineel. De tekeningen zijn aan de beterende hand. De Golem zal niet snel in mijn top 30 van beste rode ridders aller tijden komen, maar biedt wel een half uurtje leuke ontspanning en daar is dit album ook precies voor bedoeld.
2/2003
De Rode Ridder is te gast op het imposante kasteel Olavinlinna. Hij krijgt er een rondleiding door Risto, de vriendelijke kasteelheer. Zo maakt hij kennis met een aantal andere bewoners van de burcht; Osmo de smid, Mika de gardecommandant, Frida de vrouw van Risto en Risto’s broer Jyrki. Maar Johan heeft al snel door dat er iets gaande is. Zijn vermoeden blijkt te kloppen wanneer hij het aan de stok krijgt met Mika en een jonge waarzegster met donkere woorden spreekt wanneer ze het over de toekomst heeft.
Wanneer rond het middaguur de hele bende zich verzamelt in de eetzaal, kondigt Jyrki aan dat hij de burcht zal verlaten om zijn zwerversbestaan voort te zetten. Zijn wens dat Risto hem vergezelt tot aan de moerassen, wordt ingewilligd en ook Mika zal van de partij zijn. Johan vertrouwt het hele zaakje niet en stelt voor om eveneens aanwezig te zijn, maar daar weet Frida handig een stokje voor te steken.
De Rode Ridder blijft dus in de burcht wanneer het drietal vertrekt en staart hen ongerust na. Maar enkele kleine zaken zetten hem aan het denken en zijn voorgevoel dwingt hem het drietal achterna te gaan. Maar voor één keer komt Johan te laat…
Laten we met de deur in huis vallen: ‘Olavinlinna’ zet de positieve wederopbouw van de reeks die lichtjes begon met ‘De schat van Carthago’ en bevestiging vond in ‘De Golem’ monotoon verder. Een relatief stevig ridderverhaal met intriges, snoodaards én humor. Deze laatste is verrassend genoeg meer aanwezig dan in de meeste voorgaande albums en heeft een relativerende werking waardoor Johan minder droog overkomt. Gedurende het hele verhaal is een leuk (Fins?) sfeertje aanwezig en zelfs de tekeningen zijn uitgewerkt, op een paar kleine foutjes na.
Dat de Rode Ridder een dodelijk complot niet heeft kunnen verijdelen, hebben we nog maar zelden eerder tegengekomen en is een intrigerende gebeurtenis die Johan er een stuk menselijker op maakt en hem het aureool van onfeilbare ontneemt.
Helaas zijn er ook enkele minpuntjes te noteren. Zo wordt bijvoorbeeld weer sterk duidelijk dat KB het uitwerken van zijn verhaal fel gehinderd werd door het beperkter aantal bladzijden (30 i.p.v. 36) dat hij ter beschikking heeft, een dubieuze beslissing van SU waartegen geprotesteerd zou moeten worden. Ook de nieuwe stijl van het groter tekenen van de hokjes belemmert de uitwerking van de karakters. Wat het verhaal betreft wordt van bij het begin open kaart gespeeld zodat je al snel weet hoe de vork in de steel zit en waardoor het boeiende er deels af is. Verder heeft men het cliché van de onbetrouwbare soldenierkapitein (waarop voor de rest niets aan te merken is) alweer niet kunnen omzeilen.
We kunnen dus algemeen besluiten dat ‘Olavinlinna’ één van de betere albums is, in vergelijking met wat we sinds de kronieken voorgeschoteld krijgen. Als de trend zo voortgezet wordt, belooft album 200 iets spetterend te worden. En last but not least dient er vermeld te worden dat het scenario van dit album geschreven is door Martin, u welbekend als actief forumlid. Dit accentueert nogmaals de nauwe band tussen KB en deze site.
4/2003
De rode ridder is te gast in kasteel "Graustein".De burchtheer doet zijn beklag tegen Johan over een "bergkoning" die rooft,plundert,ontvoert,losgeld eist,....Natuurlijk vraagt de burchtheer(Herr Grolscher) of "Herr Johan" hier iets aan zou kunnen doen.Opeens stormt er een wachtpost de kamer binnen,hij meld dat soldeniers van de burcht de lichamen van de soldaten gevonden hebben aan de voet van het hooggebergte die Grolscher eerder al op onderzoek uitstuurde.De burchtheer is woedend en vertrekt samen met Johan onmiddelijk naar de plaats van het onheil.Wanneer de ridders aankomen blijkt er nog 1 man in leven te zijn.Hermann,een van Grolscher's beste soldaten.In zijn laatste woorden vertelt hij over de bergkoning die hun in de val lokte met een magisch licht.Johan besluit dat hij de zaak zal uitpluizen en beklimt het gebergte terwijl Grolscher en zijn mannen terugkeren naar Graustein.Hij wordt echter al in het oog gehouden door een krijgshaftige vrouw die denkt dat Johan een spion van Grolscher is. Net als ze besluit om Johan uit te schakelen door een goedgemikte steenworp,bemerkt ze een grote,hongerige holenbeer achter haar.
Maar plots flitst het lemmet van een zwaard voor de neus van de holenbeer.De beer richt zich op,maar Johan blijft kalm staan met het zwaard in de aanslag,de beer besluit dat hij zich maar beter uit de voeten kan maken en verdwijnt.Johan kijkt de vrouw die hij gered heeft aan en hierop springt de vrouw van de richel.Het is al bijna donker en Johan begint aan de afdaling van de richel,de volgende dag zal hij terugkomen met klimijzers en touwen.Die avond spreekt hij in Graustein met Grolscher af dat hij met losgeld Ingeborg,Grolscher's dochter zal vrijkopen om zo het vertrouwen van de bergkoning te winnen en om uiteindelijk het magische licht uit te schakelen en de bergkoning te doden.Opeens vliegt Johan naar de deur,hij duwt ze open en hij ziet nog net dat iemand zich uit de voeten maakt.Hij loopt erachteraan en met een halsbrekende sprong beland hij op de vluchteling.Door middel van een stevige vuistslag van Johan wordt de man onschadelijk gemaakt.Grolscher herkent in de spion zijn eigen stalknecht,Gerolf.Weer krijgt de man een vreselijke woede-uitbarsting,gelukkig kan Johan hem kalmeren.Ook de schildwachten die voor Grolscher's deur zouden moeten staan ontsnappen niet aan het schelden en vloeken(VERDAMPFT!!!) van de driftige burchtheer.
De volgende dag trekt Johan weer de bergen in,maar weer wordt hij in het oog gehouden door 3 krijgers van de bergkoning.Johan ziet steengruis naar beneden dwarrelen en hij kiest een andere klimrichting.Zo komt hij uiteindelijk uit op de richel boven de 3 verkenners van de bergkoning.Met een kleine boog houdt hij ze alle 3 onder schot.Johan legt uit dat hij bij de groep van de bergkrijgers wil en hierop legt Irina(een van de verkenners,en tegeljik ook de vrouw die door Johan de vorige dag gered werd)uit dat zij de stiefdochter van de bergkrijgers is en dat ze hem bij de Bergkonin,Grobulark genaamd zal brengen.Aangekomen bij de schuilplaats van Grobulark en zn mannen,maakt Johan kennis met de bergkoning,en als proef moet hij het al dadelijk opnemen tegen de lijfwacht van Grobulark:Yom met de zweep.Johan mag zijn zwaard niet gebruiken.Hij is snel genoeg om de eerste aanval te ontwijken en de tweede vangt hij op door de zweep rond zijn malienkolder op te vangen.Door een stevige trap in de buik maakt hij Yom onschadelijk.De bergkoning is in zijn nopjes en hij benoemt Johan onmiddelijk al tot zijn nieuwe lijfwacht.
Daarna koopt hij Ingeborg vrij en die brengt hij terug naar Graustein.Daarna klimt hij terug naar de bergkrijgers.Maar Johan weet niet dat Gerolf ondertussen ontsnapt is,Gerolf is van plan de waarheid omtrent Johan aan het licht te brengen bij Grobulark.Ondertussen wil ook ya-hi(een krijger van Grobulark) de ridder uitschakelen en staat ook Yom nog te wachten op een kans om Johan te doden.(Yom zint nog altijd op wraak nadat hij door Johan werd verslagen...)Maar,Irina waakt en ze werpt Yom een dolk in de rug,en ze jaagt ook Ya-Hi weg.Dan biecht ze alles op tegen Johan,wat haar werkelijke plannen zijn(Ze heeft genoeg van de bergkoning en ze wil de wereld verkennen en rondzwerven).Johan maakt nu ook zijn ware identiteit bekend en zegt ook wat hij van plan is met de bergkoning.Irina beweert het geheim van het Magische licht te kennen,maar Gerolf waarschuwde ondertussen Grobulark,en Johan en Irina worden gevangengenomen.De bergkoning belooft Irina een gruwelijke dood en Johan zal tegen hem moeten strijden in een ultiem gevecht met Grobulark zelf op de bergtop.
Het gevecht zal de volgende dag gebeuren,dus Johan en Irina worden opgesloten in de kerker,en daar vertelt Irina het geheim van het Magische licht aan Johan.Dan breekt de volgende dag aan en Johan wordt naar de bergtop gebracht waar Grobulark hem al opwacht met zijn rare helm en een grote strijdbijl.Als ze klaar zijn om te beginnen vechten,breekt plots het zonlicht door en Johan schreeuwt het uit van de pijn.Het magische licht blijkt alleen maar de weerkaatsing van daglicht op de sneeuw te zijn.Dit deert de bergkoning niet omwille van zijn speciale helm,die de felle gloed wegneemt.Maar Johan is hierop voorbereid en bindt een stuk van zijn malienkolder voor het gezicht,dit neemt de felle gloed weg en door de kleine gaatjes in de malienkolder ziet Johan nog voldoende.Nu zijn de kansen gelijk en is het voordeel van de bergkoning weg.
De strijd begint en Grobulark is niet opgewassen tegen de felle slagen van de rode ridder.Na een stevige houw van Johan wordt de bergkoning ontwapent en door de felle schok van het zwaard tegen de bijl,verliest hij ook zijn helm.Hierdoor wordt hij verblindt door het magische licht en de bergkoning stort de diepte in.Johan daalt terug af naar de Irina en de rest van de krijgers,die verbijsterd zijn wanneer ze Johan zien afkomen met de helm van Grobulark in zijn handen als teken dat die verslagen is.Hierop vluchten de bergkrijgers ijlings van de berg weg.Maar wanneer ze onder zijn vallen ze in de handen van de woest Grolscher die ze onmiddelijk gevangenneemt.Het mysterie van het magische licht en de wrede bergkoning is opgelost en na een luisterrijk feest nemen Johan en Irina afscheid van Grolscher en ze laten het dodelijke gebied van het magische licht achter zich........
Na het zeer degelijke "Olavinlinna" is het nu weer iets minder met "Het magische licht".De verhaallijn is eerder wat aan de dunne kant en het magische licht is helemaal niet magisch!Gewoon de terugkaatsing van het zonlicht op de sneeuw...poeha! Wel leuk is dat we Ya-Hi weer terugzien.(Hij verscheen al onder andere namen in "Medusa","Reis naar Atlantis","Magiërs van Atlantis",...) Ook Grolscher is wel leuk met zijn woedeuitbarstingen die op den duur grappig beginnen te worden...
De ultieme eindstrijd op de bergtop is niet slecht getekend en mooi in beeld gebracht.Al bij al dus een iets minder album dan nr.195,maar toch niet echt barslecht...net genoeg voor een halfuurtje bezigheid als je je verveelt..
6/2003
We vinden de rode ridder terug nabij Ultima Thule,(Groenland).Hij is er samen met nog 6 andere krijgers uit de vier windstreken:Mongo,de Afrikaan,Haroed,de Arabier,Woe-Li,de oosterling,Myriah uit de siberische steppe, Gunwald,de stuurman van hun schip.En Aranja,een amazone. Deze zeven zijn er met een opdracht die werd gegeven door een "onbekende" opdrachtgever.Met een speciaal elixir zijn ze ook bestendig tegen de ijzige kou.Hun opdracht is om een deftig onderzoek te voeren naar de handelspost op Thule,die al geruime tijd geen teken van leven meer geeft.Ze worden eerst nog gehinderd door een vloedgolf,en als toetje komt er ook nog eens een maalstroom bij.Aranja komt in het water terecht en natuurlijk duikt de onverschrokken Rode ridder haar achterna,maar deze keer lijkt het erop dat ook Johan zijn reddingspoging niet tot een goed einde kan brengen,ware het niet dat Woe-Li hen tegemoet zwemt met een stevig touw.De drie worden uit het water terug in het schip gehesen door de vier anderen die op het schip de touwtjes in handen hadden(Letterlijk bedoeld!!)Plots verdwijnt de maalstroom en Johan legt uit dat dat door de sterkte van de samenhorigheid komt,ze dreven dus de Boze kracht terug door samen te werken.Hierop gaat het zevental aan land.Ze bereiken zonder problemen de handelspost.Mongo voelt dat er geen menselijke aanwezigheid is maar merkt toch op dat daarbinnen iets boosaardigs huist...
Woe-Li haalt zijn vuurspuit tevoorschijn en "vlamt" de deur aan gruzelementen.Er is niks ongewoons te bespeuren en ze doorzoeken het huis tot Aranja op "Tupilak" stoot.Ze is op slag verlamd,de rest stormt het berghok waar het beeld zich bevind binnen en ondanks de waarschuwing van Gunwald staat even later toch iedereen aan de grond genageld.Alleen Woe-Li heeft nog de wilskracht om de "tlekkel" van zijn "Vuulspuit" "ovel" te halen.Een loeiende vuurstraal en het beeldje word in stukken gereten.Daarna komt de ziel van het beeld vrij en het blijkt dat deze ziel in een vorig leven behoorde tot een van de mensen van de nederzetting.De ziel legt uit dat hij in het beeld opgesloten werd door een machtige tovenaar die zich ophoud in de "Grote ijsgrot".Vastberaden om de rest van de zielen te bevrijden gaan de zeven op zoek naar de Grote ijsgrot.
Gelukkig weet Gunwald de weg naar de Grot.Maar...het zevental word reeds in het oog gehouden door de boze tovenaar die het zevental in zijn kristallen bol volgt.Het blijkt niemand minder dan Kerwyn de magier te zijn.Hij werkt in Thule aan een boosaardig plan terwijl zijn discipel Bahaal in Brittanië een leger kweekt om Arthur te bestrijden.Om de zeven te vernietigen stuurt hij een tupilak met knots naar buiten,die zal uitgroeien tot een reus als hij in aanraking komt met het daglicht.Mongo voelt aan dat er iets groots nadert en de zeven verspreiden zich...de vorstreus heeft de indringers bemerkt en wil toeslaan met zn verschrikkelijke knots..gelukkig wordt de slag ontweken.Dan springt Haroed te voorschijn en met zijn blaaspijp zorgt hij er met een speciaal projectiel voor dat het been van de reus in duizend stukken vliegt.En natuurlijk kun je niet op een been blijven staan en de reus komt ten val en valt in grote stukken ijs uit elkaar.Dit had Kerwyn niet verwacht maar hij heeft gelukkig nog iets in de hand:hij stuurt een nieuwe tupilak eropaf.En daar is Mongo weer met zn speciale zintuig.Hij voelt iets ondergronds en het volgende moment wordt hij omhooggeslingerd door een gigantische "sneeuwrups",die wordt al vlug onschadelijk gemaakt door een pijl met een glazen ampul(bevat een bijtende vloeistof) van Myriah.
Daarna dringen ze de ijsgrot binnen en al vlug botsen ze op 7 doorgangen,1 voor elke krijger.Kerwyn heeft ook nog 7 tupilaks,en ja iedere indringer mag er in zijn grot 1 verwachten.Dus ieder kiest zijn spelonk en al snel worden Haroed,Mongo en Gunwald door hun Tupilaks onschadelijk gemaakt.Nog 4 krijgers zijn nog over en dus ook nog 4 tupilaks,die verspreiden een dichte nevel die het onmogelijk maakt om nog iets te zien.In de verwarring schiet Myriah op Aranja,die weet de pijl te ontwijken en overvalt op haar beurt Myriah.Dan merken ze dat ze elkaar ongewild probeerden te doden en dat dat de bedoeling van de tupilaks was.Even later verschijnt ook Woe-Li,die door de dichte mist ook al het vuur wou openen op de twee vrouwen.Ze herkennen elkaar gelukkig en net op tijd door te roepen en even later komt ook Johan uit zijn spelonk.Samen vinden ze de bewusteloze Haroed,die echter weer hersteld is,en met 5 gaan ze uiteindelijk op weg naar de schuilplaats van de tovenaar.
Die heeft voor alle zekerheid een vliegend toestel in gereedheid gebracht waarmee hij mogelijk kan ontsnappen.Van achter een ijsmuur brult Kerwyn dat hij de 5 gaat verpulveren en dat ze zijn macht tot nu toe nog konden breken door dat ze met 7 waren(het magische getal)Maar dan komen plots Gunwald en Mongo opzetten,ook zij overleefden het gevecht met hun Tupilaks,en...nu zijn ze weer voltallig,dus met 7.Kerwyn's macht is gebroken en hij kiest het hazenpad door weg te vliegen met zijn vliegend toestel.een paar seconden nadien komen de 7 helden aanlopen(Woe-Li verpulverde de ijsmuur),helaas zien zij het vliegende tuig al in de nachthemel verdwijnen....Toch hebben de helden hun doel bereikt,de zielen zijn uit de Tupilaks bevrijd en zullen geen kwaad meer aanrichten...
Het verhaal is niet slecht,maar we kregen maar van een paar van de 7 helden hun trucjes en kunsten te zien,maar dat komt waarschijnlijk omdat er maar 30 blz. ter beschikking staan,ipv 36...
Waarom weer Kerwyn?Net als in "Het veemgericht"(Dit verhaal was ook zeer goed geweest zonder kerwyn!!) hoefde hij er niet per se rond te lopen.Een of andere boosaardige ijstovenaar was ook wel mooi geweest..dat was eens iets anders..Maarja..
Over de tekeningen zal ik niet al te veel zeggen,buiten het foutje op de cover(Mongo flaporen????)Wel vond ik de vorstreus en de sneeuwrups niet slecht getekend.
Weinig humor in dit verhaal,alhoewel:Als de sneuuwrups komt opzetten,brult gunwald:"Een...een SNEEUWRUPS!!!",Waarop de Rode ridder zegt:"Ik wist niet eens dat die bestonden!" Waarop Gunwald weer brult: "IK ook niet ,maar hoe moet je zo'n gedrocht anders noemen?"
"De vloek van de tupilak" is geen topper,maar ook weer geen slecht album! Niemand kan zeggen dat het niet spannend was...
8/2003
In alle stilte varen drie schepen van Arabische slavenhandelaars de Sabi-Rivier in Zuid-Afrika op...In 1 ervan bevindt zich Johan, De rode ridder. Onze held is in een diep gepeins verzonken...enkele weken geleden kreeg hij te Camelot een vreemde droom, waarin hem gevraagt werd naar Z.- Afrika te trekken, naar een plaats met de naam Zimbabwe...Plots wordt hij ruw vastgegrepen. Twee soldaten willen hem aan dek brengen , maar zover komen ze niet, plots springt Johan recht en kan hij de zweepslagen afweren met zijn ketens. Even later zijn de rollen omgekeerd. Op zijn dooie gemak wandelt Johan naar het dek, waar Kebir, de hoofdman van de Arabische slavenhandelaars hem opwacht. Wanneer hij Johan vrank en vrij in zn eentje naar boven ziet komen, laat hij woedend de twee wachters halen (Omar en Ramoud) Prompt laat hij ze voor de krokodillen werpen, maar Johan weet hen te redden met een speer, waardoor omar en Ramoud in de jungle kunnen ontkomen. Kebir is onder de indruk van die sterke, blanke ridder, en na een lang gesprek met Johan, worden ze Vennoten. De rode ridder, die beseft dat hij nu moeilijk kan ontsnappen, speelt het spelletje mee. Die nacht krijgt Johan weer een droom: een vreemde inboorling vertelt hem dat ze elkaar spoedig zullen ontmoeten. De volgende morgen gaat het gezelschap aan land om slaven te vangen. Plots ziet de rode ridder dezelfde man als in zijn droom wegrennen door het struikgewas, hij gaat erachteraan en weet hem te beschermen door hem als slaaf op te eisen.
Niet lang daarna ontsnappen Johan en de medicijnman (Yohkk genaamd) door een list. De defenitieve toch naar Zimbabwe wordt aangevat. Kebir is echter RAZEND en gaat met zijn mannen onmiddellijk achter de rode ridder aan. Zij worden echter in een hinderlaag gelokt door de luipaardgarde van de Zimbabwaanse Koningin en alleen Kebir kan ontkomen. Ondertussen zijn Johan en Yohkk in Zimbabwe aangekomen en worden ze ontvangen door Koningin Shahira. Deze vertelt in een onderonsje met Johan zelf dat ze nieuw grondgebied wil veroveren en daarom een "onverschrokken" aanvoerder nodig heeft. Johan wimpelt haar af met een troebele respons en wanneer de avond valt wordt Johan eindelijk duidelijk wat van hem in Zimbabwe verwacht wordt: Hij moet in De Toren afdalen, (hier was tot nog toe niemand in staat)..wanneer hij in de Toren is...zal hij verder te weten komen wat hem te doen staat. Hij daalt af maar vanop Toren wordt hij in de gaten gehouden door...Kebir die de stad is binnengedrongen op zoek naar wraak. Maar deze wordt op tijd onschadelijk gemaakt door M'Tembe, de hoofdman van de luipaardgarde, die van zijn koning (idd, er is ook een afgeschreven koning!) de opdracht kreeg de rode ridder uit te schakelen. en enkel Hij wil dit alleen doen. Ondertussen vindt Johan in de Toren het gebeente van een niet-menselijk wezen en een zilveren plaat met de plattegrond van Zimbabwe op, als baken voor andere niet-menselijke machten. Zijn opdracht is nu volledig duidelijk: hij moet deze spullen op een plaats buiten Zimbabwe begraven. Hij verlaat de Toren, maar wordt dan opgewacht door M'Tembe, die gereed is om toe te steken..maar plots boren er zich twee kromzwaarden in de rug van de luipaardsoldaat...het zijn Ramoud en Omar, die nog bij Johan in het krijt stonden. Samen ontsnappen ze uit Zimbabwe MAAR ze worden achtervolgd door Shahira en haar krijgers! Bij de oevers van de Sabi-Rivier komt het tot een bloedig treffen waarbij iedereen buiten onze onverschrokken rode ridder om het leven komt...
Er rest Johan nog 1 taak: het begraven van de resten van het ruimtewezen en het baken. Wanneer ook dit werk voltooid is verschijnt de God Nommo aan hem: Hij vertelt de rode ridder dat hij werd uitgekozen omdat hij al eerder ervaring had met ruimtewezens, ook al weet Johan dat zelf niet meer. Eens te meer loopt het verhaal goed af, en is het geheim van Nommo bewaard gebleven dankzij... Johan, De Rode Ridder !
Aan een album zoals "Zimbabwe" vallen weinig woorden vuil te maken: Dit is gewoonweg HET beste rode ridder album van de laatste jaren !
De lezer weet pas op de laatste blz. hoe de vork aan de steel zit..en dan die spanning, zo opbouwend..schitterend gewoonweg!!!
10/2003
Urquhart Castle, Loch Ness, Schotland.
Heer Johan arriveert er bij de Schotse Clan McLaury, met een speciale opdracht van Koning Arthur: hij moet er de mysterieuze gebeurtenissen gaan onderzoeken die door verscheidene vissers gemeld werden omtrent een gigantisch monster dat in het meer zou wonen.
Aanvankelijk wordt Johan zeer gemoedelijk onthaald door de McLaury’s, waarop hij ook gebruik maakt van de situatie om eens te informeren naar de onderlinge samenleving tussen de Schotse clans. Tot zijn grote verbazing vetelt Aodh, de burchtheer, hem dat de clans vredevol samenleven en het best met elkaar kunnen vinden. Wat Johan hem echter niet vertelde is dat juist het tegenovergestelde reeds lang vastgesteld was, er zijn constant meningsverschillen en oorlogen aan de gang tussen de clans, soms met een fatale afloop.
In het geval van de McLaury’s is er de vete met de McClantons. Van in het begin proberen de McLaury’s Johan dan ook zo snel mogelijk gerust te stellen dat er in het meer niks te vinden is, Johan kan dus volgens hen maar beter naar huis weerkeren. Johan wil er echter niet van weten en staat er op dat Lord Aodh hem een bootje ter beschikking stelt om het meer te onderzoeken. Zo ontmoet Johan Aodh’s dochter Dollidh, haar vader had haar nochtans verboden om de burcht te verlaten. Zij vertelt De Rode Ridder echter dat zijn op weg is naar de McClanton’s om bij haar geliefde Billy, zoon van Old Man McClanton, te kunnen zijn. Plots begrijpt Johan dat Aodh tegen hem gelogen heeft en dat de vete tussen de McLaury’s en de McClantons in alle hevigheid dreigt op te laaien.
Eenmaal in de burcht aangekomen is Lord Aodh zijn troepen reeds aan het verzamelen om samen met Earnan, de wachtmeester, goedschiks of kwaadschiks zijn dochter terug te halen. Johan stelt echter voor dat hij en Carmag, die Johan voordien in een duel had veslagen, eerst proberen om te onderhandelen met Old Man McClanton om verder bloedvergieten te vermijden. Bij de McClantons aangekomen loopt het echter uit de hand, want van zodra Dollidh beseft hoeveel bloed er zou vloeien indien ze blijft, besluit ze om terug te keren naar haar vader. Old Man McClanton word echter woedend en het trio moet zich een weg naar buiten vechten. Ze kiezen er voor om pr boot Loch Ness over te varen tot aan Urquhart Castle. Spijtig genoeg zijn de McClantons veel sneller en dreigen zijn Johan, Carmag en Dollidh in te halen. Plots echter worden de boten van de McClantons tot zinken gebracht waardoor het gezelschap de burcht veilig kan bereiken.
Het onverklaarbare zinken van de boten motiveert heer Johan slechts meer om de mysteries van het Loch te doorgronden. In de tussentijd overleggen Lord Aodh en Earnan hoe ze het snelst van Johan af kunnen raken om op de McClantons wraak te kunnen nemen. Ze besluiten om een groot houtblok in de vorm van het monster te water te laten en zo proberen De Rode Ridder te ontmoedigen in de hoop dat hij terugkeerd naar Camelot. Spijtig genoeg is Johan niet zo makkelijk te overtuigen en blijft hij het Loch afspeuren … wanneer hij zich uiteindelijk een laatste maal te water begeeft ziet hij iets bewegen. Voor hij het weet ziet hij een gigantisch vrouwtjesdier met kroost in het water. Johan probeert dichterbij te komen maar Nessie merkt hem op en slaakt een waarschuwende kreet, de jongen verdwijnen en een mannetjesdier stormt op Johan af. Op het laatste moment echter werpt Nessie zich tussen beide, alsof ze begrijpt dat Johan geen kwade bedoelingen heeft. Hierop volgt Johan hen naar hun geheime ondergrondse schuilplaats en belooft dat hij deze steeds geheim zal houden …
Ondertussen echter heeft Earnan echter reeds gemeld dat de list mislukt is, tot groot ongenoegen van Lord Aodh. Bij de McClantons heeft Old Man McClanton in de tussentijd echter besloten dat het tijd wordt dat hij zijn wraak op de McLaury’s en De Rode Ridde uitoefend, wat hij echter niet merkt is dat zijn zoon Billy, er in alle stilte vandoor gaat.
Johan is nog maar net naar Urquhart Castle teruggekeerd of Billy arriveert en doet uit de doeken dat zijn vader van plan is om het kasteel via het meer aan te vallen, als blijk van vertrouwen vraagt hij Lord Aodh om de hand van Dollidh, aangezien een familieband voor de Schotten heilig is. Dit gezegd zijnde bereiden de McLaury’s zich op de aanval voor en verschansen zich in het riet in afwachting van de vijand. Na verloop van tijd zien ze deze op een groot vlot naderen , net voor ze binnen bereik zijn echter, verschijnen er twee grote schaduwen onder water, uit het niets duiken Nessie en haar partner op uit het water en herleiden het vlot tot splinters. De meeste opvarenden komen om het leven, maar Old Man McClanton weet zich toch nog te redden en wordt door de McLaury’s aan boord getrokken.
Dankbaar voor het redden van zijn leven besluiten de twee clanleiders dat het nu maar eens gedaan moet zijn met die vete, hierop wordt een groots huwelijksfeest georganiseerd voor Billy en Dollidh. Wat er van Nessie en haar kroost geworden is ? Om het met de woorden van Old Man McClanton te zeggen: “Die krijgen onze nakomelingen misschien ooit nog wel eens te zien …”
De kwaliteit van de Rode Ridder verhalen is de laatste tijd weer zeer sterk gestegen, en deze Loch Ness vormt daar geen uitzondering op. Een spannend verhaal over een van de meest mysterieuze plaatsen in Europa, neem daar nog eens 2 heethoofden van clanleiders bij, en Johan heeft weer de handen vol.
Tekeningen zijn sfeerscheppend en kleurrijk ingekleurd. Een zeer waardige opvolger van het vorige album, Zimbabwe, wat ons betreft.
We kijken alvast uit naar album 200 : Oude Vijanden !
12/2003
In het helse rijk van Bahaal, wacht Demoniah vol ongeduld op 7 gasten. Zijzelf en deze 7 gasten zullen de ondergang van de Rode ridder trachten te bewerkstelligen. Een voor een stellen de personen in kapmantel zich voor, het zijn respectievelijk; Vlad drakul, Murena, de Obscurant, Delira, graaf Klingsor,Yppolita en Qrandar. Stuk voor stuk vijanden die Johan ooit versloeg…...oude vijanden. Er wordt gedronken op de goede afloop, waarna Bahaal het bevel op Demoniah overdraagt. Zelf tussenkomen kan niet, gezien hij dan Galaxa tegen zich krijgt. Gewapend met hun toverkunsten en een kist wapens vertrekt het bonte gezelschap.
In het hemelse rijk van Galaxa, voelt Johan’s geliefde dat Johan in groot gevaar verkeert. Onmiddellijk zoekt ze haar wapenrusting bij elkaar. Ze staat er echter niet alleen voor, een zwaarbewapende Ishtar zal haar vergezellen.
Wat Johan zelf betreft, die bevindt zich in een zeer benarde situatie, namelijk opgesloten in een kerker van het slot Krödzkarr. Hoe hij daar verzeild geraakt is…
Enkele dagen eerder naderde hij het vlakbij gelegen Brettelburg, waar een koopman en zijn beeldschone dochter overvallen werden door rovers. Het meisje wilden ze houden voor losgeld, de oude man zou het met zijn leven moeten bekopen. Johan liet dit niet zomaar gebeuren, hij stormde op de rovers af en gaf hen een pandoering. De hoofdman raakte lichtgewond, Johan spaarde hem en liet hem vertrekken. Yacob, de koopman en zijn dochter Kara waren Johan zeer dankbaar en zetten hun tocht verder naar de burcht Krödzkarr.
Johan reisde met hen mee. Johan ontmoette er Graaf Ruffian, die hem uitnodigde te blijven. Johan bemerkte plots het paard van 1 van de rovers. Bewust van de hinderlaag spoorde hij Yacob en Kara aan te vluchten terwijl hij de aftocht zou dekken. De soldeniers waren echter geen partij voor Johan. Rascal, de alchimist wierp een glazen bol met verdovend gas naar Johan, die bewusteloos in elkaar zakte. Wanneer hij ontwaakte lag hij in een cel.
Yacob en Kara besluiten in Brettelburg hulp te zoeken. De plaatselijke bevolking haalt zijn neus op voor de goudstukken van Yacob. Een vreemd heerschap wil zich echter gratis inzetten om Johan op te sporen. Demoniah’s bende is klaarduidelijk aangekomen. Vlad Drakul werpt zich voor yacob en schakelt zijn belagers uit.
Ondertussen komen ook de soldeniers van Graaf Ruffian aan, op zoek naar Yacob en Kara. Al snel hebben ze hun doelwit gevonden. Demoniah en haar duivelse krijgers zijn er echter om hun van hun doelwit af te houden. Ze richten een waar bloedbad aan. Demoniah weet nu waar Johan zich bevindt, ze zullen hem eerst moeten bevrijden alvorens ze hem kunnen doden, ze vatten meteen de tocht naar het slot aan. Demoniah bemerkt dat er nog 2 hemelse figuren op aarde geland zijn, ze zullen moeten voortmaken.
Ondertussen tracht Graaf Ruffian Johan nog een laatste maal te overhalen om zich aan zijn zijde te scharen. Johan weigert, hij zal opgehangen worden.
De redding komt echter vanuit onverwachte hoek, Borbaz, de soldenierskapitein en tevens de rover wiens leven Johan spaarde komt Johan zijn zwaard teruggeven, waardoor hij zich kan bevrijden. Galaxa en Ishtar zijn inmiddels ter plaatse aangekomen en banen zich een weg naar het centrum van de burcht. Johan vecht zich een weg doorheen de rangen van de soldeniers en komt Galaxa en Ishtar tegen. Samen staan ze nu een pak sterker.
Demoniah en haar manschappen vorderen ook maar ontdekken dat Johan reeds wist te ontsnappen. Hun dag wordt pas compleet verknald wanneer Rascal achter hen opduikt en enkele van zijn verdovende glazen bollen werpt. Enkele momenten later bevinden zij zich in een kerker. Graaf Ruffian valt Johan, Galaxa en Ishtar aan maar wordt uitgeschakeld door een straal uit Galaxa’s zwaard. Blijft nog Rascal over die 1 van zijn bollen richting Johan wil werpen. Ishtar schiet echter een pijl af, die met de alchimist afrekent. De strijd is beslecht!
Murena werpt wat druppels zeewier uit een flesje op de grond, een ogenblik later is de burcht onbewoonbaar overwoekerd. Johan’s oude vijanden worden terug naar de hel gebracht, waar ze het mogen gaan uitleggen aan Bahaal.
Er volgt nu nog een passioneel afscheid tussen Johan en de beide hemelse schoonheden.
Johan neemt ook afscheid van Yacob en Kara, weer een avontuur tot een goed einde gebracht.
Waar te beginnen, bij zulk een memorabel nummer?
De positieve punten, Het uitgangspunt was uiterst origineel en werd overigens aangebracht door ons forum. Het zou een feestelijke bedoening worden. Met de gouden cover en oude vijanden die champagne drinken is dit wonderwel geslaagd. Demoniah, Galaxa en Ishtar tezamen in 1 album, dat was lang geleden en we keken er allemaal naar uit.
Het negatieve… Alvorens een opsomming te maken, toch even iets nuanceren, dit is een uitzonderlijk album, geen doorsnee verhaal dus en dat is het ook niet geworden. Karel heeft resoluut gekozen voor een hoog humoristisch gehalte en niet zozeer een doodspannend album. Bovendien veroorzaakte de hetze rond de luxe uitgave een negatieve sfeer rond het album. Dit was vanzelfsprekend niet bevorderlijk voor de interpretatie van het album. Wie iets verwachtte zoals Klingsor en De vervloekte stad kwam bedrogen uit, geen extra aantal pagina’s…
Begrijpelijke kritiek is het feit dat de vijanden niet volledig uitgespeeld worden, slechts Murena kan een van haar specialiteiten laten zien. Bovendien worden ze uitgeschakeld door een miezerig alchimistje, toch wel zielig voor zulke helse slechterikken. Ook Galaxa en Ishtar hadden wel wat meer werk kunnen krijgen. Er is dus duidelijk iets mis met prioriteiten in dit album, en eens te meer schreeuwt dit album om 30 extra pagina’s.
Dit album geeft me het gevoel dat Karel Biddeloo zijn fans iets speciaal wilde geven, iets ongezien. Vergelijk het met een ex-libris of originele plaat. De gedachte erachter was speciaal, met een knipoog naar zijn eigen oeuvre. Humor en zelfkritiek staat centraal, eigenlijk mag je niet op zoek gaan naar een verhaal. Wanneer je jezelf dit laatste voorhoud, dan is het een kwartiertje ontspanning, niet meer en niet minder.
De lage score is op gebied van verhaal zeker terecht!
18/02/2004
We bevinden ons in Jarapur een handelsstad in het verre Oosten. Een gemaskerde dringt het paleis van de Radja binnen. 2 geheimzinnige mannen Zauch en Zaïm kijken toe. De onbekende is intussen diep in het paleis binnengedrongen maar de bewakers ruiken onraad. De onbekende kan niet anders dan de wachten uit te schakelen. Daarop verlaat de onbekende het paleis. De onbekende noemt yurik en was op missie om toegelaten te worden tot” Het boze oog” een geheim genootschap. Hij moest bewijzen dat hij de garde van de Radja getrotseerd heeft. De insignes van de vermoorde paleiswachten die Yurik meenam voldoen perfect.
De volgende morgen worden de 2 lijken ontdekt. Johan blijkt ook in het paleis te verblijven en onderzoekt de lijken. De Radja kent de reputatie van Johan en vraagt hem om hulp, gezien de raid van deze nacht niet de eerste was. Johan maakt kennis met Hissar, de rechterhand van de Radja. Hissar uit zijn bewondering voor Johan. De 3 mannen worden echter afgeluisterd. Johan trekt een gordijn weg waarachter een jonge vrouw staat. Het is Yasmina, zuster van de Radja. Hissar heeft een serieus boontje voor Yasmina, maar de liefde is allerminst wederzijds. De Radja vertelt Johan ondertussen dat “ Het boze oog “ een genootschap van meesterdieven is, en dat hij vermoedt waar ze op uit zijn. Johan volgt de Radja naar een zwaarbewaakte zaal die op een kluis lijkt. Het slot is een vernuftig systeem dat reageert op de warmte van de hand van de Radja.
Centraal in een schrijn staat de avondster, een kolossale ammethist die door Adam uit het paradijs zou weggenomen zijn en die de macht van de Radja’s voorstelt.
Terwijl Johan en Hissar de nodige defensiemaatregelen treffen vindt een eigenaardige ontmoeting plaats in het schuiloord van “ Het boze oog “.
Yurik betreedt de geheime tempel van “ Het boze oog “ en maakt er kennis met de vrouwelijke leider van het genootschap, Ziyoe.
De proef was geslaagd en Ziyoe wil Yurik lid maken van het genootschap. Hij moet zijn hand geven. Ziyoe maakt een snede in Yurik’s hand en plaatst er een lichtgevende blauwe bol in. De wonde heelt ogenblikkelijk en er blijft een gesloten ooglid over.
Al snel ervaart Yurik de kracht van het oog , het geeft licht en wijst de juiste weg.
Yurik wordt aanvaard in het midden van de andere leden.
Meteen krijgt yurik een opdracht , die hij gretig aanneemt.
Yurik baant zich met behulp van het boze oog een weg door de rioleringen van Jarapur.
Hij ontwijkt de hindernissen die Johan en Hissar voor hem gelegd hebben en doodt verscheidene paleiswachten. De laatste hindernis is Johan zelf, die door het licht van het boze oog neergebliksemd wordt. Bijgekomen gaat hij in de achtervolging.
Ondertussen zijn de Radja, Yasmina en Hissar ter plaatse gekomen , waarbij ze meteen opmerkten dat de avondster verdwenen is , alsook de rode ridder. Hissar verdenkt Johan ervan mededader te zijn. Yasmina reageert hier fel op, waarna Hissar haar uitnodigt om mee op zoek te gaan naar Johan.
Yurik heeft de tempel ondertussen weer bereikt en overhandigt Ziyoe de avondster. Ziyoe nodigt Yurik uit om haar naar haar vertrekken te volgen. Ze geeft hem gif te drinken en terwijl hij sterft vertelt ze dat de blauwe stenen parasieten zijn die krachten geven maar tegelijkertijd ook levenskracht nemen. Nu ze de avondster heeft, heeft het genootschap voor haar geen betekenis meer. Hissar en Yasmina komen ondertussen aan in de tempel. Blijkbaar werden ze verwacht . Hissar bekent een spion te zijn en dat hij Yasmina meelokte om haar uit te leveren aan Ziyoe, die losgeld voor haar wil eisen.
Johan is ondertussen ter plaatse en heeft na een tempelgenoot uitgeschakeld te hebben zich vermomd als een van de tempelgenoten. Johan komt in actie en bevrijd Yasmina. De paleiswacht komt vergezeld van de Radja ter plaatse en doodt bijna iedereen van het tempelgenootschap. Ziyoe en Hissar weten te ontsnappen. Yasmina kan echter zeer goed schieten met pijl en boog, Hissar betaald zijn verraad met de dood. Johan gaat ondertussen achter Ziyoe aan. Hij haalt haar in en Ziyoe doet haar masker af. Het is demoniah!
Er springt een vonk over tussen Johan en Demoniah, Johan geeft demoniah de kans om te ontsnappen en veinst dat hij te laat kwam.
De avondster wordt terug naar zijn schrijn gebracht en er volgt een enorm feest.
Een enorm boeiend en vrij origineel verhaal. Het opmerkelijke heroptreden van publiekelijke vijand nummer 2 “Demoniah”. Prachtig aan het einde is de vonk die er tussen Johan en Demoniah overspringt. Origineel in die zin dat Johan Demoniah bewust laat ontsnappen. De donkere sfeer benadrukt het stil sluipende personage van Yurik en komt de sfeer ten goede.
Uiteraard laat het beperkte aantal bladzijden niet toe om de verhaallijnen deftig uit te diepen, maar that’s the way is is. Die dingen in acht genomen en het mooie tekenwerk van Biddeloo is het een mooi album dat het gestaag stijgende niveau ( na het tegenslagende “ Oude vijanden “ )voortzet.
Naar Biddeloo’s gewoonte duiken er een aantal eigenaardige snufjes op, zoals de deur die opent naargelang de lichaamstemperatuur van de Radja. Zo kennen we Biddeloo!
Het allereerste prentje van het album toont ons Jarapur by night. Hoewel fototechniek vind ik het een adembenemend plaatje !
21/04/2004
Enkele weken na de guldensporenslag blokkeren de Fransen uit wraak voor hun nederlaag tijdens die slag de ingang van het Zwin, nabij Cadzand. Johan merkt de Franse vloot op en haast zich richting Cadzand, waar gewapende burgers hem opwachten. Op zijn vraag of Franciscus reeds aangekomen is, verwijzen ze hem naar de herberg van Franciscus “De piraat”. Daar aangekomen wordt hij begroet door Franciscus. Deze stelt Johan voor aan een groepje mannen die de Fransen piraten noemen. Johan is in opdracht van de Graaf van Vlaanderen op zoek naar krijgsmakkers die hem willen helpen het Zwin open te houden.
De piraten staan vrij sceptisch tegenover Johan en Yoppe, 1 van de ruwe zeelui werpt een mes rakelings naast Johan, die koelbloedig het lemmet ontwijkt. Yoppe krijgt zijn mes terug, met daarbij een beker wijn op zijn hoofd!
Om de Fransen te kunnen verslaan moeten de piraten verenigd worden, een hele uitdaging! Alvorens te recruteren wil Johan een gesprek met Gwijde, de graaf van Zeeland. De beeldschone Marina zal zijn gids zijn!
Johan gaat het kasteel van de Graaf alleen binnen, Marina, die ook piraat is blijft wachten aangezien de Graaf niet zo gesteld is op piraten. Johan geeft de brief van de Graaf van Vlaanderen af, waarop de Graaf van Zeeland zijn twijfels uit en Johan laat arresteren. Johan laat dit niet zomaar gebeuren en breekt los, wanneer echter blijkt dat er bloedvergieten aan te pas komt om te ontsnappen werpt hij zijn zwaard weg en geeft zich gewonnen. Wanneer Johan vastzit trekt de Graaf een kapmantel aan, geeft zijn soldeniers enkele bevelen en zoekt Marina op, die buiten het kasteel wacht. Graaf Gwijde vraagt Marina om hem tot bij Jan Crabbe te brengen. Bij de herberg aangekomen verlaten 2 ongure mannen horizontaal de herberg via het raam. Het zijn valsspelers, ze maken zich uit de voeten maar zweren wraak te nemen. Jan Crabbe vertoont zich, het is een reus van een man, en ijzersterk. De Graaf geeft Crabbe en Marina zijn zegel en het zwaard van Johan, ze mogen hem gaan bevrijden. Achter de schermen zal hij de piraten steunen.
Tijdens de bevrijdingsopdracht is geen soldenier te bekennen, die zitten halfdronken te feesten dankzij de wijn die de graaf hen schonk. Eens bevrijd verlaten ze het kasteel in spoed.
Inmiddels zijn Geert en Berten , de 2 ongure mannen op weg naar de Franse vloot. Ze worden snel opgemerkt en gevangen genomen. Ze overtuigen de Franse admiraal van hun bedoelingenen en verraden de plannen van de piraten. Hierop zet de Franse vloot koers naar Cadzand, om er met het piratennest af te rekenen. De Fransen ontschepen en trekken geruisloos op. Johan en zijn gezellen zijn ondertussen terug te Cadzand waar Fransiscus hen ontvangt. Plots breekt paniek uit onder de manschappen, ze hebben de Fransen waargenomen.
Franciscus stuurt een schip richting Sluis om de vloot van Jan Crabbe te verwittigen, tot deze aankomt zullen de overblijvers de Fransen moeten ophouden. Marina, blijft dapper bij de groep weerstanders. Franciscus, Johan en Jan Crabbe vormen de speerpunt.
Berten en Geert leiden de Fransen door het moeras maar vinden de constante bewaking vervelend en besluiten er vandoor te gaan, nu ze een stuk drijfzand tegenkomen. Ze springen over de dodelijke hindernis. Enkele achtervolgende Fransen zijn niet zo fortuinlijk.
Wat verder stoten Geert en Berten op Jan Crabbe en zijn manschappen. Crabbe rekent onmiddellijk met de verraders af. Wat verder in de duinen zijn de piraten onder leiding van Johan slaags geraakt met de Fransen, de piraten leveren uitstekend weerwerk, maar de overmacht van de Fransen is groot. De Franse admiraal zet nog meer voetvolk in, waardoor de piraten genoodzaakt zijn zich terug te trekken naar “De piraat”. Franciscus raakt gewond en de fransen blijven oprukken, brandende fakkels zetten de herberg in brand. De piraten moeten nu op de vlucht voor de Fransen die de overwinning nabij zijn.
Dan doemt de piratenvloot op, die brandende projectielen op de Fransen afvuurt. De Franse grondtroepen zijn stomverbaasd en nemen de vlucht wanneer een piratenschip grondtroepen afzet. De slag gaat nu tussen de Franse vloot en de piratenvloot. Johan en Marina bevinden zich aan boord van een piratenschip en leveren daarbij een hevige strijd. Wanneer het admiraalsschip van de Fransen ten onder gaat geven de overige Franse schepen het op en varen weg. De Zwinmonding is weer vrij voor verkeer.
De bewoners van Sluis lauweren de piraten, zij zijn de helden van de dag. Achter de schermen is ook Graaf Gwijde een gelukkig man.
Johan neemt afscheid van Franciscus en verlaat de streek, weer een opdracht met verve vervuld!
Dit verhaal zou zich chronologisch enkele weken na “De leeuw van Vlaanderen” afspelen.
Het plaatje klopt in dit geval, de 2 albums zouden recht na elkaar uitgegeven hebben kunnen worden.
De piraten van Sluis is spannend van begin tot einde en toont eens te meer de hoogmoed van de Fransen, zelfs na de nederlaag te Kortrijk. Het zou de Fransen nog enige tijd vergen om terug greep over deze regio te krijgen.
Wat het tekenwerk betreft, prachtige tekeningen afgewisseld met wat haastig werk. Niettemin een zeer degelijk rode ridderverhaal. Biddeloo had de goede richting weer volledig te pakken, zijn compas stond richting topverhalen. Dit is nu zuiver persoonlijk, maar dit verhaal mag gerust naast de grote verhalen uit het verleden liggen, het zal de vergelijking met verve doorstaan.
Leuk is de Cameo van Franciscus.
16/06/2004
Johan zwerft rond in Zuid-Azië, op een avond merkt hij een rookpluim en rondzwervende aasvogels op. Onmiddellijk haast hij zich naar de onheilsplek, waar hij verkoolde lichamen ziet liggen. In de omgeving is echter geen vuur te bespeuren, een raadsel…
Johan merkt een karrenspoor op en besluit dat te volgen. Plots spreekt een stem tot hem vanop een rots. Het is Grograk, een hogepriester van het vulkaanvolk. Hij maant Johan aan de sporen niet verder te volgen aangezien na het invallen van de duisternis de Yeni’s, gevaarlijke roofdieren, op jacht zijn. Ondertussen zijn de verkoolde lichamen tot as vergaan. Johan ziet schijnbaar van zijn plan af, en houdt zich schuil achter een rots. Wanneer hij denkt dat Grograk verdwenen is, zet hij zijn speurtocht verder. Grograk merkt dit en besluit de ridder nog een laatste kans te geven. Een vuurzee moet Johan tegenhouden. Johan laat zich echter niet tegenhouden en springt over de vuurzee.
Hij zet zijn tocht verder, gadegeslagen door Grograk en een jong meisje dat zich achter de rotsen schuilhoudt.
Wat verder in de bergen staan de Yeni’s gereed om Johan aan te vallen, Johan weet verscheidene Yeni’s te treffen , maar ze blijven aanvallen. Het meisje dat Johan gevolgd heeft jaagt de leider der Yeni’s,Gruwaard, weg met haar vlammende ogen. Het meisje stelt zichzelf voor, ze heet Flamina. Op haar uitnodiging volgt Johan haar naar haar volk, dat in een vulkaan woont. Haar volk aanbidt Vulkan, de vulkaangod. Flamina is de dochter van Grograk, ze wil de streek verlaten. Haar volk lokt karavanen in de val om aan voorraden te geraken. Samen bereiken ze de vulkaanstad, daar staan de sporen van plunderingen onder de vorm van karren vol voorraden. Johan draagt Flamina op om voor zijn paard te zorgen terwijl hij Grograk volgt naar de vulkaangod. Vulkan is blijkbaar onder de indruk van Johan, de vulkaangod wil hem persoonlijk spreken. Samen met Grograk daalt Johan de trappen af, de diepte in. Helemaal beneden is het snikheet, Johan ziet er een geheimzinnig boek liggen, het boek met de hele geschiedenis van het vulkaanvolk.
Dan verschijnt de god Vulkan. Hij vraagt Johan wat hij komt zoeken, waarop Johan antwoordt dat hij de schuldigen van de plunderingen en de moorden zoekt om hen te straffen. Vulkan is razend en toont zijn macht, door vuur te spuwen richting Johan.
Vulkan vraagt Johan zich bij hem aan te sluiten en zijn leger te leiden. Johan beseft dat hij tijd moet winnen en vraagt om eerst het boek te mogen inzien. Vulkan stemt toe maar verwacht een dag later antwoord te krijgen. Terug bovenaards wordt Johan aan tafel buitgenodigd. Flamina, Grograk en hun dienaar Arnak vervoegen hem. Na het eten kijken ze samen het boek in. Daaruit leert Johan dat het vulkaanvolk miljoenen jaren geleden een strijd leverde tegen lichtwezens. Het vulkaanvolk ( toen geesten, demonen ) verloren en Vulkan werd opgesloten in de vulkaan, waar hij ook nu nog huist.
Grograk verlaat Johan en Flamina, hij draagt Arnak op om de wacht te houden. Johan en Flamina onderzoeken het boek verder.Johan bedenkt dat het vernietigen van het boek de enige manier is om af te rekenen met de vulkaangod. Hij laat Flamina alles in orde brengen voor hun vlucht. Het boek waarschuwde ondertussen Arnak, die klaarstaat om johan een kopje kleiner te maken. Arnak’s ogen schieten vuur maar Johan is hem met een spiegel te vlug af, Arnak wordt door zijn eigen vuur verteerd. Johan daalt daarop de trappen af naar de vulkaangod. Daar werpt hij het boek in de lava. Grograk daalt ondertussen ook de trappen af, maar Johan is op zijn hoede en slaat hem neer.
Vulkan is actief geworden, lavastromen vloeien de woonvertrekken van het vulkaanvolk binnen. Hij zet Grograk aan om johan te achtervolgen. Ternauwernood weten Johan en Flamina de grot te verlaten, Grograk gebruikt zijn magie om een vuurbal naar Flamina te gooien, haar paard zakt in elkaar, maar Johan hijst haar op zijn paard. Vulkan heeft zich ondertussen blootgegeven en zet Grograk aan nog een aanval te doen. Grograk maakt zich op om een nieuwe vuurbal te werpen. Gruwaard en zijn Yeni’s vallen echter op dat ogenblik aan, Grograk wordt verscheurd. De vulkaangod vernietigt zichzelf in een massale vulkaanuitbarsting.
Johan en Flamina weten als enigen het inferno te ontvluchten. In de bewoonde wereld nemen Johan en Flamina afscheid van elkaar.
Dit is het eerste album dat verscheen na het overlijden van Karel Biddeloo. Ik ben er zeker van dat menig rode ridderfan dit verhaal las met een brok in de keel.
Na het realistische ridderverhaal van «De piraten van Sluis » gooit Johan het weer over een hele andere boeg.
Het is een typisch Karel Biddeloo verhaal met de nodige bovennatuurlijke tintjes. Behoedzaam tracht dit verhaal de impact te bereiken dat bijvoorbeeld Necronomicon had.
Het verhaal is echter verfrissend anders. Er wordt een zekere mate van spanning opgebouwd en gehandhaafd. Klassieke ingrediënten zoals de magiër Grograk en de schone Flamina mochten natuurlijk niet ontbreken. Het tekenwerk is wederom van wisselende aard, dan weer adembenemend, dan weer wat vluchtig. Het zij Karel vergeven, hoevelen zouden hem dit nog nadoen?
De meeste fans wisten dit verhaal echter niet te smaken. Ieder zijn mening natuurlijk. Thema's die moeten opboksen tegen oudere topverhalen zoals het reeds aangehaalde Necronomicon zijn natuurlijk vaak op voorhand verloren, de ietwat zwakke vulkaangod die maar al te snel om de tuin geleid wordt vormt volgens mij ook een zwakke schakel.
Naar mijn mening ( ok, 100 % subjectief )is dit 1 van de mooiste coverplaten die ik ooit op een rode ridder zag.
Overigens zit het computermatige inkleurwerk echt wel op de goede lijn nu !
11/08/2004
Cumberland, midden Engeland. Johan nadert de grens, op weg naar heer Rodrick, de landvoogd. Aan de grens wordt hij tegengehouden door soldaten. De soldatenkapitein meent Johan echter te herkennen en fluit zijn soldaten terug. Hij raadt Johan aan de nacht in Crackwick door te brengen. Daar bovenop wil hij Johan nog een escorte aanbieden ook. De tocht eindigt te Crackwick aan herberg “De witte zwaan”. De soldatenkapitein keert naar de grens terug, terwijl Johan de herberg binnengaat.
In de herberg heerst een bedrukte sfeer, blijkbaar wordt Johan er verwacht. Irina het dienstmeisje breekt het ijs en vraagt wat Johan wenst. In tegenstelling tot de andere gasten die slechts water en brood krijgen worden Johan de lekkerste gerechten voorgeschoteld. Stomverbaasd deelt Johan de gerechten uit aan de andere gasten , die hierop al minstens even verbaasd reageren. Bram en Seppe, 2 mannen die in de herberg aanwezig zijn meenden in Johan de gezant te herkennen. Dit schouwspel doet hen ernstig twijfelen. Een geluk voor Johan, want de gezant mocht de herberg niet levend verlaten.
Hierop betreden de Schout en zijn mannen de herberg. Het feit dat de mensen in de herberg lekkernijen eten maakt de Schout woest, er ontstaat een rel. Wanneer de Schout Irina vastneemt grijpt Johan in en geeft de soldeniers een pak rammel. Als de Schout weer bij kennis komt verontschuldigt hij zich bij Johan en smeekt om genade. Hij meent dat Johan een “Machtige” is en vreest represailles door de heer Rodrick. Johan jaagt de Schout en zijn manschappen weg.
Met de rust weergekeerd, daalt een man de trap van de herberg af. Het is Thorbold, de grootvader van Irina. Deze vertelt Johan over de trawanten van heer Rodrick, die allemaal in het rood gekleed gaan. Heer Rodrick verwacht een “machtige” uit een ver land die nieuwe belastingswetten zal opstellen. Vandaar dat Johan aan de grens verkeerdelijk voor deze Rode gezant aanzien werd. Johan besluit de rol van gezant verder te spelen en wil de opstandelingen in hun strijd aanvoeren. Irina brengt Johan tot bij deze groep weerstanders. Zij houden zich schuil in het woud, het is een klein groepje onder leiding van Rupert, de verloofde van Irina. Seppe en Bram zijn hun spionnen en gaan geregeld naar het dorp om er hun oor te luisteren te leggen. Er wordt besloten de echte gezant te onderscheppen en zijn papieren te ontvreemden, zo kan Johan de rol van gezant zonder problemen blijven spelen.
De echte gezant, Zackay is ondertussen aan de grens van Cumberland aangekomen. Al snel heeft men door dat er een vergissing gebeurd is. Bij het tonen van zijn rode gewaad wordt de echte rode gezant herkend, er wordt snel koers naar de herberg gezet. De gezant gaat naar binnen en eist eten en drinken van Irina. Hij vraagt of er nog gasten in de herberg zijn, Irina’s bevestiging maakt hem overmoedig, hij wil meteen de kamer van de gast zien. Zackay is met open ogen in de val gelopen, Johan overmeestert hem.
Hierop zet Johan koers naar Cumberstone, waar hij met open armen ontvangen wordt door heer Rodrick. Rodrick stelt ook zijn mooie vrouw Roxanna voor aan Johan. Niet veel later arriveren Irina en Rupert, verkleed als personeel van Zackay (alias Johan). Aan tafel wordt er meteen ter zake gekomen. Johan legt de nieuwe wetten uit. Rodrick tekent ze meteen maar, hij kan niet lezen. Een grapje van Roxanna hierover maakt hem ziedend van woede.
In de herberg weet de echte Zackay ondertussen te ontsnappen. Hij zet meteen koers richting Cumberstone.
Te Cumberstone komen ondertussen Brick de rentmeester en Brack de jachtopziener terug van hun dagdagelijkse bezigheden. Ze ontmoeten er Johan. Brick vindt het eigenaardig dat Johan een zwaard draagt en daagt Johan uit voor een tweegevecht. Na een hevig duel verliest Johan zijn zwaard. Hierop wordt het feest verder gezet, de wijn vloeit rijkelijk. Een dienaar laat echter per ongeluk een dienblad vallen, Rodrick zit onder de wijn en laat zich van zijn brutaalste kant zien. Zijn onmenselijk gedrag lokt bij Johan een reactie van afschuwen uit. Hij heeft zich daarmee verraden. Dat ogenblik komt ook de echte Zackay binnen. De poppen gaan aan het dansen. Irina en Rupert beginnen hun opdracht te vervullen, terwijl Johan de soldaten op een afstand houdt. Roxanna biedt Johan een schuilplaats aan, waardoor de achtervolgende soldeniers Johan kwijtspelen.
Roxanna betuigt Johan haar sympathie en kiest de zijde van de opstandelingen. Brick gaat ondertussen ook achter Johan aan. Johan wacht hem op en er volgt wederom een duel met het zwaard. Johan maakt zichzelf bekend als ronde tafelridder en verslaat zijn tegenstander in no time. Irina en Rupert hebben de opstandelingen geholpen het kasteel binnen te dringen. Ze zijn er in geslaagd de ophaalbrug neer te laten. Net op dat moment naderen zwaar geharnaste ruiters de burcht. Het zijn ridders van de ronde tafel onder leiding van Lancelot. Rodrick en zijn trawanten beseffen dat het spel gespeeld is en geven zich over. Koning Arthur zal over de gevangenen oordelen, de nieuwe belastingswetten vormen het bewijs van hun wandaden.
Een ridderverhaal dat inslaat als een bom. Origineel op vele vlakken en een deftige dosis humor. Zo hebben we de rode ridderverhalen graag. Biddeloo weet hier optimaal het beperkte aantal bladzijden te benutten. Het intrigante figuurtje Zackai maakt zijn heroptreden in een rol die hem van oudsher gegoten zit. Yes, we love him!
Minpuntje iw wel het heroptreden van de ronde tafelridders, zitten we nu nog met kronieken of niet? Dan nog, een minpunt is dat niet echt, de plaats waar het verhaal zich afspeelt rechtvaardigt het heroptreden van Lancelot en zijn makkers.
Met roxanna en Irina heeft Biddeloo weer eens 2 bloedmooie dames neergezet, we zijn het van hem gewoon, maar het mag gezegd worden, hier heeft hij extra zijn best gedaan. De kwaliteit van de tekeningen is overigens gedurende het hele verhaal van hoge kwaliteit. Mooi !
13/10/2004
Al dagen woedt er een zware storm op zee. Wanneer de storm gaat liggen is kapitein Zartos van de Albatros bezorgd om de averij die het schip opliep. De stuurman bevestigt dat het roer niet meer luistert en dat ze overgeleverd zijn aan de elementen van de zee. Johan meldt dit nieuws aan Isaac, een Joodse rabijn die hem inhuurde als lijfwacht, en zijn vrouw Esther. Ondanks het windstil is merkt Isaac op dat er een luchtstroom door het raam komt en ook het gescheurde zeil wappert heen en weer. En dan blijkt de Albatros aan het varen is. Als de uitkijk roept dat er een misbank op komst is, proberen Johan en de bemanningsleden het roer nog om te gooien, maar zonder resultaat. De Albatros vaart recht de mistbank in en in de mist duiken plots overal scheepswrakken op, zonder dat er een spoor van leven is.
De Albatros komt tot stilstand tussen allerlei soorten schepen, o.a. een Chinese jonk. Isaac lijkt niet onder de indruk en kan er een verklaring voor geven wanneer Johan plots gevaar bemerkt en Isaac op de grond duwt. Een scherpe pijl zich boort zich in de reling op de plats waar Isaac zonet stond. Een tweede pijl zoeft door de lucht en treft een matroos in het hart, die overboord valt. Johan heeft ondertussen de aanvaller ontdekt en haalt snel een kruisboog, waarmee hij de aanvaller op Chinese jonk neerschiet. Ook een tweede sluipschutter in de mast moet het ontgelden. Ondertussen vindt er op de reling achteraan het dek een nieuwe aanval plaats. Johan trekt snel zijn zwaard en geraakt in een gevecht met de aanvallers, en wordt daarbij geholpen door Esther, die met de kruisboog enkele aanvallers neerschiet. Hierop vluchten de overvallers snel weg.
Johan volgt Isaac naar zijn kajuit waar hij een verklaring geeft voor wat er gebeurt. Er lijkt een krachtige magnetische storing aan de gang te zijn, doordat de slinger die het noorden aangeeft als gek ronddraait, en in de zandloper van Isaac lopen de zandkorrels niet meer door. De verklaring die Isaac hiervoor geeft is dat de tijd stil staat. Op dat ogenblik komt Derrick, de stuurman, binnen om te melden dat er een mysterieus licht dichterbij komt. Het blijkt tot ieders verbazing een Romeinse galei te zijn. Er wordt een loopbrug naar de Albatros gelegd en Marcus Tullius, de admiraal, betreedt het schip en wil een voorstel doen aan de bemanning van het schip. Marcus Tullius stelt de Albatros een alliantie voor tegen de Chinezen, om hen uit te roeien en tot een alleenheerschappij te komen. Als de Chinezen overwonnen worden zou de bemanning van de Albatros deel uitmaken van het Grootromeinse rijk. Als Isaac zegt dat de macht van Rome niet meer bestaat, wordt Marcus Tullius woest en probeert Johan te dwingen mee te werken. Maar als Johan weigert, besluit Marcus Tullius bedenktijd te geven tot de volgende avond, en indien de Albatros weigert mee te werken zullen de Romeinen hen aanvallen.
Na dit onderhoud gaan Johan, Isaac en Esther overleggen in het ruim. Daar verklaart Isaac voorzien te hebben op deze plaats te belanden in functie van zijn onderzoek naar onverklaarbare natuurfenomenen. De oorzaak van het mysterie zou op de zeebodem liggen, dus heeft Isaac een duikerklok meegebracht, die daarop neergetakeld wordt in de zee. In de lens kan Isaac zien dat er een onbekende energiebron werkzaam is op de zeebodem. Isaac heeft ook enkele hoogtechnologische wapens meegebracht om zich te verdedigen tegen eventuele aanvallen. Als Johan aan dek komt staat Esther op het punt zo’n wapen, een soort bommenwerper, te testen. Het effect dat het wapen geeft is enorm: het schip waarop gericht werd ontploft en gaat in vlammen op. Johan en Esther zien daarna twee Moorse krijgers vlug wegzwemmen.
Johan gaat hierop opnieuw Isaac opzoeken, die tot de ontdekking gekomen is dat de energiebron een overblijfsel van Atlantis is, waarvan de energiecentrales nog werkzaam zijn en zorgen voor storingen in de tijd. Omdat Johan aanvoelt dat een nieuwe aanval nakend is, geeft Isaac hem nog een paar nieuwe wapens. Ondertussen wardt de Albatros aangevallen door een Moorse galei, waarop de twee ontsnapte Moorse krijgers te herkennen zijn. Esther laadt de bommenwerper en vuurt op het schip. Hoewel de bom voor de boeg inslaat vlucht de Moorse galei meteen, en wanneer Johan zich omdraait merkt hij dat dit een afleidingsmanoeuver was: de Albatros wordt langs de andere kant aangevallen door Vikings. Esther schiet het schip met de bommenwerper in duizend stukken, maar de Vikingen slagen er in aan boord te komen. Dit is het moment om de nieuwe wapens uit te testen: de projectielen bevatten een groene, slijmerige massa dat opzwelt en de Noormannen het bewustzijn doet verliezen.
Ondertussen heeft Isaac het toestel om de onderzeese krachtbron te vernietigen in orde gesteld. Dit toestel moet door de patrijspoort in zee gebracht worden, waarvoor hij een paar helpers nodig heeft. Met nog een nieuw wapen, nl. een kruisboog met glazen bollen, begeeft Isaac zich aan dek, terwijl een aantal Moorse krijgers de Albatros wil enteren. Als deze glazen bollen ontploffen stijgt een gele damp op die de aanvallers verdoven voor lange tijd. Op ditzelfde moment duikt de Chinese jonk weer op om de Albatros aan te vallen. Esther wil met de bommenwerper schieten, maar het mechanisme hapert. Net als de Chinezen willen aanvallen wordt hun jonk bestookt met een hele resem brandende pijlen, die hun schip in vuur en vlam doet opgaan: deze projectielen komen van de Romeinse galei van Marcus Tullius.
Ondertussen gaan Johan, Isaac, Esther en Derrick de metalen bol halen en laten die zakken in de zee. Terwijl de Moren, Romeinen en Vikingen in een bloedig gevecht verwikkeld zijn ontploft de metalen bom, die de overblijfselen van Atlantis wegvaagt. Als de lucht opklaart zijn alle scheepswrakken en dode vijanden verdwenen en is de mist weg. Het tijdsverloop is weer normaal en de aanvallers, die uit een andere tijdzone komen zijn ondertussen tot stof vergaan. De Albatros vaart terug naar de bewoonde wereld, maar de vraag is of Atlantis wel helemaal vernietigd is: de zone van het scheepskerkhof wordt de dag van vandaag namelijk de Bermudadriehoek genoemd.
In dit verhaal wordt opnieuw gegrepen naar science fiction en wordt het alom bekende concept van Atlantis gebruikt. Opnieuw Atlantis dus, alsof er niets anders te verzinnen valt om onverklaarbare zaken te verklaren.
De opbouw van het verhaal zit meteen goed. Het begint allemaal veelbelovend en mysterieus, je merkt zo dat er een poging gedaan wordt om echt iets te maken van het verhaal. Al vlug ontaardt dit verhaal in een soort futuristische oorlogsfilm. Op den duur zit er maar weinig structuur meer in het verhaal: de Albatros wordt voortdurend langs alle kanten aangevallen, terwijl er een oplossing gezocht moet worden voor die onverklaarbare zaken en de energiebronnen van Atlantis ook nog eens vernietigd moeten worden. Allemaal iets te veel om in 30 pagina’s te vertellen.
Daarnaast worden er in de strijd allerlei futuristische wapens bovengehaald, zie maar de bommenwerper avant-la-lettre. En hoe langer het verhaal duurt, hoe leuker het wordt met dergelijke wapens. Het lijkt er bij momenten op alsof er een parodie gemaakt wordt op de ridderstrip.
En tot slot: het is leuk dat er een verklaring gegeven wordt voor de Bermuda-driehoek, maar dat levert wel enkele probleempjes op: Atlantis zou volgens de mythologie ofwel aan IJsland ofwel ergens aan Griekenland gelegen hebben, terwijl de Bermudadriehoek aan Florida en de Golf van Mexico ligt. Je kan je daarnaast ook afvragen hoe al die soorten schepen daar gekomen zijn. Moorse en Romeinse galeien zullen wel eens verkeerd gevaren zijn, en een drakkar kan ook al eens serieus uit koers geslagen zijn tijdens een veroveringstocht. Maar Johan stelde reeds in het begin een vraag, dezelfde die ik mij ook nu nog altijd stel: hoe komt een Chinese jonk in godsnaam in de Bermuda-driehoek terecht? Dit is meteen het grootste mysterie voor mij in dit verhaal, een mysterie dat niet opgelost geraakt is. Een onverklaarbare zaak als het ware.
Conclusie: in dit album deed Karel Biddeloo zijn best om ons te vermaken en een goed verhaal te leveren. Het vermaken is gelukt, want vervelen deed ik mij geen moment, maar over het scenario heb ik mijn bedenkingen: het begint allemaal goed, maar vanaf het moment dat Atlantis en de futuristische wapens bij het verhaal betrokken worden krijg je een gevoel dat je dit allemaal al eens gezien (of gelezen) hebt. Ook het feit dat er enkele pagina’s te weinig waren en Biddeloo in het verhaal iets te veel wilde laten gebeuren zorgt uiteindelijk voor een meer rommelig verhaal, althans wat het tweede deel ervan betreft.
8/12/2004
De Sinaï woestijn, Israël. Een afdeling ruiters nadert een bolwerk van de tempeliersorde. Wanneer de ruiters aankomen, wordt een van hen opgewacht en meteen tot bij een ongeduldig wachtende Gonzaga, grootmeester van de tempeliersorde, gebracht. Het is Johan, de rode ridder. Alvorens Johan een verklaring voor zijn oproep te geven, toont Gonzaga de communicatiemogelijkheden van de tempeliers in de regio. Een keten van versterkte bolwerken verkeert in staat van paraatheid. Vervolgens laat Gonzaga Johan kennis maken met Liubah, een Egyptische prinses die door de tempeliers uit de handen van een roversbende gered werd en over krachten beschikt die haar een blik in de toekomst gunnen. Op aandringen van Johan geeft Gonzaga vervolgens een verklaring voor al deze commotie. Gog en Magog, het einde van de wereld. Liubah werpt nog een blik in de toekomst door Gonzaga’s beker aan te raken, waarop deze hevig begint te beven, een onheilsteken! De vesting davert nu op zijn grondvesten, buiten de vesting stijgen geheimzinnige dampen op, met het zwaard in de hand verlaten de tempeliers hun veilige haven. Niets te bespeuren, enkel een oude man, die enkele bewegingen maakt met zijn staf waardoor de dampen verdwijnen. Gonzaga weet dat de man vriendelijke bedoelingen heeft. Het is Aaron, een verre afstammeling van de broer van Mozes. Johan en de omstaanders naderen de kraters, Liubah die achterna gekomen is weet hen te vertellen dat Gog en Magog ontwaakt zijn en dat de kraters een uitdaging zijn. Gonzaga zal nu de omliggende tempeliersposten verwittigen met het spiegelsysteem dat veel van morse weg heeft. Terug in de vesting wordt het avondmaal opgediend. Tijdens het eten wordt er uitleg gegeven over Gog en Magog. Zij zouden opgesloten zijn onder de grond van Tigris en Eufraat. Sumerische priesters zoeken reeds lang een manier om hen te wekken. Liubah overhandigde een stuk evangelie, afkomstig uit Kumrat, aan de tempeliers. Het spreekt over de wederopstanding van de twee reuzen en de verwoesting van het Heilig land. De Scythen vormen bondgenoten voor gog en Magog.
Op ditzelfde ogenblik wordt een patrouille van de tempeliers overvallen door de Scythen. Een hevige strijd barst los. De tempeliers weten een van de Scythen gevangen te nemen, maar deze pleegt zelfmoord alvorens iets te lossen.
Wat verder op een heuveltop aanroepen 3 Sumerische priesters Gog en Magog. Ze roepen de reuzen op om na hun ontwaken op te staan en de aanval in te zetten. Een bliksemflits vormt het overduidelijke antwoord, de priesters zijn spoorslags verdwenen. Liubah zakt kort daarna in elkaar, ze zag beelden van de 3 hogepriesters, die haar angst aanjagen. Het is tijd voor actie, actie die Liubah naar eigen zeggen niet zal overleven.
Johan besluit een trio tempeliers dat aan de verdediging werkt te gaan begroeten. Johan wordt zeer lauw ontvangen, wanneer hij wat verder een bebloede hand opmerkt, beseft hij dat er iets mis is. De drie mannen vallen hem aan. Johan velt ze een voor een. Hierop rijdt hij verder. Net is Johan weg, en 3 onzichtbare gestalten maken zichzelf zichtbaar, het zijn de hogepriesters; Yrrim, yrmir en Ymrir, ze maken hun plannen duidelijk. Johan komt bovenaan hun lijstje met afrekeningen te staan. Hierop verdwijnen zij weer in de onderwereld.
Ondertussen is Johan terug in het bolwerk aangekomen, waar Liubah hem opwacht, ze lijkt ongerust en vertelt hem over de hogepriesters en hun plannen. Er is nog meer reden tot ongerustheid, Aaron is verdwenen. Gonzaga zet een zoektocht op poten, tevergeefs, meer dan een voetafdruk wordt er niet gevonden. Liubah gaat terug naar het fort, Johan escorteert haar een eindje en neemt dan halverwege afscheid van haar. Aan de horizon verschijnen twee onheilspellende schimmen Gog en Magog! Wanneer Johan terug bij Gonzaga aankomt, gaan ze een kijkje nemen naar de verdedigingswerken. Een ijlbode komt slecht nieuws brengen, een leger Scythen is in aantocht. Een verkenningstocht lijkt noodzakelijk, Johan en Gonzaga stellen een eenheid samen en vertrekken meteen. Gog en Magog nemen steeds meer en vaste vorm aan. Intussen heeft het Scythenleger de aanval ingezet, de veldslag is begonnen.
Liubah is bijna in het fort, wanneer Aaron haar tegenhoudt. Hij stelt haar voor haar helderziendheid weg te nemen, Liubah gaat akkoord. Met een betovering van Aaron’s staf verdwijnt Liubah’s wondere helderziendheid, ze zal het avontuur nu overleven! Spoorslags zet ze verder koers naar de vesting.
Temidden van het krijgsgewoel duiken plots Gog en Magog op. Gog gaat meteen achter Johan aan, hij werpt hem uit het zadel en maakt zich klaar om hem met een zwaar rotsblok te doden. Een waarschuwing van Aaron redt Johan nipt het leven, de rotsblok mist zijn doel. Gog is razend en lijkt het noorden kwijt. Johan springt op een paard en weet de linies van de tempeliers te bereiken. Daar worden de werptuigen ingezet, het ziet er niet goed uit voor de Scythen. De 3 hogepriesters duiken op en laten de aanval inzetten op het fort. Aaron is echter tijdig ter plaatse en rekent met de Scythen af, hierop is het aan Gog en Magog om de aanval in te zetten. Wederom rekent Aaron af met zijn vijanden, zowel de hogepriesters als Gog en Magog worden geroosterd door de magische staf van Aaron. De dreiging is weg, evenals Aaron, die verdwijnt na de strijd. Johan neemt afscheid en vertrekt met Liubah naar de bewoonde wereld.
Een nieuwe voorspelling spreekt over een Midden-Oosten in de toekomst, waar Gog en Magog dood en vernieling zaaien.
Het deed ons wat, dit laatste album, wetende dat het met Karel’s laatste krachten gemaakt werd en vooral met veel hulp van zijn vrouw, Urssla Lundmark. Een hele krachttoer was het om dit nog af te krijgen. Een objectieve beoordeling van het album zal ongetwijfeld de vele tekortkomingen aan de kaak stellen, irrelevant volgens mij. Mij gaat het om de gevoelens die ermee gepaard gaan. Het eindpunt van een era in de rode riddergeschiedenis. Het had mooier mogen, moeten eindigen. Dit had bijlange na niet de laatste rode ridder van Karel mogen zijn, het lot besliste er anders over. Toch bedankt, Karel, voor al die mooie dames, die spannende avonturen, die kinderlijke ridderdroom die je ons bezorgde!
-- Cornelis
Karel vertelde me voor het eerst over Gog en Magog toen ik hem in Kalmthout ontmoette voor een etentje, vol enthousiasme had hij het over Johan die het opnam tegen 2 gigantische wezens gekend als Gog en Magog. Dat ging natuurlijk vergezeld van een hoop achtergrondinformatie ... wat toch maar weer weergeeft hoeveel tijd en liefde Karel in zijn levenswerk stak. Tot ovrmaat van ramp was het toen nog erg lang wachten totdat het album zou verschijnen, maar curieus was ik in ieder geval al uitermate. Karel leek terug op dreef te komen, de Rode Ridder verhalen kregen weer meer diepgang en alles liep vlotter. Getuige daarvan waren verhalen als Zimbabwe en De Piraten van Sluis, waarin duidelijk serieus wat onderzoek gestoken was. Spijtig genoeg heeft het niet langer mogen duren en hadden we met Gog en Magog het laatste album van Karel in onze handen. Spijtig, want Karel had nog tientallen verhalen te vertellen. Verhalen die ik maar al te graag gelezen zou hebben!
-- Scara
14/09/2005
We beginnen het verhaal met onze held Johan die tegen het vallen van de avond een geschikte overnachtingplaats vindt dicht bij een waterval. Na een kampvuur te hebben ontstoken en een warme maaltijd bereid te hebben, begint hij al starend in het kampvuur terug te denken aan zijn avonturen en vrienden van weleer zoals Merlijn, Koning Arthur, Almeric Pynnock, Yorimoto en ook Karel de Montabour. Terwijl hij zich te ruste legt maakt hij duidelijk dat hij verlangt naar rust, maar onze held beseft ook dat deze pas komen gaat als Bahaal voorgoed verslagen is.
Opeens, terwijl Johan ligt te slapen rijzen er primitieve gestalten uit de grond die onze held belagen. Ohaën probeert zich nog te verzetten maar bezwijkt onder de grote overmacht en wordt bewusteloos afgevoerd. Even laten komt hij weer bij bewustzijn. Hij treft er een van de primitieve gestalten die hem haarloze noemt en hem vertelt dat ze zich snel bij de andere delers moeten vervoegen vooraleer ze de zweep van de beer voelen. Dit was echter te voorbarig want al knalt een zweep genadeloos door de lucht, één van de bewakers heeft het 2 tal opgemerkt en probeert ze aan het werk te krijgen. Dit is echter niet naar de zin van onze held en hij duikt naar de bewaker in een poging deze te overmeesteren. Zijn poging valt compleet in het water, of beter het zand daar Johan voorover valt en bemerkt dat hij vast zit met een keten. Johan en zijn partner worden daarna meegevoerd naar een mijn, verlicht door lichtgevende schimmels en zwammen. Een aanblik waarvan Johan zich de vergelijking maakt met het Gehenna ( Vagevuur).
Onze held besluit dat hij eerst meer moet te weten komen over de situatie waarin hij zich bevindt, alvorens hij aan een ontsnappingspoging kan beginnen. Het valt onze held op dat iedereen sist en fluit behalve de bewakers en zijn ketengenoot, hij vraag aan zijn compagnon hoe dat komt. Deze vertelt hem dat hij ook eens een bewaker was en dat alle bewakers de taal leren van de dienaars van de beer. Op dat ogenblik verschijnt er een aapje ten tonele waarop alle slaven knielen, behalve Johan. Het aapje kruipt op een van de mannen en begint te krijsen. Een oude man verschijnt ten tonele, de hoeder van de beer, geflankeerd door enkele lijfwachten. Een van hen fluit een boodschap, die Johans metgezel vertaalt. Iedereen moet meekomen om het offermaal te aanschouwen dat ze aan hun god gaan geven.
Enkele seconden later staat onze held temidden van alle delvers rond een heuse arena en ziet de hoeder van de beer gevolgd door een jonge vrouw een troon bestijgen. Even later wordt de werker die door het aapje was uitgekozen voorgeleid en in de arena geworpen. Terwijl deze versuft opstaat opent er achter hem een traliehek waar een beer uitkomt. Johan herkent hem als een circusbeer door de neusring en getrokken hoektanden. Onder de hypnotiserende klanken van een draaiorgel gaat de beer tot de aanval over en verscheurt zijn prooi. Door Johan’s afkeer valt hij echter op in het publiek en trekt zo de aandacht van de jonge vrouw die meteen een van de bewakers de opdracht geeft hem naar haar vertrekken te brengen. Terwijl Johan zich verfrist komt de dame binnen en beveelt haar bedienden hem te kleden.
Even later waagt Johan zijn ontsnappingspoging die helaas mislukt daar de jonge vrouw een behendig messenwerpster blijkt te zijn. Even later wordt hij terug geboeid en vertelt de vrouw de geschiedenis van de grot.
Als rondrijzend circusgezelschap hielden zij halt aan het meertje waar ook onze held in het begin van het verhaal zijn kamp optrok. Nadat ze hun aapje Piastro kwijt waren zochten ze de omgeving af en ontdekten zo een grot achter de waterval. Na in de grot te hebben afgedaald troffen ze daar het aapje aan maar niet alleen! In de verlichte grot bleek een volk te leven, die enorm onder de indruk van Bellart schenen te zijn; dit omdat Bellart een berenhoofddeksel droeg en dat de beer hun afgod bleek te zijn. Ze werden ontvangen als afgezanten van de goden, en werden beladen met goud en edelstenen. Toen ze even later Brutus, hun beer, naar binnen brachten werden zij aanzien als de hoeders van hun god. De bevolking bracht Hen geschenken en werd te werk gesteld in de mijnen.
Met het goud wordt gewerkt aan een oorlog, een oorlog die Filips de Schone van de troon zou moeten stoten.
Even later probeert de jonge vrouw (Mariza) Johan te verleiden. Een uitnodiging waar onze held voor bedankt, wat de jonge vrouw in woede doet ontsteken. Onze held wordt terug naar de mijnen gebracht waar hij terug moet delven. Hier komt hij van zijn vriend meer te weten over hun bevolking en waarom ze onder de grond leven.
Hun gesprek wordt echter gestoord wanneer een bewaker een geschenk voor Johan af komt leveren, geschonken door Mariza om hem erop te wijzen wat hij afgeslagen heeft. Het is een kroes bier.
Even later vertelt Johan’s metgezel hoe hij zijn bewakerspositie verloor toen zijn zuster zich verzette tegen de hoeder van de beer, toen deze zich aan haar vergreep. Dit is voor Johan genoeg en hij geeft zijn woord aan zijn metgezel dat zijn zuster zal worden gewroken!
Ondertussen zijn in een ander vertrek, Mariza en haar vader in gesprek over het mislukken van hun poging Johan voor zich te winnen, en bespreken ze ook hun toekomstige veroveringen. Het enige dat Mariza nog vraagt aan haar vader is de offering van Johan als deze zich blijft verzetten tegen haar avances.
In de mijn worden de namen uitgewisseld en zo komen we de naam van Johan’s metgezel te weten. Dixit. Verder komt onze held te weten dat er nog sterkere dranken vanuit de bovenwereld aanwezig zijn en krijgt hij een plan. Het volgende ogenblik verbreken onze helden de ketens en sluipen via een kloof naar het paleis van de beer. Even later als onze helden in de bewaarplaats van de drank zitten merkt Johan plots voetstappen op. Een groep bewakers die hun drankvoorraad komen bijvullen. Dixit stelt voor de aandacht af te leiden en slaat op de vlucht met de bewakers achter zich. Even later struikelt hij over een geworpen lans en wordt daardoor even later overmeesterd. Aldus moet Johan met lede ogen aanschouwen hoe zijn vriend bewusteloos naar de offerkuil gedragen wordt. Even later worden de werkers terug samengedreven rond de offerkuil, waar Dixit weer bijkomt en beseft wat hem te wachten staat. Hij staat recht en begint zijn volk toe te spreken over hoe ze misleid worden door de haarlozen.
Als even later het hekken opengaat verschijnt Johan ten tonele die zijn zwaard plaatst op de keel van de hoeder van de beer. Zo verplicht hij Lothar een oud kermisdeuntje te spelen, iets wat de beer herkent. Even later begint de beer te dansen en kijkt het volk van de beer verbaast toe. Als even later de beer dreigt zijn vriend aan te vallen werpt Johan een speer dwars door het dier en redt zo Dixit van een wisse dood. Even later breekt de hel los en vechten de 2 vrienden zij aan zij tegen een grote overmacht. Plots worden zij echter ontzet uit onverwachte hoek wanneer het volk van de beer in opstand komt.
Dixit besluit samen met onze held te ontvluchten en samen gaan ze richting uitgang. Daar worden ze echter opgewacht door Bellart en enkele bewakers. Terwijl Johan een verbitterde strijd levert tegen Bellart probeert Dixit een mechanisme in gang te krijgen. Opeens verliest Johan in het midden van het gevecht zijn zwaard. Onze held slaagt erin ongewapend Bellart over zich te werpen, wat deze laatste met zijn leven bekoopt daar hij terechtkomt op de punt van Johans zwaard. Hierop ontsteekt Mariza in woede, en wilt ze een mes werpen in de richting van Johan. Maar onze held had het gevaar reeds gezien en wierp het zwaard van Bellart om haar uit te schakelen. Even later gilt Dixit dat ze weg moeten en begint de grot in te storten, Dixit heeft het mechanisme los gekregen!
Eindelijk komen de twee vrienden heelhuids aan de oppervlakte, waar Johan tot zijn verbazing zijn persoonlijke spullen aantreft. Hierna neemt hij afscheid van zijn vriend Dixit en vertrekt, op weg naar nieuwe avonturen.
Het was ondraaglijk lang wachten, maar eindelijk hebben we de nieuwe rode ridder kunnen verslinden.
We zouden hier een klassieke pluspunten – minpunten bespreking van kunnen maken, maar laten we dat niet doen! De balans is overweldigend positief!
De vertelstijl van Martin Lodewijk is gedurende een tiental pagina’s even wennen, komt waarschijnlijk omdat Biddeloo sneller vertelde! In zekere zin stelde ik vast dat de Rode Ridder onthaast is. Hij heeft tijd genoeg (ondanks het behouden aantal pagina’s) De Grot van de beer kent ook verscheidene goed gekozen climaxpunten; de eerste executie, de verleidingspoging, de tweede executie en de ontsnappingspoging. Het lijkt allemaal netjes gedoseerd en het maakt de strip onderhoudend. Het is ook de eenvoud van de gebeurtenissen die het minder aantal bladzijden laat volstaan. Leuk trouwens dat Martin Lodewijk ons een exacte situering kan geven, de regeerperiode van Filips de Schone (1285–1314). Benieuwd of deze situering nog preciezer zal worden. In elk geval is de nieuwe scenarist met verve geslaagd! Hij is er zelfs in geslaagd het koele kikkergehalte van Johan te verminderen. Zijn gelaatsuitdrukkingen ( en dat is dan weer het werk van de tekenaar) spreken bij momenten boekdelen!
Het tekenwerk dan! De tekenstijl is toch wel anders dan die van Karel Biddeloo, meer de stijl van pakweg een Frank Sels! Niettemin krijgen we een stoere Johan die weer wat jaartjes ouder lijkt, en zowaar grimassen heeft leren trekken. Het tekenwerk laat me achter met het gevoel erg gedetailleerd te zijn, met veel gevoel voor de weergave van emoties! Kortom, bij momenten is het echt genieten van de mooie tekeningen. Johan lijkt echter nog te evolueren, en ik denk dat we zijn definitieve uiterlijk pas binnen enkele verhalen gaan kunnen evalueren. Voor een tekenaar is dat natuurlijk een normale zaak! De inkleuring zit heel goed en de schaduweffecten katapulteren de Rode Ridder in de 21e eeuw.
Hoewel de meningen over de cover wat uiteenlopen, vind ik persoonlijk de achterkant vrij geslaagd. Het wapenschild is de perfecte symbiose van de ganse Roderidderreeks en de hertekende gezichten mogen er wezen!
Prima, Martin en Claus dit verhaal was het wachten meer dan waard!!!
5/12/2005
Op weg naar de kust van Bretagne spreekt het avontuur Johan aan! Op een kleine afstand van hem brandt een vuur, een brandstapel waarop een jonge vrouw staat. Zonder aarzeling rept Johan zich ter plaatse. Hij bevrijdt de jonge blauwharige vrouw en rekent af met de soldaten die haar terechtstelden.
Het meisje is Johan erg dankbaar en ze stelt zich voor als Indigo Magiste, de dochter van Magist Magiste, een groot Alchimist uit Toledo. Een hele tijd geleden is Indigo’s vader echter verdwenen, ontvoerd. Hierop ondernam het meisje een zoektocht om hem terug te vinden. Deze zoektocht bracht haar naar het Noorden. Daar zocht ze in alle streken naar aanwijzingen. De ontvoerders waren haar echter te vlug af, haar opvallende haarkleur zorgde ervoor dat ze ook erg herkenbaar was. Bijgevolg werd Indigo overvallen en belandde ze op de brandstapel waarvan Johan haar gered heeft.
Johan ving tijdens zijn gevecht met de soldeniers de naam Graaf van Chirac op. Hij besluit Indigo te helpen op haar zoektocht en bezoekt de volgende dag met haar het stadje aan de voet van het kasteel van Graaf van Chirac.
In diens burcht likt de Graaf van Chirac zijn wonden, het meisje is ontsnapt, en haar vader houdt hem aan het lijntje in zijn zoektocht naar de steen der wijzen, die van lood goud maakt en het eeuwige leven garandeert.
In afwachting van een audiëntie bij de heer van Chirac overnachten Johan en Indigo op de hooizolder van een herberg. Hier lijken de zielen van Johan en Indigo elkaar te raken.
Wanneer Johan en Indigo (die haar haar verborgen houdt) voor de Graaf van Chirac komen is de spanning te snijden. De Graaf is erg achterdochtig, en zijn rechterhand, Guillaume de Joubert trekt de cape van Indigo weg. Hierop barst de hel los, Johan en Indigo raken slaags met Guillaume en zijn soldeniers. Ondanks het dappere verweer schiet een soldenier Johan neer met zijn kruisboog. Johan zakt in elkaar en is schijnbaar dood. Indigo die meteen haar held wil helpen wordt neergeslagen en bewusteloos naar de kerker van haar vader gedragen, waar ze de opdracht krijgt hem te helpen in de zoektocht naar de steen der wijzen. Op vraag van de alchimist wordt ook het lichaam van Johan naar de kerker gebracht. Indigo voelde de halsslagader van Johan namelijk nog lichtjes slaan, ondanks het feit dat de pijl zijn hart doorboorde. De Graaf stemt toe, en Johan wordt eveneens in de kerker gedragen. Wanneer de Graaf de kerker verlaten heeft voelt Indogo opnieuw, Johans hart klopt nog, ligt aan de rechterkant van zijn borstkast, i.p.v. aan de linkerkant. Na de goede zorgen van Indigo en haar vader lijkt Johan stilaan terug tot zijn positieven te komen. Hij verklaart de positie van zijn hart aan de hand van de toverspiegel die hij jaren geleden betrad. Deze spiegel moet zijn ingewanden gespiegeld hebben.
Mooie liedjes duren niet lang, en enkele dagen later bezoekt de Graaf van Chirac onze vrienden. Johan levend en wel terugvinden is voor hem het bewijs dat Magist Magiste de steen der wijzen gevonden heeft. De smoes werkt, hij heeft hem gevonden, maar heeft zogezegd alles opgebruikt.
Johan staat ondertussen een weinig benijdenswaardig lot te wachten, hij wordt in een vergeetput geworpen. Om Indigo’s vader nog meer onder druk te zetten wordt Indigo gekruisigd met touwen. Elke vertraging zal vanaf nu bestraft worden met het vervangen van een touw door een nagel. Met vereende kracht gaat Magist Magiste dan ook aan het werk.
De onredelijke Graaf van Chirac wil een voorbeeld stellen en laat na een paar dagen reeds een eerste nagel door de hand van Indigo slaan.
Ondertussen tracht Johan zich uit de vergeetput te hijsen, wat hem met behulp van een dijbeen ook lijkt te gaan lukken. Eens boven is het kinderspel om de bewaker van de vergeetput uit te schakelen. Onhoudbaar baant een ontketende Johan zich een weg naar de kerker waar Indigo en haar vader vastgehouden worden. Eens binnen bariccadeert hij de deur, meteen daarna verlost hij Indigo uit haar pijnlijke situatie. Als hazen klimmen Johan, Indigo en Magist nadien door de schoorsteen naar boven langs een touw dat zorgvuldig voor de ontsnappingspoging vervaardigd werd. Wanneer de Graaf van Chirac en Guillaume de kerker openbreken treffen ze iets aan wat hun stoutste dromen overtreft. Magist heeft Grieks vuur gemaakt, het vuur dat de kamer langzaam in zijn macht neemt zal een ontploffing tot gevolg hebben.
Nog voor De Graaf van Chirac en zijn handlangers kunnen vluchten gaat de ganse verdieping de lucht in. Hierbij laat de Graaf van Chirac zelf het leven.
Met man en macht wordt die nacht en de volgende dag geblust. Johan, Indigo en haar vader zijn ontsnapt. Hierop kan Johan zijn tocht naar de Bretoense kust verder zetten om te Saint Malo Merlijn te ontmoeten. Indigo en haar vader zullen hem tot daar vergezellen, alvorens hun eigen weg in te slaan!
In "De grot van de beer" laten Martin Lodewijk en Claus Scholz zien dat Johan’s avonturen echte avonturen zullen blijven. In de Blauwe heks laten ze dan weer zien dat nieuwe elementen de reeks zullen kruiden. Een erg belangrijk element is Indigo Magiste, de knappe blauwharige heks, die er vanin het begin in slaagt Johan’s hart voor haar te winnen. Er bestaat een bijzondere”alchemie” tussen beide personages. Hoewel het met zoveel woorden niet uitgesproken wordt, kan je tussen de regels door besluiten dat beiden liefde voor elkaar voelen. We zijn uiteraard benieuwd hoever deze nieuwe liefde zal gaan. Het zorgt in elk geval voor een menselijk element in de heroïsche avonturen van Johan.
Voor de ene zal het verdwijnen van Galaxa moeilijk te verteren zijn, voor de andere is de nieuwe liefde van Johan een zegen. We zien echter graag een menselijkere, tastbaardere liefde aan Johan’s zijde, dit staat namelijk garant voor een extra dimensie die de voorbije topalbums “De watermolen” en “De toverspiegel” ook hadden.
Dat Johan meer gevoelsuitdrukkingen heeft en wat kwetsbaarder lijkt kan de liefhebbers van klassieke ridderverhalen enkel maar bekoren.
De toekomst zal ongetwijfeld uitwijzen welke richting het met deze 2 zal uitgaan, Martin Lodewijk liet er alvast geen twijfel over bestaan, Indigo is Johan’s nieuwe liefde, en we zullen haar geregeld terugzien.
Claus zorgt ervoor dat we haar ook graag geregeld terugzien, het is een knappe verschijning met blauw haar, “Overal heer ridder… Overal!” (quote Indigo)
Niet alleen krijgen we hier tekentechnisch een prachtige strip, ook qua verhaal is de Blauwe heks een topper die mooi past in het rijtje van vele toppers die deze reeks te bieden heeft. Chapeau voor de nieuwe auteurs, die met dit album tonen dat Johan een zekere toekomst tegemoet gaat.
15/3/2006
Er heerst beroering in de diepe en duistere krochten van de hel. De 6 hellevorsten komen er samen om een nieuw plan te bekokstoven tegen het algoede. Bahaal, de eeuwige vijand van Johan, krijgt van de raad van zes de opdracht om de Judasgraal te vinden, de tegenhanger van de Heilige Graal, die werd vervaardigd uit de schedel van Judas Iscariot, Jezus’ verrader. De prins der duisternis geeft de opdracht op zijn beurt door aan een van zijn meest geliefde dienaressen: Demoniah, de duivelin. Dit is de inleiding die de lezer krijgt bij het vervolgalbum op het zinderende “De Blauwe Heks” !
De Rode Ridder is sinds korte tijd vergezeld door twee opmerkelijke reisgezellen: Indigo, de pittige blauwe heks, en haar vader Magiste, een blinde alchemist. Het drietal is op weg naar het Bretoense stadje Saint-Malo, waar Johan een afspraak heeft met Merlijn, de beroemde magiër van het hof van Koning Arthur, en waar hij tevens afscheid zal nemen van Indigo en haar vader, die over zee naar Toledo zullen weerkeren. Maar eens te meer draaien de zaken anders uit...
Eens aangekomen in Saint-Malo, besluiten onze vrienden de stadsherberg waar Merlijn hen opwacht, op te zoeken. Helaas komt het zover niet, want de hele herberg blijkt vanbinnen in de as te zijn gelegd, en de oude magiër is nergens te bespeuren! Tot zijn afgrijnzen bemerkt Johan op de vloer van het veraste gebouw het merkteken van zijn oude vijand: Bahaal, de prins der duisternis! Dankzij een handige truc van Indigo komt het drietal al snel op het spoor van het Kwade, dat hen regelrecht naar de geheimzinnige Mont-Saint-Michel leidt. Al dadelijk merken onze helden dat er op de Mont iets niet in de haak is: constant hoogtij, dichte mist rond het gebouw, enge krijsen, enzoverder. In het nabijgelegen dorpje probeert Johan wat meer info te winnen, maar ook daar lijkt alles uitgestorven. Na een verrijkend gesprek met de waard en een lichte schermutseling met een zeeman (die zijn lesje niet van Johan, maar van Indigo krijgt!) besluiten onze vrienden om zelf op onderzoek uit te gaan op de Mont-Saint-Michel, in de hoop er Merlijn terug te vinden, en om tegelijk een einde te maken aan deze toestand , die de bange bevolking al weken in de ban houdt! Al gauw wordt er een schipper gevonden die gek genoeg is om Johan en co over te zetten. Maar hun komst is reeds opgemerkt door Demoniah, die zich opmaakt voor alweer een strijd tegen de Rode Ridder.
Met wat tovenarij door Magiste, en stuurvaardigheid door “Gros” Bernard, de stuurman, komen onze vrienden eindelijk aan op de Mont. Johan en Indigo gaan op verkenning uit, maar worden al snel ontdekt door Demoniah, die een heel leger van helse beesten en duivels op het eiland heeft weten te herbergen. Een bitsige strijd ontstaat, en Johan en Indigo weren zich eens te meer als leeuwen, maar de overmacht is hopeloos te groot en het dappere tweetal wordt gevangengenomen. Zo bereiken ze onwillekeurig wel een van hun doelen, want in de cel komen ze Merlijn tegen, die hun alle uitleg verschaft over de Judasgraal en de ultieme eindstrijd tussen goed en kwaad. Door middel van één van haar vele vleermuizen heeft Demoniah de hele uitleg van Merlijn echter kunnen afluisteren. De duivelin besluit terstond actie te ondernemen en trekt met een legertje van haar gedrochtelijke strijders naar de kerkers. Daar aangekomen zet ze Johan letterlijk en figuurlijk het mes op de keel door hem op te dragen de Judasgraal, reliek van het kwaad , te vinden, zoniet zal ze met Indigo afrekenen.
Ondertussen besluit de blinde alchemist, die samen met de stuurman en de matroos bij de boot was gebleven, zelf op onderzoek uit te gaan. Hoewel hij blind is, loopt hij recht en zelfzeker over de glibberige rotsen. Op miraculeuze wijze slaagt hij erin zich ongezien een weg te banen doorheen het dorp aan de voet van het klooster, waar het thans wemelt van de duivelse handlangers van het kwaad. Ondertussen vertelt Demoniah aan onze vrienden dat haar werd opgedragen de Judasgraal in handen te krijgen, zodat Bahaal terug de heerschappij op zich kon nemen in de raad van zes, en zijzelf het gezag zou verkrijgen over de zeven cirkels van de hel. Nogmaals dreigt de handlangster van de prins der duisternis ermee Indigo om te brengen, als plots Merlijn tussenbeide komt. Hij zal Demoniah de plaats aanwijzen waar de Judasgraal verstopt ligt. Het gezelschap begeeft zich naar een onopvallende beerput, die het schrijn blijkt te zijn van de zwarte Graal. Met een speciale kreet roept Demoniah haar legioen vleermuizen op, die zich in een enorme zwerm in de put storten. Niemand heeft echter gezien dat de blinde alchemist ongemerkt één van de vleermuizen uit de lucht wist te grijpen. Snel maakt hij een zakje met een raadselachtig poeder aan een der poten van het dier vast. Wanneer de vleermuis ermee voorbij Demoniah fladdert, schiet uit het zakje plots een felle lichtflits! In het daaropvolgende tumult gaat de Rode Ridder eindelijk tot actie over, en al snel krijgt hij het gehele duivelse garnizoen over zich heen. Een harde strijd barst los. Op het moment dat Johan dreigt overweldigd te geraken door de vele vijanden, weet Indigo met een krachtige stoot Demoniah in de put te duwen, samen met de vleermuis met het nog brandende zakje poeder aan de poot. Het gevolg laat zich raden. Het vuur vermengt zich met de methaanwolk in de beerput, en de hele boel vliegt de lucht in! De vleermuizen vallen suf uit de lucht, en de duivelse strijders slaan op de vlucht. De blinde alchemist kan zijn dochter Indigo weer in de armen sluiten en iedereen is weer blij, tot plots een grote vleermuis uit de restanten van de beerput tevoorschijn komt met de Judasgraal in haar poten. Merlijn houdt Johan tegen als die een enorme speer op Demoniah (de vleermuis) wil werpen. Het avontuur zit er nu op, en de dorpsbewoners worden verlost, maar de Rode Ridder begrijpt er niets van. Merlijn legt uit dat men Demoniah in de waan moet laten dat ze gewonnen heeft, want de Judasgraal zal immers nog een grotere rol spelen in het volgende verhaal: “Het zwaard van de maagd”!
De Judasgraal is het derde album van Lodewijk & Claus. Het tekenwerk is weeral goed, maar vele forummers vonden dat de duivelse handlangers van Demoniah toch iets te kinderachtig en te lachwekkend getekend werden. Dit komt natuurlijk de sfeer van het verhaal niet ten goede, en ook de verhaallijn blijft wat wazig. Langs de andere kant heeft de lezer natuurlijk gesnapt dat het verhaal gewoon doorloopt, en dat we in de volgende albums verduidelijking zullen krijgen. Nog meer moois op komst dus!
14/06/2006
We bevinden ons in het jaar des heren 1416. Temidden de jachtvelden van het slot Champtoce raast er een trotse jachtstoet zijn prooi na; een prachtig edelhert. Het opgejaagde dier, gewond door de vele pijlen wordt in het nauw gedreven en wacht de genadeslag af. In de jachtstoet bevindt er zich een kleine jongen, Gilles de Rais, die van zijn grootvader, Jean de Craon het dier de genadestoot moet geven. Inmiddels bemerkte deze dat er iets geklemd zat tussen het gewei van het dier. Wanneer de kleine Gilles aarzelt maakt zijn grootvader het werk maar af. Hij haalt het voorwerp, een beke,r uit het gewei en vult deze met bloed van het dier. Hij verplicht zijn kleinzoon om ervan te drinken. Achteraf blijkt de jongen alleen nog oog te hebben voor de mysterieuze kelk….
Op een afstand van honderden jaren en kilometers bevinden zich onze held Johan, de rode ridder en zijn mentor Merlijn aan de rand van een meer. De oude man ontdoet zich van zijn kledij, duikt in het meer in en even later komt hij weer tevoorschijn met in zijn hand een zwaard, het zwaard van Karel Martel. Na een korte uitleg door Merlijn over Karel Martel reizen de twee door tijd en ruimte naar het dorpje Domrémy, Frankrijk in 1424 alwaar Johan een meisje Jeanne in een visioen vertelt wat ze moet doen en waar ze het zwaard van Karel Martel kan vinden.
Wanneer Het tweetal dan de tijdsmist gebruikt komen ze aan bij de garnizoensburcht van Vaucouleurs alwaar Jeanne op audiëntie is bij de heer Baudricourt. Hij aanhoort de maagd en escorteert haar naar Chinon.
Ondertussen geniet Gilles de Laval in zijn slot te Tiffauges van de zang van enkele koorknapen uit het dorp. Hij geniet er zo van dat hij 1 van de jongens bij hem roept en hem laat drinken uit zijn dierbare kelk. De jongen zakt na dit drinken versuft in elkaar en wordt meegevoerd naar huis…
Op 12 februari wordt het konvooi dat Jeanne naar Chinon begeleidt aangevallen door Bourgondische ridders. De aanvoerder, Jean de Metz, slaagt er met behulp van onze helden in de aanval te weren en hen op de vlucht te doen slaan. Enkele dagen later komen ze aan op de bestemming
Die avond deelt Merlijn Johan mee dat hij nog een laatste maal als de Aartsengel Michael voor Jeanne moet verschijnen om de vindplaats van het zwaard te onthullen. Echter als Johan de kamer van Jeanne betreedt merkt hij dat het meisje in bed Jeanne niet is en dat hij ijlings op de vlucht moet. Door door het raam te springen belandt Johan in de slotgracht en slaagt er in zo te ontkomen. Johan deelt Merlijn het bedrog mee en samen gaan ze op zoek naar de echte Jeanne.
Dankzij de hulp van een jonge stroper komt onze held te weten dat een groep ridders en soldeniers naar de stad Saint Sauveur zijn gereden. Wanneer Johan nadenkt hoe hij de burcht binnenkomt biedt de jonge stroper hem zijn diensten aan. Als kruier vindt de jongen in het slot wat hij zoekt. Er is een gevangene die opgesloten zit in de donjon. De jongen stelt zich voor als Thierry en via dezelfde list slaagt hij erin terug binnen te komen om zo via een touw onze held toegang te verschaffen. Echt veel moeite heeft het tweetal niet om de cel in de donjon te bereiken en inderdaad de geheimzinnige gevangene is niemand minder dan Jeanne, die Johan bijna herkent als de engel Michael. Op dat moment wordt het drietal ontdekt door een soldenier die al snel alarm slaat. In een kort maar hevig gevecht verslaat Johan zijn tegenstanders en wordt daarin onverwachts bijgestaan door Jeanne. Even later vervolgen ze hun weg en slechts op het laatste moment stuiten ze op een andere groep soldeniers. Deze zijn te laat voor Johan en Jeanne maar slaan er nog net in het touw van Thierry door te snijden. Gelukkig voor hem is dit buiten onze held gerekend die de jongen gewoon opvangt.
Al snel zijn de drie verdwenen te paard, al wordt er een achtervolging ingezet. De achtervolger slaagt er in de drie in te halen en mikt zijn kruisboogschicht op Jeanne, maar dat is buiten Thierry gerekend. Deze laatste slaagt er in om met zijn slinger de soldenier uit te schakelen. Vanaf dan verloopt de reis zonder zorgen tot Merlijn hen door middel van de tijdsmist tegemoet komt om hen te halen voor de audiëntie van Jeanne bij de Dauphin.
Als Jeanne aankomt blijkt de Dauphin er niet te zijn, en heeft de valse maagd reeds een gelijkaardige test ondergaan. Zij moest ook de Dauphin onder de genodigden zoeken. Jeanne doorstaat de test en overtuigt de Dauphin door hem te vertellen van zijn eigen gebeden. Enkele dagen later gaat Jeanne met een kleine delegatie naar de kerk van Sint-Catherina en vindt aldaar het zwaard van Karel Martel onder het altaar zoals haar dat werd toegefluisterd door de Heilige Michael. Het volgende ogenblik wordt de groep aangevallen door geharnaste ridders, enkel door een bloederige strijd slaagt de groep erin de aanval te weren. Temidden van al het geweld geraakt Jeanne gevuld van afschuw voor het geweld en bloed van de slachting. Een van de gedode tegenstanders wordt al snel herkend als Ralph de Honecourt, een neef van de heer van Honecourt aan het hof van de Dauphin.
Merlijn oppert dat er nog een verrader moet zijn aan het hof, maar wie …? Wanneer Johan de kleine Thierry presenteert aan Jeanne voor de positie van haar schildknaap, wat Jeanne meteen afwijst omdat ze nog te veel moet leren. Zij wijst hem toe aan Gilles de Rais om onder diens leiding de riddersporen te verdienen. Merlijn en Johan rijden verder om hun werk te vervullen …
Een wonderlijk verhaal met een meesterscenario van Martin Lodewijk. Wie het leven van Jeanne D’ Arc kent zal niet anders kunnen dan beamen dat de geschiedkundige details onvoorstelbaar zijn!!!
2006
Te Rheims wordt de dauphin gekroond tot koning Karel de VII van Frankrijk, in aanwezigheid van Jeanne D’ Arc. Na de plechtigheid ontmoet Johan Thierry. Veel tijd voor een weerzien is er niet. Gilles de Rais schreeuwt enkele bevelen naar de jongen. Even later treffen Johan en Merlijn Thierry aan in de herberg waar ze verblijven, vermoord door ophanging. Als een razende gaat Johan op Gilles de Rais af. Het komt net niet tot een gewelddadige aanvaring maar Johan waarschuwt De Rais.
Hierop volgen we de Maagd op haar campagne om Parijs te veroveren. Na verwoede pogingen lukt het niet de stad te bevrijden van de Engelsen. Terwijl Jeanne zich voorbereidt op de komende gevechten laat Gilles een drukte van jewelste opmerken. Hij smeedt het ene na het andere complot om de Maagd ten val te brengen. Tijdens de volgende slag richt een Fransman zijn kruisboog op Jeanne, die hierdoor gewond raakt in het been. De verrader wordt aangehouden en ondervraagd. Hij spreekt over satan als opdrachtgever. Alvorens Johan de man kan ondervragen heeft Gilles de Rais hem laten executeren. Na de mislukte bevrijdingspoging te Parijs lijkt het geluk van de Maagd definitief gekeerd. Te Compiègnes mislukt een uitval. Monsieur de Flavy die onder een hoedje speelt met Gilles de Rais zorgt ervoor dat Jeanne de stad niet in kan vluchten door de ophaalbrug te vroeg op te halen. Jeanne wordt gevangengenomen. Johan die dapper aan haar zijde streed ligt gewond in het gras. Merlijn vindt zijn vriend en verzorgt zijn wonden.
Terwijl Jeanne tracht te overleven in een Bourgondische kerker doet Johan een poging Karel VII te overhalen om een losgeld te betalen. Deze ziet dit echter niet zitten. Achter de schermen is Gilles enerzijds opgelucht dat hij van de Maagd vanaf is, anderzijds wil hij haar toch nog laten drinken van de verdorven Judasgraal. Later kopen de Engelsen Jeanne vrij, vastberaden haar te berechten. Ondanks de tegenwerking van Merlijn kiest Johan er voor een bevrijdingspoging te ondernemen. Johan is blijkbaar niet alleen, Gilles de Rais is eveneens bezig met de uitwerking van een bevrijdingsplan. Hij laat een dubbelgangster de plek van Jeanne innemen en vlucht met de Maagd. Johan en Merlijn die hem inmiddels vervoegde merken Gilles de Rais op wanneer hij door Engelse soldaten aangevallen wordt. Johan snelt zijn vijand ter hulp. De toestand van Gilles en Johan lijkt hopeloos, het is tijd dat Merlijn tussenbeide komt. De tijdsmist doemt op en de Engelsen gaan op de vlucht. Hierop tracht De Rais naarstig om Jeanne van de judasgraal te laten drinken. Johan merkt dit op en stormt op de Rais af. Deze blijkt een uitstekend zwaardvechter te zijn. Ternauwernood gijzelt de Rais Jeanne D’Arc. Wanneer Merlijn de Judasgraal in de tijdsmist werpt rent Gilles er als een bezetene achteraan. Aan de andere kant van de mist is hij getuige van zijn eigen toekomst, gerechtigheid is geschied wanneer hij opgehangen wordt voor de moord op honderden kinderen.
Jeanne D’Arc komt weer tot zichzelf en moet een keuze maken. Terugkeren naar haar cel en een zekere dood tegemoet gaan of kiezen om Johan en Merlijn te volgen naar Koning Arthur. Jeanne kiest voor het eerste en wordt daarmee krachtiger dan ze ooit in levende lijve geweest is. Na de brandstapel wordt ze een legende die Frankrijk nog meermaals zal inspireren.
Johan en Merlijn zetten hun tocht verder, Johan heeft het gevoel gefaald te hebben en gaat te biechten. Hierna scheiden de wegen van de tovenaar en de ridder, beiden op weg naar nieuwe avonturen.
Martin Lodewijk vertelt ons een getrouwe geschiedenisles die doorspekt is met tragische scenariowendingen. Soms is de waarheid schokkender dan de bestefictie. De Judasgraal is de perfecte uitvlucht om het verhaal toch dat beetje fantasy mee te geven dat we bij een rode ridderverhaal verwachten. Johan laat zich van zijn spirituele kant zien. Wat we voordien enkel konden vermoeden wordt voor het eerst open en bloot bevestigd. Johan is katholiek en daarmee weer een stap dichter geëvolueerd tot een waarheidsgetrouwe ridder.
De reacties op dit album en zijn voorganger waren wisselend, de ene genoot ervan, de andere vond het te zeer een geschiedenisles. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens tussenin. Als er dan 1 aspect is dat door velen gehekeld werd, dan is het de tijdsmist. Handig als je je hoofdrolspelers 100 jaar wil laten overbruggen, saai als je het een 10-tal keer gebruikt. Laat dit dan niet de prijs voor originaliteit verdienen, we kunnen ook niet wachten tot Johan 140 jaar geworden is!
Claus schotelt ons prachtige plaatjes voor, en doet ons verhaal na verhaal weer beseffen waarom we juist zo graag strips lezen. Knap werk van beide heren.
2006
Een eenzame ruiter uit het noorden, een ridder te paard is op weg naar de stad Toledo. Na diverse vragen vindt hij zijn weg en komt hij toe aan een afgelegen woning waar hij ontvangen wordt door een Spaanse schone met azuurblauwe haren, Indigo Magiste. Deze ruiter is natuurlijk niemand anders dan onze held Johan, de rode ridder die nu ook oog in oog komt te staan met Indigo’s vader Magist Magiste.
Deze nodigt zijn gast uit in zijn nederige stulp, die ze nog steeds aan het verbouwen zijn. Even later praten ze gezellig bij aan een gezellig haardvuur.
De volgende morgen, terwijl onze held zich aan het verfrissen is verschijnt er een groep soldeniers ten tonele van de Graaf van Lacrar met een bevel van de predikheer van “Conde” de Lacrar om Indigo mee te nemen naar het kasteel alwaar zij gedwongen in het huwelijk dient te treden met de zoon van de Graaf , Felipe.
Wanneer Indigo het gezelschap uitlacht besluit men haar te schaken, iets wat onze held met alle middelen tracht te beletten. Jammer genoeg is de overmacht te groot en wordt hij neergeslagen. Als hij even later terug bijkomt zijn zowel Indigo als haar vader verdwenen en staat de woonst in lichterlaaie. Onze held gaat binnen in de ruïne van de woning en treft er de “Grimoire van Merlijn” ongeschonden aan. Na een kleine zoektocht vindt hij er ook bruikbare kledij en enkele Indische wapens zoals een khunda en een Katar. Zijn eigen bezittingen zijn immers in de brand gebleven.
Even later begint Johan aan zijn zoektocht naar Indigo, en volgt hij het spoor van de ruitersgroep richting zuiden. Het is reeds avond wanneer onze held de landerijen van de Graaf van Lacrar bereikt. Hij maakt er kennis met een fokker van “Toros Bravos” de vechtstieren die men nu nog steeds in Spanje heeft. Opeens slaat de man in paniek wanneer hij ziet dat zijn dochtertje, Ana Lucia in de roekeloosheid van haar vlindervangst zich in de weide van een briesende stier heeft begeven. Johan springt snel over de omheining en kan op het nippertje het meisje voor de woeste hoorns van de stier wegrukken. Met de hulp van het meisje haar mantel slaagt hij er in de stier te misleiden en zo als een echte torero de gelegenheid te creëren om te ontsnappen. De veehouder is onze held zo dankbaar dat hij Johan een slaapplaats voor de nacht, alsook een rijk maal aanbiedt.
De volgende morgen vertrekt onze held weer en komt hij even later aan bij een stadje en een rijzige sombere burcht, alwaar er voorbereidingen bezig zijn voor een nakend feest, een huwelijksfeest … tussen de misvormde zoon van de Graaf en Indigo.
Onze held besluit dat hij in het kasteel moet zien te komen en met slechts zijn haren te kleuren heeft hij een pracht van een vermomming.
Even later is onze held in het kasteel en vindt hij er al snel Indigo die als een razende tekeergaat tegen de dienstmeisjes die haar haar willen kleuren. Onder het mom Indigo pogen te kalmeren krijgt hij de gelegenheid haar even te spreken.
Na even in de keuken verscholen geweest te zijn, besluit onze held dat het tijd is om te handelen. Zo hoort hij het gesprek tussen de kasteelheer en een fanatieke Inquisiteur. Onze held raakt echter het spoor bijster als het tweetal zich door middel van een liftsysteem naar de donjon begeeft. Daardoor besluit hij de berg waarop de donjon gebouwd is te beklimmen. Onze held weet echter niet dat hij per ongeluk een slapende soldenier gewekt heeft met een vallende steen en dat deze laatste reeds een signaal gegeven heeft aan de donjon.
Johan slaagt er in door te dringen tot in de donjon, maar treft in de ruimte een vrouw aan die ontwaakt. Hij probeert haar te bedaren en besluit haar dan maar te knevelen omdat hij hier niet in slaagt. Even later treft hij terug de Graaf en de monnik aan samen met de misvormde zoon van de Graaf aan. De man slaagt er niet in deftig te spreken en daar slechts zijn verzorgster de klanken van de jongeman begrijpt wordt er een dienaar op uitgezonden om haar te wekken. Dit tot ergernis van onze held want hij heeft juist de verzorgster gekneveld, dus besluit hij de dienaar uit te schakelen en zich ten tonele te begeven en de heren uit te vragen over de blinde Magist en zijn dochter. Echter blijkt onze held geen expert te zijn in het vastbinden van mensen want hij wordt uitgeschakeld door de verzorgster die een kruik tegen zijn hoofd smijt.
Al snel wordt Johan overmeesterd en even later ligt hij gekluisterd in de kerker. Zijn vermomming wordt doorzien en daarna wordt hij overgeleverd aan de Inquisiteur en zijn beul. De aanblik van dit alles word Indigo te veel zodat ze instemt met het huwelijk tussen haar en Don Felipe.
Drie weken later is het dan eindelijk zo ver, er is feest in de stad, jongleurs, kunstenmakers en dergelijke zijn present. Er is tevens een arena gebouwd voor een stierengevecht tussen ridder en stier. De aanblik van de ridder doet Indigo huiveren, de monnik heeft haar verraden. De ridder in de arena is niemand minder dan onze held die ongewapend is en verblind door het helse licht. Slechts via halsbrekende toeren slaagt Johan er in om aan de dodelijke hoorns te ontsnappen. Onverwachts krijgt onze held hulp, als de stierenfokker wiens dochtertje Johan ooit gered heeft de nieuwe mantel van zijn dochter naar onze held gooit. Door de stier te verblinden slaagt hij er in op de eretribune te komen en Indigo te schaken. Bij dit alles wordt de kaproen van Don Felipe verwijderd en ziet de bevolking voor het eerst het ware gelaat van hun toekomstige Graaf. Don Felipe toont zich meteen een nobel persoon door alles te verklaren en zich in naam van zijn familie te verontschuldigen.
Ondertussen heeft Fra Benetto, de predikheer- inquisiteur de benen met Indigo achter zijn hielen. Al snel wordt ze op de voet gevolgd door onze held. Wanneer ze aan komen, zien ze hoe de Inquisiteur een zwaard op de hals van Indigo’s vader heeft liggen. Met een list slaagt Indigo er in dichterbij te komen. Plots, met een mes verborgen in haar haren, snijd ze met een zwiepende beweging de keel van de predikheer door en kan zo haar vader redden. Nadien als het drietal de “lift” gebruikt om af te dalen, hakt Fra Benetto met zijn laatste krachten het touw door, waardoor het platform als een razende naar beneden suist en zo door de wrijving een brand doet ontstaan. Al snel zijn de soldeniers ter plaatse om de brand te blussen en komen onze helden van tussen de wrakstukken gekropen. De Graaf doet zijn beklag reeds bij Johan, maar dit zonder reden, zijn zoon heeft immers de liefde gevonden in de armen van zijn verzorgster.
Even later gaat het drietal op pad naar de heerlijkheid Rode alwaar er voor Indigo en haar vader een nieuwe thuis wacht.
Een pracht van een album, waar de ridderlijke aard van Johan nog maar eens naar boven komt als verdediger van onrecht en redder van jonkvrouwen in nood. Wederom gevuld met flarden waargebeurde geschiedenis waar men iets van opsteekt. Kortom een ridderlijk verhaal met inhoud en lessen voor zij die willen leren.
Meer van dit!!!