Omdat Johan zoveel belangstelling toonde in het Zandspook stelde de Koningin van Sjeba hem voor om het met eigen ogen te aanschouwen. Gareth, de kapitein van haar lijfwacht, zou hem brengen. Al vrij snel werd duidelijk dat de man in de Rode Ridder een gevaarlijke rivaal zag met plezier bracht hij hem tot bij het zandspook. Daar aankomen dacht hij zich van Johan te ontdoen door hem de kerker van het uitgehongerde monster in te duwen. De ridder ontweek het creatuur echter en het Zandspook vloog tegen de kerkerdeur die Gareth nog niet had afgesloten, waarop de kapitein van de paleiswacht zelf ten prooi viel aan het monster. Slechts door het tussenkomst van Johan, die een dergelijk lot zelfs zijn ergste vijand niet toewenst, kan Gareth ontkomen. Zwaargewond voelt hij zijn einde naderen en waarschuwt Johan voor de koningin van Sjeba. Zij zou een wrede heerseres zijn die met haar bovennatuurlijke krachten haar onderdanen onderdrukt en door andermans levenskrachten te stelen zich zelf jong houdt. Daarop gaf de man de geest…

160. Het gouden masker