Een jonge kapelaan, die Amelric en Amaranda vergezelt op weg naar Horst, waar hij de nieuwe kapelaansfunctie zal uitoefenen. Hij is zeer begaan met het lot van een jonge stroper die wel zeer zwaar gestraft wordt. Hij weet onder meer Johan en Amaranda te overtuigen om mee te werken. Het gekonkelfoes met vrouwe Amaranda wekt jaloezie op bij Amelric. Op een dag lucht Amaranda haar hart bij Johannes, die troostend zijn armen om haar heen legt. Amelric bemerkt dit, de stoppen slaan door, met een zwaardslag velt hij de jonge kapelaan. Met zijn laatste woorden vervloekt Johannes de Campo Amelric Pynnock.

131. De Heren van Rode