Al vanaf de eerste verschijning van deze sinistere kapitein weet iedereen dat men hem niet als een beste vriend moet verwachten. Eerst komt hij nog over als een duistere, doch verantwoordelijke kapitein die de schade die zijn ontstuimige bemanningsleden veroorzaakten, ruimschoots wilt vergoeden. Later blijkt hij echter een zeerover van de ergste soort te zijn. Met zijn piraten heeft hij een valse vuurtoren gebouwd om in het duister van de nacht schepen naar de klippen te lokken en zonder slag of stoot te plunderen. Drenkelingen van zijn eigen plunderlist pikt hij zelfs op om daarna gekneveld terug in zee te laten werpen. Zijn praktijken duurden tot hij Johan met zijn vrienden tegenkwam. Toen dezen de vuurtoren bezetten, schrok hij er niet voor terug om de helft van zijn bemanning te laten sneuvelen. Het belangrijkste was dat het torenvuur opnieuw kon branden om andere schepen te lokken. Toen zijn eigen schip door Johans toedoen echter eveneens tussen de klippen aan stukken gereten werd, dacht Origas weg te komen door de Brabantse freule Geertrui als gijzelaarster te gebruiken. De jonge Schot Patrick de Ross stond hem echter in de weg. Net toen hij deze met een blaaspijp uit de weg dreigde te ruimen, werd hij zelf door een pijl van Trudo getroffen. Eén schrille schreeuw was het laatste dat hij gaf voordat hij dood in het water plofte.

139. Bloed in de branding