Deze jonge Schotse ridder kruiste Johans pad toen ze samen de overtocht van Damme naar Engeland maakten. Hun schip liep op de klippen en terwijl de bemanning voor hun leven vocht, merkte enkel Patrick de Ross dat de Brabantse Freule Geertrui nog in het schip was. Terwijl het schip ieder ogenblik dreigde te kapseizen drong de Schot het schip binnen, beukte de deur van Geertrui’s kajuit open en sleurde haar door een barst in de scheepsromp mee naar de oppervlakte. Eenmaal aan land, vervoegden ze zich bij Johan en Chuk, die de ramp eveneens hadden overleeft. Daarna voelde hij zich niet te beroerd om zich nogmaals in het water te waden en als de hoffelijkheid zelve viste hij Geertrui’s doorweekte hoed op uit zoute nat. Toen men vervolgens slaags raakte met de piratenbende die hun schip op de klippen lokte, weerde de moedige ridder zich dapper, maar werd door toedoen van Kojiro, de lijfwacht van kaperkapitein Origas, ernstig verwond aan de schouder. Gelukkig waren er Geertrui’s lieve glimlach en goede zorgen en tegen het einde van de dag was de jonge man reeds voldoende opgeknapt om persoonlijk zijn zwaard tegen Origas te heffen. Toen deze echter een blaaspijp bovenhaalde, leken de Ross’ laatste ogenblikken geslagen. Een meesterlijk schot van Trudo redde hem echter het leven. Na hun avontuur besluiten Geertrui en Patrick om samen Geertrui’s zuster op te zoeken. De Schot heeft namelijk geen thuis of verwanten meer en wilt Geertrui onderweg beschermen. Naar verluidt leven ze nu nog lang en gelukkig…

139. Bloed in de branding