1967
Johan is onderweg naar het Nevelland. Het is Koning Arthur ter ore gekomen dat Gorkwin de burchtheer er zijn horigen behandelt als slaven en weigert hun vrijbrieven te ondertekenen. In de nabijheid van de burcht worden een boer en zijn dochter, Wenda, gemolesteerd door twee soldeniers. Zij worden op hun beurt afgerost door de Rode Ridder, die hen zijn komst naar de burcht aankondigt.
Johan besluit te wachten tot de volgende morgen en slaat zijn kamp op in een verlaten toren. Daar maakt hij kennis met Trodamus, een bizarre goochelaar. Daags nadien ontmoet Johan heer Gorkwin en diens zuster Zelma. Gorkwin is niet bereid om zijn horigen hun vrijheid te schenken en de Rode Ridder stuurt aan op een duel. Tijdens het gevecht doet Trodamus zijn intrede in de burcht. Gorkwin moet het onderspit delven en is gedwongen de vrijbrieven van alle boeren te tekenen waarop Johan terugkeert naar Camelot. Trodamus gooit het op een akkoordje met Zelma, die met het vertrek van de boeren ook haar inkomsten ziet verdwijnen. Zelma stuurt Gorkwin naar Trodamus om te ontdekken hoe hij zijn macht over de boeren kan behouden.
Trodamus toont twee houten poppen, een koe en een beeltenis van Zelma. Hij splijt de koe in tweeen prikt de Zelma-pop in de hand. Op de terugweg naar zijn burcht ziet Gorkwin een gezin rond een dode koe. Gorkwin begint te geloven in de krachten van de tovenaar en vertelt de boeren zich die nacht te begeven naar de vervallen toren, alwaar de tovenaar zijn bedoelingen kenbaar zal maken. Op de koop toe heeft Zelma zich bezeerd aan de hand omwille van een scherf.
Die avond gooit Trodamus voor de ogen van de verzamelde boeren een houten hoeve in het vuur en tegelijk gaat één van de boerderijen in vlammen op. De boeren kunnen verder onheil voorkomen door, net als voorheen, de oogsten af te leveren aan de burchtheer. Op zijn weg terug naar Camelot moet Johan halt houden vanwege een blessure aan het been van zijn paard. Hij besluit om te voet terug te keren naar het Nevelland ter kontrole. Aan de voet van de torenruïne stuit Johan op Trodamus die net een schatting ontvangt van de boeren. De ridder wil Trodamus ontmaskeren als een handige schavuit en daagt hem uit om een pop te maken met de beeltenis van Johan en daarop zijn macht te laten gelden. De tovenaar snijdt het beeldje en splijt het doormidden, Johan valt voor dood neer.
De boeren zijn nu nog meer overtuigd van de duivelse krachten van de tovenaar en vluchten naar huis. De ridder is echter niet dood, doch bewusteloos gemept door de handlangers van Trodamus. Wenda, de boerendochter ziet hoe ze tevoorschijn komen uit het struikgewas, één van hen met de slinger nog in de hand. Zij zal proberen de boeren te overtuigen om Johan te bevrijden en Trodamus en zijn handlangers te verjagen. Intussen groeit de voorraad van de burcht stevig aan en Trodamus wil meer goudstukken als beloning. Maar ook Zelma wil haar deel, dus eist ze de helft van Gorkwin's verborgen geldkist.
Wenda krijgt geen hulp van de doodsbange boeren en keert terug naar de gevangen ridder met voedsel en materiaal om te ontsnappen. Nadat ze alles heeft afgegeven wordt ze gevangen genomen en opgesloten in een ander deel van de ruïnes. De Roder Ridder ontsnapt. Op het kasteel ontstaat een flinke ruzie tussen Zelma en haar broer. Gorkwin sluit haar op in haar kamer, van waaruit zij ontsnapt via de slotgracht. Ze gaat naar Trodamus en vraagt hem de boeren op te ruien tegen Gorkwin om hem zo zijn geld afhandig te maken.
Trodamus denkt de zaak volledig te kontroleren en heeft Zelma niet meer nodig om zijn zakken te vullen. De vrouwe van het Nevelland informeert de boeren maar wordt gedood via de eerder beproefde slinger methode vanuit het struikgewas. De Rode Ridder verschijnt echter ten tonele en de handlangers worden ontmaskerd. Het komt tot een massaal gevecht waarbij Trodamus Wenda gebruikt om te kunnen vluchten naar de burcht. Trodamus wil Gorkwin nog meer afpersen en ze geraken slaags. De soldeniers ontzetten hun heer en Trodamus laat hierbij het leven.
Intussen staan de boeren en de Rode Ridder voor de poorten om een eind te stellen aan de valse praktijken van de burchtheer. Ze moeten echter afdruipen onder de bedreiging dat Wenda het met haar leven moet bekopen. Johan geraakt echter op zijn eentje in de burcht en kan Wenda bevrijden. Het meisje moet een vuur ontsteken op één van de torens ten teken dat de boeren hun aanval mogen inzetten, ze wordt hierbij geraakt door een pijl, maar overleeft. Johan slaagt er maar net in om de valbrug te laten zakken alvorens de hele zaak mislukt. Eens de boeren binnen de muren zijn is het pleit snel beslecht en kan de Rode Ridder terug naar Camelot.
Een verhaal dat bol staat van hebzucht en oplichterij. Het is voor de Rode Ridder en de lezer heel snel duidelijk wat hier aan de hand is. Zijn tussenkomst is echter te voorbarig en zo verdwijnt hij voor een poos uit de cirkulatie. Het is dan eigenlijk de onderlinge rivaliteit tussen de protagonisten van het verhaal die de beslissende rol speelt. Ze schakelen als het ware elkaar uit.
Het scenario vertoont geen echte zwakke punten maar is ook geen uitschieter.
1967
De Rode Ridder wordt door Koning Arthur naar de kust gestuurd om de geruchten van een vloot Moorse kapers voor de kust te onderzoeken. Eens ter plaatse stuit onze held op een groep moorse verkenners en redt hun aanvoerder uit een hachelijke situatie. Deze stelt zich voor als Haram de Zeearend en is de Rode Ridder dankbaar, maar weigert beleefd (en met de steun van zijn toegestroomde soldaten) om Johan te vergezellen en verantwoording af te leggen bij de koning, en verwijst naar een persoonlijke afrekening.
Wat later stuit Johan op Thuline, de Duinenheks en een beoefenaarster van de zwarte kunsten, die niet echt in haar nopjes is met de aanwezigheid van de Rode Ridder en haar eenhoorn bevel geeft om hem te doden. De eenhoorn delft het onderspit en Thuline zweert wraak. De Rode Ridder (minus paard, dat het moest afleggen tegen de eenhoorn) bereikt dan Crowstone, waar hij er meteen in slaagt om de burchtvrouw, Marion tegen zich in het harnas te jagen. Malvor de burchtheer kent Haram: ooit slachtte hij de volledige bemanning van een Moors galjoen af, waarbij enkel Haram kon ontkomen. Wanneer de Rode Ridder aandringt om het landvolk in veiligheid te brengen, reageert Malvor onverschillig. Onder invloed van Marion en de nar van Crowstone wordt deze onverschilligheid al snel agressie en na een duel met Malvor (waarbij Marion de Rode Ridder een kandelaar op het hoofd gooit) belandt de Rode Ridder al snel in de kerker.
Marion jut haar man nog verder op en zet hem ertoe aan om de Rode Ridder tentoon te stellen op een feestmaal waarop de naburige burchtheren aanwezig zullen zijn. Na een zware woordenwisseling, is Malvor ziedend genoeg om het duel verder te zetten. Johan wint ditmaal en eist dat Malvor zijn verantwoordelijkheden als burchtheer zou opnemen. Malvor komt tot inkeer en besluit om de volgende dag de poorten open te zetten voor zijn onderdanen. Die nacht gebeuren er echter twee dingen. Marion zint op wraak en haar nar overtuigt haar om Thuline binnen de muren te halen, opdat deze wraak zou kunnen nemen op de Rode Ridder voor de dood van de eenhoorn. Ten tweede kiest Haram precies deze nacht uit om een landing uit te voeren.
Wanneer de Moren opgemerkt worden, is het al te laat en hebben Haram's troepen de onderdanen van Malvor reeds gevangengenomen.Haram kondigt aan deze allen te zullen afslachten en vervolgens Crowstone tot de laatste steen af te breken en al zijn inwoners af te maken, behalve de Rode Ridder. De Rode Ridder wenst te onderhandelen en brengt een voorstel van Malvor over: Malvor zal zich overgeven en al de schatten van Crowstone overdragen indien Haram zijn onderdanen laat gaan. Haram lanceert een tegenvoorstel: behalve Malvor mag iedereen die dat wil Crowstone verlaten, maar voor elke ridder die blijft, zal hij twintig gijzelaars laten gaan. De ridders die willen blijven, moeten blijven totterdood, zoniet...
Ik zal eerlijk zijn: ik ben traditioneel een fan van de Rode Ridderverhalen met een hoog sword & sorcery gehalte (vanaf nummer 50 en hoger, dus eigenlijk), maar toch is het beleg van Crowstone een van mijn favoriete verhalen. Het gaat hem niet om de tekeningen. Persoonlijk vind ik deze een beetje te hoekig en niet zo goed als de tekeningen vanaf de nummers 50 en hoger. Nee, het gaat hem om de teneur van het verhaal. Alles draait hier om eer, denk ik: Haram's eer dicteert dat hij bij de Rode Ridder in de schuld staat. Haram komt wraak nemen op de eerst toch wel behoorlijk eerloze Malvor. Ik ben niet zo dol op citaten, maar ik denk dat deze monoloog er toch mag zijn:
Haram: "Johan, ik wilde je sparen! Maar je woorden hebben dit onmogelijk gemaakt. Toch voel ik mij tegenover jou verplicht. Daarom zal ik je een voorstel doen. Jullie schelden ons voor barbaren uit! Ik zal je de gelegenheid geven om de ridderlijkheid van je riddervrienden op de proef te stellen. Iedereen mag Crowstone verlaten, behalve Malvor! Voor elke ridder die blijft laat ik twintig gijzelaars vrij!"
En nu jij. De ridders, die de dag voorheen nog een bende zuiplappen waren, nemen als één man hun verantwoordelijkheid op en ruilen hun leven voor dat van de gijzelaars. Kijk, ik weet dat het een beetje melig is, en dat deze verheven vorm van riddereer misschien eerder legende dan werkelijkheid is, maar toch... Na dit album onlangs te hebben herlezen heb ik mij waarachtig de vraag gesteld: "zou ik in hetzelfde geval hetzelfde kunnen, durven, willen doen?"
Aangezien er steeds evenwicht moet zijn, zal ik nu een beetje zeuren, pro forma: het beleg duurt een aanzienlijke tijd. En wat doet Arthur ondertussen? Hij weet dat er piraten zijn gesignaleerd (dat is de reden waarom hij de Rode Ridder op verkenning stuurde), en de vrijgelaten (en, naar ik vermoed, gevluchte) bevolking moet toch wel iemand op de hoogte gebracht hebben die dan eventueel een ontzettingsleger zou kunnen uitsturen? En dan nog iets: als Thuline dan toch een echte heks is, waarom verdoet ze dan haar tijd met pijlen op de Rode Ridder af te schieten? Waarom gebruikt ze haar magische krachten niet, om hem toch op z'n minst zware jeuk op delicate plaatsen te bezorgen? (Als Bahaal het kan in "De laatste droom", waarom dan zij niet? ZO moeilijk kan dat toch niet zijn?)
Hmmm... Heb ik jou al niet ergens anders gezien?
Nog niet, nee, maar dat komt nog: de Moren zijn een regelmatig terugkerende vijand van de Rode Ridder: ze zijn de handlangers van de zoon van Bahaal in "Excalibur" (#51), ze zijn gewoon de slechterikken in "De Kluizenaar van Ronceval" (#54) en ze zijn meedogenloze plunderaars in "Het Spook" (#83). Het dient opgemerkt dat in dit album de Moren, ook al zijn ze de vijand, niet door-en-door slecht zijn. Haram wil wraak nemen voor een onrecht dat hem indertijd door Malvor werd aangedaan. Hij is eervol en handelt naar zijn eer: hij is bereid zijn wraak te beperken tot Malvor en zijn ridders en de bevolking met rust te laten. Haram is zonder twijfel één van de meest aangename tegenstanders van de Rode Ridder. Goed, hij is een moordende plunderaar, maar toch: ik denk dat we diep in ons binnenste wel een zeker begrip kunnen opbrengen voor Haram's motieven.
En dan nog de eenhoorn: zo eentje hebben we dus wel al eens gezien: in "De Wilde Horde" (#21). Alweer aan de zijde van een boze heks. Enigzins grappig, aangezien eenhoorns traditioneel een symbool van puurheid en zuiverheid zijn.
Genoeg gezeurd: samengevat: top of the line album.
1967
Wanneer Johan op een avond in het Hoogland overnacht in een grot, krijgt hij een visioen. In een waas ziet hij verschillende stenen beelden, waarvan er enkele stukgeslagen zijn. Hij ziet ook een gelaat. Wanneer de RR terug wakker wordt, bevindt hij zich niet langer in de grot, maar in het open veld. Verdwaasd trekt hij verder en komt hij bij een schijnbaar verlaten burcht. Daar ontmoet hij een vrouw, die hem vertelt dat er in het Hoogland geheimzinnige verdwijningen aan de hand zijn. Verschillende burchtheren zijn hier reeds het slachtoffer van geworden. Ondertussen komen twee andere ridders bij de burcht: we maken kennis met Feldon en Lexing, twee burchtheren.
De vrouw is ondertussen gevlucht voor de twee ridders.
Johan rijdt samen met Feldon en Lexing naar de burcht van Heer Hoggart. Daar wordt hem gastvrijheid aangeboden. Johan leert er dat de burchtheren bij elkaar blijven, omdat ze bedreigd worden door een geheimzinnige tegenstander. In de burcht van heer Hoggart bemerkt Johan echter een beeld van de vrouw waarmee hij in de andere burcht gesproken had. De vrouw blijkt Lisbeth, de zuster van Hoggart, te zijn, doch deze laatste beweert dat Lisbeth vertrokken is na de verdwijningen. Het beeld werd gemaakt door Tynox, een Griekse beeldhouwer. Die nacht is Johan ook nog getuige van een woordenwisseling tussen de drie burchtheren en door het kamervenster ziet hij nog een gedaante wegvluchten van het kasteel. Het is duidelijk: er wordt iets verborgen gehouden voor Johan, en deze is vastbesloten het mysterie op te lossen.
De volgende dag wil Johan de grot waarvan hij gedroomd had, gaan zoeken. Hij vermoedt dat daar de sleutel tot het mysterie te vinden is. Eerst gaat hij echter naar de burcht van Lexing, waar hij Lisbeth ontmoette. Hij vindt de vrouw stervend op de grond. Lisbeth blijkt door Feldon om het leven gebracht. Wanneer Lexing en Feldon ook ter plaatse komen, ontstaat een hevig gevecht. Opeens loopt Feldon geschrokken de kamer uit, en dat is het laatste wat we van hem zien. Lexing is er ondertussen in geslaagd de RR te verslaan en rijdt in paniek terug naar Hoggart.
Johan, ondertussen terug bij zijn positieven, vindt een kaart in het tasje van Lisbeth. De bewuste grot staat erop gemarkeerd. Eenmaal bij de grot aangekomen ontdekt hij de graven van de verdwenen burchtheren. Dieper in de grot staan de bewuste beelden. Hij merkt dat de beeltenis van Hoggart en Lexing nog overeind staan, terwijl het beeld van Feldon met hamerslagen vernield werd. Er bevindt zich ook nog een beeld van een jonge vrouw in de grot. Johan wordt echter betrapt door Tynox, die direct aanvalt. Wanneer deze echter zich naar het beeld van de vrouw keert, zet Tynox het op een lopen. Bij de achtervolging belandt Johan in een ondergronds drijfzand. Hij wordt echter door Tynox geholpen. Johan ziet Tynox naar Hoggarts burcht rijden…
Eenmaal in de burcht bemerken Lexing en Hoggart algauw dat ze bezoek hebben. In het gevecht dat daarop volgt, raakt Tynox gewond, maar kan vluchten. De Rode Ridder neemt het voor Tynox op, maar wordt gevangengenomen. Via Johan willen Lexing en Hoggart de lokatie van de grot achterhalen. Johan laat echter niets los en wordt voor dood achtergelaten. uiteindelijk slagen de 2 ridders erin om met de hulp van Johans paard de grot te vinden. Wanneer ze bij de beelden komen, wacht Tynox zijn prooi op diep in de grot…
Johan komt terug bij bewustzijn en haast zich eveneens naar de grot. Hij is echter te laat. Hoggart en Lexing zijn in het drijfzand terechtgekomen; de beelden werden verwoest. Hij vindt er ook Tynox, die een zware val gemaakt heeft en eveneens stervende is. Tynox doet zijn verhaal. Een jaar geleden was hij te gast bij de burchtheren en in een dronken vlaag hadden ze zijn vrouw vermoord. Uit wraak heeft Tynox dan toegeslagen. Tynox heeft echter wroeging, maar het is te laat. Hij is stervende en de RR kan niets anders dan hem onder het beeld van zijn vrouw begraven. Het drama is ten einde.
Dit album was mijn eerste kennismaking met de RR reeks. Ik was toen een jaar of zes, lang geleden met andere woorden. Indertijd vond ik het album eigenlijk weinig boeiend. Naarmate ik het herlezen heb, ben ik dit album beginnen te waarderen. Er zit wel meer in dan je op het eerste zicht zou denken. Dit is een op en top ridderalbum, geen spoken of monsters, enkel ridders…
Het is tevens een verhaal van naijver, intrige en jaloezie. De plot is vrij goed uitgewerkt, en bij het lezen van de laatste bladzijde is er wel een soort gevoel van “dit is nu typisch menselijk”.
Wat ook opvalt in dit verhaal, is dat het geen happy end heeft. De wraak van Tynox is voltrokken: alle burchtheren die meegeholpen hebben aan de moord op zijn vrouw, zijn dood. Maar ook Tynox moet hervoor met zijn leven betalen, alsof de tekenaar wil zeggen dat je geen kwaad met kwaad mag vergelden. Met alle hoofdpersonages het hoekje om, rest er voor de Rode Ridder niets anders dan de doden te begraven en het Hoogland te verlaten, een hoogland met niets anders dan lege burchten…
1967
Tijdens één van zijn dooltochten komt de Rode Ridder terecht in een hutje dat men ‘de hut van de zwarte dame’ noemt. Johan is er meteen door geïntrigeerd en vraag meer uitleg. Blijkt dat deze dame vroeger een heks was waarvan de geest nog steeds zou ronddwalen. De Rode Ridder is echter verre van onder de indruk en plaats dit verhaal onder de categorie ‘bijgeloof’. Vervolgens is Johan te gast bij Othir, de grootste herenboer van de hele streek. Terug is de zwarte dame het gespreksonderwerp, tot een reizende handelaar aan de hoeve arriveert. Deze laatste doet in opdracht van een onbekende persoon een bod op de hoeve, Towerstone genaamd. Othir kan daar niet mee lachen en het komt tot een ruzie waarin Johan tussenbeide moet komen. Van dan af zal de rust nooit meer weer keren en moeten Johan en Othir het opnemen tegen schijnbaar duistere machten waartegen ze niet opgewassen lijken…
Het derde wapen is een spannend en erg mysterieus ridderverhaal dat de lezer geen moment rust gunt. Een suggestieve dreiging komt in de loop van het verhaal langzaam dichterbij terwijl de waarheid zich maar heel traag laat ontdekken en pas op het laatste moment zijn geheim prijs geeft. Hiervoor heeft men geen spectaculaire gevechten of luid om zich heen roepende monsters nodig. Neen, het blijft allemaal heel sober terwijl de Rode Ridder als een echte detective de ware toedracht achter de feiten zoekt. Het hele verhaal baadt bovendien in dat typisch donkere en Middeleeuwse sfeertje van sagen en legenden zodat dit album een echte aanrader is!
1968
Tijdens een steekspel te Camelot onderscheidt ridder Gawan, een gast van koning Arthur, zich buitengewoon. Zijn drijfveer is indruk maken op de schone jonkvrouw Elaine en verder laat hij zich laatdunkend uit over de Ronde Tafelridders. Maar ondanks zijn succes op het toernooiveld wint hij niet het hart van zijn grote liefde. Ten einde raad volgt hij het advies van Hugon de Hofnar op om de heks Moïra te raadplegen.
Deze gemaskerde en hebzuchtige dame belooft hem, tegen twee kisten met goudstukken, te zullen verklaren hoe Gawan haar liefde kan winnen. De ridder vraagt eerst Merlijn of Moïra te vertrouwen is en die vertelt hem dat de heks nog nooit iemand bedrogen heeft.
Gawan betaalt de hoge prijs en Moïra legt uit dat Elaine lijdt onder de vloek van de Zwarte Roos. Hij die deze roos terugvindt in een Hunnebed bij de grote bergpas en zal aanbieden aan de jonkvrouw, zal haar van de vloek bevrijden.
Gawan is vastbesloten om de Zwarte Roos te vinden in het gevaarlijke gebied.
Op datzelfde moment besluit Arthur op advies van Merlijn om een verkenner naar diezelfde bergpas te sturen. Het is mogelijk dat zich daar nog Hunnen bevinden na hun recente nederlaag tegen Arthur. Johan, de Rode Ridder, wordt belast met de opdracht.
Beide ridders ontmoeten elkaar bij de bergpas en zonder begrip voor elkaars drijfveren betreden zij afzonderlijk het gevaarlijke terrein. Direct daarna worden beiden gevangen genomen door de Hunnen, die inderdaad daar bezig zijn onder leiding van hun Khan een vesting te bouwen en een leger te vormen dat het rijk van Arthur zal vernietigen.
Johan en Gawan worden met een lange ketting aan elkaar geboeid en moeten slavenarbeid verrichten.
Enkele dagen later weten ze wel te ontsnappen aan de Hunnen maar niet aan elkaar, door de ketting. Door hun zeer uiteenlopende belangen, Johan wil Camelot waarschuwen en Gawan zoekt de Roos, werken ze elkaar flink tegen. Ternauwernood blijven ze nog uit handen van de wrede Hunnen.
Wanneer na een fikse klauterpartij Johan bewusteloos valt, worden ze gevonden door vluchtende boeren die hun van de ketting bevrijden. Gawan, die alleen aan zichzelf denkt en gedreven wordt door blinde zucht om de Roos te vinden, laat Johan in beroerde toestand in de steek. De Rode Ridder weert zich daarna nog dapper tegen enkele Hunnen die hem weer op het spoor kwamen, maar valt, gewond door een pijl in de schouder, toch in hun meedogenloze handen.
Intussen vindt Gawan nog steeds niet zijn doel, maar wel wordt hij keihard geconfronteerd met de wreedheid van de Hunnen die een dorp totaal geplunderd hebben. Eindelijk komt hij tot inkeer en beseft hij zijn eigen dwaasheid.
Hij bevrijdt Johan die er inmiddels vreselijk aan toe is. Bij hun barre terugtocht ontmoeten ze een geitenhoeder die voorkomt dat de ridders uit een vergiftigde beek drinken. Hij geeft hen drinkbaar water en de eerste zorg. Johan, fysiek uitgeput maar geestelijk nog helder, komt op het idee om het drinkwater van de Hunnen te vergiftigen door de loop van de beek naar hun rivier te verleggen. Met veel pijn en moeite klaart Gawan die klus. De Hunnen moeten de aftocht blazen.
De ridders keren terug naar Camelot en Gawan blijkt daar toch meteen het hart van Elaine veroverd te hebben. Merlijn legt het de Rode Ridder allemaal uit. Moïra, Hugon de nar en hij speelden onder één hoedje. Gawan moest op de proef gesteld worden en zijn ware ridderlijkheid ontdekken in het gevaarlijke gebied van de bergpas. “De Zwarte Roos was het egoïsme en de zelfzucht die hij moest kwijtraken door zich in te zetten voor een edeler doel.”
Wat direct opvalt aan dit verhaal is het verschil in kwaliteit tussen het scenario (geweldig!) en het tekenwerk (dieptepunt!). Studio Vandersteen moet eind 1967 in crisis geweest zijn. Inkter Eduard de Rop, verantwoordelijk voor albums 30 t/m 35 is blijkbaar gestopt en omdat de show door moest gaan heeft men medewerkers ingeschakeld die hopelijk meer verstand van verzekeren hadden. Wat een broddelwerk en wat jammer! Kon Biddeloo, bezig met o.a. de Karl May-reeks, niet eerder De Rode Ridder gaan inkten? Blijkbaar niet, hoewel ik in sommige, meer geslaagde stroken toch weer wel zijn hand meen te herkennen.
Laten we het scenario erbij nemen. Lang geleden, als kind van pakweg 12 jaar, vond ik het een beklemmend verhaal. Mijn held werd zo verschrikkelijk aangepakt door de Hunnen en was zo vaak machteloos dat ik altijd een beetje meelij met hem had. Gelukkig kwam toch weer alles goed!
Nu ik het anno 2005 herlees vallen andere zaken meer op. Ik vind de plot goed in elkaar steken en de thematiek helder: eerzucht, eigenbelang en blinde liefde bij Gawan, ridderlijkheid, plichtsgevoel en onverzettelijkheid bij Johan en aan het einde ook bij zijn tegenspeler. De moraal van het verhaal is natuurlijk dat een eigenzinnige ridder tot inzicht en inkeer moet komen door extreem moeilijke omstandigheden. Saillant detail is wel in dit verband dat Merlijn in strook 135 spreekt van een “kleine komedie”! Voor de grap stuurt hij even twee ridders, onder wie zijn zeer gewaardeerde Johan op een lévensgevaarlijke missie.
Historisch gezien maakt Vandersteen er als scenarist een potje van. Húnnen die het rijk van Arthur in Brittannië bedreigen? En dan wordt dit wrede volk, afkomstig uit de steppen van Azië ook nog in verband gebracht met de welbekende Hunebedden, die een paar duizend jaar eerder al in Noordwest-Europa gebouwd werden door inheemse volkeren zoals de Trechterbekers in het huidige Drenthe. Nou ja, het zij hem vergeven.
Het is mogelijk dat Vandersteen zich, opnieuw, liet inspireren door Prins Valiant en de Hunnenjagers van Harold Foster. Daar is niets mis mee.
1968
Het verhaal begint wanneer onze held een oude dame wil ontzetten van een woeste ever, maar hij in het nauw komt en dreigt gespietst te worden op de scherpe hoorns. Opeens werpt er zich een jonge knaap uit de bomen op de ever en schakelt deze uit met enkele rake messteken. Als onze held zijn redder om zijn naam vraagt verdwijnt deze gezwind als een hinde in het woud. Van het oude vrouwtje verneemt Johan echter dat de mensen hem de schim noemen en dat hij een hartstochtelijk jager is.
Als Johan even later zijn paard wil bestijgen ziet hij in de verte hoe het oude vrouwtje ruw aangevallen wordt door 2 mannen, dit omdat ze hout sprokkelt in het woud van vrouwe Rosane. Onze held mengt zich in de twist en geeft de opzichter Baldwin en zijn gezel een stevig lesje. Even later, wanneer het zwaard van Johan op Baldwins nek rust verschijnt vrouwe Rosane op het toneel die als verontschuldiging voor het gedrag van haar dienaren Johan gastvrijheid biedt in haar burcht. Dit tot onvrede van Baldwin.
Wanneer hij de burchtvrouw vertelt over de jonge knaap die hem gered heeft vertelt zij hem een legende. Een stervende boer die zijn zoon vervloekt zou hebben omdat deze meer heil vond in de jacht dan in de landbouw. Onze held is echter geboeid door de jonge knaap en wil de zaak onderzoeken. Dit is echter niet naar de wens van vrouwe Rosane en zij weigert hem de toegang tot haar bossen. Verder kan onze held vanaf de volgende dag niet meer van haar gastvrijheid gebruik maken. Van Kate de dienster komt Johan te weten dat er in het dorp een man is , Jensen de kolenbrander, die wel meer zou weten van de schim maar die tegen iedereen zwijgt als een graf.
De volgende morgen blijkt de kasteelvrouwe zich bedacht te hebben en verkiest zij Johan te vervoegen bij zijn zoektocht naar de schim. Eens bij de hut van Jensen merkt onze held de sporen op van een vechtpartij, en treft hij daar ook de sporen van 3 of 4 ruiters aan. Johan volgt hun spoor tot aan de beek maar het ijzige gegil van Rosane laat hem omkeren met getrokken zwaard. De kasteelvrouwe wordt belaagd door een groep rabauwen maar wordt door onze held zonder probleem ontzet. Onze held stemt toe de kasteeldame naar haar burcht te begeleiden en opnieuw van haar gastvrijheid gebruik te maken. Dit vindt onze held zeer vreemd eerst een weigering nu totale hulp!
De volgende morgen gaat Johan samen met Baldwin en enkele wapenknechten op zoek naar de schim. Onze held wil met hem praten maar één van de mannen van Baldwin nadert de knaap met getrokken zwaard. De knaap verdedigt zich en vlucht in de struiken. Johan is de snelste in de achtervolging en stuurt de anderen de andere richting uit. Baldwin is echter niet van de domste en heeft één man achter Johan gezonden om hem in de gaten te houden. Na een wilde vlucht wil de schim zich in veiligheid brengen met een sprong maar blijft met zijn gordel aan een tak haken. De nagezonden man probeert even de hulpeloze jongeman neer te schieten maar wordt opeens door onze held buiten strijd gesteld. De nagezonden man probeert even de hulpeloze jongeman neer te schieten maar wordt opeens door onze held buiten strijd gesteld.
De jongen wordt door Johan bevrijd en slaagt meteen op de vlucht. Tegen zijn redder zegt hij enkel: Hut . Jensen, iets wat de gewonde krijger opmerkt. Even later vindt Johan de geboeide Jensen in een boshut en stuit er meteen op Baldwin en zijn mannen. Johan weert zich stevig maar wordt desondanks overmeesterd en door vrouwe Rosane verbannen naar de vergeetput. Nog maar even zijn de kasteelvrouwe en haar soldeniers verdwenen of de schildwacht wordt overmeesterd door de schim en Jensen wordt bevrijd.
Onder leiding van Baldwin wordt er een grootse klopjacht gehouden op de schim die zich uit talloze vallen weet te bevrijden en zo zijn jagers keer op keer te snel af is. In de burcht wordt een geplande afranseling van Johan Baldwin fataal wanneer hij door een vliegende vaas buiten kennis wordt gesteld. Johans redder is niemand anders dan Kate die Johan op de hoogte brengt van het verraad van de schim zijn schuilplaats door een stroper. Tijdens hun ontsnappingspoging worden ze opgemerkt en wordt er een hevige strijd geleverd door onze held die toch samen met Kate de burcht weet te ontvluchten.
Geruime tijd later wordt de grot waar Jensen en de schim zich schuilhouden, belegerd, de twee weren zich dapper. Uiteindelijk moeten ze toch het onderspit delven tegen de overmacht en worden ze gevangen genomen. De belagers hun vreugde is echter van korte duur want onze held gaat met getrokken zwaard tot de aanval over en slaat zo ongenadig toe dat de overlevenden op de vlucht slaan. Door een dodelijke val tijdens de vlucht komt Rosane aan haar einde.
Even later wordt onze held ingelicht over de situatie, de knaap heet Erwin en is de zoon van Rosane’s overleden broer, de vroegere burchtheer van de Elfenburcht. Hij zou als kind reeds vermoord worden in opdracht van zijn tante daar hij de rechtmatige burchtheer is. Johan stelt voor een beheerder voor de burcht te sturen terwijl Erwin van zijn ridderopleiding zal genieten in Camelot.
Een ridderverhaal met de klassieke waarden. Prachtig gewoon hoe zo een standaard erfverhaal wordt voorgesteld.
1968
We vinden Johan, de Rode Ridder terug terwijl hij zich verfrist aan een meertje. Wat verderop staat een hinde haar dorst te lessen. Plots wordt ze onder water getrokken door een onbekende oorzaak en wat later kleurt het water rood van het bloed. Johan springt in het water om deze vreemde gebeurtenis te onderzoeken, maar hij ontdekt niets.
Hij rijdt dan maar verder, nog steeds onder de indruk van de gebeurtenissen, tot hij plots twee vrouwen ziet die door een woeste menigte achtervolgd worden. De oudste van de twee wordt van haar ezel getrokken en de mannen willen haar op de brandstapel brengen. Johan komt tussenbeiden en verbiedt dit. Eén van de mannen, die Jongar blijkt te heten en smid is, vertelt dat Cunard, de jonge slotheer, die morgend gestorven is en dat Celia, de “heks”, dat voorspeld had. Johan houdt hardnekkig vol en om bloedvergieten te vermijden besluit hij om zich met Jongar te meten. Johan komt bij deze worstelpartij als winnaar uit de bus en hij begeleidt de twee vrouwen naar de hut van Celia.
In de hut vertelt Dinah, de jonge vrouw, dat ze familie is van Celia en dat ze naar de streek gekomen is om haar te verzorgen, want ze is erg ziek. Die nacht sterft Celia en Dinah keert terug naar haar dorp. Johan besluit de burcht te bezoeken waar Cunard gestorven is.
Nu maken we kennis met de beheerders van de burcht, de kinderen van de overleden slotheer, Yngran, Gorlong en Dimlor. Cunard was hun jongste broer. Jongar en Celia vertelden Johan al dat er een klok op de bodem van het meer ligt en dat als deze luidt, er onheil dreigt. De nacht voor Cunards dood heeft deze klok geluid en Gorlong wil niet wachten tot de klok een tweede maal luidt. Hij besluit te vluchten, waardoor Johan hem verdenkt van de moord. Woedend door deze beschuldiging trekt Gorlong zijn dolk, maar Johan pareert zijn stoot en Yngran komt tussenbeiden. Als de gemoederen wat bedaard zijn, biedt Johan zijn hulp aan om het mysterie van de verzonken klok op te lossen. Yngran aanvaardt dit en ze vertelt dat niemand reden kan gehad hebben om Cunard te vermoorden, daar deze mismaakt was.
Als Gorlong vertrokken is, gaan Johan en Dimlor naar het meer. Johan zwemt onder water langs de oever, maar ontdekt geen klok. Dimlor gaat op zoek naar een schuit die aan de andere kant van het meer ligt, om het meer op te kunnen gaan en daar te duiken. Opeens hoort Johan Dimlor schreeuwen en hij rijdt naar hem toe. Hij ligt op de grond, iets heeft hem aan het achterhoofd geraakt. Het blijkt een steen te zijn, maar hij is er van overtuigd dat het een waterduivel was, temeer omdat ze ook nog een vreemd spoor ontdekken.
Na dit voorval herneemt Johan zijn duikpogingen en hij ontdekt de klok, die voor het meer ontstond, een noodklok was. Hij besluit de volgende dag terug te komen en de twee mannen keren terug naar het kasteel.
Daar aangekomen, ontdekken ze de aanwezigheid van Gorlong. Deze kreeg wroeging en is teruggekeerd. Na een nieuwe verdachtmaking van Johan wil hij hem uit het kasteel jagen, maar dan klinkt de klok een tweede maal. Johan rijdt meteen naar het meer en ontdekt hetzelfde spoor als datgene dat ze eerder op de oever zagen naast de klok. Verder vindt hij nog een beker met G ingegraveerd. Nu haast hij zich terug naar de burcht.
Hij vindt Yngran in groot verdriet. Gorlong is gestorven. Johan onderzoekt een beker waaruit Gorlong vlak voor zijn dood nog dronk. Hij ontdekt dat Gorlong vergiftigd is. Hij bereidt een tegengift dat hij geleerd heeft van Merlijn. Nu is er terug hoop. Deze vergiftiging kan enkel uitgevoerd zijn door iemand die in de burcht verbleef. Johan verdenkt dan ook Yngran en Dimlor.
Gorlong knapt snel op en de volgende dag kan hij al terug naar beneden komen. Hij had dit beter niet gedaan want weer vindt er aanslag op hem plaats. Een kroonluchter valt bijna op zijn hoofd. Als Johan naar de zolder stormt om te kijken wie de luchter heeft kunnen losmaken, ontdekt hij Dimlor. Toch kan hij het niet geweest zijn, want het doorvijlen van de ketting vergt tijd en hij was vlak voor het ongeval nog bij Yngran.
Johan gaat voor een derde maal op onderzoek uit in het meer. Als hij de klok genaderd is, ziet hij de gestalte van een waterduivel verdwijnen. Hij zwemt er achteraan, maar raakt verstrikt in een net en verliest het bewustzijn.
Gelukkig kan Dimlor, die hem achterna gekomen is, hem redden en wanneer Johan terug bijkomt, stelt hij voor om de klok boven water te halen en te vernietigen. De volgende dag rijden Johan en Dimlor dan ook naar het meer om dit plan uit te voeren. Al duikend maken ze de touwen aan de klok vast en laten de paarden hem aan wal trekken. Maar de waterduivel heeft de touwen doorgesneden en ze moeten het een tweede maal proberen. Nu lukt het wel, aangezien de Rode Ridder onder water blijft om de waterduivel te beletten het touw nog eens door te snijden. Aan wal wordt de klok stukgeslagen.
Nu hebben ze de vijand wel een middel ontnomen om terreur te zaaien, maar opgelost is de zaak nog niet. Johan besluit om vanaf nu ’s nachts de wacht te houden bij het meer. Die nacht ziet hij plots een lichtschijnsel in de hut van Celia, de heks. Als hij gaat kijken ontdekt hij Dinah, die blijkbaar teruggekomen is. Ze vertelt dat ze tussen de bezittingen van Dinah een perkament had gevonden waarop een gang getekend was die de hut met een schuilplaats bij het meer verbond. Johan besluit om de geheime gang te doorzoeken. Dinah vertrekt om Dimlor te waarschuwen.
Op het einde van de gang ziet hij plots de waterduivel. Ongemerkt wil hij hem volgen, maar zijn blinkend zwaard verraadt Johan. Toch kan hij de waterduivel in een hoek drijven. Hij weigert te spreken of zijn vermomming uit te trekken. In plaats daarvan springt het vreemde wezen tegen een steunbalk en een gedeelte van de gang stort in, boven op Johan, die het bewustzijn verliest.
Johan wordt wakker in een spelonk onder het meer. Eindelijk komt Johan achter de ware toedracht van de aanslagen. De waterduivel verraadt zijn echte identiteit: hij is Cunard! Celia had hem schijndood gemaakt om hem zijn wraak te laten voltrekken. Hij verkeert namelijk in de waan dat Dimlor en Gorlong hem uitstootten en hem dood wensten. De dood van zijn broers zou Yngran, die volgens hem wel van hem hield, heerser over de burcht maken. Via de geheime gang kon hij de burcht in en uit zonder dat iemand hem bemerkte. Nu gaat hij kruiden halen om zijn broers voorgoed uit de weg te ruimen.
Johan probeert zijn touwen door te branden met een kaarsvlam, maar Cunard keert vlugger terug dan voorzien. Er ontstaat een gevecht tussen hen. De mismaakte kan een zwaard grijpen en is meester van de situatie. Op het moment dat hij Johan wil vermoorden, stormt Dimlor binnen. Hij werd gewaarschuwd door Dinah. Stomverbaasd ziet hij Cunard wegvluchten. Johan vertelt hem waarom Cunard zijn eigen dood in scène gezet heeft en zijn broers wou vermoorden. Dimlor begrijpt er niets van. Van enige verachting was geen sprake en hun mismaakte broer werd door allen met zorgen omringd.
Dan breekt een er een verschrikkelijk onweer los dat Cunard noodlottig zal worden. Een bliksemstraal splijt namelijk een boom juist boven de ingang van de geheime gang. Hij raakt bedolven onder de balken die naar beneden komen en water stroomt naar binnen. Johan en Dimlor horen hem schreeuwen en gaan ernaar toe. Ze komen echter te laat. Cunard is verdronken.
Dimlor is erg onder de indruk van de dood van zijn broer. Samen met Johan besluit hij om de aanslagen toe te schrijven aan een waterduivel, om de nagedachtenis van zijn ongelukkige en krankzinnige broer niet te besmeuren.
Dit album past in een heel rijtje van klassieke ridderavonturen. Johan is nog steeds in dienst van koning Arthur, maar die wordt meestal slechts in het begin vernoemd als opdrachtgever voor een inspectietocht. Het moet gezegd dat niet alle verhalen uit deze periode even goed zijn. Vaak hangen ze met haken en ogen aan elkaar. Maar dat kan absoluut niet gezegd worden van dit verhaal. Hoewel het door alle bronnen tegengesproken wordt, meen ik in dit album toch al de hand van Karel Biddeloo terug te vinden. Of misschien is er sinds een album of twee terug nog een andere studiomedewerker verantwoordelijk geweest voor de scenario’s, want ze passen veel beter in elkaar dan bijvoorbeeld die uit de periode 24-29. Maar dat zullen we waarschijnlijk nooit weten.
Hoewel het zoals gezegd een écht ouderwets ridderverhaal is, hoort het toch meer thuis in de categorie detectiveverhalen. Meer nog, De Verzonken Klok is een echte whodonit, met Johan in de rol van politie-inspecteur, belast met het onderzoek. Zinnen als “Johan is een ridder van de koning” - “Dat is juist. Dit wettigt mijn optreden” (strook 45-46) en “Vergeef me maar ik moet vervelende vragen stellen” tonen duidelijk aan dat de ridders van koning Arthur eigenlijk niets minder waren dan de voorlopers van de Witses en De Cocks van onze tijd en ook hun gezag hadden.
Verder zijn ook alle andere ingrediënten van een typische whodonit aanwezig: een aantal verdachten die beurt om beurt verdacht worden gemaakt, de gebruikelijke bewijsstukken, een onverwachte ontknoping,…
Dat ik het scenario van uitstekende kwaliteit vind, is nu wel duidelijk, denk ik. De tekeningen zijn ook niet slecht, maar echt geweldig… Neen, dat niet. Ze zijn wel degelijk en echte uitschuivers zoals in album 36 zijn er niet of nauwelijks. Een typisch Studioalbum zullen we maar zeggen.
Al met al een meer dan gemiddeld album. Het staat in elk geval in mijn top 10 van de pré-Biddelooperiode.
1968
Wanneer Johan , de Rode Ridder, op een inspectietocht de streek Cambor bereikt, leven de arme bewoners in de ban van angst en verwarring door de mysterieuze verdwijning van enkele boeren. Men verdenkt een monster dat in de moerassen leeft. Johan meldt zich bij de burcht van Cambor, die bewoond wordt door vrouwe Herzel en haar zoon Orlis.
Orlis had zojuist al zonder succes een poging gedaan het monster te doden maar aangeslagen keerde hij terug.
Met de Rode Ridder keert hij de volgende nacht terug naar het moeras en samen slagen ze er nu wel in het logge monster te verslaan.
De zaak lijkt nu al opgelost en Johan vervolgt zijn weg. Maar kort na zijn vertrek ontdekt hij het lijk van een van de verdwenen boeren. Het lichaam draagt ketenen en ook sporen van wit gruis en dus kan de boer geen slachtoffer zijn geweest van het monster. Het witte gruis brengt de ridder op het spoor van een kalkstenen toren die zich stroomafwaarts bevindt. Hij onderzoekt de ruïne van de toren, vindt niets bijzonders maar wordt dan plotseling belaagd door een haveloze kerel. Johan ontsnapt aan de aanslag maar de dader weet te ontvluchten.
De Rode Ridder keert terug naar de burcht van Cambor om de zaak verder te kunnen onderzoeken. Hij hervindt Herzel en Orlis in een jachthuis en vraagt hun of zij de dader van de aanslag gezien hebben. Moeder en zoon ontkennen maar gedragen zich verdacht. Er ontstaat ruzie en Johan, die erop gebrand is de gebeurtenissen op te helderen zoekt voorlopig zijn toevlucht in een hut in het bos.
Enkele dagen later wordt hij ontdekt en samen met de opgehitste boeren komen Herzel en Orlis hem manen te vertrekken. Johan laat zich echter niet wegjagen.
De volgende nacht komt plotseling de haveloze kerel, Dromed genaamd, bij hem opdagen. Hij is tegen baar geld bereid opheldering te geven. Hem wordt echter het zwijgen opgelegd met een pijl, die Johan herkent als zijnde van Orlis. Dromed rept nog van de toren maar blaast dan zijn laatste adem uit.
Wanneer Johan later Herzel confronteert met de pijl, brengt de burchtvrouw hem getergd naar Orlis, die zwaargewond t.g.v. een noodlottige jachtpartij in bed blijkt te liggen. Vervolgens wil ze de ridder door haar onlangs gehuurde soldeniers te grazen laten nemen maar hij weet te ontsnappen uit de burcht Hierbij verliest Johan wel zijn paard. Lopend probeert hij de toren te bereiken en uit handen van de soldeniers te blijven. Uiteindelijk lukt hem dat en in de toren ontdekt hij nu 3 geketende mannen die met houwelen gaten hakken in een muur. De ridder wil hen helpen ontkomen maar een bedwelmende rook die uit de muur komt doet allen bewusteloos neerstorten.
Even later worden ze ontdekt door de verraste soldeniers van Herzel. Zij vertrouwen de boel niet en wanneer dan ook opeens de zwaargewonde en stervende Orlis verschijnt, die nu niets blijkt te mankeren, grijpt paniek de bijgelovige soldaten aan. Halsoverkop gaan ze er vandoor.
Orlis wil Johan, nu ook geketend, en de 3 mannen, dwingen weer nieuwe gaten te hakken, maar de Rode Ridder weigert. Wanneer Orlis Johan dreigt te doden verschijnt plotseling een wanhopige Herzel in het gewelf. Zij wil haar zoon beletten de gevangenen te doden In de worsteling die ontstaat valt Orlis op zijn eigen zwaard en sterft.
Hevig geëmotioneerd verklaart Herzel dat dit Goran was, de tweelingbroer van Orlis, die aan zijn verwondingen bezweken was. Haar man had vroeger de buit van onwettige strooptochten verborgen in de toren. Maar hij had daarbij giftige walmen in de diverse bergplaatsen toegevoegd. Na zijn dood wilden de weduwe en haar zoons leven van de buit. Daarom ontvoerde Goran boeren om het gevaarlijke werk te laten doen. Maar helaas, deze misdadige opzet heeft haar naar de ondergang gebracht.
Er rest de Rode Ridder weinig anders dan Herzel als zijn gevangene naar Camelot te brengen.
“Noodkreet uit Cambor” is een detective-achtig verhaal dat ondanks alle goede bedoelingen toch illustreert dat de Rode Ridder-reeks op zijn einde dreigde te lopen. Voor de liefhebbers is het een aardig verhaal, maar ik denk niet dat andere lezers echt enthousiast zullen worden. Het scenario is een beetje saai, er zit weinig sfeer in het album en de tekeningen zijn matig. Duidelijk zichtbaar is dat er diverse tekenaars c.q. inkters bij betrokken waren, onder wie ook de jonge Karel Biddeloo, de latere grootmeester. Gelukkig volgden op dit verhaal nog 2 uitstekende albums die de klassieke Vandersteen-reeks zouden gaan voltooien.
Er zit overigens een aardige woordgrap, al dan niet bedoeld als zodanig, in strook 21. Johan vraagt aan Orlis hoe hij aan het verband komt om zijn arm. Hij verdenkt hem van betrokkenheid bij een aanval op een boer die zijn belager aan de arm verwondde. Orlis vraagt dan serieus ontstemd: “Zoek jij soms een verband?” Heel geestig!
1969
In Camelot heerst groot optimisme. Koning Arthur is er in geslaagd de vrede met een buurstaat te bewerken met alleen de kracht van het woord Een groot feestmaal wordt aangericht, maar Merlijn acht het moment zeer ongeschikt, daar ongunstige voortekenen Camelot bedreigen.
Het plotselinge ontstaan van een barst in de Ronde Tafel, vlak voor de zetel van Arthur, is voor iedereen een grote schok. De koning laat het feest desalniettemin doorgaan.
Dan meldt zich een troubadour aan, Meldor, en hij oogst groot succes bij de feestgangers. Arthur verzoekt hem zelfs voor hem en Guinevere alleen te zingen in hun koninklijk vertrek. Merlijn waarschuwt zijn koning nogmaals en geeft hem een amulet ter bescherming. Dat blijkt al snel heel nuttig, want dankzij deze amulet is de pijl die Arthur in de borst treft niet dodelijk.
Johan en Lancelot onderzoeken de aanslag en stellen vast dat de luit van de troubadour het gebruikte wapen moet zijn geweest. Meteen gaan ze op zoek naar Meldor die kort daarna, in zijn poging te ontsnappen, ongelukkigerwijs recht in het zwaard van Lancelot loopt. Aan de hand van de dode vinden de ridders een zonderlinge ring, die zij door Merlijn laten onderzoeken. Die ontdekt in de ring een magisch teken dat hij niet kent In de zadeltas van Meldor zit ook nog een kruik van een soort die Heer Pelinore laat maken.
Merlijn stuurt Johan en Lancelot naar Pelinore om meer over Meldor te weten te komen en gaat zelf proberen de betekenis van het teken te achterhalen.
Onderweg naar Pelinore, die vroeger op slechte voet heeft gestaan met Arthur, worden beide ridders aangevallen door een groep gemaskerde ruiters. Zij slaan de aanval af en stuiten kort daarna op een eenogige landbouwer die hun verklapt dat Pelinore omgang heeft met die ruiters.
Aangekomen in de burcht van Pelinore, ondervragen zij de burchtheer die zegt niets te weten over Meldor, of de gemaskerde ruiters. Dan blijkt dat de eenogige achter een gordijn staat verscholen. Hij beschuldigt Pelinore opnieuw van diens betrokkenheid en dat maakt de burchtheer zo boos dat hij beveelt de kerel op te sluiten Johan wil echter dat Pelinore en de eenogige met hun mee gaat naar Camelot. Pelinore weigert en in de verwarring die daarna ontstaat worden beide ridders overmeesterd, terwijl de landbouwer weet te ontkomen. Maar terwijl de soldaten naar hem zoeken buiten de burcht, bevrijdt hij Johan en Lancelot uit hun kerker en overtuigt hun nogmaals van Pelinore's schuld. Nu ontvoeren de ridders Pelinore en nemen hem geboeid mee naar Camelot. De eenogige wordt echter onderweg door de gemaskerde ruiters gedood.
In Camelot wordt Pelinore ondervraagd door Koning Arthur die hem er op wijst dat alles tegen hem pleit. Het geheimzinnige teken op de ring van Meldor blijkt ook op de gordel van Pelinore te staan afgebeeld. De zwaar gekrenkte burchtheer ontkent echter alles en weigert een verklaring af te leggen.
Merlijn heeft intussen nog steeds niet de betekenis van het geheimzinnige teken kunnen achterhalen, maar veronderstelt dat Alwine, de tovenares der Zeven Heuvelen, wel een boek bezit dat het teken kent. Arthur stuurt Merlijn met Johan en Lancelot naar Alwine.
De onrust en de tweespalt nemen op Camelot hand over hand toe. Pelinore heeft veel aanhang onder de ridders van de Ronde Tafel en die eisen zijn vrijspraak. Arthur wil hier niet aan toegeven en beveelt hen te gehoorzamen aan hem en te wachten op Merlijn. Onder aanvoering van Wodor, een verwant van Pelinore, loopt het geheel uit de hand en na een eerste kaakslag staan, voor het eerst in de geschiedenis van De Ronde Tafel, de ridders met getrokken zwaarden tegenover elkaar! Spoedig valt zelfs de eerste gewonde. Arthur moet krachtig ingrijpen en dwingt Wodor om met hem in een Godsgericht het zwaard te kruisen.
Na een boeiend duel bovenop de gehavende Ronde Tafel, waarbij Arthur struikelt doordat zijn voet in de barst blijft steken, weet de koning zijn tegenstander op de knieën te dwingen en zo voorlopig weer de orde te handhaven.
Inmiddels hebben Merlijn, Johan en Lancelot de hut van Alwina bereikt. De tovenares blijkt kort daarvoor gedood en het gezochte boek met tekens gestolen door de gemaskerde ruiters. De ridders stuiten echter algauw op de rovers en rekenen met hen af. Merlijn herovert het boek en concludeert na een eerste blik erin dat de situatie ernstiger is dan het lijkt….
Zij haasten zich terug naar Camelot, waar intussen Pelinore ernstig ziek is geworden en nieuwe opstand broeit. Maar zij zijn op tijd terug.
Merlijn bestudeert het boek grondig en doet verslag van zijn bevindingen. Het teken is van de Prins der Duisternis, een onbekende magiër en grootmeester in de Zwarte kunst. Niemand weet waar hij thans verblijft. Zijn doel in het werk van Arthur te vernietigen. De barst in de tafel is een symbolische poging om de eenheid van de Ronde Tafelridders te breken. De verdachtmakingen aan het adres van Pelinore waren vals en ook bedoeld om tweedracht te zaaien.
Dagenlang doet Merlijn allerlei bezweringen om het duivelsteken zijn macht te ontnemen en op een dag slaagt hij daarin. De barst in de tafel is verdwenen en de tovenaar beseft dat zijn toverkracht het op kan nemen tegen die van de Prins der Duisternis. Maar die zal niet rusten voor de Ronde Tafel ontbonden en vernietigd is !
Een aardig en wel onderhoudend verhaal wordt ons geboden. Niet echt een ouderwets ridderavontuur, maar wel voldoende mysterie en suspense.
De waarde van nummer 40 ligt echter meer in andere aspecten. Het album is één van de laatste Vandersteen-verhalen en een trouw volger van de reeks tot dan toe proefde ook wel dat Willy Vandersteen toentertijd het einde van de reeks in gedachten had (Nr. 41, "De laatste droom", zou het laatste avontuur van de Rode Ridder moeten worden, maar daar werd onder druk van buiten (o.a. van KB) toch anders over beslist).
Voorts is van belang te melden dat Karel Biddeloo voor een belangrijk deel verantwoordelijk was voor het scenario van dit album. Hij bedacht immers 'de barst'. En het meest opvallende aspect van dit verhaal is natuurlijk de introductie van Bahaal, de Prins der Duisternis, die in het vervolg van de reeks door KB een grote rol toebedeeld zou krijgen. En gezien het aantal liefhebbers van het zgn. sword and sorcery-genre is dit een succes gebleken. Voor de liefhebbers van de klassieke RR-verhalen van Vandersteen zelf, zoals ondergetekende, had deze wending niet gehoeven.
Al met al staat 'De Barst' dus op een belangrijk kruispunt van de gehele reeks.
Het tekenwerk is overigens niet spectaculair maar wel dik in orde. Herkenbaar is ook dat de inkting door verschillende tekenaars is gedaan, onder wie volgens mij ook E. de Rop en natuurlijk Biddeloo. Wie hier meer details over weet, mag het mij vertellen. Graag zelfs!
Grappig detail is nog dat we op de cover een tafereel zien dat zich niet precies in het verhaal zelf afspeelt: Johan strijdt met vertwijfelde blik tegen een andere ridder bovenop de Ronde Tafel, terwijl Guinevere wanhopig oproept tot het neerleggen van de wapens. In werkelijkheid was de Rode Ridder niet aanwezig in Camelot tijdens deze dramatische gebeurtenissen. Hij was op dat moment met Merlijn en Lancelot onderweg naar Alwina! Maar ach, deze 'dichterlijke vrijheid' van de tekenaar levert natuurlijk een extra dramatisch effect op en dat is te waarderen.
1969
Nadat een zware crisis in het bondgenootschap van de ridders van de Ronde Tafel bezworen is (zie 040. De barst in de ronde tafel), tracht Merlijn de Tovenaar via bezweringen de ware identiteit achter de machtige, nieuwe vijand van de koning en zijn trouwe volgelingen te achterhalen. Uiteindelijk verschijnt Bahaal, de Prins der Duisternis, hem in een visioen en voorspelt hem het einde van het tijdperk van Koning Arthur en het begin van een magische strijd tussen de Zwarte en de Witte Magie, een thema dat later als een rode draad doorheen de meeste verhalen zal lopen. Via een vorm van hypnose tracht de Zwarte Magiër Merlijn op de knieën te dwingen, maar de oude tovenaar weet zich te redden door gebruik te maken van een magisch amulet.
Hierop brengt hij Koning Arthur en diens gemalin Guinevere op de hoogte en bezweert hen dat ten allen koste vermeden moet worden dat het zwaard Excalibur in handen van de Duistere Prins zal vallen. Hierop wordt de bewaking in en rond Camelot stevig opgetrokken, maar via een handige truuk slaagt Bahaal er toch in om het zwaard te roven. Drie handlangsters van hem, één oude vrouw en twee zogenaamd blinde jonge vrouwen, krijgen van ridder Lancelot onderdak in een jagershut in het woud. Via een geheime gang slagen zij er echter in om door te dringen tot aan het zwaard bewaakte zwaard Excalibur en nadat ze de bewakers met een soort slaapgas hebben uitgeschakeld, verdwijnen ze met het zwaard naar hun Duistere Meester.
Merlijn wordt door zijn uil Baldur op de hoogte gebracht van de diefstal en stuurt de Rode Ridder en Lancelot erop uit om het zwaard te heroveren. Vermits Bahaal een tegenstanders is met een zodanige macht dat er geen voorgaande van gekend is, geeft hij de beide helden het magische amulet mee, dat hem in het begin van het album ook reeds van de Prins der Duisternis redde. De twee ridders zijn uitstekende speurneuzen en komen de dieven vrij vlug op het spoor. Onderweg botsen ze op een aantal hindernissen, waaronder een woeste houthakker die hen met de bijl het hoofd probeert in te slaan en een aantal rotsblokken die hen dreigen te verpletteren, maar uiteindelijk slechts een illusie blijken te zijn. Het gevaarlijkste is nog de reuzenslang Serpa, die een ongewapende Johan dreigt te verstikken, maar uiteindelijk wordt hij van de verstikkingsdood gered door het zwaard van Lancelot.
Bahaal leest in zijn kristallen bol de bijna onstuitbare opmars van de twee koene ridders en tracht zijn frustraties dan maar bot te vieren door in ware fetisj-stijl Arthur van op afstand met scherpe naalden te folteren. Hij vindt enig soelaas in de aankomst van zijn handlangers met het zwaard Excalibur, dat hij tracht te vernietigen door het op een aambeeld aan diggelen te willen slaan. Deze poging wordt echter verhinderd, doordat de Rode Ridder van achter een verborgen plek het zwaard met het magische amulet beschermt. Johan en Lancelot zijn erin geslaagd om ongemerkt de burcht van Bahaal binnen te dringen met de hulp van een houthakkersweduwe, die ze kort tevoren uit het drijfzand hebben gered. Wanneer de Prins der Duisternis het vertrek heeft verlaten, slagen zij erin om Excalibur terug mee te nemen. Terloops vernietigt Lancelot ook het door Bahaal ontworpen fetisjbeeldje, waardoor Arthur uit zijn lichamelijk lijden verlost wordt. Op hun terugweg vinden ze een vaas met het merkteken van Bahaal en de Prins der Duisternis verschijnt in een beeltenis aan hun, waarin hij een duidelijk ultimatum stelt: "Geef die vaas aan Arthur! Indien hij besluit af te treden en de Ronde Tafel te ontbinden, laat hij me dan die vaad terugbezorgen! Als ik de vaas niet binnen drie dagen terug heb, zal het land in een chaos ten onder gaan!"
Wanneer de Ridders met Excalibur in Camelot terugkeren, heerst er even grote vreugde, maar Guinevere verwittigt Arthur dat er aan de strijd geen einde is gekomen door de herovering van Excalibur. Arthur trekt zich terug en een vreselijk visioen doet hem besluiten om toch ten strijde te trekken, hoewel een ijlbode hem de tijding komt brengen van het oprukken van een enorm leger onder leiding van Bahaal. Tijdens een spoedzitting van de Ronde Tafelridders blijkt een deel zich af te scheuren, maar met de overgebleven getrouwen trekt Arthur toch ten strijde. Hij geeft ridder Lancelot het bevel om over zijn gemalin Guinevere te waken. Tijdens het vertrek van het leger naar het slagveld, voorspelt Merlijn aan Guinevere dat het de laatste maal zal zijn dat zij haar echtgenoot kan zien. Met een aantal profetische woorden neemt hij afscheid en vertrekt dan in het holst van de nacht naar een onbekende bestemming.
Lancelot en Guinevere blijven in een bedrukte bestemming in de burcht achter en beseffen niet dat het noodlot reeds onmiddellijk zal toeslaan. Een aantal met Bahaal meeheulende ridders tracht Guinevere nog te overhalen om de vaas naar Bahaal te zenden, maar de trotse koningin blijft pal achter haar echtgenoot staan. De vaas blijkt echter een dodelijke valstrik, want Guinevere wordt gevangen door de bedwelmende rookpluimen die uit de vaas opstijgen. Lancelot doet wat hij kan om zijn koningin te redden, maar de vijf handlangers van Bahaal versperren hem de weg. Onweerstaanbaar maait hij hen neer, maar hij komt te laat om de gemalin van Arthur te redden. Als een gebroken man vertrekt Lancelot naar het slagveld, om aan Arthur het droeve nieuws te melden.
Ginds zijn de oorlogsvoorbereidingen reeds volop bezig en in een persoonlijk onderhoud met Bahaal probeert hij nog de oorlog te vermijden, tot Lancelot hem het vreselijke nieuws komt melden. Hoewel dit voor de koning een zware slag is en Bahaal dit tracht uit te spelen om hem te laten capituleren, houdt Arthur vol dat hij de oorlog wil vermijden om duizenden mensenlevens te vermijden. De volgende dag staan de twee indrukwekkende strijdmachten in slagorde tegenover elkaar, maar tot ieders verbazing daagt Arthur Bahaal uit tot een persoonlijk duel met het zwaard. Niemand had rekening gehouden met deze wending en op het moment dat Bahaal een uitweg zoekt, steekt een horzel in één van de paarden van Bahaals ruiters, waardoor alle andere paarden ook opgejaagd worden en het leger van Arthur ook ten strijde trekt. Uiteindelijk voltrekt de noodlottige veldslag zich.
In een hevige veldslag worden de handlangers van Bahaal langzaam maar zeker in de pan gehakt en Arthur zoekt de Prins der Duisternis op voor een persoonlijke afrekening. In het duel dat ontstaat is de Heer van het Kwaad duidelijk geen partij voor de koning en op het einde van de dag wordt hij dan ook genadeloos neergemaaid. De verslagen vijand slaat op de vlucht en nog éénmaal opent Bahaal de ogen, waarbij hij Arthur bij zich roept om hem om vergiffenis te vragen. Het blijkt uiteindelijk om de laatste smerige streek van Bahaal te gaan, waarbij hij Arthur met zijn laatste krachten de genadestoot toebrengt. Deze uiteindelijk nog onverwachte dood van Arthur doet de overwinnaars beseffen dat het einde van het tijdperk van de Ronde Tafel is aangebroken en hoewel zij op het slagveld het leger van Bahaal overwonnen hebben, slagen zij er door een gebrek aan leiderschap en aan genoeg mankracht niet in om aan de nieuwe golven van barbaarse invallers het hoofd te bieden. Aan alle mooie sprookjes komt er uiteindelijk een einde, maar soms kunnen mooie sprookjes, die dramatisch geëindigd zijn, een nog mooier vervolg krijgen...
De titel zegt het reeds, dit album betekent het feitelijke einde uit één van de meest illustere periodes in de geschiedenis van de Rode Ridder-albums. In een aantal volgende albums volgt nog wel de revanche en wordt de Ronde Tafel heropgericht onder impuls van Merlijn en onder leiding van Arthurs zoon Parcifal, maar dan beëindigt Johan toch geleidelijk aan zijn engagement bij deze ridderorde om dan weer de wijde wereld in te trekken. Natuurlijk spelen zijn eigen dramatische motieven (52: DE WATERMOLEN) door het verlies van zijn eerste grote liefde Astra daarin mee, maar het is duidelijk dat Karel Biddeloo toen niet meer al te lang wou verdergaan met het thema van de Ronde Tafel en liever voor ongebonden zwerftochten koos, iets waar ik ook eerder een fan van ben. Eerder maakte ik ook reeds een recensie van DE WATERMOLEN (52) en dat beschouwde ik toen als het meest dramatische album uit de reeks, maar ongetwijfeld komt DE LAATSTE DROOM op de tweede plaats. In DE WATERMOLEN lijdt de hoofdfiguur van de stripreeks een zwaar verlies, maar wordt het systeem gered, terwijl er in dit verhaal op dramatische wijze wordt afgerekend met een hele structuur.
De begin van het einde - sfeer vind je reeds terug in het begin van het verhaal en op het einde van het vorige album (40: DE BARST IN DE RONDE TAFEL). Bahaal voorspelt het einde van het tijdperk van Koning Arthur en in de loop van het verhaal geeft Merlijn toe dat eigenlijk niets het noodlot kan vermijden. Hoewel de ridders van de Ronde Tafel jarenlang hebben gestreden om recht en orde in Engeland te laten zegevieren, blijkt één machtige tegenstander in staat om het hele systeem te laten wankelen. Bahaal is dan ook een vijand zonder voorgaande, die zich duidelijk tot doel had gesteld om een einde te maken aan het ideaal van Koning Arthur en heel geniaal de zwakke punten bij vriend en vijand weet uit te buiten. In dit album krijgen we een voorsmaakje van de ingewikkelde constructies die Bahaal op touw zet om zijn doel te bereiken. Hij heeft hier nog het voordeel dat er hier geen tegenstander is die zijn Duistere Macht weet te evenaren of te te overtreffen. Als magiër is Merlijn duidelijk niet tegen hem opgewassen. De Prins der Duisternis is slechts een persoon van vlees en bloed en zal waarschijnlijk ook zijn eigen ondergang op het slagveld niet voorzien hebben.
Dit album breekt ook met de traditie van het happy end in voorgaande en latere albums. Hoewel er aanvankelijk nog een klein succes wordt geboekt door de Rode Ridder en Lancelot met de herovering van Excalibur, blijkt uiteindelijk niets het noodlot in de weg kunnen staan. Merlijn voorspelt tot tweemaal toe aan Arthur en Guinevere dat dit de laatste veldslag van Arthur zou zijn, waarbij de koning het leven zou laten. Maar blijkbaar kon zelfs hij het smartelijk einde van Guinevere niet voorzien, of kon hij het niet over zijn hart krijgen om dit aan haar of aan Arthur te voorspellen?
De gemeenheid van Bahaal blijkt ook duidelijk uit de lagen en listen, waarmee hij Arthur en Guinevere de dood inlokt. Eerst met de vaas, waaruit de giftige dampen stijgen die Guinevere uiteindelijk zullen vergiftigen en later met het feit dat hij Arthur eerst om vergiffenis lijkt te vragen, maar hem uiteindelijk de genadestoot toebrengt met zijn zwaard. We kunnen ons de vraag stellen of Arthur zich op het bittere einde niet bewust de dood heeft laten inlokken, omdat hij zag dat zijn wereld was ingestort en dat hij niet verder kon en wou leven zonder Guinevere. Uiteindelijk zijn zijn laatste woorden dan ook: "Guinevere, mijn taak is volbracht... Ik kom..." Hij zou toch voorzien moeten hebben dat het niet werkelijk de bedoeling was van van Bahaal om vergiffenis te vragen, maar waarschijnlijk zocht de man slechts de eeuwige rust...
Dit album krijgt van mij de hoogste beoordeling, want het sluit perfect aan bij de dramatiek die de reeks kende in de beginperiode van Karel Biddeloo. Een ronduit dramatische afloop zien we ook in latere albums uit zijn beginperiode, zoals DE WATERMOLEN (52) en DE TOVERSPIEGEL (58). Later moest de Rode Ridder blijkbaar meer en meer een superheld worden (in dit verhaal staat hij duidelijk in de schaduw van Arthur en Bahaal!) en was een slechte afloop blijkbaar niet meer aan de orde. Jammer soms...