De koning van de Witte Tempel had een fabelachtige schat verborgen onder zijn tempel. De ligging stond geschreven op een perkament dat hij in een urne in de vulkaanwand verborg. Bij zijn sterven verklapte hij aan Démétrios, de enige aanwezige, het bestaan van de urne. De verleidingen van het goud waren voor Démétrios voldoende om het gezag van Chrysis, die haar vader opvolgde, te ondermijnen en op zoek te gaan naar de schat. Uiteindelijk gaf Chrysis de schat op in ruil voor een vrije doortocht voor haar en haar manschappen.
De schatrovers kwamen echter om tijdens het verdelen van de buit. Een vulkaanuitbarsting zorgde dat het hele tempelcomplex instortte.