Naast het rad zelf had men voor het radbraken ook steeds een ijzeren staaf nodig.  Hiermee werden de 'negen slagen' uitgedeeld die deel uitmaakten van de straf.  Met de staaf werden eerst de onderarmen en -benen gebroken.  De volgende vier slagen werden op de bovenarmen en -benen gegeven.

Wanneer men de veroordeelde genadig was, werd uiteindelijk een negende, 'verlossende' slag in de hartstreek gegeven.