De Kolossen van Memnon zijn vermoedelijk één van de eerste toeristische leugens uit de geschiedenis. De 18 meter hoge beelden werden opgetrokken aan de poort van de tempel van farao Amenhotep III (ca. 1388-1351 v.Chr.), die toentertijd één van de grootste tempels van heel Egypte was. Het complex stond echter te dicht tegen de Nijl die periodiek buiten haar oevers trad en raakte in verval.
De beelden zijn opgebouwd uit kwarsietstenen die waarschijnlijk vanuit de steengroeve van Gizeh afkomstig zijn.
Inspelend op Griekse - en later Romeinse - toeristen werd in de oudheid reeds de fabel verteld dat de kolossen werden gebouwd te ere van de Ethiopische koning Memnon. Deze zou in de Trojaanse Oorlog Antilochos vermoord hebben, maar vervolgens zelf gedood zijn door de beroemde Achilles die de dood van dood van Antilochos dacht te moeten wreken.
Ook wanneer één van de beelden in 27 v.Chr. door een aardbeving ernstig wordt beschadigd en na zonsopgang een vaag, fluitend geluid blijkt te maken, wordt dit handig uitgespeeld als toeristische attractie. Reizigers meenden in het geluid - dat o.a. door geschiedschrijvers als Stabo, Pausanias en Tacitus wordt vermeld - een triest gezang te herkennen en al snel kneedde de plaatselijke horeca een legende rond dit 'zingende beeld'. Aangezien het geluid vooral 's ochtends te horen vielen en Memnons moeder, Eos, de godin van de dageraard is, werd vrij snel het verhaal verteld dat het Memnons is die om zijn moeder scheeuwt.
Waarschijnlijker is dat het gefluit ontstond door het grote verschil tussen de koude nachten en de snel opwarmende ochtenden. Toen keizer Septimius Severus (193-211) de beelden echter liet restaureren bleek het liedje van de 'zingende steen' echter plotseling uitgezongen.
Locatie
De Kolossen van Memnon in De Rode Ridder
In De Zwarte Cobra trekt Johan vanuit de havenstad Damiëtta naar Memphis. Blijkbaar werd hij meerdere dagreizen uit koers geslagen, want hij trekt ook voorbij de veel zuidelijker gelegen Kolossen van Memnon.
|
|