De site waar thans de ruïne van Baltinglass Abbey staat, ligt vlag naast de rivier Slaney in de vallei van de Wicklow Mountains, het grootste aaneengesloten hooggelegen gebied binnen de Ierse Republiek. Reeds in de prehistorie had het door deze ligging een bepaald strategisch belang.
De oorspronkelijke naam "Belach Conglais" betekent "Pas van Cú Glas" en zou verwezen naar een mythologische held die door door wilde zwijnen werd gedood. Mogelijks gaat het zelfs om een plaatselijke versie van mythische Diarmuid.
In 1148 richtte Diarmait Mac Murchada (of Dermot McMurrogh), koning van Leinster, een klooster op de site op.
De heerser had via "sponsoring" van kloosterorden een manier ontdekt om zijn positie veiliger te stellen en gaf in amper 30 jaar tijd bouwopdrachten voor Baltingliss, Glendalough, Varens en Killeshin en verleende extra steun aan de kloosters van St-Mary's in Dublin, County Carlow en Kilculliheen.
De abdij van Baltinglass plaatste hij onder voogdij van de abdij van Mellifont, eigendom van de cisterciënzerorde. De vallei doopte hij om tot het latijnse "Vallis Salvtis" (Vallei der Verlossing - of Redding) en schonk acht percelen land uit de regio aan deze kloosterorde.
In 1170 werd de eerste bouwfase voltooid en amper 10 jaar later werd de abdij zelf voogd van de Abdij van Jerpoint.
Geschriften melden dat de Abdij van Baltinglass in 1228 onderdak bood aan niet minder dan 36 monniken en 50 lekenbroeders.
De daaropvolgende eeuwen groeide de abdij gestaag en in de 13e en 15e eeuw werden delen van o.a. de kerk verbouwd. In de vroege 16e eeuw groeide de abdij van Baltinglass zelfs uit tot één van de rijkste abdijen in Ierland.
Net als bij tal van andere abdijen en kloosters werd het werk van eeuwen abrupt tenietgedaan door de zgn. "Ontbinding van de Kloosterorden" onder Henry VIII.
Uit deze periode dateren o.a.de zes prachtige gotische bogen aan beide zijde van het schip die afwisselend door ronde en vierkante zuilen worden ondersteund en de 3 gotische ramen aan de westkant van de abdij.
De Engelse adel moest machteloos toekijken hoe een ware geldstroom van tal van kloosters -die vaak vanuit Franse Orden gesticht waren en schatplichtig waren aan de Avignon-paus en aartsvijand Frankrijk.
Hoewel het aanvankelijk slechts bedoeld was stroming om te buigen en via de kerk de vaste inkomsten van de Kroon van Engeland te verhogen, benoemde Henry VIII zichzelf als "Supreme Head" van de Kerk van Engeland en scheurde zichzelf af van het pauselijke gezag. Het gevolg was een periode (1536-1541) met een massa aan administratieve en juridische processen waarbij tal van kerkgemeenschappen werden afgeschaft en hun roerend en onroerend goed verbeurd verklaard werd.
Het bleek al gauw een weelderige onverhoopte extra bron van inkomsten te zijn die de Engelse oorlogsmachine alleen maar ten goede kwam.
Ook de Abdij van Baltinglass viel ten prooi aan de Engels-religieuze graaicultuur van die tijd. Even werd de abdij aan Edmond Butler 3e, 13e Baron Dunboyne toevertrouwd.
Tot de 19e eeuw bleef het bouwwerk echter onbenut.
In 1815 werd middenin de abdij een kerk gebouw door de Kerk van Ierland, de Ierse "onderafdeling" van de Kerk van Engeland. De drie oostelijke ramen en de toren zijn aanbouwen uit de 19e eeuw die vermoedelijk door de Kerk van Ierland werden uitgevoerd.
Hoewel een overgrote meerderheid van de bevolking Katholiek bleef, was de Kerk van Ierland echter de officiële staatskerk.
Door het Kerk van Ierland Pact uit 1869, op 1 januari 1871 door Koningin Victoria en haar liberale regering onder leiding van William Ewart Gladstone gevestigd, scheurde de Kerk van Ierland zich definitief af van haar protestantse moederkerk.
Tegelijk verloor de Kerk haar tiendenrecht. Ook de geestelijken ontvingen een vaste lijfrente in plaats van de -doorgaans rijkere- inkomsten uit persoonlijke tienden, pachten, predikantengelden, stipendia en augmentaties.
Een decennium later, in 1883, werden de kerkdiensten stopgezet en sloot de nieuw gebouwde kerk zich langzaam aan bij de rest van de ruïne aan.
Locatie
.Baltinglass Abbey in De Rode Ridder
Als decor voor zijn remake van "De toverspiegel" zocht de tekenaar, Patrick Cornelis, naar "een coole ruïne". Hoewel er tijdens het googelen nog veel wat dingen tevoorschijn kwamen en hij de Ierse abdijruïne niet kende, sprong Baltinglass Abbey er direct uit: "Vanaf het moment dat ik een foto tegenkwam van de abbey, wist ik dat het die ging worden. De bogen spraken me direct aan en ik wist dat er in de scene met een boog ging gewerkt worden."
Het verhaal begint onmiddellijk met een bloedrode zonsondergang. Wie onderstaande foto bekijkt en er het resultaat van Patrick Cornelis bijneemt, kan niet anders dan gelukkig zijn. Uiteraard doet hij er zijn eigen ding mee: een plaatselijke steen wordt verschoven, de spitse zijtorentjes op de toren op de achtergrond worden weggelaten... Dat een die man zulks resultaat tekent nog in alle eenvoud kan zeggen dat hij er onbewust vierkante zuilen van maakte, omdat hij niet wist van de typerende afwisselend vierkante en ronde zuilen, kan zijn voetstuk alleen maar hoger maken.
Eigenlijk is Patrick Cornelis' scene een compilatie van 2 verschillende foto's van Baltinglass Abbey. De 3 ramen in de oostelijke gevel van de kerk en de boog rechts ervan worden in de zonnegloed op de achtergrond netjes aangesloten aan de zuilenmuur.
Een foto van aan de zijkant van abdij wordt gebruikt om de locatie van verder te tonen.
Enkele pagina's verder zien we de zelfde toren als in het begin. De zijmuur en de muur met de 3 ramen zijn verdwenen.
Dank aan Patrick Cornelis om deze locatie spontaan met ons te delen en ons ongetwijfeld tal van speurwerk uit te sparen!