Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1991

Samenvatting

Het is lente 1290 in het Hageland, Alfons de Beauchamps, Dirk de Vere en zijn gezellin Vera zijn op weg naar Horst na hun avonturen in Engeland. Wanneer zij het kasteel naderen bemerken ze een dikke witte mist, die het kasteel en zijn omgeving overschaduwt. Vanuit de mist houdt de boosaardige magiër Magor hen in de gaten, belovend dat zij zullen delen in zijn wraak die iedereen te Horst zal treffen.

Bij het binnenkomen van het kasteel wordt meteen duidelijk dat er een verhoogde staat van paraatheid heerst. Wanneer er een pijl rakelings over hun hoofden suist komen de nieuwkomers te weten hoe onhoudbaar het leven op Horst is geworden. Even later neemt de rode ridder het woord in de ridderzaal waar Willibrord net klaar is met het ontcijferen van een manuscript. Een reisverslag van Hugo Pynnock betreffende zijn kruistocht in het verre Syrië.

Een patrouille van Tempeliers , onder leiding van Commandeur Desirius en Hugo Pynnock is op weg door de woestijn wanneer ze plotseling aan de horizon een ijle rooksliert en enkele aaseters bemerken. Bij aankomst bemerken ze een karavaan die beestachtig werd afgeslacht, zonder vrouwen en kinderen te sparen. Tijdens het onderzoek wordt de patrouille plotseling aangevallen door een horde nomaden. In het heetst van de strijd komt Hugo oog in oog te staan met de leider van de nomaden die door hem vakkundig uit het zadel wordt gelicht en gevangen genomen. Zijn naam is …. Magor. Omwille van deze zware slag voor de vijand besluit Hugo verder op te rukken naar het bolwerk van de verzwakte vijand. Daar aangekomen gaan hij en zijn ridders met uitzondering van 1 man, Karel de Montabour, te werk als beesten en slachten in hun woede iedere vijand die ze kunnen vinden af, inclusief vrouwen en kinderen. Tijdens de plundertocht van het bolwerk komt Hugo met zijn ridders in de gewelven van een machtige sekte “ Sol Invictus” de onoverwinnelijke zon. Zo ontdekt hij ook dat deze sekte doet aan mensenoffers. Het volgende ogenblik onthult Magor dat hij een van de hogepriesters van de sekte is en ontketend een immense aardbeving met een vloedgolf tot gevolg waarbij de meeste ridders van Hugo het leven moeten laten. Hugo zelf kreeg een zware steen op het hoofd en raakt buiten bewustzijn.

Na een korte eetpauze wordt het verhaal verder gezet:

Het volgende fragment komt Hugo weer bij kennis aan boord van een schip op volle zee.
Met barstende hoofdpijn maakt hij kennis met Elëia, de dochter van Magor, die hem vertelt dat ze op weg zijn naar zijn geboorteland om daar wraak te nemen op Horst en zijn bewoners voor hetgeen hij gedaan heeft. Hij vertelt Hugo dat hij hem verdoofd heeft en hem zo alle informatie over Horst en zijn bewoners heeft ontrafeld. Terwijl Magor zich een kleiner onopvallender schip aanschaft, vertelt Elëia Hugo dat er nog een ridder de ravage in de tempel heeft overleefd. Karel de Montabour werd ook in leven gelaten omdat hij niet had deelgenomen aan de moorden op de vrouwen en de kinderen.
Op een nacht trekt Magor naar de vijvers van Horst en voert Hugo mee….

Na deze woorden weet de rode ridder waar te zoeken. Hij herinnert zich de spelonk die hij onder water heeft gezien in “De witte duisternis”. Onze vrienden slaan meteen aan het plannen tot er plotseling hoorngeschal weerklinkt vanuit de toren. Het aanmelden van 2 ruiters die voor de poort staan, Karel de Montabour en Commandeur Desirius.
Op vraag van de Horstridders begint Karel aan zijn verhaal…

Zonder paard of voedsel trok Karel de Montabour door de hete woestijn en vocht er met een overgebleven groep bergnomaden een strijd op leven en dood. Net toen het einde nabij was begon opeens de aarde te beven en werden de nomaden van de kaart geveegd door Commandeur Desirius en zijn ruiterij. Deze laatste vertelt hem dat zij de instorting van de tempel hadden gehoord en ijlings teruggekeerd waren, om hem als enige overlevende aan te treffen. Als straf voor het negeren van bevelen werd Commandeur Desirius ontheven uit zijn commando en overgeplaatst naar de commanderij in Hauwaert nabij Horst. Toen ze vernamen dat Magor op weg was naar Vlaanderen met een gevangene hebben ze alles op alles gezet om zo snel mogelijk in Horst te zijn.

In de ochtend duiken een viertal ridders onder leiding van Johan naar de onderaardse spelonk. De ridders komen aan een deur, waarachter Magor, zijn dochter en de gevangene zitten. Als Magor Hugo wil straffen komt zijn dochter tussenbeide, zij weet dat ze maar een aangenomen kind is, een slavin. Bovendien voelt ze liefde voor Hugo, die ze beter heeft leren kennen tijdens de reis. Hugo wordt bevrijd en er wordt onmiddellijk een klopjacht geopend op Magor. Gebruikmakend van zijn witte duisternis weet Magor te ontsnappen, en naarmate hij vordert trekt de witte mist weg.

Intussentijd dalen Willibrord en Trudo de geheime gang af en vinden in Magors laboratorium een soort amulet . Een zon met een slangenlichaam. Elëia vertelt dat het de slangengod is, een god die echt zou bestaan en waar nog steeds mensenoffers aan worden gebracht . Dit, zelfs in eigen land. In de ridderzaal komen alle ridders samen voor Elëia’s uitleg, zij vertelt dat de oude slang beter bekend staat als de duivel en dat Magors sekte een sekte van duivelaanbidders is. Commandeur Desirius stelt voor dit over te laten aan de tempelridders. Iedereen is unaniem akkoord dus trekken de Tempelridders in het volgende verhaal met de hulp van onze vrienden naar Magor’s bolwerk in de Ardennen.

Ondertussen bereidt Magor in de Ardennen zijn slangenkrijgers voor op een nieuwe aanslag op Horst.

Het tweede en misschien wel beste boek in de Magor – trilogie, je komt er heel veel in te weten over de geschiedenis van Hugo Pynnock en het bestaan van een geheime gang in het kasteel van Horst.