In 20.2 en 36.1 en 49.3 zien we het belfort van Brugge.
Op deze eerste prent staat een houten gebouw voor het belfort. Op de laatste van deze drie prenten zou men dat vaag achter de tekstkader moeten zien, maar valt er niets te bemerken.
De lucht tussen de twee voorste torentjes van het belfort in 20.2 is grijs ingekleurd.
Aan de positie van belfort en stadspoort te zien ben je in het Middeleeuwse Brugge blijkbaar direct op de markt...
Blijkbaar was Biddeloo op de hoogte dat het bovenste (neogotische) deel van het belfort pas later werd gebouwd. Hij heeft dit dan ook vakkundig weggewerkt uit zijn kopieën.
De houten spits die er anno 1302 wel stond, tekende hij er helaas niet op.
Jan Breydel vloekt het in 22.3 uit omwille van een ijzeren haak.
Men verwacht dan dat het grijs en niet geel wordt ingekleurd.
De Vlamingen hebben slechts kans op slagen wanneer een bekwaam krijgsman hun op het slagveld kan leiden. De enige man die in aanmerking komt is Robrecht van Bethune.
Het enige wat hij nadien echter moet doen is met zijn verschijning de troepen nieuwe moed geven en is het zijn broer, Gwijde van Dampierre, die de Vlaamse troepen op het slagveld leidt. (En als die hoort dat de Fransen een dubbele overmacht hebben, schuift hij het probleem nog eens door naar de Heer van Renesse.)
Johan kijkt in 26.6 naar het gordijn achter hem. De deuropening is ook omzet met hout.
Een prent later rukt hij het gordijn open. De houten omkadering is plots verdwenen.
In 42.3 is er sprake van 'Willem van Gullik'.
Deze zelfde Willem van Gulik (de Jongere) wordt in 63.4 van het slagveld gedragen. Als wapenschild heeft hij een gekroonde leeuw.
Het wapenschild van Gulik was echter een ongekroonde leeuw met gevlamde tong en klauwen van keel.
Men gaat de Fransen bestrijden en het lijkt alsof er in 55.5 een lelie bovenop de gouden helm prijkt.