1962
We vinden onze held ditmaal terug aan de Noorse Fjorden , waar hij kennis maakt met een groepje vikings. De kennismaking verloopt vlot tot een viking hem uitdaagt tot een tweekamp.
Johan kan niet anders en neemt de uitdaging aan. Na een hevig gevecht verslaat Johan zijn tegenstander , die hem echter in de rug wil aanvallen. Gelukkig is Tanjar , een volgeling van de ondertussen aangekomen koning Horak de lafaard te vlug af en doodt hem.
Onder de indruk van Johan's kunde met het zwaard nodigt koning Horak hem uit om mee te gaan naar zijn Hal.
Het gevolg van de koning is onder te verdelen in 2 kampen , beide kampen hebben nadrukkelijk een toekomstige opvolger voor de koning in gedachten , Tanjar en Gorm.
Op de terugweg wordt een onweer koning Horak fataal. In zijn laatste woorden geeft hij Tanjar en Gorm de voorwaarden om koning te worden mee. Zij moeten op zoek naar Solveig , in een moeilijke tocht over de bergen . Zij bezit de gouden appel en de hoorn van koning Horak. Hij die beiden bezit wordt koning.
Tanjar blijkt als enige op zoek te gaan naar de appel en de hoorn . Johan sluit zich bij hem aan.
Wanneer ze de bergen ingaan komen ze een eerste hindernis tegen , de kobolden. Gurun , de
elfenkoningin weet johan en Tanjar ervan te overtuigen niet op de aanbieding van Orwin , koning der kobolden in te gaan. Nietsvermoedend volgen ze haar. Tijdens Tanjars wachtbeurt lokt Gurun hem mee naar een watervalletje en vertelt de viking dat hij onoverwinnelijk zal worden indien hij van het water drinkt. het is echter een list en Tanjar krijgt een onweerstaanbare drang om Johan te doden. Een vuistslag brengt Tanjar terug tot zichzelf.
Nadien is een welgemikte pijl van Johan genoeg om de elfenkoningin te doden.
Gurun was echter de vrouw van Orwin , deze laatste zal nu alles op alles zetten om de 2 mannen te doden. Tanjar en Johan worden in de val gelokt , Johan weet te ontkomen , maar Tanjar wordt gevangen genomen.
Wat later redt Johan het leven van een oud vrouwtje , uit dankbaarheid bewerkt ze Johan's zwaard ,zodanig dat het een tijd in brand kan staan , de kobolden hebben immers schrik van vuur.
Johan dringt de grotten van de kobolden binnen en bevrijdt Tanjar met behulp van zijn vlammende zwaard. Eindelijk kunnen ze hun zoektocht verderzetten.
Ze betreden nu het verboden woud , waar ze al na enkele dagen aangevallen worden door een groepje Berserkers , deze zijn moordlustig en uitzinnig van woede ten gevolge van een toverdrank die ze drinken. Na een helse strijd weten Johan en Tanjar de Berserkers uit te schakelen.
Eindelijk hebben de beide krijgers de schuilplaats van Solveig gevonden , echter geen Solveig te zien.
plots worden ze aangevallen door gemaskerde mannen. Het pleit is echter vlug beslecht en 1 van de stervende aanvallers klapt uit de biecht , ze werden gestuurd door Gorm die Solveig liet ontvoeren om gemakkelijk de gouden appel en de hoorn in handen te krijgen.
Gorm is intussen in het bezit van de gouden appel maar heeft Solveig nog niet zover gekregen om te verklappen waar de hoorn zich bevindt . Bij hun inval in de hal van Horak worden Johan en Tanjar gevangen genomen. Solveig moet nu praten, of ze sterft.
Solveig geeft toe en verklapt de bergplaats van de hoorn. Wanneer Gorm de hoorn opent treft een giftige gaslading hem in het aangezicht en hij sterft ter plekke . Tanjar wordt de nieuwe koning. Het was Solveig's taak degene die oprecht de hoorn in zijn bezit kreeg er van te overtuigen hem nooit te openen , een onrechtmatige eigenaar zou gestraft worden.
Johan is in dit verhaal voor het eerst in Scandinavië. Prachtig decor voor een sterk verhaal.
Dat had het ook kunnen zijn, zei het niet dat het geheel wat te langdradig geworden is.
Vooral dan het stuk dat zich bij de kobolden afspeelt is langdradig en moet dan uiteindelijk snel afgehandeld worden. Ik had liever ietsje meer aandacht voor de Berserkers gezien, die al bij al zeer makkelijk verslagen worden.
Wanneer je dit verhaal voor het eerst leest, dan houdt het je tot het einde in spanning , de ontknoping is verrassend en origineel.
Herlezen is dus iets moeilijker.
Niettemin is aan dit album heel wat voorbereiding besteed. Kobolden, Berserkers, een flink stuk mythologie verwerkt in een historisch correct kader. Toch knap, iets wat we later zo gulzig naar binnen spelen met Karel Biddeloo.
Een minder Vandersteen album, maar de ingrediënten verheffen het toch lichtjes boven de middenmoot.
1963
Op een van zijn eerste zwerftochten komt de rode ridder ‘s avonds bij een Brabants dorp aan. Bij een zwartgeblakerd ruïne ziet hij een duistere gedaante, gehuld in een kapmantel. De man vlucht voordat Johan hem kan benaderen. Bij latere navraag blijkt het om de beruchte vuurgeest te gaan. Het bouwvallige huis was van ene Kerstian. Johan schenkt er weinig aandacht aan en iets later redt hij alweer een gezin in nood van een stel overvallers. Als dank mag hij bij zijn redders, het echtpaar Tolnaer, op de Tolnaerhoeve de nacht doorbrengen. Hij maakt kennis het echtpaar manders, dat samen met Tolnaer de machtigste hereboer in de omtrek is, de heer Kronberg en zijn dochter Greetje. De geschiedenis met de vuurgeest wordt die avond druk besproken. De vuurgeest teistert de streek door huizen in de brand te steken. De angst voor de vuurgeest is niet onterecht, want die nacht maakt Tolnaer kennis met de kapmantel van de geest. De hoeve gaat in vlammen op en Tolnaer komt om.
Er gaat een tijdje overheen, tot een dag dat Greetje op het marktplein in het dorp een bedelaar ontmoet. Greetje gaat achter de geheimzinnige bedelaar aan en belandt in de gevaarlijke achterbuurten van het dorp. Ze wordt direct opgemerkt door het tuig uit de verboden wijk. Maar dan springt Johan tussen de boeven! Greetje vlucht weg en het ‘galgenaas’ maakt kennis met Johan’s zwaard. Als de rust is weergekeerd in de verboden wijk en Johan genoeg geravot heeft, brengen de rabauwen de bedelaar naar hun hoofdman, Klaus. Hij vindt het gedrag van Molter, de bedelaar maar verdacht en volgt hem persoonlijk als Molter de stad verlaat.
’s Avonds is het groot alarm! Nu is ook de Reigershoeve van Manders volledig uitgebrand. Manders kan nog enkele woorden ijlen: ”Vrees niet meer…De vuurgeest…heeft voor het laatst…toegeslagen…” Enkele boeren die het rampgebied te hulp schieten, ontmoeten de dader in kapmantel en waarschuwen de rode ridder. Johan gaat achter hem aan en kan de geest eindelijk overmeesteren. Maar de kapmantel vat weer vlam en de geest kan ontsnappen. Op slot Kronberg overleggen heer kronberg en Johan de situatie. Dezelfde avond gebeurt er nog iets: Molter probeert de kamer van Greetje te bereiken. Het mislukt en de bedelaar vlucht weg. Iets later doorzoekt Johan Greetje’s kamer, maar ontdekt niets. Ook niet een wel heeeel geheimzinnig koffertje.
Enkele dagen later heeft de vuurgeest een nieuwe hobby. Hij is boeren aan het afpersen door hun huis af te branden als ze geen geld bij de ruïne van Kerstian neerleggen. Het plan mislukt en Johan ontdekt dat de dader uit de verboden wijk afkomstig is. Na het nodige zwaard- en vechtwerk belandt onze held in het hol van Klaus. Hij ziet daar Greetje die probeert een gestolen sleutel weer uit handen van de boeven te krijgen. Voor de tweede keer moet Johan Greetje weer uit de handen van de boeven redden en het lukt opnieuw! Maar op haar vluchtroute ontmoet Greetje de vuurgeest. Hij ontvoert haar en als Kronberg haar tracht te bevrijden raakt hij door de vlammen van de mantel gewond. Als Johan terug op het slot is, bekent Kronberg hem dat Greetje zijn dochter niet is. Johan vermoedt dat de bedelaar haar afkomst wel kent en even later ontdekt Johan het koffertje! Het bevat het levensverhaal van Kerstian, de vuurgeest! Hij stak Manders’ en tolnaers boerderij in brand omdat zij hem met behulp van de rabauwen wilden verdrijven. Vermomd als bedelaar ontdekte hij de daders en strafte hen met hulp van zijn eigen kapmantel.
Johan gaat direct naar de ruïne. Hij wil weten wie er later als vuurgeest de boeren afperste. Het was Klaus. Hij kreeg Molter, alias Kerstian, in de gaten en dwong hem zijn uitvinding prijs te geven. Hierbij kwam Kerstian om het leven. Nu Johan alles weet, probeert Klaus hem te uit te schakelen. In een allesbeslissend gevecht wordt Klaus door Johan gedood. Hij bevrijdt Greetje en de sage van de Vuurgeest is nu voorbij…
De verhaallijn van dit 13e rode ridder-album is knap in elkaar gezet. De twee hoofdlijnen, 1) de straffing van Manders en Tolnaer, 2) de geschiedenis van Greetje, worden als het ware met elkaar verbonden. Op het laatste moment vallen dan alle puzzelstukjes in elkaar. Het verhaal blijft continue spannend door de vele mysteries die nog opgelost moeten worden. Wie is de vuurgeest? Waarom worden Manders en Tolnaer gestraft? Wat is de rol van de bedelaar in dit verhaal en wat is de inhoud van het koffertje?
Persoonlijk vind ik het ook erg geslaagd om niet te veel hints door het album heen te geven wat tot de oplossing van de clue leidt. Hierdoor is de ontknoping een complete verrassing. Het enige wat ik jammer vindt, is dat Vandersteen geen echte verklaring geeft voor de brandende kapmantel.
We weten dat Kerstian de mantel heeft uitgevonden door een beetje met scheikundige stoffen te rommelen. Maar doordat Klaus op het einde op de schap met alle stoffen valt, blijft de verklaring van de werking een geheim. Dat vind ik wel een beetje een makkelijke uitweg, maar goed…
De tekeningen zijn fantastisch! Zelden zal de sfeer in een rode ridder verhaal zo mooi worden weergegeven. Er hangt een echte middeleeuwse, mysterieuze sfeer in het verhaal. Sommige tafereeltjes zijn echt een lust voor het oog. Bijvoorbeeld strook 38, waarin de vuurgeest door enkele boeren wordt opgemerkt, of strook 40-41: de vuurgeest versus Johan! De twee omgevingen waarin dit verhaal zich afspeelt, het platteland en de achterbuurten, worden tot in de kleinste details uitgewerkt. Let maar eens op de brand bij de Tolnaershoeve. In de achtergrond kun je zelfs nog zien dat enkele mensen het vee proberen te redden. Ook mooi is het eerste gevecht tussen Johan en de boeven, waarbij zelfs is te zien dat iemand nog een kruk uit het raam gooit.
Kortom, dit is voor mij een van de allerbeste rode ridder verhalen ooit.
1963
We vinden Johan terug in West-Ierland, waar hij een jongen uit de klauwen van een zeearend redt. Hierbij wordt de zeearend gedood. De jongen zet het op een lopen en spreekt van naderend onheil. In een naburige hoeve zoekt Johan onderdak. Wanneer de jongen zijn moeder vertelt over het gebeurde, wordt Johan gastvrijheid geweigerd. Komec, de vader van de jongen gaat hier echter tegenin. Het doden van de arend blijkt dus een struikelpunt te zijn.
Finola, de moeder van Comec besluit een offer te brengen aan de geesten die in de kinkhoorns
huizen. Wanneer Komec hoort over dit offer maant hij Johan aan om te vertrekken. Johan rijdt hierop naar de muur om te zien wie het offer komt halen. Een kruik met een bedwelmend gas rolt echter voor zijn voeten waarop hij het bewustzijn verliest.
Wanneer hij ontwaakt bevindt hij zich op de rug van zijn paard voor een burcht. Hij wordt er als gast ontvangen door de kasteelvrouwe ; Etain en haar broer Balor. ’s Nachts merkt hij dat balor zijn kamer verlaten heeft, deze ontkent echter de feiten.
Een schip is die nacht op de klippen gelopen, drie overlevende opvarenden zitten nog in het wrak.
Johan en Etain merken het wrak op, Johan snelt ter hulp. De opvarenden worden aangevallen door zeearenden! Met de hulp van Johan worden de zeearenden verslagen.
De 3 mannen zijn Vlaamse ridders en worden op het slot Taran ontvangen. Balor is het echter niet met Etain eens en vraagt de vreemdelingen te vertrekken. Roberg, een van de Vlamingen raakt daarop slaags met Balor. Johan komt echter tussenbeide.
De Vlamingen vertrekken en vragen onderdak bij komec. De mannen willen op onderzoek gaan in het land van de galmende kinkhoorns. ’s Avonds trekken ze over de muur.
Ondertussen heeft Johan Taran verlaten en passeert langs Komec, waar hij te horen krijgt dat de 3 Vlamingen niet weergekeerd zijn. Hij besluit ze te gaan zoeken.
Het duurt niet lang voor hij ze dood terugvindt. plots merkt hij een gestalte op, die hij besluit te achtervolgen. De gestalte verbergt zich in 1 der kinkhoorns maar wordt daar aangevallen door een octopus. Johan kan net op tijd ingrijpen. Zijn bespieder is reeds gaan lopen en Johan zet de achtervolging weer in. Op de gladde rotsen glijdt hij echter uit en valt naar beneden.
Johan ontwaakt omringd door dwergen. Nuada, het stamhoofd wil Johan uitleveren aan de kinkhoorns. Alva, een vrouwelijke dwerg weigert dit omdat Johan haar van de octopus gered heeft. Bov, haar man staat haar daarin bij. Nuada brengt verslag uit bij Finola, deze stuurt de zeearenden op hem af omdat Nuada gefaald heeft. Nuada sterft een vreselijke dood.
De dwergen hebben johan ondertussen op de hoogte gebracht van hun taak, bij noodweer lokken de kinkhoorns met hun lawaai de schepen op de klippen. De dwergen moeten dan de buit verzamelen. waarop schildpadden de schelpen verlaten om de buit op hun rug weer mee naar binnen te voeren. Niet meewerken wordt door de arenden bestraft.
Daarop klinkt het gegalm van een hoorn, angstig schieten de dwergen in actie, johan wordt wederom bedwelmd door het gas uit een kruik. Wanneer hij ontwaakt hangt hij vastgebonden aan een klip. Bov besluit de ridder ter hulp te komen. Dit is het teken voor enkele dwergen om mee in actie te schieten, de zeearenden worden weggejaagd. Hierop zetten de zeearenden een offensief in tegen het dorp, dat in allerijl in staat van verdediging gebracht wordt. De strijd wordt door de dwergen gewonnen, Alva wordt echter door een zeearend meegevoerd. Johan besluit smen met Bov haar achterna te gaan, ze dringen een kinkhoorn binnen op de rug van een schildpad en ontdekken onderaardse gewelven waarin vele van Bov’s vrienden als slaven behandeld worden door gemaskerde bewakers.
Alva wordt er ook gevangen gehouden. Finola wil haar laten executeren door een arend, maar Bov’s pijl steekt daar een stokje voor. Hierop barst een strijd los die eindigt in een overwinning van Johan en de dwergen. Balor blijkt 1 van de gemaskerde mannen te zijn en raakt in tweestrijd met Johan, als bij wonder keren de arenden zich op finola’s bevel tegen Balor. Finola vlucht weg en een geheime gang leidt Johan naar Taran, waar hij Etain tegen-
komt. Deze laat Johan de schat van Balor zien en nodigt hem uit om met haar mee te vertrekken en elders een nieuw leven te beginnen. Hierop betreedt Bov de kamer en verteld Johan dat Etain liegt, Balor had met zijn laatste woorden verteld dat Etain Finola was. Etain vlucht weg maar maakt een dodelijke val.
Van het kwaad verlost, begraven de dwergen de kinkhoorns en kan voor hen het normale leven beginnen. Johan verlaat de streek op zoek naar nieuwe avonturen.
De galmende kinkhoorns is zeker geen klassiek ridderverhaal maar een sfeervol en geheimzinnig detectiveverhaal. Bijgeloof, bedrog en vrees zijn de ingrediënten van dit verhaal.
Hoewel het snel op gang raakt, wordt het naar het einde toe wel wat langdradig. Geen album om 2 maal na elkaar te lezen dus. Niettemin ontspannend, Vandersteen trekt hier de schuif met kwaliteiten ruim open in een zeer origineel verhaal.
Enige echte struikelblok, waarom dit geen topverhaal is, zijn de dwergen. Gewone mensen hadden het een erg geloofwaardig verhaal gemaakt.
1963
We treffen onze held aan op een slagveld waar hij ontwaakt uit zijn verdoving na gewond geraakt te zijn. Wanneer hij het slagveld tracht te verlaten treft hij een stervende ridder aan. De ridder noemt Reyhold en vraagt de rode ridder zijn gade aan te sporen de Berkenburcht te verlaten. Met zijn laatste woorden,… de zeven zullen sterven en … de zwarte wolvin , laat hij Johan achter met een raadsel. Op zoek naar het kamp van de zijnen treft hij lijkplunderaars aan, bij het daaropvolgende treffen wordt hij neergeslagen , Johan ontwaakt in het kamp van de zijnen. Door de slag is Johan een deel van zijn geheugen kwijt.
Enkele weken later is hij voldoende hersteld om weer op pad te gaan. Op zijn weg helpt hij een groepje zigeuners om hun wagen uit de sloot te halen. Uit dank voorspelt een zigeunerin hem de toekomst , weer duikt de zwarte wolvin op in het verhaal. Een regenbui noopt Johan onderdak te zoeken in een herberg. Bij het uitspreken van “ zwarte wolvin “ zoeft een dolk hem rakelings langst het hoofd. Het was ridder Houtijn die de dolk wierp onder invloed van de nodige wijn. Johan wordt door Houtijns gezellen uitgenodigd om mee te luisteren naar wat zij te bespreken hebben. Houtijn is door zijn gouwheer gezonden om de gebeurtenissen omtrent de zwarte wolvin te onderzoeken.
Ondertussen is een ruiter aangekomen en wenst ridder Houtijn in de stallen te spreken. Later wordt Houtijns levenloze lichaam in de stallen aangetroffen. Johan en Houtijns gezellen zetten de achtervolging in. Het paard van de moordenaar is ondertussen dood onder hem neergevallen. De vluchtende heeft zijn intrek genomen in een oude molen. De molen wordt omsingeld . Een van de achtervolgers gaat naar binnen maar wordt snel uitgeschakeld door een katrol. Daarop vallen ook Diederik en Johan de molen binnen. Diederik wordt ook uitgeschakeld , wat een tweestrijd tussen Johan en de moordenaar oplevert. Johan verslaat zijn tegenstander die met zijn laatste woorden prijsgeeft dat hij een huurling is van de zeven. Johan blijft achter met een raadsel. Bij het zien van een bosje berkenbomen komt alles weer terug. Hij gaat op zoek naar de berkenburcht.
Daar aangekomen weigert de edeldame echter een onderhoud met Johan. Johan is genoodzaakt af te druipen. In het omringende berkenbos zoeft hem plots een pijl naast het hoofd. De pijl bevat een boodschap van de kasteelvrouwe , zij wil Johan ontmoeten ergens in het bos. In afwachting bezoekt Johan een plaatselijke herberg , waar hij het gevoel krijgt bespied te worden. Hij maakt het zadel van zijn achtervolger onklaar , zodat deze hem die avond niet kan volgen. Bij zijn ontmoeting met de kasteelvrouw komt hij meer te weten over Reyhold. Hij was lid van een geheim genootschap, de zeven. De zeven zijn ridders van de gouwheer Garwin die zich bezighouden met roven en plunderen. Reyhold trachtte zijn eer te herstellen door eervol te sterven op het slagveld. De zwarte wolvin zou een legende zijn , verspreid na de brand van het wolvensteen. Johan zweert de kasteelvrouwe dat hij de zeven zal ontmaskeren.
Op zijn weg wordt Johan plots overvallen door zijn bespieder. Na een heftig gevecht sterft deze laatste door zijn eigen wapen. Johan gaat op weg naar de ruines van het wolvensteen. daar is hij getuige van een twist tussen 2 landlopers en Gonda de heks. Johan komt tussenbeide en jaagt de landlopers weg. Gonda is echter verdwenen.
Wanneer Johan zich te ruste legt droomt hij over de brand van het wolvensteen. Wanneer hij verschrikt ontwaakt ziet hij een wolf voor zich. Een vrouw in wolvenkledij roept de wolf echter tot zich , de wolf gehoorzaamt.
Even later wordt Johan helemaal wakker , de beelden zijn verdwenen. Johan verkleedt zich als troubadour om toegang te krijgen tot Robard , heer van Maalslot. Bij het entertainen van de kasteeldames tracht hij meer te weten te komen over de zwarte wolvin en de zeven. Zij vertellen hem dat de zeven het slot wolvensteen hebben platgebrand uit wraak en dat de zwarte wolvin zich wil wreken op de zeven. Robard is uit op het domein van wolvensteen. Garwin de gouwheer is te gast en deze moet daar uitspraak over doen. De gouwheer heeft echter slecht nieuws , Robard’s aanspraak wordt verworpen. Een getuige beweert dat er overlevenden van de brand zijn, dit moet eerst opgehelderd worden. Gonda de heks zou deze overlevenden geholpen hebben het brandende slot te verlaten. Zij moet dan ook helpen om de zeven te ontmaskeren.
Johan die het gesprek afluisterde wordt opgemerkt door de kasteelvrouw en valselijk verdacht van banden met de zeven. Johan weet te ontsnappen. Enkele soldeniers zijn hem echter op het spoor , maar Gonda de heks verjaagt ze met een van haar toverkunsten, Bengaals vuur. Johan’s paard vluchtte naar de ruïne van het Wolvensteen. Johan volgt het dier en merkt plots dat de zeven een geheime vergadering houden in de ruïne.
Hij verneemt er hun plan om Gonda op te sporen en uit te schakelen. Alvorens hun klopjacht begint, verschijnt Gonda voor hen. Johan verschijnt ten tonele en staat de oude heks bij. Een rookwolk dekt de aftocht van Johan en Gonda , die de site verlaten via een geheime gang. Van Gonda verneemt Johan dat de kasteelvrouw van Wolvensteen, Agnes, en haar dochtertje Karin de brand overleefden. Agnes stierf van verdriet en Gonda voedde de kleine Karin zelf op. Ze leerde haar de wolven te onderwerpen. Johan gaat op pad om Garwin de waarheid mede te delen , op zijn weg komt hij echter een van de zeven tegen. Hij weet de krijger te ontvluchten maar wordt achterna gezeten door alle zeven . Johan’s paard komt ten val , hij kan niet anders dan te vechten. Dapper houdt hij stand , wanneer hij echter op instorten staat valt een horde wolven onder bevel van Karin aan. De zeven vluchten weg. Een van de wolven keert echter niet terug en Gonda gaat op zoek naar het dier. De wolf is gewond en keert terug naar zijn schuilplaats , waar Johan en Karin het halssnoer van Gonda vinden. Gonda is het slachtoffer geworden van het zwaard van een van de zeven. Haar laatste woorden verwijzen naar een koffertje met een perkament. Karin vindt het perkament maar er staat echter niets op. Karin gaat op zoek naar een middel om de letters weer zichtbaar te krijgen , terwijl Johan tracht Garwin op de hoogte te brengen. Hij maakt een afspraak met Garwin in de ruïne. Het blijkt echter een valstrik te zijn , Garwin is namelijk de aanvoerder van de zeven. Er ontstaat een gevecht op leven en dood. Hij kan enkele van de zeven doden maar dan vallen ze allemaal tegelijk aan. Gelukkig duiken Karin en haar horde wolven net op tijd op. De roofridders worden verscheurd door de wolven.
Met behulp van de landvoogd worden de goederen en landerijen van de zeven verbeurd verklaart. Karin trekt naar het hof van koning Arthur om er tot edeldame gesmeed te worden. Het is een geladen afscheid dat hierop volgt.
-Dit is een zeer spannend album. Geheimzinnigheid , achtervolgingen ,zeven gemaskerden en onbekende roofridders, kortom qua sfeer een van de beste Vandersteen albums naar mijn mening.
Opvallend in dit album is dat de hoofdpersonages pas halverwege het album een rol beginnen te spelen.
Toch een beetje onconventioneel voor de verhaalindeling van Vandersteen. Niettemin een welgekomen afwisseling.
Het tekenwerk is van een bijzonder hoge kwaliteit , met zorg afgewerkt. Het zwart wit komt de sfeer enkel maar ten goede.
Kortom , een ijzersterk ridderverhaal met veel suspens en een verscheurende climax. Absoluut een van de must read Vandersteen albums!
1963
Johan is op weg naar het slot Reynhorst om er het huwelijksfeest van Veerle, de dochter van de graaf bij te wonen. Tijdens zijn tocht door een woud bemerkt Johan een enorme knots en voetsporen van een reus. Iets verderop vindt hij de reus die een bad neemt aan een watervalletje. Zijn naam is Baloch en hij dient Verdal, de tovenaar. Baloch maant Johan het woud te verlaten. Een enorm rotsblok dat hij boven zich uitsteekt moet zijn woorden kracht bijzetten. Johan maakt aanstalten om te vertrekken maar blijft de reus gadeslaan. Wanneer Baloch even later richting een jong herderinnetje loopt, komt Johan tussenbeide, waarop de geweldenaar verdwijnt. Het herderinnetje vertelt Johan dat de tonen van haar fluit Baloch tot rust brengen en de reus haar vriend is.
Ondertussen naderen enkele boze boeren de herdershut van de vader van het meisje. Ze verwijten de herder dat zijn dochter de reus aanzet om de akkers te verwoesten. Johan schiet te hulp en de boeren kiezen snel het hazenpad. De herder vertelt Johan over de boosaardige tovenaar Verdal en zijn macht over de reus. Johan besluit de graaf om hulp te vragen.
Aangekomen in het slot volgt een gemoedelijk weerzien tussen Johan , zijn jeugdvriendin Veerle en de graaf. Hierbij uit de graaf zijn ongerustheid omtrent zijn andere, jaloerse dochter Hermine.
Die dag wordt een jacht georganiseerd . Veerle besluit niet deel te nemen omdat haar paard onhandelbaar is. Hermine wil zich bewijzen door het paard te berijden in Veerles plaats. Maar de graaf is hard en verbiedt haar dat onverbiddelijk.
Pinak, de nar die in dienst van de tovenaar Verdal werkt, benadert de jonkvrouw en regelt een ontmoeting tussen Hermine en de tovenaar. De tovenaar vertelt haar dat Veerle alle macht naar zich toe zal trekken, maar dankzij zijn steun zou Hermine burchtvrouwe kunnen worden. Een blik in de toekomst zet zijn woorden kracht bij. In ruil voor goud en een plaats naast Hermine, eens zij de kroon van Reynhorst draagt, verleent hij haar steun.
Enkele dagen later komt Erwin , de verloofde van Veerle aan. Ter zijner ere wordt een paardenrace georganiseerd. Erwin neemt het op tegen Johan. Het is een nek aan nek race, maar plots valt Erwins paard dood neer. Pinak de nar stookt Erwin op en maakt hem wijs dat Johan zijn paard vergiftigde. Er wordt bewijsmateriaal gevonden in de kamer van Johan. Hermine heeft een klein gifbekertje in Johans koffer gelegd. Erwin beschuldigt Johan, die zijn eer verdedigt met het zwaard. Na een heftige kamp is Erwin aan Johan overgeleverd. Plots roept Hermine uit het raam dat zij de schuldige is. Pinak gooit een kandelaar tegen het achterhoofd van Hermine, die in elkaar zakt.
In het nauw gedreven tracht Pinak te vluchten, maar maakt een dodelijke val. Hermine bekent alles en vertrekt naar de kust om te herstellen. Er volgt een bescheiden verlovingsfeest, waarop enkele charlatans de jonkvrouw de toekomst trachten te voorspellen.
Verslagenheid alom, wanneer Verdal met Baloch de feestzaal betreedt. Hij eist het recht op om de toekomst van Veerle te voorspellen. Veerle stemt toe om de lieve vrede te bewaren en Verdal grijpt zijn kans. Zijn hypnose heeft Veerle in een diepe slaap gebracht , waaruit zij niet ontwaakt. Wachters willen Verdal stoppen , maar Baloch maakt de weg vrij.
Erwin trekt er met een afdeling ruiters op uit om Baloch en Verdal te verslaan. Johan gaat mee. Baloch weigert zich over te geven en de strijd barst los. De reus verslaat zijn tegenstanders en weet tot bij zijn meester te komen. Deze jaagt de aanvallers weg en spreekt van een zilveren hoorn met toverdrank die Veerle kan redden. Erwin is gewond en moet zich laten verzorgen. Voorlopig lijkt de strijd gestreden.
De volgende nacht dwaalt een man in kapmantel door de burcht. Hij neemt een geheime gang en verlaat de burcht. Wanneer hij Baloch tegenkomt wordt hij ontmaskerd: het is de graaf zelf. De wanhopige vader tracht Baloch om te kopen en zijn boze meester te ontvluchten. De reus wordt woedend en grijpt de graaf naar de keel. Wanneer Baloch de genadeslag wil geven, dringt de graaf door tot het verstand van de reus. Hij brengt Baloch aan het twijfelen omtrent de oprechtheid van Verdal. Baloch bekent de priemende ogen van zijn meester te vrezen en gaat samen met de graaf naar de tovenaar om de waarheid te achterhalen. De tovenaar bemerkt de kentering in zijn magische bol en hernieuwt zijn greep op Baloch. De graaf kan ontkomen, komt tot Verdal en smeekt hem zijn dochter te genezen. Tevergeefs.
Johan en Erwin besluiten nog een poging te wagen om de tovenaar te verslaan. Ze bereiken de grot en weten de tovenaar te verrassen. Na een gevecht sterft Verdal door Johans zwaard. Johan neemt het nu op tegen Baloch, terwijl Erwin met de hoorn naar Veerle snelt. Na een val liggen Johan en Baloch versuft op de grond. Baloch komt bij en zet de achtervolging op Erwin in. Net wanneer de reus Erwin te pakken heeft klinkt de fluit van Elsje, het herderinnetje. De betovering van Baloch is direct verbroken en Erwin is gered. Nu kan ook Veerle gered worden.
De herder en zijn dochter worden rijkelijk beloond. Baloch krijgt de functie van bewaker van het woud, in dienst van de graaf. Na het verlovingsfeest verlaat Johan Reynhorst, nieuwe avonturen tegemoet.
“Baloch, de reus” is gewoon weer een goed en typisch Vandersteen-verhaal, maar wel een beetje braaf. De tekeningen, die geïnkt zijn door Frank Sels, als opvolger van de briljante Karel Verschuere, zien er prima uit. De decors zijn over het algemeen prachtig en komen de middeleeuwse sfeer helemaal ten goede. Kijk bijvoorbeeld eens naar de herdershut van de vader van Elsje op strook 6. Het scenario bevat kenmerkende thema’s als ridderlijkheid, duistere krachten en opofferingsgezindheid, die we natuurlijk kennen van de geestelijke vader van de Rode Ridder. En net op tijd loopt alles weer goed af.
Opvallend detail in het kader van de familiegeschiedenis van Johan is de onthulling dat Johan en Veerle als kinderen samen in de weide van Reynhorst hebben gespeeld. De Rode Ridder heeft dus zijn jeugd hier doorgebracht. Past dit wel in de latere vertelsels van Biddeloo met betrekking tot het kasteel van Horst? Misschien dat jongere fans dit beter dan ik kunnen verklaren. Voor mij zijn dat soort reconstructies van de latere Johan te weinig relevant
Wat ik wel altijd een mooi citaat vind van de Rode Ridder, is zijn in strook 7 gebruikte waarschuwing “Dan zal ik jullie met het plat van mijn zwaard laten kennis maken!”. Dat maakte in de jaren 60 wel vaker indruk. En wat heb ik bij herlezing van dit album na zovele jaren weer genoten van de donkerblauwe inkt op dat typisch riekende papier uit die jaren.
1963
De Rode Ridder zoekt opnieuw het avontuur in Noorwegen. Wanneer hij overnacht in het woud wordt hij overvallen door 3 mannen die op zoek zijn naar Djorndal, het Onoverwinnelijke Zwaard. Ze beroven Johan van zijn uitrusting en laten hem vastgebonden achter. Hij wordt uit zijn netelige positie bevrijd door Brundar, de kluizenaar. Deze oude zonderling wijst Johan de weg naar Djorndal. De Rode Ridder wordt op de proef gesteld om het zwaard te verdienen. Hij moet de verleidingen van gemak en rijkdom weerstaan en slaagt daar glansrijk voor. Brundar had het zwaard al voor hem klaar liggen maar werd door dezelfde rovers bestolen en levensgevaarlijk gewond. Met behulp van een magisch amulet van de kluizenaar zet Johan de achtervolging in, dwars door het betoverde woud.
Daar ontmoet hij een Witte Viking, die in dienst van Talmar de Zeekoning ook op zoek is naar het Zwaard. Talmar is een eerzuchtig vorst die met zijn zeeburcht steeds meer macht nastreeft en daar heeft hij ook Djorndal voor nodig. Johan en de Witte Viking besluiten voorlopig de krachten te bundelen tot zij het Zwaard gevonden hebben. Uiteindelijk halen zij de rovers in die intussen ook door Kjalten werden aangevallen. De Kjalten zijn de vijanden van Talmar de Zeekoning. De rover met het Zwaard weet deze aanvallers van zich af te slaan, maar zijn 2 gezellen werden wel gedood en Johan vindt zijn eigen zwaard terug. Als de Rode Ridder en de Witte Viking een poging doen Djorndal de rover afhandig te maken, komt de Viking om en vlucht de rover. Johan blijft hem achtervolgen totdat hij verrast wordt in een kloof. Hij moet dan om het Zwaard vechten in een duel.
Urenlang duurt het ijzingwekkende gevecht. Uiteindelijk moet ook Johan het hoofd buigen voor de macht van Djorndal. Hij wordt echter gered door een groep Kjalten die de rover doden met een pijl. Het Zwaard valt nu in handen van Gorling, aanvoerder der Kjalten. Johan krijgt de keus zich aan te sluiten om tegen Talmar te vechten of te verdwijnen. Hij wil geen roofridder worden en vertrekt. Maar voor hij het kamp der Kjalten heeft verlaten ziet hij een jonkvrouw die in een kar gevangen gehouden wordt. Zij is Sowin, de dochter van Talmar. Gorling heeft haar gevangen en wil haar vader dwingen zijn burcht voor haar op te geven. Johan besluit toch bij de Kjalten te blijven en probeert Sowin te bevrijden en Djorndal te veroveren. Met een list slaagt hij hierin, maar tijdens hun vlucht naar de zee weten de Kjalten toch weer Sowin te pakken te krijgen. Johan verliest in een storm op zee tot overmaat van ramp ook nog het Zwaard. Hij spoelt uitgeput en wanhopig aan op het strand. Daar wordt hij gevonden en verzorgd door Jarlen, die de vrouw van Talmar blijkt te zijn. Zij is door de Zeekoning verstoten omdat zij niet wilde delen in zijn machtsstreven.
Johan vaart naar de zeeburcht van Talmar en vertelt de zeekoning over de situatie met Sowin en Gorling. Talmar is verblind door zijn machtslust en blijkt ook nog Djorndal in zijn bezit te hebben. Hij wil niet luisteren naar Johans adviezen en beveelt hem op te sluiten. Johan weet het Zwaard in de consternatie te pakken en ontsnapt. Intussen zijn de Kjalten met hun boten de zeeburcht genaderd en dreigt Gorling Sowin te doden als Talmar zijn burcht niet prijsgeeft. De zeekoning geeft niet toe. Tandenknarsend geeft de aanvoerder der Kjalten hem bedenktijd. 's-Nachts probeert Johan Sowin te bevrijden op de boot van Gorling. Hij wordt ontdekt net nadat hij Sowin heeft losgemaakt en een heftige strijd ontbrandt tussen de Rode Ridder met Djorndal en de Kjalten. Johan treft hierbij Gorling dodelijk, maar deze laat met zijn laatste krachten het schip op de rotsen te pletter slaan. Hierbij verliest Johan het Zwaard dat met het ontzielde lichaam van Gorling naar de zeebodem verdwijnt, voor eeuwig. De witte vikingen verjagen de Kjalten en Talmar, tot inkeer gekomen, neemt zijn vrouw en dochter weer aan zijn zijde. De Rode Ridder treurt om het verlies van Djorndal.
Een prachtig album. Veel actie, veel tempo en spannend. Aan de ruime samenvatting hierboven kun je al zien dat er erg veel gebeurt. Naar mijn mening is het verhaal ook mooi getekend. De titel had eigenlijk Djorndal of Het Onoverwinnelijke Zwaard moeten zijn Het speelt zich af in een prachtig decor, het mythische land der vikingen waar allerlei wonderlijke verschijningen en gebeurtenissen plaats vinden, maar op een natuurlijke en acceptabele manier. Johan was hier al eerder in het geweldige avontuur van de Hoorn van Horak (nr. 12).
1964
Johan belandt enigszins door toeval op een klein Grieks eiland, Thosas, waarvan de bewoners gedwongen worden tot het brengen van offeranden aan mysterieuze Witte Demonen, die huizen in een grot. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt al snel een grote witmarmeren tempel binnenin de gewelven van die grot.Hier maakt hij kennis met Chrysis, de koningin van de Witte Tempel.
Zij heerst over het volk dat de goden van de vulkaan in de grot met behulp van offeranden en erediensten tot bedaren moet brengen. Zij wordt bijgestaan door Phaucrates, de tovenaar en Mirtos, de aanvoerder van haar trouwe lijfwacht. Een opstandige groep Griekse soldaten, aangevoerd door Demetrios, ondermijnt echter steeds openlijker het gezag van Chrysis, zonder dat duidelijk is waarom. Johan biedt de koningin zijn hulp aan, ondanks de waarschuwingen van Phaucrates die vreest dat dit de vulkaangoden niet zal bevallen. Wanneer de vulkaan weer gaat rommelen, valt het Mirtos op dat Demetrios is verdwenen.
Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt wat de opstandeling in zijn schild voert. Demetrios vertelt hem dat er een schat verborgen ligt ergens in het tempelcomplex. Phaucrates weet hem m.b.v. een toverdrankje meer details te ontfutselen. De vindplaats van de schat staat beschreven in een urn, verborgen in de wand van de krater. Het lavapeil is bijna zover gezakt dat de urn bereikt kan worden. Na zijn bekentenis ontwaakt Demetrios uit zijn verdoving, verwondt Phaucrates dodelijk en ontsnapt. Johan en Mirtos gaan direct de urn ophalen, terwijl Demetrios zijn aanhangers ophitst om Chrysis en haar lijfwacht aan te vallen.
Een heftige strijd in de Witte Tempel ontbrandt, en de lijfwacht van de koningin is te weinig talrijk om lang stand te kunnen houden. De stervende Phaucrates waarschuwt Chrysis nog eenmaal voor de dodelijke uitbarsting van de vulkaan die nakende is en alle schatjagers zal vernietigen. Chrysis stelt Demetrios voor om hem de vindplaats van de schat, die zij kort daarvoor heeft ontdekt mbv de urn uit de kraterwand, aan te wijzen in ruil voor de vrijheid van haar lijfwacht.
De leider van de opstandelingen stemt toe, laat zijn tegenstanders, inclusief de Rode Ridder en Mirtos, vertrekken uit de grot en stort zich op de schat. Op dat moment komt de vulkaan tot uitbarsting en alle schattenrovers komen om onder het puin. Dit betekent tevens het einde van de Witte Tempel, maar het begin van vrede voor de eilandbewoners.
Een redelijk spannend verhaal, maar met een wat vergezocht scenario. Johan belandt temidden van een Grieks volk dat in een grottencomplex in en rond een marmeren tempel leeft en gekleed gaat zoals in de klassieke Griekse tijd in het Athene van de 5e eeuw v. Chr. Chrysis de koningin wordt getekend als Pallas Athene, de krijgshaftige godin met haar kenmerkende helm. Let eens op de opvallende tekening op pagina 10, als de Rode Ridder zijn zwaard overhandigt aan Chrysis=Pallas Athene. Duidelijk geïnspireerd door de antieke Griekse zwartfigurige vaasschilderkunst.
Als lezer vraag je je toch af waarom deze Grieken onderaards in een tempel verblijven, terwijl de weg naar buiten bekend is. Toch verdient dit fraai getekende avontuur een goede waardering.
1963
In dit album worden de avonturen van De Rode Ridder geplaatst in de wereld van de legendarische koning Arthur, die zo rond 500 na Chr. geleefd zou hebben. Johan begeeft zich naar Brittannie om zijn zwaard in dienst te stellen van Arthur.
Bij toeval ontmoet hij ridder Lancelot, die in opdracht van koning Arthur Guinevere, diens toekomstige bruid, op moet halen. Lodogran, pleegvader van Guinevere, voelt zich in zijn macht bedreigd als Arthur en Guinevere zouden huwen en doet heftige pogingen om Lancelot te doen falen. Met hulp van Johan slaagt Lancelot erin tijdig de burcht van Lodogran te bereiken, ondanks enkele hinderlagen. Hij verslaat daar in een duel de gebroeders Morban en Linor en wint op die manier de hand van Guinevere voor zijn vorst Arthur.
Lodogran probeert opnieuw Lancelot op slinkse wijze om zeep te helpen, maar mede door de onverwachte hulp van een geheimzinnige bondgenoot, gehuld in een kapmantel, weten Lancelot, Guinevere en Johan te ontsnappen. Nog geeft Lodogran het niet op. Hij vraagt nu Modred, een familielid van de koning , het drietal uit de weg te ruimen. Modred steunt openlijk het beleid van de koning maar achter de schermen werkt hij hem tegen. Hij laat dit vuile karweitje liever over aan Borsaw, een schurk die nog bij hem in het krijt staat. Ook diens pogingen worden op het allerlaatste moment door een onbekende man met een zwarte kaproen verhinderd.
Dankzij zijn hulp ontsnappen de twee ridders met Arthurs bruid aan Borsaw, die in een duel met de man met de kaproen sneuvelt, zonder de naam van zijn opdrachtgever te hebben genoemd. Ongedeerd komt het drietal aan in Camelot, de burcht van koning Arthur. Daar ontmoeten we de vorst, de ridders van de Ronde Tafel en Merlijn, de wijze tovenaar en raadgever van de koning. Deze bijzondere magiër vertelt Johan en Lancelot over koning Arthur en zijn missie. Tot slot onthult hij het geheim van de onbekende bondgenoten met de kapmantel en de zwarte kaproen. Johan is overtuigd. Zijn zwaard behoort vanaf nu Arthur toe.
Dit is een klassiek ridderverhaal. Het is vanaf het begin spannend en dramatisch. Er gebeurt veel en in een hoog tempo. De lezer moet maar even vergeten dat De Rode Ridder, die tot dan toe avonturen beleefde in de 13e en/of 14e eeuw, ineens gekoppeld wordt aan mythische figuren uit de periode niet lang nadat de Romeinen Brittannie verlaten hebben, de 6e eeuw. Het lijkt er nog meer op dat Arthur, Lancelot, Guinevere en Modred naar de tijd van Johan zijn overgeheveld, als we kijken naar de decors.
De tekenaar heeft zich tevens sterk laten inspireren door de Prins Valiant-strip van de Amerikaan Hal Foster uit de jaren 50. De tekeningen zijn prachtig, goed gedetailleerd en realistisch. Vooral in de originele druk , donkerblauw op het grauwe (kranten)papier uit de jaren 60, komen ze het beste tot hun recht. Vergeet daarom de recente kleurenversie.
1964
Kort na zijn huwelijk met Guinevere, geeft Koning Arthur opdracht om een mysterieuze tovenaar, Kerwijn de magiër, die zijn gezag ondermijnt, te onderwerpen. Johan en Lancelot aanvaarden de opdracht, maar ook Walewijn, een jonge onbesuisde ridder, wil, opgehitst door de verrader Modred, deze klus klaren en liefst voor de Rode Ridder en zijn vriend de burcht van Kerwijn bereiken.
Terwijl de 2 ervaren ridders onderweg veel tegenstand, hinderlagen en andere vreselijke gevaren moeten weerstaan, wordt Walewijn de weg gewezen door de raaf van de heks Gwenleod, een handlangster van Kerwijn die Modred had aangeraden om de ridders van de Ronde Tafel naar Kerwijn te sturen, een zekere ondergang tegemoet.Walewijn bereikt dan ook als eerste de sinistere burcht van de tovenaar en overmoedig daagt hij hem uit tot een duel. Kerwijn gebruikt echter zijn toverkracht om de jonge ridder te grijpen. Geboeid in de kerkers ziet Walewijn hoe ook andere ridders als willoze slachtoffers bevelen van Kerwijn uitvoeren en wordt hij door hen hardhandig te grazen genomen opdat hij Arthur verloochent.
Intussen weten Johan en Lancelot diverse kwaadaardige handlangers van Kerwijn uit te schakelen, maar de Rode Ridder raakt hierbij licht gewond. Hij moet even bijkomen en dus gaat Lancelot alvast alleen vooruit. Nadat hij de burcht van de magiër bereikt heeft, schreeuwt ook hij Kerwijn toe om te duelleren. Ditmaal lijkt de schurk wel in te gaan op deze uitdaging en een van de meest dramatische scènes uit de Rode-Ridderreeks volgt nu. Geharnast en met gesloten vizier komt Kerwijn Lancelot tegemoet. Na een langdurige strijd tussen de twee, weet Lancelot zijn tegenstander dodelijk te treffen. Wanneer hij de helm van zijn slachtoffer afneemt, blijkt het niet Kerwijn te zijn maar….Walewijn!
Ook Lancelot wordt nu gevangen genomen. Walewijn sleept zich stervend van de burcht vandaan. De volgende dag wordt hij, dood, door de Rode Ridder gevonden. Hevig ontzet leest deze nog een laatste waarschuwing, die Walewijn op zijn schild heeft gekrast. Johan begrijpt dat hij Kerwijn niet openlijk moet uitdagen, maar een list moet gebruiken. 's-Nachts weet hij de burcht binnen te dringen en vermomd als soldenier van Kerwijn bevrijdt hij Lancelot. Hij wordt echter ontdekt en samen gaan ze de strijd aan. Lancelot biedt het hoofd aan de wachters terwijl Johan Kerwijn opzoekt in zijn laboratorium. Bij hun gevecht breekt ook brand uit. Kerwijn probeert te ontsnappen maar Lancelot doodt hem door zijn zwaard in de rug te gooien. Walewijn is gewroken.
De twee vrienden bevrijden tot slot de gevangenen van Kerwijn. Deze willen hen bedanken, maar dan spreekt Johan de prachtige woorden: 'Jullie moeten ons niet bedanken, heren. Wij handelden als ridders van koning Arthur, die dit land wil zuiveren van onrecht. Ga naar uw burchten terug. De taak van de koning is zwaar. Eens zal hij misschien een beroep op U doen om hem in zijn edele taak te helpen. Denk dan aan de ridders van de Ronde Tafel, die uw vrijheid met de dood van hun vriend kochten.' Johan en Lancelot nemen afscheid van Walewijn bij diens graf en aanvaarden de terugtocht. Maar er brandt een naam als vuur in hun hart: Modred de verrader!
Ja, naar mijn mening is dit een van de beste avonturen van de Rode Ridder. Het is bijna een klassieker in de Nederlandse stripwereld. Het is spannend, dramatisch, origineel en daarom heel onderhoudend. Enkele scènes, zoals het duel tussen Lancelot en Kerwijn (die Walewijn blijkt te zijn) en de slotpagina waarin Johan en Lancelot afscheid nemen van de bevrijde gevangenen en treuren bij het graf van Walewijn , doen mij denken aan een Griekse tragedie of Shakespeare.
1964
De Rode Ridder en Lancelot hebben Kerwijn de Magiër verslagen en keren terug naar Camelot. Daar heeft inmiddels koningin Guinevere het leven geschonken aan een zoon: Parcifal. Sir Modred huichelt blijdschap en speelt zijn verradersrol verder.
Arthur trekt zich met vrouw en zoon terug op Corvan, zijn verblijf aan de kust. Niet lang daarna weet Merlijn Modred als verrader te ontmaskeren met een tovenaarstruc. De schurk wordt opgesloten maar ’s-nachts bevrijd door de heks Gnora. Zij belooft hem een toverdrank te zullen bereiden waardoor hij onkwetsbaar zal worden. Modred belooft geestdriftig haar te volgen. Ze worden echter afgeluisterd door een melaatse, die daarop door Modred met een steen tegen zijn hoofd wordt uitgeschakeld.
Dit slachtoffer wordt de volgende dag, nog nauwelijks in leven, toevallig gevonden door Johan en Lancelot. Vóór zijn laatste ademtocht vertelt hij de ridders wat hij gehoord heeft. Die besluiten meteen de achtervolging op Modred en Gnora in te zetten. Zij worden daarbij flink tegengewerkt door handlangers van de verrader. Hierbij worden hun paarden vergiftigd en Lancelot raakt gewond. Alleen zet onze rode held de achtervolging voort. Lancelot wordt door bevriende boeren verzorgd en naar Camelot gebracht.
Intussen zijn Gnora en Modred bij de kust aangekomen. Daar moet de schurk een witte eenhoorn doden, omdat de heks de hoorn van dit fabeldier nodig heeft om het elixer te brouwen dat onkwetsbaar maakt. Modred slaagt en Gnora blijkt inderdaad proefondervindelijk de toverdrank te kunnen maken.
Hun eerste plan is de horde wilde Picten op te zoeken, die met duizenden bivakkeren op het strand en er op uit zijn het land te plunderen. Modred moet hun nieuwe leider worden en met dit leger het rijk van Arthur ten val brengen.
Wanneer de twee echter de Picten naderen, wordt Gnora meteen door een pijl gedood en drinkt Modred snel een slok van het elixer. Hij daagt de hoofdman uit en verslaat hem natuurlijk moeiteloos. Hij toont de barbaren zijn onkwetsbaarheid en stelt hun, met hem als aanvoerder, plunderingen in het vooruitzicht. Dit aanbod wordt gretig aanvaard, uiteraard.
Intussen is Johan ook reeds gearriveerd aan de kust en getuige van dit tafereel. Hij wordt helaas gesnapt door een paar Picten en valt bij zijn vlucht met paard en al van een klip.
Modred trekt met zijn machtige leger op naar Corvan, waar Arthur, hevig ontsteld door dit verraad, het hopeloze van de toestand inziet.
Gelukkig was de Rode Ridder slechts bewusteloos door zijn val en weer bij kennis volgt hij de wilde horde. Hij overvalt één der Picten, vermomt zich met de kleding van de gevallene en dringt het kamp binnen.
Guinevere, de dappere koningin, waagt nog een poging om bloedvergieten te voorkomen en sluipt uit de burcht naar het kamp van de Picten, waar zij naar Modred wordt gebracht. Daar probeert zij hem de toverdrank te ontfutselen, maar dat mislukt. De schurk wil haar dat betaald zetten, maar op dat moment dringt Johan de tent in, slaat Modred neer en pakt diens elixer. Samen proberen de Rode Ridder en de koningin uit het kamp te vluchten.
Een aantal ridders doet een uitval om de koningin te redden en met zware verliezen lukt het uiteindelijk om met Guinevere terug te keren in Corvan. Dat is mede te danken aan de moed van Johan, die elders op het slagveld vele Picten bezighoudt. Wanneer zijn positie echt onhoudbaar wordt drinkt hij het elixer op. Onkwetsbaar en rondzwaaiend met zijn dodelijke zwaard baant de Rode Ridder zich een weg naar de totempaal van de Picten met de mammoetschedel daarop. Met zijn laatste krachten haalt hij die neer en stort dan uitgeput neer.
Op dat moment komt een sterke groep ridders aanstormen met koning Arthur én Lancelot aan het hoofd. Johans vriend, inmiddels voldoende hersteld, haalde in Camelot hulp om Corvan te ontzetten. Net op tijd wordt Johan gered en de Picten worden vernietigend verslagen. Modred wordt daarentegen niet gevonden.
Door het land zwerft nu een man, die door zijn haat het kwaad in al zijn vormen verpersoonlijkt: Modred de verrader!
Met De Wilde Horde krijgen we een waardig vervolg op Kerwijn de Magier. Het is een zelfstandig avontuur maar volgt wel de verhaallijn van zijn voorganger. Het heeft weer een degelijk, spannend scenario met een snelle opeenvolging van gebeurtenissen. De magische elementen, eenhoorn en elixer, vind ik, als tegenstander van SF in deze reeks, toch weer heel goed passen in de sfeer van het verhaal. De tekeningen en inkting zijn door het gehele album heen van goed tot hoog niveau, met veel dank aan Frank Sels.
We maken hier dus kennis met de Picten, een nomadenvolk dat het het reguliere gezag eeuwenlang knap lastig wist te maken. Om maar niet te spreken van de bevolking, die veel te lijden heeft gehad van deze jongens. De Romeinen noemden hen “Picti”. Ze waren afkomstig uit het noorden van Schotland en werden uiteindelijk in de 8e eeuw door de weer uit Ierland afkomstige “Scoti” (vandaar “Scotts” of Schotten) van de kaart geveegd.
Maar hoe dan ook, het plotselinge optreden van de Picten in dit album nr. 21 geeft een dramatische wending aan dit verhaal. Samen met de onkwetsbare verrader Modred vormen zij een serieuze bedreiging voor Arthurs prille rijk. Maar gelukkig wordt deze afgewend door heldhaftig en vernuftig optreden van onze held.