Back to Top

Albums

113. Nirwana

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftedatum

6/1985

Samenvatting

Na de gebeurtenissen in “De Schemerzone” vinden we Johan en zijn Thug gids Ramar Singh terug in het hooggebergte van Nepal. Johan wil koste wat het kost de verborgen stad Nirwana vinden om zijn inwoners te beschermen tegen een invasie van de duistere krachten. Al snel wordt duidelijk dat Demoniah springlevend is na het debâcle in de Schemerzone en dat ze uit is op een revanche. Eenmaal in Nirwana aangekomen wordt Johan getroffen door de laksheid van de inwoners. Kan het hen feitelijk schelen dat hun stad in gevaar is?

Complotten, spionage en een flinke portie futuristische actie… Het sluitstuk van de befaamde ninja trilogie heeft het allemaal!

 

Ok, de afsluiter van de ninja-trilogie bevat geen ninja’s. Waarschijnlijk moeten ze even bekomen van hun enorme verliezen in de voorgaande albums. Eens dit misverstand uit de voeten is gaan we verder met een stevig verhaal. Nirwana blijkt een verborgen kolonie te zijn van verwanten van de Atlantiërs. Waar hebben we dat voorheen of nadien nog gehoord? In de beste Erich von Däniken traditie creëert Biddeloo in Nirwana zijn versie van Atlantis. Geen Orikalchium deze keer, nee zo makkelijk heeft Karel het zichzelf niet gemaakt. Antinium is de naam van de nieuwe graal. Antinium is trouwens een bestaande legering, die gebruikt wordt in autobatterijen. Genoeg technische details. Demoniah duikt wederom op, in de rol die haar op het lijf geschreven is. We kunnen ons trouwens levendig het sollicitatiegesprek van Demoniah voorstellen:

 

Bahaal: “Kan je de rol van rovershoofdvrouw spelen, en zie je er niet tegenop dit tot vervelenstoe te doen. En… het allerbelangrijkste, kan je tegen je verlies?”

Demoniah: “Natuurlijk heer Hellevorst, Natuurlijk kan ik dat! En nee hoor, ik verveel me haast nooit!”

Bahaal: “You’ve got the job!”

 

Als bij wonder raakt Demoniah geïsoleerd en samen met Johan opgesloten in de benepen sfeer van Nirwana. Ne naïviteit van de inwoners van deze stad is schier grenzeloos. De poppen gaan echter al snel aan het dansen. Moord en doodslag doen hun intrede in het dagelijkse leven van de Nirwanezen (of hoe noem je de inwoners van Nirwana anders).  Met een handlanger binnen de muren denkt Demoniah dat haar broodje gebakken is.

We waren alvast bijzonder getroffen door de vooruitgang die zowel in de hemel als in de hel hun intrede gedaan hebben. Zowel Bahaal als Galaxa hebben zichzelf een computer met webcam aangeschaft. Jaja, beiden kunnen met de inwoners van Nirwana communiceren dmv een computerachtig scherm. Hebben we de GSM ergens gemist? Karel kon natuurlijk niet weten dat wat toen fictie was, nu dagelijkse kost zou zijn. Galaxa dus, dat hebben jullie goed gelezen. De knappe fee komt snel le jour de gloire van Demoniah verknallen. Met een ludieke one-liner neemt de verslagen Demoniah afscheid van dit verhaal… Ze knalt het communicatiescherm waarop we Galaxa te zien kregen in flarden: “ Vervloekt! Maar jij hebt je laatste woorden gesproken, Galaxa!”

Met de moed der wanhoop springt Demoniah over de omheining. Neergebliksemd door het afweersysteem van Nirwana… Demoniah is dood…

Brave ziel die Johan is wil hij zijn aarstvriendin een deftige begrafenis geven. Op de plaats waar het levensloze lichaam van Demoniah lag staat nu een teken in de grond gebrand… Hoewel Johan op het eerste gezicht het logo van Carlsberg meent te herkennen, blijkt het toch om het teken van Bahaal te gaan. Nuja, dat had hij al in zijn verzameling.

Toch wacht Johan nog een leuke verrassing. Hoewel Demoniah eerder fried chicken was, treedt ze diezelfde avond in baby-doll op voor het kampvuur van Johan. Ze belooft hem een warm weerzien! Uiteraard heeft ook Johan als vanouds een stevige one-liner klaarstaan: “Ik vrees je niet Demoniah!” Nee, het zal niet!!!

114. Vrykolakas

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftedatum

9/1985

Samenvatting

Het verhaal in het kort: de Rode Ridder zwerft door een bergachtige streek en ontmoet in een herberg niet ver van een kasteelruïne een eenheid huurlingen (lees: ranselt er een paar af die het dienstertje, Adelia, lastigvielen). De aanvoerder, Abahrim, blijkt een oude bekende van de Rode Ridder te zijn. Abahrim en zijn eenheid zware jongens komen hun kamp opslaan in de kasteelruïne die een strategisch belangrijke pas beheerst. De herbergier raadt hen echter af dit te doen: het spookt in de kasteelruïne en de geest in kwestie doet zich soms opmerken met gehuil. De huurlingen voeren hun bevelen uit, zelfs nadat Ozias de Zwerver hen in de ruïne opnieuw aanraadt te vertrekken, alvorens op een mysterieuze wijze te verdwijnen wanneer een van de huurlingen hem op een pijl wil trakteren.

Tijdens een zoektocht in de onderaardse gewelven van de ruïne vinden twee van de huurlingen een vreemd zilveren kruis aan de muur. De Rode Ridder bespiedt hen maar wordt betrapt en gevangen genomen. De huurlingen breken dan het zilveren kruis van Eibon weg en openen op die manier een eeuwenoude crypte. Ozias probeert hen tegen te houden maar wordt zelf gedood (of niet?). Een huurling steekt zijn hoofd door het gat in de muur en...

Phew! Ik denk persoonlijk dat Vrykolakas één van de meest angstaanjagende maar terzelfdertijd stereotype tegenstrevers uit mij bekende geschiedenis van de Rode Ridder moet zijn: een onsterfelijke, meedogenloze, onkwetsbare killing machine, die dan, wanneer onze held op het punt staat het enige tuig te vinden dat hem kan tegenhouden, zich met alles bezighoudt, BEHALVE DE MAN DIE OP HET PUNT STAAT HET ENIGE DING TE WERELD DAT HEM KWAAD KAN DOEN TE VINDEN! Afgezien hiervan: een zeer goede aflevering uit de reeks, met machtige decors en een van de beste booswichten uit de RR-reeks en een ongewoon hoge dodentol bij de goeden. De goeden? Alhoewel...

Dit album heeft nogal wat morele schemerzones: Abahrim en zijn mannen zijn niet bepaald lieverdjes, en zelfs Odias heeft een zekere morele ambiguïteit over zich: hij maakt er geen probleem van om de huurlingen in valkuilen te laten vallen en draagt de last met zich mee van zijn verleden: hij was belast met de opdracht om de toch wel gevaarlijke Vrykolakas onschadelijk te maken, maar wilde hem niet doden, omdat het zijn broer was... Een vrij complexe situatie, met andere woorden.

Hoe zei ook alweer dat u heette?
De "Vrykolakas" (meervoud Vrykolakes) is een ras van ondode wezen uit de folklore van de Griekse oudheid dat jaagt op de levenden om zich te voeden. Een vampier, zullen we maar zeggen. Het is maar dat je het weet.

Hmmm... Ken ik jou nergens van?
Wel, nu je het zegt... Een paar jaar nadat ik dit album had gekocht pikte ik in de plaatselijke bibliotheek een boek op (gebeurt wel meer). Onderwerp: tijdens de tweede wereldoorlog moest een groep Duitse soldaten onder bevel van een niet-zo-kwaaie kapitein een kasteel in de Karpaten bezetten, dat een strategisch gelegen bergpas beheerste. Volgens de legende spookt het er, maar dat laten de soldaten niet aan hun hart komen. In het kasteel vinden ze een vreemd zilveren kruis tegen een muur. Een stoute SS'er breekt dit kruis weg en er komt... iets... vrij. Dan komt een andere man op de proppen, die gedurende het eerste deel van het boek een weg baant doorheen bezet Europa, nadat hij voelde dat er iets loos was met het kruis. Hij sluipt in het kasteel binnen en overleeft een lading lood van de SS, alvorens met behulp van het vreemde zilveren kruis een zwaard samen te stellen om ...iets... af te maken, weliswaar nadat "iets" wel al het kruim en het schuim van de ter plaatse aanwezige Duitsers had afgemaakt. Klinkt dit enigszins bekend in de oren?

Voor de geïnteresseerden: het boek in kwestie is van de hand van F. Paul Wilson en heet "De Vesting" (Engelse titel: "The Keep"). Het werd in 1983 verfilmd onder dezelfde titel (voor meer inlichtingen: zie de pagina voor deze film in de onvolprezen Internet Movie Database. Het is opvallend dat aan deze film toch wel een behoorlijk aantal toekomstige (vanuit het perspectief van 1983 dan) groten meewerkten. Het scenario en de regie waren van Michael Mann (Miami Vice, Last of the Mohikans, Heat, The Insider). De rollen werden onder meer vertolkt door Scott Glenn ("Ozias de Zwerver" Glaeken; zie ook: Silverado, Silence of the Lambs, Hunt for Red October, Backdraft), Jürgen Prochnow ("Abahrim", kapitein Woermann, zie ook Das Boot, Dune), Gabriel Byrne (SS-majoor Kaempfer; zie ook Excalibur, The Usual Suspects) en last but not least (toen nog geen) Sir Ian McKellen (Dr. Theodore Cuza; zie ook The Shadow, X-Men en, niet te vergeten, hij is Gandalf in de verfilming van "The Lord of the Rings"!).

115. Prinses Kin-Lien

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/1985

Samenvatting

Dalandsadagad, een Mongoolse stad. Tegen de avondschemer eindigt in het paleis van Wo-Fong een groots feest. Zijn dochter Kin-Lien werd namelijk 16 jaar. Een uitzonderlijke gebeurtenis in het leven van de jonge vrouw, het is de leeftijd waarop ze huwbaar wordt. Het feest wordt echter overschaduwd door de vloek die op de het meisje rust. Jaren eerder zwoer de door Wo-Fong verjaagde tovenaar Yin Sjang-Feng wraak te zullen nemen. Het eerste deel van zijn wraak werd spoedig voltrokken. Wo-Fongs echtgenote werd het eerste slachtoffer van de tovenaar. Verwacht wordt dat de tovenaar snel het tweede deel van zijn wraak zal verrichten, wat inhoudt dat hij Kin-Lien zal ontvoeren en huwen. Sterrenwichelaar en raadgever van Wo-Fong, Yu Won-Tan, bevestigt deze vermoedens.
De wacht van het paleis verkeert in verhoogde staat van paraatheid en uit het verre westen is hulp aangetrokken. Niemand minder dan Johan de Rode Ridder stelt zijn zwaard in dienst ter bescherming van prinses Kin-Lien.

Johans zwaard wordt al snel op de proef gesteld wanneer een ninja tracht de prinses te ontvoeren. Johans eerdere ervaringen met deze beroepsdoders redden hem het leven, maar de toon is gezet, Yin Sjang-Fen is een geduchte tegenstander. De stervende ninja overhandigt met zijn laatste krachten enkele wierookstaafjes. Na ontbranding ervan spreekt Yin Sjang-Fen tot Wo-Fong en zijn gezellen. Niet alleen kondigt de tovenaar nogmaals zijn wraakzuchtige plannen aan, hij toont ook het instrument van zijn wraak, de Demon Chikaraishi. Na de plechtige belofte dat zijn demon snel een demonstratie zal geven ontbrandt een fel licht, dat de sterrenwichelaar Yu Won-Tan op slag blind maakt.

De volgende dag ontvangt Wo-Fong de overlevenden van een inferno. Chikaraishi vernielde de landbouwgronden en woningen van talloze landbouwers. In afwachting van versterkingen stuurt hij meteen een deel van zijn leger op pad.
Johan, Wo-Fong en Yu Won-Tan vertrekken later met het zware materiaal. Kin-Lien blijft zogenaamd thuis maar weet zich als verstekelingen bij de karavaan aan te sluiten.
Tijdens een verkenningsmissie ontdekken Johan en zijn verkenningsgroep de resten van het eerder vertrokken leger. Op een stervende man na zijn alle soldaten uitgeroeid. Met zijn laatste woorden bevestigt de arme man nogmaals dat Chikaraishi wel degelijk bestaat en dat alle tegenstand nutteloos is.

Het oprukkende leger van Wo-Fong wordt in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Die nacht wordt het leger aangevallen door de reusachtige demon. Ondanks de zware ontploffingen en gerichte aanvallen lijkt er geen stoppen aan. Wo-Fon’s leger moet zich hergroeperen. Vanuit zijn toren in de bergen slaat Yin Sjan-fen goedkeurend de vorderingen gade. Al hindert de aanwezigheid van Kin-Lien de vrijheid waarmee hij Chikaraishi op pad kan sturen.
In de rustperiode die volgt na de aanval van het monster worden inventieve valstrikken opgezet. Na het monster uit zijn tent gelokt te hebben zetten de soldaten van Wo-Fong alles in om het te stoppen. Tevergeefs, niets lijkt het monster te kunnen stoppen en meteen richt deze een bloedbad aan. Yu Won-Tan laat hierbij het leven, Wo-Fong blijft voor dood achter. Johan weet ternauwernood Kin-Lien te redden en tracht te ontkomen aan het monster.
De vluchtenden rijden richting bergen, waar het voor de tovenaar moeilijk is om zijn vijanden te kunnen zien. Na een zware val waarbij Johan’s paard omkomt besluiten Johan en Kin-Lien omhoog te klimmen op de bergwand onder Yin Sjang–Fens hoofdkwartier.
De klimpartij blijkt algauw te zwaar voor de jonge Prinses. Een uitstekend plateau bezorgt Johan echter een gedurfd idee. Kin-Lien legt zich schijnbaar bewusteloos op het plateau. Vanuit zijn hoofdkwartier kan de tovenaar het vooruitstekende plateau makkelijk zien. Met het gedacht dat Kin-Lien alleen is gaat hij op zijn doel af. Amper bereikt de tovenaar de prinses, of Johan’s zwaard houdt hem op een afstand. Hierop haalt de tovenaar de fluit boven waarmee hij Chakaraishi beveelt. Chakaraishi wacht in de diepte op een bevel van zijn meester. Plots slaat Wo-Fong, die de aanval dus overleefde, de tovenaar neer, die in de diepte stort. Hierbij breekt de fluit en is de tovenaar het gezag over de demon kwijt. Chakaraishi keert zich tegen zijn meester en verdwijnt meteen daarna de diepte in….

Het normale leven herstelt zich langzaamaan ten paleize Wo-Fong. Na enkele weken besluit Johan verder te gaan op zijn zwerftochten. Van de jonge Prinses kreeg hij een gouden lotus,
in het Chinees Kin-Lien genoemd.

Na Vrykolakas krijgen we hier opnieuw een album voorgeschoteld waarin een monster de toon voert. Chakaraishi is werkelijk een afzichtelijk monster. Een gigantisch spinachtig monster met een bek vol scherpe tanden. Het werkt wonderwel!
Klassieke rode ridderelementen zoals de goede en slechte magiër, de laatste overlevende die nog enkele woorden kan richten tot Johan. Qua originaliteit stopt het bij Chakaraishi in dit album. Biddeloo was blijkbaar ook nog niet volledig over zijn Ninja periode, want reeds op bladzijde 3 krijgt Johan opnieuw met deze engelen des doods te maken. Het zou niet de laatste keer zijn… Alvorens de ninja’s echter karikaturen van zichzelf werden kon Johan een deftig robbertje vechten met deze Japanse beroepsmoordenaars. Dat is hier zeker het geval. Een typisch Westerse zwaarduitval is nodig om de ninja te stoppen. Prinses Kin-Lien lijkt op haar 16e reeds van geen kleintje vervaard. Misschien hadden we haar nog iets meer in de hoofdrol willen zien dan Wo-Fong. Deze had zijn deus ex-machina rol kunnen blijven spelen zonder heel het verhaal vergeefse bevelen te schreeuwen. Het had meer diepgang kunnen opleveren voor wat de jonge prinses betreft.
De minder originele aspecten aan het verhaal maken dat dit niet het allerbeste verhaal geworden is. Vergeten we hierbij echter niet dat het een verhaal betreft uit de topperiode van Karel Biddeloo en bijgevolg nog steeds een zeer goed verhaal is. Met name het tekenwerk is bij momenten om van te snoepen. Het inkleurwerk draagt in het bijzonder bij tot de beklijvende sfeer die de Horror Biddeloo o-zo goed wist te creëren. Zeker een aanrader binnen de reeks!

Encyclopedie

Personages

Voorwerpen

116. In de Witte Hel

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1986

Samenvatting

De RR bevindt zich aan boord van een drakkar in het Hoge Noorden. Door een storm zijn ze uit koers geslagen en in een poging om aan de Maalstroom (een draaikolk) te ontsnappen, lijden ze schipbreuk in het uiterste noorden. Ze komen terecht in het gebied van de Asys, de legendarische voorouders van de Noormannen. Eenmaal voet gezet op de ijsvlaktes, worden de RR, kapitein Thorwald en de andere Noormannen aangevallen door de Poolkrijgers. Een hevige strijd barst los, maar er komt hulp opdagen van de Asys. De krijgers van de Asys zijn echter argwanend en het hele gezelschap wordt gevankelijk meegevoerd in drakkars op ski's naar Vorstheim, de hoofdstad van de Asys. Onderweg krijgen ze voor de eerste keer te maken met de bliksems van het Noorderlicht, dat blijkbaar jacht maakt op schepen van de Asys.

In Vorstheim maken we kennis met keizerin Amargith en haar dienares Zovadia. De RR wordt voor de keuze gesteld: sterven of helpen in de strijd tegen de Poolkrijgers en het Noorderlicht. Natuurlijk kiest Johan voor het laatste. Ook Thorwald en zijn Noormannen zijn bereid te strijden voor de Asys.

Voor de strijd losbarst, wil Amargith echter nog op sneeuwtijgerjacht met de RR. Zovadia (de spraak verloren omdat de Poolkrijgers haar tong uitrukten) wil dolgraag mee, maar Amargith wil daar niet van weten. Eenmaal in de sneeuwvlakten vallen ze in een hinderlaag van de Poolkrijgers. Johan wordt hierbij getroffen door een dodelijke giftige pijl. De laatste overlevende poolkrijger wordt echter op de rooster gelegd door Amargith en geeft een geneeskrachtig kruid. Maar juist op het moment dat deze de bereidswijze van het kruid wil uitleggen, wordt hij het zwijgen opgelegd door Zovadia, die haar meesteres gevolgd was.

Terug op Vorstheim wordt Johan overgelaten aan de zorgen van Gondwir, de lijfarts. Deze is echter machteloos en Johan gaat er zienderogen op achteruit. Teneinde raad vraagt Amargith raad aan de geest van Yrmyr, de stamvader van de Asys. Zij kan, als keizerin, met hem in contact treden via een borstbeeld in een ijsgrot. Yrmyr legt haar de werking uit van een magische scepter die zich oog in de ijsgrot bevindt.

Juist als de RR zijn laatste levensadem uitgeblazen heeft, komt de redding door de scepter. Maar de RR moet nog het bed houden. Inmiddels doen zich in het paleis vreemde ontwikkelingen voor. Zovadia blijkt toch te kunnen praten en biecht op dat zij het is die de ondergang van de Asys gezworen heeft en dat zij eveneens het Noorderlicht controleert. Er ontstaat een gevecht met Amargith met als inzet de magische scepter. In het gevecht verliest Zovadia haar masker en zij blijkt niemand minder te zijn dan Demoniah, de oude bekende vijandin van Johan. De RR wordt ondertussen gewekt door een visioen van Yrmyr. Wanneer Johan ter hulp snelt, vindt hij echter niets meer. Demoniah nam Amargith mee naar het bolwerk van de poolkrijgers. Daar werd ze ingevroren in een blok ijs. De Rode Ridder krijgt de opdracht haar de magische scepter te brengen in ruil voor het leven van Amargith…

Prachtig album, zonder meer een sterk staaltje verhaallijn met daarin een mélange van spanning en romantiek. Toen ik dit album kocht, zat ik reeds uit te kijken naar het vervolg. Zelf in de titel zit spanning! Een echte aanrader dus voor elke Rode Ridder-liefhebber. Nu ik er aan denk, dit zou een album zijn dat verfilmbaar is. Doch dit echter terzijde. Het trukje met het gezichtsmasker (Zovadia = Demoniah) zal later in de reeks nog eens overgedaan worden in de Horst-cyclus.

Nog een woordje over het concept misschien. Het is mijn inziens de eerste keer dat er uitgepakt wordt met een trilogie. Ik blijf erbij dat dit een zeer goede manier is om lezers aan de reeks te binden. Op deze manier kun je een soort spanning geleidelijk opbouwen en dan naar een climax laten komen. Spijtig dat dit soort verhalen de dag van vandaag veel minder aan bod komt en de verhalen te kort en te flets zijn. Zeker als je ze vergelijkt met een album kaliber 'In de witte hel'…

Encyclopedie

Personages

117. De magische scepter

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/1986

Samenvatting

In Vorstheim maakt een slagvloot van de Asys zich klaar om uit te rukken naar het bolwerk van de Poolkrijgers. De Rode Ridder is samen met kapitein Thorwald vastbesloten om keizerin Amargith van de Asys te bevrijden uit de handen van Demoniah. De vloot vertrekt en Johan wordt alleen gelaten, zo had Demoniah het gewild. Zij kan immers de bewegingen volgen dankzij het Noorderlicht, dat zij controleert.

In de vlakte wordt Johan opgewacht door een groep Poolkrijgers. Deze vallen aan, maar maken kennis met de magische krachten van de scepter. Niemand overleeft deze kennismaking en zo trekt Johan verder. Het Noorderlicht is ook present en in de bliksems ervan herkent Johan de figuur van Demoniah. Demoniah zegt dat het licht als richtbaken zal dienen op de toch naar het Poolkrijger-bolwerk. Voor de toch echter aan te vatten overlegt Johan met de krijgers van de slagvloot, die niet ver uit de buurt is. Op een van de schepen bevindt zich het borstbeeld van Yrmyr, de stamvader van de Asys. Via telepathie kan Johan praten met Yrmyr. Maar het gesprek wordt ruwweg onmogelijk gemaakt door de bliksems van het Noorderlicht. Van het borstbeeld blijft niet veel meer over.

Terwijl de RR zijn toch alleen verderzet, slagen kapitein Thorwald en zijn Noormannen erin om een groep poolkrijgers onschadelijk te maken. Met behulp van hun kledij willen ze ongemerkt binnendringen in het bolwerk. Inmiddels wordt keizerin Amargith nog steeds gevangen gehouden in een ijsblok in de kerkers van het bolwerk. In die kelders wordt echter nog een figuur gevangen gehouden door Demoniah. Het is Gorrax, een reptielman uit de sterren. Demoniah wil zijn geheimen ontfrutselen, maar deze weigert alle medewerking.

Uiteindelijk slaagt de Rode Ridder erin om, met behulp van een namaak-scepter, Demoniah te misleiden en Amargith te bevrijden. Ondertussen dringen Thorwald en de Asys erin om het bolwerk te bestormen. Het pleit wordt in het voordeel van de RR beslecht. Ook Gorrax wordt bevrijd. Om het Poolkrijger-bolwerk volledig te vernietigen, krijgt Johan instructies van Yrmyr om de scepter te gebruiken. Demoniah wordt opgesloten in de modderkuil waar eerder Gorrax gevangen gehouden werd. Het verhaal eindigt met een formidabele ontploffing van het bolwerk. De Asys zijn gered en keren triomferend terug naar Vorstheim. De Rode Ridder is de Hero of the day…

Slim bekeken van de scenarist om Gorrax in het verhaal te betrekken. Op deze manier kon aan dit boeiende album nog een vervolg gebreid worden. Daar waar dit in nakomende verhalen'reeksen' (Horst, Hydra, …) soms te vingerdik aangebracht werd (een figuur erbij halen om toch maar het verhaal te verlengen), vind ik het hier hoegenaamd niet storend. Het verhaal zelf zit goed in elkaar met een afwisseling van echte ridderelementen met scorcery fenomenen.

Op het einde is er sprake van de scepter als fusiebom? Dat is toch maar
a-middeleeuws als je het mij vraagt. Maar toch is dit een van de betere verhalen en een waardige opvolger van het vorige juweeltje 'In de witte hel'. O ja, Demoniah steekt haar bewondering voor de Rode Ridder niet onder stoelen of banken. Moest ik Bahaal zijn, ik had hier al ingegrepen, want Demoniah is duidelijk een duivelin met 'aanpap-allures' (!)…Wordt zeker vervolgd.

Encyclopedie

Personages

118. Gilgamesj

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

9/1986

Samenvatting

We ontmoeten Johan, Thorwald en zijn Noormannen en Gorrax (de reptielman) terug op een schip richting Mesopotamië. Gorrax is afstammeling van een sterrenvolk en weet het geheim van de onsterfelijkheid. De sleutel hiertoe zou zich ergens in Mesopotamië moeten bevinden. Het schip wordt echter achtervolgd door drie zwarte schepen onder leiding van Demoniah, die de ontploffing van het Poolkrijger-bolwerk toch blijkt overleefd te hebben. Vlak voor de aanval op het schip, worden Gorrax en Johan in een sloep afgezet aan de kust van Mesopotamië. Niets te vroeg, want tegen de overmacht zijn Thorwald en zijn Noormannen niet opgewassen. Exit kapitein Thorwald.

Gorrax en Johan slagen erin om te ontsnappen, maar Demoniah laat seinen naar het binnenland. Krijgers wachten het tweetal op aan de oevers van de Eufraat, maar weerom weten Gorrax (die over bovennatuurlijke krachten blijkt te beschikken) en Johan het hoofd te bieden aan het gevaar. Uiteindelijk bereiken ze de stad Antiochië. Daar komt het erop aan om een goede gids te vinden die hen naar Oeroek zal brengen. Op de markt van Antiochië is er een rel met een 'stelend' meisje dat hard aangepakt wordt door een koopman. De RR komt tussenbeide maar wordt opgepakt door een groep Tempeliers, die de orde moeten bewaren in Antiochië. Zij blijken betaald te zijn door Demoniah.

In de kerkers worden Gorrax en Johan echter bevrijd door het slavenmeisje, dat Yacintha blijkt te heten. Yacintha brengt Johan naar Zongor, een Derwisj (meester van het zand). Deze bevindt zich aan de rand van de woestijn. Zongor blijkt echt een meester te zijn van de woestijn, want hij roept een storm op die het leven kost aan alle achtervolgende handlangers van Demoniah. Alleen zij overleeft het, en ze wordt daarenboven door Johan gered. Zongor wil Johan en Gorrax naar Oeroek brengen op voorwaarde dat ze Yacintha onder hun goede nemen.

Zongor neemt ze mee op een reis door tijd en ruimte, en uiteindelijk ontwaken Yacinta, Demoniah, Gorrax en Johan aan de rand van de verboden stad Oeroek. Ze dringen het koninklijk paleis binnen, want in de crypte zou zich het geheim van de onsterfelijkheid bevinden. Een pleiade aan valstrikken ontwijkend ontdekken Johan en Demoniah het geheim (Gorrax is tijdelijk uitgeschakeld door een valkuil). Tot hun grote verbazing is Zongor, alias Gilgamesj, de bewaker van de levenswortel die ontsterfelijkheid geeft. Deze wordt tevens bewaakt door een ring van magisch vuur.

Demoniah doet echter een poging om de levenswortel te bemachtigen, en hierdoor raken én Demoniah én Zongor én de levenswortel verteerd door het vuur. Johan en Gorrax zien zich genoodzaakt om het geheim telaten varen en zich uit te voeten te maken. Eenmaal buiten neemt Johan afscheid. Gorrax zal voor Yacintha blijven zorgen…

Eén woord schiet door mijn hoofd: ontembaarheid. Dit album is als het ware gewijd aan dit woord. In het begin laat Demoniah haar tanden zien, kwaad is niet te temmen, ze overleefde de big-bang in het Poolkrijger-bolwerk. Thorwald zal het geweten hebben, door een speer in de rug verdwijnt een sympathiek personage uit de RR-reeks. In antiochië krijgen we een stukje intrige doordat Demoniah een uitgebreide list heeft opgezet om Gorrax en Johan te klissen.

Uiteindelijk laat Zongor zien wat Indomitable Nature werkelijk is. Met natuurkrachten valt niet te spotten en zand laat zich ook niet temmen. Eén storm, en direct 'bye, bye leger van Demoniah'. Maar ook Demoniah toont wat 'ontembaarheid' betekent. Eventjes zien we een soort pseudoromancemoment: de Rode Ridder redt Demoniah in de zandstorm. Wordt het misschien nog iets tussen die twee? Misschien verdient dit album wel een beter einde, want vanaf de ontdekking dat Zongor eigenlijk Gilgamesj is, gaat het bijzonder snel. Misschien had dit nog wel beter of anders mogen worden uitgewerkt. Maar oh, wat zijn we weer kritisch! Dit album is zeker niet slecht, verre van zelfs …

119. Stille getuigen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/1986

Samenvatting

Een zwerftocht brengt de Rode Ridder bij het beruchte Slot van Craeyensteyn. Eigenlijk is hij op zoek naar gastvrijheid voor de komende nacht, maar door het plotse overlijden van een kasteelbewoner vreest hij geen onderdak te vinden. Op het binnenplein wordt hij echter gerustgesteld door Donaat, de plaatselijke chirurgijn. Hij vertrouwt Johan op het eerste zicht en raadt hem aan de familieleden van de overleden graaf bij te staan. In de nabije toekomst zal dit meer dan nodig blijken!

Even later maakt Johan kennis met de nar Urban, een figuur die we later nog zullen terugzien in "De Heren van Rode" en vervolgalbum. Urban blijkt naast nar een uitstekend detective en vermoedt dat er bij de dood van graaf Rodrick vuil spel gespeeld is. Een duistere figuur, die Johans komst argwanend van achter een muur gadeslaat, voorspelt naderend onheil. Tijdens het avondmaal maakt Johan kennis met de nabestaanden van de graaf en biedt zijn ridderlijke bescherming aan. De moeder van de overleden graaf, Hanni, ziet zijn aanwezigheid goed zitten, terwijl de jonge weduwe, Clothilde, eerder wapenknechten wil aanwerven.

Na het avondmaal maakt de moeder van de overleden graaf een koffertje open, wat neer komt op de erfenis van Rodrick. Tot ieders verbazing zijn het geen gewone sieraden, maar bevat elk sieraad een onaangename diersoort. Johan vermoedt reeds dat er meer aan de hand is met de sieraden. De kok maakt zich reeds verdacht door het gebeuren te bespieden, maar wordt op tijd door zijn vrouw Adja op andere gedachten gebracht. Zijn wraak zal echter zoet zijn!

's Nachts, wanneer iedereen zich ter ruste heeft begeven, begeeft Johan zich naar de rouwkamer om het sieraad rond de hals van de overleden graaf te onderzoeken. Hierbij tracht een gemaskerde sluipmoordenaar hem te verrassen, maar vanzelfsprekend is Johan hem te vlug af en de man zoekt zijn heil in de vlucht. In de gangen van het kasteel houdt de man de roodharige dienstmaagd Esther een mes voor de keel, maar dankzij het optreden van Urban kan Johan de moordenaar in het nauw drijven. Uiteindelijk stort deze van de kasteelmuren en hoewel zijn uren geteld zijn, weigert hij de naam van zijn opdrachtgever vrij te geven.

Kort na het treffen met de huurmoordenaar wordt grootmoeder Hanni op gruwelijke wijze vermoord en de kever op haar halssieraad blijkt plots verdwenen te zijn. Men vermoedt dat de sieraden vervloekt zijn, maar de koppige Clothilde weigert hierin te geloven en ter nagedachtenis van haar man wil Clothilde dat zij en haar zoontje Elkin de sieraden elke dag dragen.
De volgende dag houdt men in Craeyensteyn een dubbele begrafenis en om het zoontje te sparen van de rouwplechtigheid, maakt Johan met hem een rit te paard door de omgeving. Hij wil van de gelegenheid gebruik maken om de ring van Elkin door Donaat de chirurgijn te laten onderzoeken. Bij hun vertrek worden ze weer door de mysterieuze figuur gadegeslaan, die hun niet levend ziet terugkeren!

Donaat kan niets verdacht vinden aan de ring en weet ook weinig te vertellen over de mysterieuze halfbroer van Rodrick, Gunnard. Deze laatste zou tijdens de kruistochten zwaar verminkt zijn en werd nooit meer weer gezien in de streek. Op hun terugweg naar het kasteel worden Johan en Elkin overvallen door gemaskerde ruiters en Elkin schiet er bijna het leven door in, maar dankzij Johans meesterschap met het zwaard moeten de aanvallers hun pogingen staken. Tijdens het geharrewar heeft Elkin zijn ring verloren. Later zal men beseffen dat dit zijn leven gered heeft!

Terug thuis besluit zijn ongeruste moeder Clothilde om soldeniers aan te werven om de burcht te bewaken. Tijdens een gesprek met haar waarschuwt Johan de weduwe voor de mogelijke terugkeer van Gunnar, die mogelijk op wraak uit is. In zijn ogen zijn Corbijn de kok, Urban de nar en Donaat de chirurgijn allen mogelijke verdachten. Op verzoek van Clothilde arriveren de soldeniers op Craeyensteyn, maar één van hen blijkt een dief te zijn. Bij een poging om het armsieraad van de gravin te stelen, wordt hij gebeten door de slang die plots tot leven komt! Uiteindelijk wordt Clothilde op het laatste nippertje van een slangebeet gered door Johan en tegelijkertijd heeft men door waar het om draaide: de sieraden bleken een dodelijke valstrik voor hun drager. Nu gaat men op zoek naar de moordenaar, maar deze kan zich onopgemerkt tussen de anderen begeven.

Voor het avondmaal meldt Donaat de chirurgijn zich op Craeyensteyn aan. Johan bekijkt hem met argusogen, maar hij zal zijn goede trouw bewijzen wanneer hij Elkin van een gewisse dood redt door zijn ingrijpen met kruiden. De jongen bleek vergiftigd en de kapitein van het detachement soldeniers verdenkt Corbijn en Adja, maar hij kan niets bewijzen. De komende nacht dreigt nog meer gevaar en onheil over de bewoners van Craeyensteyn te brengen!

's Nachts trekt Johan op een inspectietocht door de burcht, maar merkt niet dat hij wordt gevolgd door Urban de nar. De nar heeft geen kwaad in de zin, maar wil zijn kwaliteiten als detective nog eens extra aanwenden. Hij ontdekt twee vergiftigde (weeral!) soldeniers en een geboeide Adja, maar wordt uiteindelijk zelf neergestoken in de rug. Nu gaat de spanning naar een climax. Een brand trekt de aandacht van Johan en de soldeniers en in het verblijf van de kok treffen ze de zwaargewonde Urban, een vermoorde Adja en een bewusteloze kok aan.

De moordenaar blijkt volkomen spoorloos, maar Donaat de chirurgijn heeft er genoeg van en besluit de "Stille getuigen" in te schakelen om de moordenaar te ontmaskeren. Het gaat om de muren van de ridderzaal, die dankzij een magisch truukje schaduwen uit een recent verleden kunnen oproepen. Corbijn de kok wil zich terugtrekken, maar Donaat slaat dat niet toe. De schaduwen onthullen hem als de moordenaar van Adja, maar voordat deze gegrepen kan worden, gaat hij ervandoor. De plompe kok ontpopt zich tot een geduchte vechtjas en hardloper en de laatste achtervolging van het verhaal begint. Enkel Johan kan hem bijhouden en volgt de kok zelfs tot in de slotgracht. Door de harde plons in het water verliest Corbijn zijn masker en Johan moet de strijd aan vatten tegen een vreselijk verminkte man: Gunnard, de halfbroer van graaf Rodrick. Tijdens de kruistochten werd hij in een gevecht door Rodrick in de steek gelaten en vreselijk gefolterd en verminkt door de Saracenen. Uiteindelijk wordt hij dodelijk verwond door de pijlen van de soldeniers en op zijn sterfbed verklaart hij hoe hij de echte familiejuwelen inruilde voor de dodelijke sieraden. Wanneer Gunnard zijn kaars uitblaast, zijn de problemen voor de bewoners van Craeyensteyn over. Er worden twee koppels gevormd tussen mensen die elkaar reeds langer gevonden hadden: Urban en Esther en Clothilde en Donaat. En Johan zet zijn zwerftocht weer verder...

Dit album behoort volgens mij ongetwijfeld tot de beste tien van de reeks. Na de adembenemende trilogie rond het avontuur "In de Witte Hel" en de zoektocht naar Gilgamesj komt Johan in een onvervalste thriller terecht en kan hij zijn kwaliteiten als detective ontplooien. Zijn kwaliteiten als vechtjas komen hier heel wat minder aan bod, buiten de spectakulaire confrontaties met de gemaskerde schurken. In zijn ultieme confrontatie met de zwaar verminkte Gunnard komt hij bovendien wat bleekjes voor de dag, maar hij heeft dan ook een oorlogsveteraan met een enorm gewicht tegenover zich.

Voor een gewoon Rode Ridder-album zonder vervolgverhaal doen er vrij veel personages mee, maar geen enkel ervan loopt in de weg en de karakters worden op hun beurt voldoende uitgewerkt. Van een echte hoofdrol kunnen we buiten Johan dan ook niet echt spreken, maar de belangrijkste figuren zoals Clothilde de burchtvrouw, Donaat de chirurgijn en Urban de nar hebben elk hun eigen stevige inbreng.

Het verhaal begint met een sombere toon en gedurende het hele album blijft de donkere stemming overheersen, maar dit maakt het album net zo sterk. Reeds van in het begin wordt de spanning opgebouwd en geleidelijk aan werkt men naar een climax toe. Pas in de helft van het album wordt ook het vermoeden van Urban bevestigd dat er een moordenaar in het spel zit.
De speculaties rond de vermoedelijke terugkeer van Gunnard voeden alleen maar het wederzijdse wantrouwen en de drie mogelijke verdachten blijven ongeveer tot in de climax hun ware bedoelingen verbergen.

De manier waarop de moordenaar ontmaskerd wordt, kan ook bijzonder origineel worden genoemd: normaal zouden we verwachten dat hij een belangrijke fout maakt en zo ontmaskerd wordt, maar uiteindelijk worden er magische hulpmiddelen aangewend om zijn identiteit te onthullen. De schurk Gunnard/Corbijn is dan ook een bijzonder sluw individu en is zelfs de scherpzinnigheid van Johan en Urban te slim af.

Twee bedenkingen bij het hele verhaal:

  • Slot Craeyensteyn is een bijzonder imposante burcht en telt uiteindelijk maar acht bewoners na het overlijden van Rodrick. Voor zo'n beperkt aantal mensen is zo'n burcht toch veel te groot? Bovendien worden er pas na de twee moordaanslagen soldeniers aangeworven. Tevoren telde het kasteel met Rodrick maar één verdediger: bijzonder weinig voor zo'n imposante burcht, lijkt me...
  • Op zijn sterfbed vertelt Gunnard dat hij de echte familiesieraden inruilde voor zijn dodelijke sieraden en dat Rodrick de "vloek" had uitgevonden omwille van zijn gierige karakter. Wou hij dan niet dat zijn nabestaanden de sieraden zouden aantrekken? Vreemde redenering...

    Ondanks die twee bedenkingen vind ik het een bijzonder krachtig album, dat door de opgebouwde spanning en de blijvende donkere toon de hoogste onderscheiding verdient: vijf sterren.

120. Het verdronken land

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1987

Samenvatting

Johan, de Rode Ridder, verblijft in een kleine vissersgemeenschap, waar de laatste tijd heel wat kinderen spoorloos verdwenen. De vissers verdenken de Zorills, afstammelingen van een oude beschaving de zich middenin een moeras (het 'Verdronken Land') bevindt. Johan besluit om een onderzoek in te stellen, en trekt op zijn eentje het Verdronken Land binnen.

Het duurt niet lang of hij bemerkt één van de geroofde kinderen, Luthor, die rent voor zijn leven. Hij wordt achtervolgd door vreemde krijgers die reptielachtige monsters berijden. In een spannend gevecht kan Johan 3 Zorills uitschakelen, maar de vierde gaat aan de haal nadat hij Luthor een dodelijke slag heeft toegebracht. Na het gevecht ontmoet Johan Chrysotis, de laatste waternimf, een zelfverklaarde vijand van Yppolita, de koningin van de Zorills. Chrysotis raadt Johan aan om een list te gebruiken en zich als huurling aan te sluiten bij Yppolita. Als hij haar vertrouwen kan winnen, zal het een stuk makkelijker zijn om de kinderen te bevrijden.

Zo gezegd, zo gedaan : de Rode Ridder vertrekt naar het bolwerk van de Zorills, waar hij verwelkomd wordt door een regen van pijlen en speren, die zich voor zijn voeten in de grond boren. Johan verklaart dat hij een huurling is en zijn zwaard in dienst van koningin Yppolita wil stellen. De bloedmooie heerseres aanvaardt zijn voorstel, en leidt hem rond in haar stad.

De volgende morgen moet Johan echter een aanvaardingsproef afleggen : gewapend met een stompe speer moet hij in duel treden met Ugur, de beste krijger en chouchou van Yppolita. De rijdieren gebruikt in dit steekspel zijn natuurlijk geen paarden, maar logge moerasdraken. De kemphanen stormen op elkaar af, en Johan illustreert al snel zijn behendigheid in deze sport : Ugur's speer versplintert op zijn schild. Ugur heeft echter een vals trukje achter de hand, en zijn afgerichte draak verkoopt Johan's rijdier een fameus oplawaai met zijn staart. De Rode Ridder is te voet gesteld, en wordt hierdoor een makkelijke prooi voor Ugur's draak. Yppolita merkt het gevaar en sommeert Ugur om de strijd te staken. Deze ziet in Johan echter een concurrent voor de gunsten van de koningin, en negeert haar bevelen. Als de draak met opengesperde muil op hem afkomt, behoudt Johan zijn legendarische tegenwoordigheid van geest en ramt zijn speer tot diep in de slokdarm van het beest. De strijd wordt te voet verdergezet, maar in de discipline 'knokken met het blanke zwaard' kent Johan natuurlijk zijn gelijke niet, en hij dwingt Ugur al snel op de knieën. Yppolita eist natuurlijk dat Johan de genadeslag toebrengt, maar deze besluit zijn tegenstander te sparen.

Terwijl alle blikken op het duel gericht zijn, probeert Chrysotis de kinderen te bevrijden. Een aantal alerte wachters merken haar echter op, en terwijl ze naar het water vlucht wordt ze meermaals getroffen. De soldaten vinden echter nergens haar lijk, zodat ze waarschijnlijk slechts gewond werd. Yppolita besluit daarop om nog diezelfde dag een klopjacht te organiseren in het Verdronken Land. Johan stelt voor om samen met de kinderen als lokaas te dienen.

Kort daarna vertrekt hij met de kinderen in een bootje, van nabij gevolgd door Yppolita en haar 10 beste krijgers. Ugur zint echter op wraak, en tot de tanden gewapend trekt hij eveneens het moeras in. Al snel lokt hij Yppolita's krijgers in een hinderlaag, en zijn blaasroer en losgelaten draak zaaien dood en verderf. Even later haalt hij Johan in, en biedt zijn diensten aan : hij zal de kinderen thuis brengen, zodat Johan en Chrysotis kunnen afrekenen met de Zorills. Chrysotis besluit Yppolita en haar soldaten (de koningin heeft ondertussen versterkingen laten aanrukken) naar haar schuiloord te lokken, aangezien ze daar een dodelijke valstrik gespannen heeft. Dat schuiloord blijkt een paradijselijke plek in een onderwatergrot te zijn (Zo zie je maar dat ook waternimfen niet vies zijn van wat luxe).

Als de Zorills even later naar de grot duiken, blijkt snel wat de valstrik inhoudt : de grot is omringd door enorme wurgplanten, die alle aanvallers verstikken. Enkel Yppolita blijft over, en een tweegevecht tussen beide oogverblindende dames begint. Chrysotis dreigt het onderspit te delven, maar Ugur is net op tijd terug om zijn koningin uit te schakelen met zijn blaasroer.

Daarmee is het verhaal echter niet uit, want de laatste pagina van het album is ongetwijfeld de meest controversiële van de hele Rode Ridder reeks, en gaf op het oude forum stof tot verhitte discussies. Johan blijft immers nog een paar weken logeren in de luxueuze grote van Chrysotis, en na een tweetal tekeningen van innige omhelzingen, volgt de boodschap van Chrysotis, de LAATSTE waternimf : 'Ik weet dat mijn ras zal voortbestaan. Kom me af en toe opzoeken. Hier kun je je altijd thuisvoelen.'

Volgens veel lezers (waaronder ikzelf, natuurlijk) is dit een toespeling op een sexuele relatie tussen Johan en Chrysotis, en zou deze laatste Johan's kind dragen. Anderen vinden het dan weer ondenkbaar dat Johan Galaxa zou ontrouw zijn. Johan is echter ook een man van vlees en bloed, met lusten en gevoelens. Bovendien ken ik maar 2 albums waarin Galaxa lang genoeg bij hem blijft om hun relatie te onderhouden : 'De Toverspiegel' en 'De Ijskoningin'. Bovendien zijn er nog verhalen waarin een allusie gemaakt wordt op een relatie met een andere vrouw, o.a. 'De Slag van Woeringen', waar de moeder van Hertog Jan, Johan allesbehalve onverschillig laat.

Ik vind dit persoonlijk één van de sterkste albums uit de Rode Ridder reeks. De tekeningen zijn zeer verzorgd (koningin Yppolita is werkelijk om te stelen), het scenario is goed uitgewerkt en de sfeer van het moeras wordt schitterend weergegeven. Bovendien bevat het album een drietal spetterende vechtscenes : Johan tegen de 4 Zorills die Luthor doden, het duel met Ugur, en Ugur tegen 10 soldaten van Yppolita.

Bovendien zorgen de afgerichte moerasdraken voor een originele surplus aan dit verhaal en wekt de laatste pagina een boeiende controverse op. Kortom, de maximumscore is hier zeker gerechtvaardigd.

121. De zwarte toren

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/1987

Samenvatting

Een zwarte toren voor de kust. Een groene lichtstraal schijnt naar een dorpje aan de kust. Een oude man verlaat zijn woonst en gaat richting zwarte toren. Hij wandelt over de zeebodem en gaat gedwee de toren binnen.
Johan die ook op het groene licht afgaat zoekt zijn weg via gladde rotsen. Zijn paard doet een val, waarna hij zich in de zee bevindt. Een golf slaat hem tegen een rots, alvorens hij het bewustzijn verliest, merkt hij nog een grote gestalte op.
Wanneer hij ontwaakt, bevindt hij zich tussen een bende rovers die het op hem gemunt hebben. Johan maakt van een onderlinge twist gebruik om de rovers te verrassen. Een korte schermutseling volstaat om de rovers op de vlucht te jagen. Op Kelso na, die de gevangene is van Johan. Kelso verklaart de reden van zijn roversbestaan. De omgeving wordt geteisterd door onverklaarbare gebeurtenissen. Het vissersdorpje wordt bewoond door spraakloze, levensloze bewoners. Geregeld worden zij geroepen door de zwarte toren. Soms keren ze nooit weer. Johan laat Kelso gaan en besluit een bezoekje te brengen aan de zwarte toren.
Na een moeizame tocht bereikt Johan de zwarte toren en krijgt er een koel onthaal van Beyre. Albertstein, de meester van Beyre onthaalt Johan een stuk gemoedelijker en stelt hem voor aan Aelia, Albertstein’s pleegdochter. Albertstein blijkt een geleerde te zijn, hij knutselt tal van mechanische voorwerpen in elkaar. Een ervan is de mechanische vleermuis van Aelia “ Argus”. Wanneer er wederom een storm opsteekt, verontschuldigt Albertstein zich, samen met Beyre rept hij zich naar de toren, om er aan zijn proefnemingen te beginnen.
Vanop de kust is Kelso getuige van het opwekken van de groene lichtstraal. Deze wordt opgewekt door een apparaat dat gebruik maakt van bliksemenergie. Johan merkt de groene straal ook op en besluit op onderzoek te gaan. Johan stormt de trappen op maar wordt onderweg tegengehouden door een woeste Beyre. Bij de schermutseling raakt Argus ernstig beschadigd. Pas wanneer Albertstein een eigenaardig wapen naar Beyre richt , kalmeert de reus. Albertsteins proefnemingen zijn door de commotie mislukt.

Wanneer de storm gaat liggen verlaat Aelia de zwarte toren. Johan blijft alleen achter, opgesloten in een kamer. Aelia rent Kelso tegemoet, er volgt een innige omhelzing. Kelso vraagt Aelia om de toren voorgoed te verlaten. Aelia twijfelt echter aan de bedoelingen van Kelso en rent terug naar de toren. Bij haar terugkomst heeft Albertstein een verrassing voor haar. Argus is gerepareerd en kan nu ook spreken. Hij waarschuwt dan ook meteen het gezelschap, wanneer hij ontdekt dat Johan een ontsnappingspoging onderneemt. Johan is echter al te ver om hem nog in te kunnen halen. Hierop stuurt Albertstein Argus achter hem aan om hem vanop een afstand te volgen.
Johan bereikt intussen het vissersdorp en gaat er op verkenning. Hij treft er een oud vrouwtje aan dat nog wel leeft, maar niet meer lijkt te ademen en ijskoud aanvoelt. Plots wordt Johan overvallen door de strandjutters. Hij doet een uitval maar bevindt zich tegenover een overmacht. Net op tijd komt Kelso hem ter hulp. De rovers gaan op de vlucht, en Johan volgt Kelso naar de rotsen waar deze een geheime schuilplaats heeft. In de schuilplaats bemerkt Johan een partij wapens. Kelso vertelt Johan zijn verhaal. Hij onderzoekt de geheimzinnige gebeurtenissen in de omgeving in opdracht van de koning. Johan besluit Kelso zijn hulp te verlenen. Ze werden echter door Argus bespied en zijn nu verplicht snel te handelen. Albertstein is ingelicht en stuurt Beyre op de twee mannen af. Aelia tracht Albertstein te overhalen om Kelso, haar geliefde te sparen, maar Albertstein is onverbiddelijk. Ook de strandjutters zijn Johan en Kelso op het spoor. Zij willen met hen afrekenen. Plots duikt Beyre op voor de strandjutters. In een vreselijk gevecht doodt Beyre alle strandjutters. Johan en Kelso hebben ondertussen veilig de toren bereikt en weten binnen te geraken. Daar wacht Aelia hen op. Angstig zet ze de beide mannen aan om te vluchten, te laat echter, een gas komt de kamer binnen en beide mannen verliezen het bewustzijn. Wanneer ze weer bijkomen zijn ze Albertsteins gevangenen. Albertstein zal ze gebruiken als proefkonijn. Hij zal hun hersenen inbrengen in mechanische lichamen en zo een kunstmens creëren. Beyre was zo een vroeg experiment.
Met een wapen dat werkt op bliksemenergie kan hij de kunstmensen controleren. Alvorens Johan en Kelso onder de bewaking van Aelia en Beyre achter te laten verklaart hij nog de functie van de groene straal. Deze werkt hypnotiserend en lokt de bewoners naar de zwarte toren. Langdurig gebruik beschadigt de hersenen echter, wat de willoosheid tot gevolg heeft. Albertstein verkreeg zijn kennis door dromen. Een kruidenmengsel stelt hem in staat zelf zijn dromen te kiezen. Dromen over de toekomst. Albertstein gaat naar zijn kamer om te dromen. Johan en Kelso trachten Aelia nu te overhalen om hen te helpen. Samen met Argus besluit ze de mannen te helpen. Beyre vormt echter een gevaarlijk opstakel. Argus zorgt voor de afleiding, zodat Aelia de trappen op kan om Albertsteins wapen te bemachtigen. Beyre wordt uitgeschakeld door Aelia waarna ze Johan en Kelso bevrijdt. Er is brand ontstaan in de toren, een furieuze Albertstein roept om wraak, maar staat intussen zelf in brand. Radeloos springt hij door het raam. Aelia lijkt haar zinnen kwijt te zijn en springt hem achterna. Beyre is terug bij zijn positieven gekomen en valt Johan en Kelso aan. Johan rekent voorgoed met hem af.
Kelso heeft ondertussen het lichaam van Aelia gevonden. Ook zij was een mechanische kunstmens. Albertsteins lichaam is echter spoorloos.
De volgende morgen is de zwarte toren nog slechts een rokende ruïne. Dankzij Johan en Kelso is de streek verlost van het kwade.
Argus cirkelde als enige overlevende nog een tijd rond de resten van de zwarte toren, tot op een dag een oude man hem kwam halen…

In dit album maakte Biddeloo nog eens succesvol gebruik van het gegeven science –fiction. Robots met een menselijk brein, je zou het verwachten in Star Trek. Niettemin is het science fiction element in dit verhaal van zeer hoog niveau. Het optreden van Albertstein ( Einstein ) en Beyre ( Frankenstein ) geven het verhaal een herkenbare en grappige noot. Zonder deze grappige noot was het een bloedstollend horrorverhaal geworden dat je zo naast Vrykolakas kon leggen. Het typeert Karel dan ook dat hij koos voor een luchtiger verhaal. Overigens heeft Karel voor alle science fiction elementen een middeleeuwse verklaring (Albertstein droomt door middel van een geheim kruidenmengsel van de toekomst) en leunt daarbij aan bij de mysterieën rond de figuur van Leonardo da vinci, die ook uitvindingen deed, die wel it de toenmalige verre toekomst leken te komen.
Qua tekenwerk zitten we in een topperiode, sfeervolle inkleuring en prachtige decors komen de duistere sfeer van het verhaal volledig ten goede.

** Let op het hoofd van C3PO op strook 59!

Encyclopedie

Personages

Locaties

Voorwerpen

122. De Duinenabdij

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/1987

Samenvatting

In de 13e eeuw zag de Vlaamse kust er nog enigszins anders uit dan tegenwoordig. Koksijde, nu een heuse badstad, was toen niet meer dan een verzameling van wat krakkemikkige houten huisjes en zand… heel veel zand.  Bij volle maan trekt een processie van monniken door deze duinen, de rode gloed van de zonsondergang is net onder de horizon verdwenen. Plots worden de vrome mannen aangevallen door een hele bende krijgers die uit de richting van het water lijken te komen. De monniken proberen te vluchten, maar kunnen de geoefende krijgers uiteraard niet voorblijven. Op het laatste moment komt een geharnaste ridder tussenbeide en weet de geestelijken van een gewisse dood te redden.

De ridder blijkt niemand minder dan onze held Johan, De Rode Ridder te zijn. Aangezien Johan in alle windstreken thuis is, herkent hij de krijgers al snel als Vikings uit het hoge noorden. Wat hij zo mogelijk nog interessanter vindt, is dat de mannen het hadden over een “spookzwaard”. Wanneer Johan daarover informeert bij de abt, nodigt deze hem uit om een tijdje in de duinenabdij te verblijven. Volgens de abt gaat het om niet meer dan een legende, maar bepaalde andere partijen zijn daar blijkbaar niet zo van overtuigd…

In de jaren '80 tekende en schreef Karel Biddeloo zonder twijfel een aantal van de beste albums uit de reeks. Het tekenwerk was op dat moment uitermate knap, de inkleuring zeer sfeervol en het verhaal ronduit boeiend. In het vorige album, De Zwarte Toren, kregen we het beste uit zowat alle genres voorgeschoteld (gaande van parodie tot science-fiction). De Duinenabdij kan je gerust een beetje serieuzer nemen, al blijft er wel een serieuze knipoog naar het esoterische, dat ook min of meer een constante vormt binnen de albums van Biddeloo.

Het album speelt zich af aan de Vlaamse kust van de 13e eeuw. In dit geval de streek rond Veurne en meerbepaald de Duinenabdij die in het dorpje Koksijde stond, reeds lang voor Koksijde bestond weliswaar. Het is zelfs zo dat de monniken in grote mate bijdroegen tot de ontwikkeling van de omgeving op economisch vlak. Bovendien gingen ze de strijd aan met de verzanding die op dat moment vollop aan de gang was en ook de abdij dreigde te verzwelgen. Doe daar nog wat termen uit de monikken-wereld bij en je hebt een album dat uitpuilt van de historische informatie, iets wat we enkel kunnen toejuichen.

Rond de geschiedenis van de abdij, haar bewoners en de streek waarin ze stond valt uiteraard nog veel meer te vertellen. Dat bevestigde ook Karel Biddeloo toen hij 14 jaar na het verschijnen van dit album een tweeluik tekende over Ligerius, de Franse Benedictijnermonnik die volgens de legende de abdij in 1107 gesticht zou hebben ...

Subcategorieën

Pagina 12 van 27