1969
Het verhaal begint in een herberg in Sussex, waar de vogelvrijverklaarde Cymm en zijn bende binnenvallen om te feesten vanwege een geslaagde overval op een konvooi van heer Kendall, wiens dochter Yolande ze tevens ook ontvoerd hebben. Wanneer ze ongemanierd proberen het meisje te laten dansen, mengt een gast van boven zich in het conflict. Het is onze held, Johan de rode ridder. Hij en Cymm kruisen de zwaarden en deze laatste moet het onderspit delven tegen onze held. Hij zegt tegen Cymm dat hij zijn leven zal sparen als deze zijn roversbestaan opgeeft. Cymm maakt hem duidelijk dat heer Kendall hen geen keuze laat, de mensen worden sinds de dood van de koning behandeld als slaven en worden zo gedwongen buiten de wet te leven. Johan vertelt hem dat hij heer Kendall op zijn plichten zal wijzen, hetgeen Cymm betwijfelt of het gaat lukken.
Even later brengt de rode ridder Yolande terug naar haar vader. Wanneer Johan heer Kendall op zijn plichten wijst, roept deze zijn soldeniers en neemt hem gevangen. Wanneer heer Kendall Johan met de zweep wil geven snort er plots een pijl naast zijn hoofd! Door de ramen komen plots Cymm en zijn vogelvrijverklaarden die hem letterlijk en figuurlijk het zwaard op de keel zetten. Als ook Yolande zich aan de zijde van Johan en Cymm schaart, komt de burchtheer tot inkeer wat door alle aanwezigen op een luid gejuich wordt ontvangen.
Enkele weken later verlaat Johan de burcht en stuit op sporen van een veldslag. Verder bemerkt hij een bloedspoor dat hij besluit te volgen. Bij een bron vindt hij een zwaar gewonde krijger, die hij meteen herkent als Timar een vroegere rode tafel ridder, die hem de hele geschiedenis vertelt van de roofridders die samenwerken met de Picten. En dat het hun doel is Merlijn te vermoorden. Hij vertelt ook dat Coldred en enkele Picten zich nog steeds in het woud bevinden. Even later vindt Coldred Timar terwijl Johan zijn paard is gaan halen. Onze held is echter nog net op tijd terug om Timar te redden van een wisse dood. Na het bloedige treffen brengt Johan Timar onder bij enkele bevriende boeren die hem gaan verzorgen. Hij vertrekt om Merlijn te zoeken.
Ondertussen brengt Coldred verslag uit aan zijn meesters, die onmiddellijk een postduif sturen om onze held in de val te lokken. Door een list wordt Johan gedwongen de nacht door te brengen bij weduwe Anne, een aanhangster van de roofridders. Zij doet een slaapmiddel in de beker van Johan en laat die nacht Coldred en enkele Picten binnen om Johan te doden. Hetgeen echter mislukt daar deze op zijn hoede was. Hij slaagt erin de versterkte hoeve te ontvluchten. Even later weet Johan zijn achtervolgers van zich af te schudden door zich voor te doen als veerman. Hij slaagt erin hen op te houden maar geraakt toch gewond door een overgezwommen Pict, die hem neersteekt met zwaard.
In een snelle reactie slaagt hij er in zijn aanvaller te doden, maar is zwaar gewond en besluit zich op te stellen tussen de rotsen. Waar hij zich met zijn laatste krachten verdedigt nu hij Baldur, de uil van Merlijn heeft zien vliegen. Wanneer zijn einde nabij is wordt hij ontzet door zijn wapenbroeder Lancelot die zijn wonden verzorgt. Wanneer ze even later hun reis verder zetten treffen ze het levenloze lichaam van Coldred, gedood door de Picten voor zijn mislukking en maken ze kennis met een gemaskerde ridder die onbekend wenst te blijven. Deze laatste verbiedt hen de toegang tot de kuststreek en valt onze helden aan. De onbekende stormt plotseling op Lancelot af, maar Lancelot is een betere zwaardvechter en slaagt erin de ridder te ontwapenen. Opeens vliegt Baldur al krijsend over en de onbekende zet meteen de achtervolging in richting kust.
De ridders zetten de achtervolging in maar door een regenbui moeten ze hun achtervolging staken. ‘s Nachts merkt Lancelot Baldur op en ziet deze neergeschoten worden door Picten. Lancelot keert meteen terug naar Johan en ze vertrekken terstond. Ze achtervolgen de Picten en zien hoe Merlijn stand houdt tegen zijn belagers. Onze vrienden mengen zich in de strijd maar worden beiden geveld. Opeens worden ze ontzet door een bende ruiters met de geheimzinnige ridder op kop. Op vraag van Lancelot onthult de ridder zijn gelaat, het is Yolande van Kendall, dit tot grote verbazing van onze vrienden. Binnen vertelt Merlijn Johan en Lancelot over Parcifal, een geheime zoon van koning Arthur, die zou opgegroeid zijn in een versterkte hoeve in het woud. Als hij verder vertelt stort hij in, de oude man vertelt hen nog wel dat zij verantwoordelijk zijn voor de opleiding van Parcifal. Hierna wordt Merlijn per draagberrie overgebracht naar de burcht van heer Kendall. Het verhaal eindigt als Johan en Lancelot een bezoek brengen aan de ruïne van Camelot.
Een redelijk zwak verhaal met weinig inhoud en verhaal. Gewoon even de zoektocht naar Merlijn met Picten als vijand, dat is alles. Dus niet om over naar huis te schrijven.
1969
Het album Parcifal is één van de weinige boeken waarin slechts een kleine rol voor Johan is weggelegd. Hij wordt de eerste zes bladzijden opgevoerd, verdwijnt dan volledig uit beeld en maakt pas op de laatste pagina zijn come-back. Hierdoor verliest het geheel aan spankracht, temeer omdat de ad interim-hoofdrolspeler, Parcifal, over onvoldoende charisma en ervaring beschikt om het verhaal op zijn eentje te dragen.
Het thema is simpel: na de dood van koning Arthur is het land in anarchie hervallen en Johan en Lancelot hebben de opdracht gekregen om Parcifal te gaan halen, opdat deze zo snel mogelijk tot koning kan worden gekroond. Parcifal is als kleine jongen ondergebracht in een pleeggezin, ver weg van de boze buitenwereld; het was koning Arthurs grootste wens dat zijn zoon zou opgroeien in een vredevol klimaat tot het mogelijk was ooit te kunnen regeren zonder wapens. Parcifal is dus nooit in contact gekomen met wapengekletter, edelmoedige ridders of oneerlijke rabauwen en dat laat zich ook merken: hij wordt voorgesteld als een goedgelovige, dromerige jongeman die zijn dagen vult met het hoeden van schapen, een jongeman die nog niets van de wereld heeft gezien op enkele schapen en landbouwers na (volgens mij, maar dit is louter vanuit hypothetisch standpunt gezien, is hij ook nog steeds maagd, al kan je dat natuurlijk nooit met zekerheid zeggen over mannen die soms weken op pad zijn met een kudde gewillige schapen).
Wanneer Parcifal voor een poosje met zijn schapen de bergen intrekt, ontdekt zijn stiefvader, Rodrik, een gewonde ridder in het bos. Ondanks zijn gelofte aan Arthur neemt hij de ridder mee naar zijn woonst: Parcifal zal toch nog enkele dagen wegblijven, stelt hij zichzelf en zijn vrouw Ilaine gerust. Maar het toeval wil dat Parcifal inmiddels terug naar huis is gekeerd om een gewond lam te laten verzorgen. Een sobere, doch voedzame maaltijd nuttigend, vertelt hij zijn wedervaren aan zijn moeder. Vreemde schaapsherders hebben hem bespot omdat hij de wereld achter het woud en de bergen niet kende. Hij heeft wonderlijke verhalen gehoord. Hij zou willen reizen, de wereld en de mensen leren kennen, liever vandaag nog dan morgen! En wanneer hij dan de gewonde ridder ontdekt, is het hek helemaal van de dam. Hij moet en zal de wijde, onbekende wereld intrekken!
Zijn stiefouders beseffen dat ze hem ditmaal (hoeveel huiselijke ruzies en twisten zouden hier wel niet aan vooraf gegaan zijn?!) niet kunnen tegenhouden en laten hem enkele dagen later, gehuld in een narrenpak, vertrekken. De reden waarom ze hun pleegzoon deze belachelijke outfit laten dragen, is simpel: "Door hem in een narrenpak de wereld in te sturen zullen harde lessen zijn deel zijn en bespot en vernederd zal hij ons weer opzoeken! ".
Parcifal is bij wijze van spreke nog geen honderd meter ver en hij wordt reeds uitgescholden voor half gekke nar, dwaas, onnozele hals en idioot. En dit door een oud vrouwtje dat hij nota bene wilde beschermen tegen een stelletje rovers! De rest van het verhaal is voorspelbaar en een beetje zeurderig ("ik zoek mijn weg in het leven," kraamt Parcifal tot vervelens toe uit). Iedereen die het pad met Parcifal kruist maakt op schandelijke wijze misbruik van diens goedgelovigheid. Zo treedt hij o.a. als schildknaap in dienst van een huursoldaat die zich voordoet als een dapper en nobel ridder en na diens dood raakt hij verzeild in een roversbende waarvan hij meent dat het een bende opstandelingen is die euh in opstand komt tegen het zogenaamde juk van vrouw Moreland (in wezen een doodbrave vrouw).
Op het einde ziet hij dan toch zijn vergissing in maar het zijn alsnog Johan en Lancelot (daar zijn ze dan eindelijk!) die hem van een gewisse dood moeten redden.
Na het lezen van dit verhaal bleef ik met gemengde gevoelens achter. De idee was goed, de uitwerking misschien iets minder. Door de (te) minieme rol van Johan kan het verhaal niet echt beklijven en Parcifals goedgelovigheid roept eerder ergernis dan medeleven op.
1969
Johan, Lancelot en Parcifal zijn op weg naar de burcht van heer Kendall. Langs de weg bemerken ze een vervallen hut en besluiten om daar de nacht door te brengen. Even later sluipt er een landloper behoedzaam voorbij, die het gesprek van onze vrienden afluistert. Hij vangt iets op over de nieuwe koning en gaat op weg naar heer Wardon omdat hij weet dat dit nieuws hem klinkende munt zal opleveren. Even later komt de man aan bij de burcht van heer Wardon en vertelt deze wat hij gehoord heeft. Deze geeft de landloper de opdracht om onze vrienden te bespieden en een spoor na te laten voor de volgende krijgsbende. Enkele uren later heeft de landloper onze vrienden ingehaald.
Opeens blijft Johan staan, hij licht zijn vrienden erover in dat ze gevolgd worden, en ze besluiten in een hinderlaag te gaan liggen. De landloper loopt in de val en is ingesloten langs alle kanten. Opeens horen ze dat er iets mis is met de paarden. Door de verwarring slaagt de landloper erin te ontsnappen en onze vrienden haasten zich al snel naar de paarden. Daar aangekomen zien ze de paarden net verdwijnen, gestolen door rovers. Johan heeft echter nog een verassing voor hen, hij fluit even op zijn vingers. Zijn paard komt al snel terug naar zijn meester en werpt zijn berijder voor diens voeten neer. Johan besluit dat de dief een lesje verdient en daagt hem uit tot een vuistgevecht. De kolos verliest al snel het pleit en blijft versuft liggen. Even later wordt Parcifal aan een boom gespijkerd door een pijl en wordt Lancelot ontwapend door een zweep. De kolos die reeds bij zijn positieven is komt tussenbeide en stelt zijn vrienden voor de paarden terug te geven. Johan stelt hen voor bondgenoten te worden, wat het drietal afslaat. Als het drietal zijn weg verder zet hoort Lancelot plots ruiters. Vanuit de bossen merken onze vrienden de landloper op aan het hoofd van een gewapend escorte.
Inmiddels is het gewapende escorte op een boerengezin gestuit. De landloper vraagt achter onze drie vrienden, en gebruikt zijn zwaard als extra dwang. Dit kan Parcifal niet aanzien en hij mengt zich in het conflict. Hij raakt gewond door het zwaard van de landloper.
Opeens worden de soldeniers aangevallen door het zonderlinge drietal, en samen met onze helden worden de soldeniers op de vlucht gejaagd. Met zijn laatste adem waarschuwt de landloper Johan voor de grote legermacht onder de leiding van heer wardon. De 3 helden sluiten zich aan bij de zaak van onze helden en ook de dorpsbewoners scharen zich aan hun zijde.
Lancelot vertrekt met een paardenspan om Parcifal naar Merlijn te brengen. Ondertussen krijgt Johan van Alban, Baldon en Sligurt een demonstratie van hun kunnen. Even later begint het viertal met het dorp is staat van verdediging te brengen. ‘s Nacht gaat Sligurt poolshoogte nemen van de troepensterkte van de vijand en brengt Johan hiervan op de hoogte.
De volgende ochtend begint de belegering van het dorp, en met behulp van enkele listen worden de soldaten tot terugtrekken gedwongen, dit tot grote woede van heer Waldon.
Dit is echter nog niet alles want tijdens de nacht heeft onze held nog een kleine verassing voor het vijandelijke leger. Samen met enkele getrouwen veroorzaakt hij een heuse lawine van stenen die dood en vernieling zaait in het vijandelijke kamp.
Waldons wraak is niet mals! Met een regiment boogschutters, gewapend met brandende pijlen, steekt hij het dorp in brand. Iets wat de dorpelingen zou moeten overwinnen. Doch dit is buiten Baldon gerekend. Als een enorme kolos begint hij zware stenen in de rivier te werpen zodat de rivier buiten haar oevers treed en zo de dorpelingen van het nodige water voorziet. Deze heldendaad bekoopt hij echter met zijn leven.
Na de hindernis opgeruimd te hebben gaat Waldon over tot een gehele charge van zijn leger. De hele dag wordt er een zware strijd geleverd en bij valavond druipt het vijandelijke leger af met zware verliezen. De volgende dag zet Wardon zijn zware ruiterij in,en worden er vele levens geëist in een zware veldslag. Onder hen ook Alban en Sligurt. De gehele tijd duurt het wapengekletter verder doch door het luiden van de klok krijgen de dorpelingen nieuwe moed en kracht. Ze drijven de schamelijke resten van hun belagers op de vlucht.
De volgende morgen bemerkt Johan in de verte ruiters op en haast zich om de dorpelingen te waarschuwen. Dit echter zonder dat het nodig was, Lancelot is wedergekeerd samen met heer Kendall en zijn wapenknechten. Hier bedankt Johan de dorpelingen uit naam van Parcifal en vertelt hij aan Lancelot hoe de drie vechtersbazen zich opofferden voor de goede zaak.
Een pracht van een strip, gevuld met moed en ridderlijke waarden. Persoonlijk mijn favoriet in de “Parcifal” Trilogie. Een must om in je bezit te hebben alsook om te lezen!!
We mogen niet vergeten dat dit het eerste solo album was van Karel Biddeloo, een topper van formaat!!
1970
Parcifal wordt op het slot van heer Kendall door Merlijn voorbereid op het koningschap. Wanneer hij samen met Johan Merlijn bezoekt, heeft de magiër een visioen. Daarin ziet hij hoe een dode, zwartgeblakerde man voor een burcht aan de Rijn ligt. Plotseling wordt de burcht in vuur en vlam gezet door een zwevende hamer. Merlijn legt naderhand uit dat het de hamer is van de Germaanse dondergod Thor. Hij vreest dat het een gevaarlijk dodelijk wapen kan zijn en vraagt de Rode Ridder het op te sporen.
Johan gaat op weg, maar onderweg, in een woeste streek, wordt hij belaagd door kleine trollen. Hij wordt gered door Kroda, de meester der trollen, die bereid is de ridder te helpen de hamer te vinden mits hij de magische speerpunt van de dwergen terugbrengt. Dit nooit missende wapen is gestolen door amazones, een groep gewapende en levensgevaarlijke vrouwen.
Johan laat zich niet afschrikken en stemt toe. Kroda vertelt hem dat ene Mogular, de Rijnvisser, de hamer in zijn bezit heeft. Hij is te vinden langs de Rijn.
Onderweg passeert Johan een ruïne, die getroffen blijkt te zijn door de hamer. Verderop, in een uitgestrekt woud, redt hij een jonge gewapende vrouw van een enorme beer, maar wel ten koste van zijn paard. De jongedame, Hisol geheten, blijkt een amazone te zijn en is zo welwillend om haar redder naar het dorp der amazones te brengen om hem aan een ander paard te helpen.
Daar blijkt de ridder niet bepaald welkom te zijn. Rinilde, de koningin, dwingt Johan het tegen haar op te nemen in drie proeven, met zijn leven als inzet. Door een fantastische speerworp wint De Rode Ridder met 2-1. Zijn opponent blijkt een slecht verliezer, want even later wordt er al een aanslag op Johan en Hisol gepleegd, waaraan zij ternauwernood ontsnappen. Het tweetal wil er vandoor gaan, maar niet zonder de speer der trollen. Na enige strubbelingen weten zij met Rinilde als gijzelaar en met de veroverde speer het amazonekamp te verlaten.
Even verderop stuiten ze op een boeteprocessie, geleid door een godsdienstwaanzinnige monnik. De fanatieke boetelingen willen een mensenoffer aan de Hamer brengen. Johan wil dit vermijden, maar delft het onderspit tegen de overmacht. Samen met Hisol, Rinilde en de jongeman die geofferd moest worden, wordt hij opgesloten.
Wanneer het viertal de volgende morgen op de offersteen terechtgesteld dreigt te worden, wordt het door de amazones gered. Rinilde is even later weer meester van de situatie, maar staat Johan toe om een einde te gaan maken aan de wandaden van Mogular met de hamer. Hisol wil hem koste wat het kost vergezellen. Ze krijgen zelfs de trollenspeer mee.
Onderweg oefent Johan nog intensief met de speer en ervaart de wonderlijke kracht van dit wapen.
Dagen later vinden zij inderdaad Mogular in zijn zwanenschip, varend op de Rijn. De Rode Ridder wil hem ’s nachts te grazen nemen en zwemt onder water naar de boot. De schurk ruikt echter onraad en bemerkt Hisol op de oever van de Rijn. Hij slingert de hamer naar de jonge vrouw toe en Johan moet machteloos en verbijsterd toezien hoe zijn gezellin getroffen wordt door de bliksemschicht van de hamer.
De ridder zweert niet meer te rusten voordat Mogular geboet heeft en vastberaden achtervolgt hij hem tot de ultieme confrontatie . De schurk wil zijn hamer naar Johan slingeren, maar de ridder is sneller met zijn speer. Mogular wordt dodelijk getroffen en sterft tussen zijn geroofde kostbaarheden. Johan besluit de hamer in de Rijn te smijten om te voorkomen dat het wapen opnieuw in verkeerde handen valt. De speer brengt hij terug naar het gebied van de trollen. Hij plant hem in de grond en onzichtbare handen trekken de spies langzaam naar beneden. Onze held vervolgt zijn weg.
Deze vroege Biddeloo schenkt ons een onderhoudend verhaal rondom 2 mythische wapens: de speer van de trollen en, meer bekend (ook in het album De Walkure, nr. 63), de Hamer van Thor. Alsof dat nog niet genoeg is worden ook nog de Amazones uit de Griekse mythologie van stal gehaald en geografisch in een regio in het Duitse Rijngebied geprojecteerd, terwijl zij volgens de legende in Klein-Azie zouden hebben geleefd. In album nr. 94, Xanador, ontmoet de Rode Ridder de dames opnieuw en hij vertelt in dat verhaal aan zijn metgezel, de minstreel Gaetan, dat hun grondgebied zich meer naar het noorden bevond (RR94, strook 26). In dit avontuur met de Hamer worden opnieuw elementen van verschillende mythologieën op een vloeiende manier gemixt, zoals veel vaker gebeurt.
Het scenario is vlot, rechtlijnig en ook iets simpeler dan we doorgaans van Vandersteen gewend waren. Na enkele dramatische gebeurtenissen wordt het uiteindelijk afgesloten met de spannende confrontatie tussen Johan en Mogular, maar ook tussen de speer en de hamer. Vreselijk is natuurlijk het lot van Hisol, de jonge Amazone (met gelukkig twéé borsten!). In principe was zij een vijand van de ridder, maar omdat hij haar redde van de beer, werd zij een vriendin en bondgenoot. Hoe vaak zien we zo’n ommekeer niet terug in andere verhalen?
In de kwaliteit van de tekeningen herkennen wij de jonge Biddeloo die nog zoekende is naar zijn eigen stijl. Actie en beweging tekenen gaat hem goed af. De decors zijn bescheiden, op enkele plaatjes na. Als portrettist sla ik Karel iets minder hoog aan. De koppen van de verschillende mannen en vrouwen zijn nog te veel standaard. Johan ziet er in feite hetzelfde uit als bijvoorbeeld Old Shatterhand van de Karl May-reeks in die periode. De trapper had alleen donker en korter haar. De compositie van de cover is aardig, met Hisol in profiel (al vraag je je af hoe ze nog op tijd kan zijn om de zwaardslag van Rinilde op te vangen). Anatomisch ziet Johan er wel merkwaardig uit.
Nog een detail: in strook 102 zien we Johan die met speer in de hand van zijn paard afstapt. Deze tekening is nog jarenlang gebruikt in andere Vandersteen-albums om de verhalen van de Rode Ridder te promoten.
Na dit verhaal volgen nog 4 avonturen die te lokaliseren zijn in het huidige Duitsland en zullen we Johan zien zonder de maliënkolder die hij in de Terugkeer (nr. 50) zal aantrekken.
1970
Nadat Johan in het vorig avontuur, “De Hamer Van Thor”, naar het hedendaagse Duitsland gestuurd werd, besluit Johan daar nog even rond te zwerven. Wat opvalt is dat in deze verhalen enkele mythes en legendes worden opgerakeld. Daar waar vorig album, zoals de titel het zegt, over de hamer van Thor ging, en het volgend album over een weerwolf, gaat het dit album over de alom bekende legende van de Lorelei, de sirene die boven op een rots langs de Rijn met haar gezang schepen naar haar toe lokte en op de klippen liet lopen.
Met dit gegeven begint het album ook: wanneer Johan aan een schipper vraagt om hem naar de overzijde te varen, waarschuwt de schipper hem en vertelt hij Johan de legende van de Lorelei. Johan neemt dit echter niet serieus op en zwerft verder. Wanneer ’s avonds de mist komt opzetten besluit hij te overnachten tegen een boom. Wanneer hij ingedommeld is, schrikt Johan opeens wakker door het gezang van een vrouw. Meteen wordt hem duidelijk dat het van de Lorelei komt. En dan gebeurt een drama: een voorbijvarend schip hoort het gezang en vaart op de klippen af. Johan rent nog naar het schip om hen te waarschuwen voor het gevaar, maar door de dichte mist valt hij en voor hij zijn bewustzijn verliest ziet hij het schip op de klippen lopen.
Wanneer Johan bij bewustzijn komt is het reeds dag, en gaat hij op zoek naar overlevenden tussen het wrak van het schip. Tussen het wrakhout vindt Johan de verkleumde Diederik. Aangezien Diederik te zwak is om te reizen, gaat Johan hulp halen. Onderweg zet de mist echter weer op en ziet hij een sirene bovenop de Lorelei een lied zingen, haar haar kammend met een gouden kam. Wanneer Johan echter naar de sirene roept, is ze meteen weer verdwenen. Terwijl Johan de omgeving verder afspeurt wekt een nieuw geluid zijn aandacht: wolven! Een meute wolven gaat de richting uit van Diederik, die ligt te slapen en niets merkt, maar net wanneer de wolven Diederik willen aanvallen snelt een meisje hem te hulp met een fakkel en jaagt de wolven weg. Diederik, ondertussen wakker geworden, spreekt het meisje aan, maar ze vlucht meteen weg. Als Johan terug bij Diederik komt horen ze het gehil van een vrouw en Johan besluit te gaan helpen.
Onderweg duikt tussen de mist een versterkte boerderij op, waar Johan hulp gaat zoeken. Een brutale portier opent en weigert Johan te helpen, waarop Johan hem vastgrijpt en hem beveelt zijn meester te halen. Daarop komen enkele ongure kerels Johan aanvallen. Johan kan wel standhouden, maar wordt langzaam maar zeker in het nauw gedreven, tot een vrouw binnenkomt en beveelt de strijd te staken. Johan maakt kennis met Ruth, de bezitster van de boerderij en als Johan haar van de gebeurtenissen op de hoogte brengt, zakt ze plots in elkaar. Met de aangeleerde kennis van Merlijn gaat Johan kruiden zoeken met een genezende kracht, maar wanneer hij terugkomt valt één van de kerels, die Johan blijkbaar liever kwijt dan rijk is, Johan aan met een mes. Johan stelt hem echter vlug buiten gevecht en beveelt Diederik te halen, terwijl hij hun meesteres helpt. Johan bereidt het medicijn en dient het toe aan Ruth, die al vlug weer opknapt en Johan uitnodigt te blijven als gast.
’s Nachts, terwijl iedereen slaapt, wordt Diederik plots wakker van een gerucht in de gang. Hij ziet het meisje dat hem van de wolven redde snikkend Ruths kamer verlaten, maar wanneer hij haar achterna wil gaan valt Diederik, nog niet volledig hersteld, bewusteloos neer door zijn gloeiende hoofdpijn. Als Diederik ’s anderendaags weer bij bewustzijn komt en zijn verhaal doet, gelooft niemand hem. Ruth zegt dat ze ’s nachts enkel een oude dienster wegstuurde en dat Diederik waarschijnlijk geijld heeft. Maar de volgende nacht staat er een rieten mandje onder Diederiks bed, waarin een slang zit. Wanneer de slang Diederik wil aanvallen komt hetzelfde meisje dat Diederik de nacht ervoor zag weglopen door het open raam binnen, smijt ze een deken over de slang en maakt het met een stoel onschadelijk. Daarop blijft ze even staan bij Diederiks bed, maar als ze een gerucht hoort, vlucht ze geschrokken weer weg langs het open raam. De volgende dag beweert Diederik dat hij het meisje gezien heeft en vertelt Johan het verhaal van de slang. Maar de slang onder het deken blijkt verdwenen en onder Diederiks bed staat enkel een rieten mandje, wat volgens Johan niets bewijst. Toch valt het Johan op dat er vreemde dingen gebeuren en dat Ruth iets verzwijgt en hij besluit haar te ondervragen.
Maar opeens hoort Johan een misthoorn op de Rijn en verlaat de hoeve onopvallend langs een raam om een nieuwe ramp te voorkomen. Wanneer Johan aan de Lorelei komt ziet hij opnieuw de sirene zingen, maar omdat de mist zo dik is, klimt hij wat hoger op de klippen. De misthoorn klinkt nu vlakbij en Johan besluit het schip te waarschuwen door een vuurtje te maken, maar wanneer een eerste rookspiraaltje opstijgt wordt Johan van de klippen geduwd en valt hij beneden in het water. Johan zwemt naar de oever, maar hij wordt opgemerkt door de bemanning van het schip, dat nu vlak bij Johan is. Johan wordt aan boord gehesen en waarschuwt de bemanning voor de sirene, maar verliest meteen daarna het bewustzijn. De bemanning reageert echter niet en wanneer Johan langzaam weer tot bewustzijn komt en de bemanning beveelt het anker uit te werpen, reageert de bemanning nog altijd niet, waarop Johan zelf het anker uitwerpt. Wanneer de mist weer optrekt ziet de bemanning inderdaad dat ze bijna op de klippen gelopen waren en ze bedanken Johan uitvoerig.
Johan besluit een levensgevaarlijke beklimming te ondernemen naar de plaats waar de sirene zingt. Tijdens zijn klim wordt zijn aandacht getrokken door een donkere nis, waar hij druivenkorven ziet vol kostbaarheden. Johan gaat naar de lager gelegen wijngaarden en in de hut van de wijnbouwers vindt Johan ook druivenkorven, maar dan vol wapens. Wanneer Johan de hut wil verlaten staan de wijnbouwers echter voor de deur. Terwijl twee mannen hem vasthouden wil de derde man hem neersteken met een mes, maar Johan doet een uitvalspoging en schakelt zijn twee bewakers uit en doet de derde man zijn mes verliezen, waarop deze wegvlucht. Johan achtervolgt de man, die naar de Lorelei rent en naar de top klimt. Johan ziet de man nog net wegvluchten in de grot, maar als Johan in de grot komt blijkt de man onbegrijpelijk verdwenen te zijn. Zijn aandacht wordt echter getrokken door een geheime gang achter een rots, die de man in zijn haast niet goed gesloten heeft, en Johan daalt een in de rots uitgehouwen trap af. Op het einde van de lange donkere gang ziet Johan een deur, waarachter hij meent het antwoord te vinden op zijn vragen. Maar de vluchteling heeft zich verstopt en terwijl Johan de stevig gesloten deur probeert te openen, valt de man hem langs achter aan met een steen. Johan ziet gelukkig de schaduw van de man in de deur en kan de slag van de steen ontwijken en schakelt zijn aanvaller uit. Zijn aanvaller blijkt een sleutel te hebben van de deur en als hij de deur opent komt hij tot zijn grote verbazing in de wijnkelder van Ruth terecht. Eén van de wijnvaten blijkt hol te zijn en als Johan één van de vaten opent vindt hij de buit en de vermomming van de sirene en komt hij tot de conclusie dat Ruth de aanvoerster van de plunderaars moet zijn. Daarop beseft Johan dat het leven van Diederik in gevaar is en hij besluit hem in veiligheid te brengen.
Johan probeert ongemerkt de kamer van Diederik te bereiken. Ondertussen wordt Diederik een beker wijn aangeboden en wanneer hij die vriendelijk weigert, wordt Diederik met geweld gedwongen de beker leeg te drinken. Daarop volgt een worsteling, maar net als Diederik zijn krachten voelt afnemen, stormt Johan binnen, waarop hij Diederiks belager uitschakelt. Johan brengt Diederik op de hoogte van de gebeurtenissen, maar Diederik wil het meisje dat hem tweemaal het leven redde te bevrijden. Meteen daarop weerklinkt de gil van een vrouw uit Ruths kamer. Het meisje, Inge, krijgt slaag van Ruth en vraagt het leven van Johan en Diederik te sparen. Maar als Ruth daarop vertelt dat ze Johan van de klippen heeft geduwd en Diederik vergiftigd heeft neemt Inge een zwaard en bedreigt Ruth en vertelt dat ze weet dat Ruth de sirene is. Daarop slaagt Ruth erin het zwaard uit de hand van Inge te slaan, slaat haar op de grond en neemt zelf het zwaard in handen om Inge te vermoorden. Hierop snellen Johan en Diederik de kamer binnen, die het hele gesprek afluisterden, maar Ruth slaagt erin te ontsnappen en slaat alarm bij haar manschappen. Johan en Diederik proberen door te breken, en er ontstaat een zwaar gevecht. Rug aan rug strijden Johan en Diederik nu tegen Ruths helpers, die niet geoefend zijn tegen de geoefende zwaardvechters die Johan en Diederik zijn, waarop ze op de vlucht slaan.
Ruth vlucht daarop naar beneden en Johan en Diederik gaan haar achterna, terwijl een gewonde helper de hoeve in brand steekt. Ruth zoekt in de grot boven op de Lorelei vlug nog wat buit bijeen en vlucht langs de glibberige rotsen. Diederik weerhoudt Johan ervan Ruth achterna te gaan en wanneer Ruth plots geen houvast meer heeft op de rotsen stort ze naar beneden en slaat ze te pletter op de klippen. Daarop verklaart Inge waarom haar zus, Ruth, haar liet opsluiten: Inge wist namelijk het geheim van haar zus, die snel rijk wilde worden door de schepen met haar gezang naar de klippen te lokken. Inge wist wel te ontsnappen, maar bleef enkel in de hoeve omwille van haar liefde voor Diederik. Het drietal keert via de geheime gang terug naar de hoeve, waar ze tot de conclusie komen dat de hoeve in brand staat. Door de verstikkende rook vinden ze echter alsnog een keldergat langswaar ze kunnen ontsnappen, vooraleer de hoeve in elkaar stort. Diederik en Inge nemen afscheid van Johan en gaan samen op zoek naar een gelukkige toekomst. Johan zwerft verder door Duitsland, op zoek naar nieuwe avonturen...
De legende van de Lorelei blijkt populair te zijn om een stripalbum rond te maken. Een vijfentwintigtal jaar na Karel Biddeloo maakte ook Paul Geerts een strip rond de Lorelei, in het Suske & Wiske-album “De Snikkende Sirene”.
In dit album geeft Biddeloo zijn eigen toets aan de legende van de Lorelei. De uitwerking en de verklaring van de legende van de zingende sirene is vrij origineel. In het verhaal zelf gebeurt er van alles. Dit resulteert in een leuk album, spannend om te lezen, en vol raadsels en geheimzinnigheden, waaraan stelselmatig een oplossing of een antwoord voor gegeven wordt, en het beste voor het laatste gespaard wordt. Dit album is een zeer degelijk en goed ridderverhaal.
1970
De Roder Ridder zwerft door Duitsland en tekt door het zwarte woud. Daar ontmoet hij het mooie herderinnetje Hildergarde. Een wolf heeft haar kalfje het struikgewas ingesleurd. Johan besluit het meisje te helpen en zoekt het kalfje. Even later vinden er het dier doodgebeten in het struikgewas. Johan brengt Hildegarde naar huis; Ze woont met haar vader aan de rand van het bos. Een zekere Rolf heeft een boerderij een paar kilometer verderop. Hij maakt Hildegarde al jaren het hof. Zonder succes. Het is Rolf die de Roder Ridder uitnodigt om iets te gaan drinken in de plaatselijke herberg. Daar hoort Johan voor het eerst over 'de weerwolf', een kasteelheer die Von Gierling heet. Door een ziekte heeft Von Gierling een lelijk, behaard gezicht. Daardoor lijkt hij wel wat op een soort wolf en de bevolking schuift hem allerlei onfrisse zaken in de schoenen.
Johan besluit te onderzoeken in welke mate kasteelheer Von Gierling effectief de misdaden van de weerwolf gepleegd kan hebben. Hij zoekt de man op en deze biedt hem onderdak aan. Von Gierling woont met zijn oude, vreemde huishoudster in het kasteel. 's nachts verlaat hij de veilige kasteelmuren om door de bossen te dwalen. Johan vraagt zich af wat Von Gierling 's nachts in de bossen te zoeken heeft. Zou hij toch iets te maken hebben met de weerwolf ? Ook Hildgarde stelt zich vragen. Wie komt haar 's nachts van in de struiken serenades brengen?
Ondertussen is in het dorp een man aangekomen die de angst van de bevolking glimlachend gade slaat. Hij maakt zich bekend als een 'weerwolvendoder' en stelt voor -tegen betaling- de dorspbewoners van hun weerwolf te verlossen. De man jut de dorspbewoners op. Met een hele groep gaan ze op 'weerwolvenjacht'. Tijdens één van de nachten waarop Johan de behaarde Von Gierling volgt wordt hij in het bos aangevallen door een grote wolf. Hij verwond de wolf en ontsnapt. Als hij terug in het kasteel komt blijkt ook Von Gierling gewond te zijn. Vin Gierling heeft evenwel een goede verklaring voor zijn wonde. Johan weet nu helemaal niet meer wat te denken.
Als de Rode Ridder door het woud rijdt (hij heeft net de mooie Hildgarde bevrijdt van haar opdringeringe aanbidder Rolf), vindt hij het lijk van de 'weerwolvendoder'. De an is aan stukken gereten door een groot dier. Voor de bevolking is de dood van de weerwolvendoder de druppel die de emmer doet overlopen. Ze besluiten het kasteel van Von Gierling te bestormen. Diezelfde nacht krijgt Hildegarde opnieuw een serenade te horen. Als ze naar buiten loopt om haar geheime aanbidder te leren kennen, toont deze haar zijn ware gelaat. Van onder de donkere kapmantel komt het behaarde gelaat van Von Gierling te voorschijn. Het meisje rent gillend weg. De Rode Ridder -die Von gierling 's nachts volgt- begrijpt nu al wat meer van de siutatie. Als hij het doen en laten van de vreemde huishoudster van Von gierling natrekt, ontdekt hij dat zij en Rolf onder één hoedje spelen. Het duo slaat de rode ridde echter knock out voor hij zijn ontdekking kan verder vertellen.
Ondertussen staat een woedende meute voor de poorten van kasteel Von Gierling. Ze beuken de poort in en Von Gierling slaat gewond op de vlucht. In het woud wordt hij gevonden door Hildgarde; Zij verzorgt zijn wonden en helpt hem zich te verbergen. Rolf vermoed dat Hildegarde Von gierling geholpen heeft en besluit bij Hildegarde's vadermeer informatie te halen. Hij sluit de oude man op in dezelfde kelder als waarde Rode Ridder opgesloten zit. De mannen ontsnappen en snellen Hildegarde en Von Gierling te hulp. Dit koppel heeft elkara ondertussen de liefde verklaard. Voor Hildegarde speelt het uiterlijk van haar minnaar geen belang meer. Op het moment dat iedereen et iedereen aan vechten is, weerklinkt het gehuil van een wolf. Iedereen herlent dit gehuil als dat van 'de weerwolf'. Von Gierling is dus onschuldig en de meute keert zich tegen Rolf. Op zijn sterfbed geeft deze toe dat hij en zijn moeder (de huishoudster van Von Gierling) de kasteelheer dagelijks een toverdrenk lieten drinken (de moeder is namelijk ook een voortvluchtige heks) waardoor Von Gierling zijn gedaanteverwisseling onderging. Rolf liet ook de moorden plegen door een afgerichte wolf.
AlsVon Gierling de dag erna geen toverdrenk meer te drinken krijgt, wast hij zijn weerwolvenvacht er met proper water af. De aantrekkelijke kasteelheer en het herderinnetje vallen elkaar in de aren en de Rode Ridder vertrekt op zoek naar nieuwe avonturen.
Op zich is dit verhaal een goed Rode Ridder-verhaal. Het is een beetje spijtig dat de ontknoping zo snel-snel afgehandeld wordt. Ook het feit dat kasteelheer Von Gierling zijn vacht er later weer netjes kan afspoelen is mij een beetje te veel eind-goed-algoed. Een beetje veel The beauty and the beast. Een weerwolven-epos mag gerust wat donkerder zijn.
De weerwolf hoeft niet per se een (al dan niet tijdelijk) mismaakte man te zijn. Een 'echte' weerwolf -compleet met transformatie zoals in de klassieker 'an American werewolf in London'-had ook leuk kunnen zijn. Om de één of andere reden worden in strips weerwolven nog al eens geklasseerd onder massahysterie. Ook hier in dit verhaal wordt de dorpsbewoners iets wijsgemaakt en schuiven ze de schuld op de lelijke kasteelheer. Misschien wouden de makers van de reeks op dat moment nog niet volledig de mystieke toer op gaan. In de huidige reeks zou een echte weerwolf niet misplaatst zijn. Vergelijkbaar is Bakelandt's 'Beest van Gits' en 'De huilende Doder', maar de rode ridder-versie is beter en spannender.
Voor de liefhebber van weerwolf-fictie zijn volgende romans zeker een aanrader:
1970
De zon gaat reeds onder wanneer Johan aan de Rijn een sierlijk vaartuig ziet naderen. Een vrouw gaat aan land en strooit wit poeder om zich heen, een ritueel van heksen die nieuw land betreden, en Johan besteedt er verder ook geen aandacht aan. Het wordt nu snel donker en Johan besluit te overnachten, tot hij plots een gerucht hoort. Zo maakt hij kennis met het meisje Christl, van de Reigershoeve, en haar hondje Fuxi. Als Christl en Fuxi naar huis gaan stoten ze op een zigeunerkamp, waar ze een jonge vrouw zien die water haalt in de Rijn, terwijl haar kind aangevallen wordt door een slang. Fuxi valt de slang meteen aan, en voor de slang kan reageren slingert Christl de slang met een stok de lucht in. Als dank wil de zigeunerin de toekomst voorspellen van het meisje, maar als ze Christls handpalm bekijkt schrikt de zigeunerin en ze besluit Christl naar huis te brengen. De zigeunerin waarschuwt Ingeborg, de moeder van Christl, voor gevaar en een vrouw in het zwart.
’s Avonds barst er een onweer los en Ingeborg sluit zorgvuldg alle ramen af, tot tegenzin van Rudolf, de valkenier. Hierop ontstaat een woordenwisseling tussen beiden, waarbij Ingeborg Rudolf beschuldigt geld te stelen en dit ook bewijst. Net wanneer Rudolf Ingeborg wil aanvallen schalt de poorthoorn: het is Johan die onderdak komt zoeken. Meteen voelt Johan de spanning en hij biedt Ingeborg aan te helpen haar problemen op te lossen. Na het avondmaal vertelt Ingeborg Johan over de waarschuwing van de zigeunerin en de dame in het zwart, die Mariandl heet. Mariandl was een rivale van Ingeborg voor haar huwelijk met Gundar. Toen Mariandl afgewezen werd liet ze weten terug te komen om wraak te nemen. Johan kan meteen bevestigen dat hij Mariandl gezien heeft, en besluit bij Ingeborg te blijven om haar bij te staan.
De dag erna gaat Johan op zoek naar een spoor van Mariandl, maar ondanks enkele tips lijkt het vergeefse moeite. Ondertussen speelt Christl in de boomgaard van de Reigershoeve, terwijl ze bespied wordt door Mariandl. Plots staat Mariandl voor Christl, die meteen naar binnen rent, waarop Ingeborg alles afsluit. Toch slaagt Mariandl er in binnen te komen, waarop Ingeborg een speer neemt en die naar Mariandl wil werpen. Maar Mariandl hult zich plots in een donkere rookwolk en vertelt Ingrid dat ze voorspelde dat een vloek Ingeborg zou treffen de dag na volle maan, waarop Ingeborg plots beseft dat Gundar inderdaad de dag na volle maan stierf. En nu doet Mariandl een nieuwe voorspelling: de dag na de volgende volle maan zullen haar helpers uit de lucht toeslaan en Christl blind maken. Ingrid werpt woedend alsnog de speer, maar als de rook optrekt is Mariandl verdwenen.
Als Johan terugkeert treft hij Ingrid overstuur en radeloos aan. Johan vindt meteen een verklaring voor wat er gebeurde: het slot werd van buitenaf geopend met een ijzerdraad en een bijtend zuur deed de rookwok ontstaan. Toch beseft Johan dat Christl inderdaad in gevaar is. Ingeborg wil vertrekken en beveelt Rudolf alles klaar te maken voor het vertrek, hoewel Johan haar aanraadt te blijven omdat het gevaar enkel maar groter wordt door te gaan reizen. Het volgende moment komt Rudolf binnengestormd met de melding dat alle paarden dood liggen in de stalling. Johan constateert meteen dat ze vergiftigd werden. Alle personeelsleden vluchten weg uit bijgeloof, enkel Johan en Rudolf besluiten te blijven. Ingeborg en Christl wordt uit veiligheid een uitgangsverbod opgelegd en Johan en Rudolf besluiten ’s nachts om beurten te waken. Overdag verkent Johan de omtrek van de hoeve, zonder resultaat echter. Terwijl Christl speelt in een ommuurd gedeelte van de tuin houdt Ingeborg toezicht, met een speer binnen haar bereik. Wanneer er plots geritsel klinkt in de klimop langs de muur, blijkt het Rudolf te zijn, die sluipende voetstappen hoorde rond het huis, maar niemand zag.
Het is al avond, en Johan is nog niet terug. Johan is onderweg op het kamp van de zigeuners gestoten waarover Christl vertelde, die hem weten te vertellen dat ze Mariandl gezien hebben bij de rivier. Johan gaat op zoek en vindt ook Mariandl, pratend met een man die hij echter niet kan zien. Wanneer hij Mariandl nadert steekt ze plots haar handen in de lucht en wil Johans paard niet meer verder. Johan heeft meteen door dat Mariandl overal giftige plantesappen gegoten heeft en door het gras in brand te steken, kan Johan door de giftige kring breken. Johan bereikt snel de oever, maar ziet Mariandl wegvaren op een vlot. Johan volgt nu de voetstappen van de man die naar een grot leiden, die echter leeg lijkt te zijn. Johan besluit dan maar terug te keren naar de Reigershoeve, maar onderweg stoot zijn paard zich aan een scherpe steen, waardoor Johan te voet verder moet, met het paard aan de teugel. Johan moet halsbrekende toeren uithalen op een rots, en na een misstap stort Johan naar beneden. Als de zon opkomt is Johan nog altijd bewusteloos.
Op de Reigershoeve weet Christl dat ze in gevaar is, en ze besluit weg te vluchten. Ze verschalkt Rudolf en loopt met Fuxi in het woud. Al vlug verdwaalt Christl en als Fuxi een konijn achterna rent, moet ze het hondje volgen. En dan staat Christl plotseling oog in oog met Mariandl, waarop het meisje wegvlucht. Mariandl achtervolgt het meisje en drijft haar naar de rotsen, tot ze uitgeput blijft liggen. Mariandl rijdt nu naar de Reigershoeve, waar Ingeborg ondertussen merkt dat Rudolf verdwenen is. En als ze haar huis binnen gaat, ziet ze plots Mariandl aan haar tafel zitten, die haar zegt dat Christl in haar macht is en dat ze morgen haar wraak zal voltrekken. Ingeborg wil Mariandl nog met een mes neersteken maar valt door de emoties flauw.
Ondertussen ontwaakt Johan uit zijn verdoving en ziet dat zijn paard aan een steen staat te snuffelen. Onder die steen ziet hij een pop zitten die Christl voorstelt en valkhoepels en valkkappen. Meteen weet Johan dat Rudolf mee in het complot zit en hoe Mariandls voorspelling volbracht zal worden: een valk duikt altijd omlaag en klauwt altijd eerst naar de ogen. Als Johan de Reigershoeve bereikt is het reeds laat en hij besluit met Ingeborg Christl te gaan zoeken. Pas bij het ochtendgloten bereiken ze de rotsen, waar Christl zich bevindt. Christl is ondertussen ontwaakt tussen de rotsen, maar als ze opnieuw Mariandl ziet zet ze het opnieuw op een lopen. Langzaam maar zeker slaagt Mariandl er in het meisje naar de Rijnoever te drijven.
Ondertussen zijn Johan en Ingeborg dichterbij gekomen en ze zien Mariandl en Rudolf Christl opwachten. Rudolf vindt Mariandl echter te ver gaan en weigert nog mee te werken en de valk los te laten. Hierop ontstaat een schermutseling aan de rand van de afgrond, waarop beiden naar beneden storten. Beiden overleven de val niet, maar de valk is zijn leren kapje kwijtgeraakt en gaat op zoek naar zijn prooi. Christl vlucht onder de rotsen, en haar hondje Fuxi valt de valk aan, maar wordt al vlug buiten gevecht gesteld. Wenend buigt Christl zich over haar hondje, terwijl de valk opnieuw aanvalt. Maar net op tijd doorboort een pijl de valk. De pijl kwam van een zigeuner, de vader van het kind dat Christl redde, die uit dankbaarheid Christl redde. Fuxi herstelt vlug en na een verblijf op de Reigershoeve zwerft Johan opnieuw verder.
Dit verhaal begint mysterieus: de dame in het zwart, die Mariandl blijkt te zijn, en de plotse verschijning van Mariandl voor Ingeborg. Maar al vlug vindt Johan voor die mysteries een oplossing, en is de rode draad door het hele verhaal inderdaad de voorspelling die Mariandl deed, met bijhorende vraag: hoe zal Mariandl die voorspelling doen uitkomen? Want meer dan wat trucjes lijkt Mariandl niet te gebruiken. Vooral die geheimzinnigheid zorgt ervoor dat dit een goed verhaal geworden is. Het enige spijtige is dat er geen verklaring wordt gegeven voor het feit dat Gundar inderdaad de dag na volle maan stierf, zoals Mariandl voorspeld had.
Dit album kent vooral een rustige opbouw, waardoor het verhaal ietwat aan de trage kant lijkt te gaan. Er gebeurt ook vrij veel in dit verhaal, maar toch worden enkele aspecten niet echt uitgewerkt, zoals de spanningen tussen Ingeborg en Rudolf, waaronder bv de scène waaein Ingeborg Rudolf beschuldigt geld te stelen en het uiteindelijk zelfs voor bewezen acht. Ook zie je al van ver aankomen dat Rudolf op de één of andere manier betrokken is bij de plannen van Mariandl. Het personage van Rudolf mocht trouwens ook iets meer uitgewerkt worden, want naast zijn betrokkenheid in het complot heeft Rudolf niet veel rol van betekenis in dit verhaal.
En Johan tenslotte blijkt niet in goede doen te zijn in dit verhaal: hij vertrouwt Rudolf blindelings, vindt pas na dagen een spoor van Mariandl dankzij de zigeuners, hij slaagt er niet in Mariandl te achtervolgen, hij misstapt zich op de rotsen, en ook Christl redden van de valk lukte niet (ook hier moest een zigeuner inspringen). Nog een geluk dat zijn gezonde verstand wel werkte, door de oplossing te vinden voor de voorspelling en de trucjes van Mariandl te doorzien.
De tekeningen tenslotte zijn mooi en sfeervol.
1971
In het woud heeft Johan een vijandige ontmoeting met de Duivel en de Dood. Het blijken Balor en Heinz, als dusdanig verklede leden van een bont toneelgezelschap te zijn. Johan maakt ook kennis met de andere leden van de groep: Wilhelm, de leider van het gezelschap, Hannelore, zijn knappe dochter en Kurt, de gebochelde dwerg. Hij gaat in op hun verzoek om mee naar de jaarmarkt te gaan om daar samen met hen als luitspeler op te treden.
Als Johan na de optredens over de markt wandelt, merkt hij dat een mooie jonkvrouw lastig gevallen wordt door een krachtpatser. De Rode Ridder grijpt echter kordaat in en verneemt van de jonkvrouw dat zij op zoek was naar de toneelspelers om in de burcht van haar vader op te treden. Johan keert terug naar het kamp van de toneelspelers en hoort Balor en Wilhelm een geheimzinnig gesprek voeren. Johan wil Balor volgen om meer te weten te komen maar een mes plant zich net boven zijn hoofd . Kurt, de dader van deze aanslag, spoedt zich naar Wilhelm om verslag uit te brengen. Ook Johan meldt zich vervolgens bij Wilhelm met het verzoek van de burchtheer. Wilhelm aanvaardt met enthousiasme, maar als Johan vraagt waar Wilhelms kompanen zich bevinden, liegt hij vlakaf.
Vervolgens begeeft Johan zich naar Rosemarie om haar het antwoord van Wilhelm te brengen. Hannelore is voor hem bij Rosemarie en brengt haar op de hoogte. Als Johan aankomt, staan de vrouwen, die allebei de nodige belangstelling voor Johan hebben; op het punt om in een ruzie over de ridder uit te barsten. Hannelore gaat weg maar verwittigt Johan om zich de volgende dag niet naar de burcht te begeven.
Als de toneelgroep de volgende ochtend - mét de Rode Ridder - zich naar de burcht begeeft, blijkt Kurt verdwenen te zijn. Johan vermoedt dat hij is weggestuurd met een opdracht. In de stad aangekomen ziet Johan in een herberg twee dode mensen, klaarblijkelijk gestorven van vrees, die de nacht ervoor beroofd werden. Johan verdenkt Balor en Heinz, maar kan niets bewijzen. Ondertussen heeft Kurt zich ongemerkt bij Wilhelm in de wagen gevoegd.
Bij het optreden in de burcht oogst de groep groot succes. Als Rosemarie de toneelspelers persoonlijk feliciteert, blijkt na een handkus haar ring verdwenen te zijn. Als deze zich tussen de snaren van Johans luit blijkt de bevinden, wil de graaf hem laten arresteren. De soldeniers zijn echter niet opgewassen tegen de geoefende ridder. Terwijl Johan probeert stand te houden tegen de gasten van de graaf die zich in het gevecht gemengd hebben, schakelt Kurt hem verraderlijk uit. Met Johan in de kerker slagen de toneelspelers erin om Rosemarie te ontvoeren. Als haar verdwijning de volgende ochtend ontdekt wordt, wil de graaf zijn soldaten de omgeving laten uitkammen. Johan, die de graaf heeft weten te overtuigen van zijn goede trouw, brengt hem echter van dit voornemen af en stelt voor de vraag om losgeld af te wachten.
Even later komt Hannelore aan in de burcht met de eis van Wilhelm om het losgeld voor Rosemarie. Hannelore komt op aandringen van Johan tot inkeer en biecht alles op over het misdadige karakter van de toneelgroep. Wilhelm blijkt haar vader te zijn, Balor en Heinz haar broers. Hannelore, gevolgd door Johan, neemt een zak stenen mee in plaats van goud om de bende te misleiden. Kurt brengt haar echter om in de overtuiging dat zij het goud mee heeft, maar valt zelf door het zwaard van de Rode Ridder.
Johan raakt de bende toch op het spoor en vindt Wilhelm, gewelddadig om het leven gekomen. Wat later vindt hij Balor en Heinz, verwikkeld in een duel om de grote buit die ze in de loop van hun misdadige loopbaan verworven hebben. Hierdoor kan hij Rosemarie ongemerkt bevrijden. Als de broers haar achterna willen, stuiten ze op Johan. De broers vormen echter geen partij voor de ridder en worden gevankelijk mee naar de burcht gevoerd.
Daar wacht een ridder van heer Kendall de Rode Ridder op met een boodschap van Merlijn dat nieuwe gevaren Parcifal, zoon van koning Arthur, bedreigen. De ridder besluit dan ook tot de onmiddellijke terugkeer naar Engeland.
“Met masker en zwaard” is een klassiek en pretentieloos ridderverhaal van de goede tegen de slechte. De ridder komt even een in hachelijke situatie terecht, maar weet uiteraard zijn tegenstanders te verslaan. De uitwerking van de personages en het verhaal is even klassiek: de ontvoering van de jonkvrouw, de slechterikken die onder elkaar om de buit twisten, de vader van Rosemarie als strenge burchtheer ... Rosemarie lijkt even uit het patroon te vallen als ze zich voorneemt de Rode Ridder te bevrijden, iets waarvan men zich kan afvragen of ze daar wel toe in staat is. Haar voornemen wordt terloops in de kiem gesmoord door haar ontvoering.
We krijgen in dit verhaal wel een heel menselijke kant van Johan te zien die niet onberoerd blijft bij de mooie jonkvrouw Rosemarie en het beslist niet onaangenaam vindt om met haar te flirten. De scène met Rosemarie is bij mijn weten de eerste kus van de ridder die we te zien krijgen.
Eén ding komt eerder onwaarschijnlijk over: waarom vraagt een dievenbende een ridder mee in hun gezelschap? Hoogmoed of gewoon een moment van zinsverbijstering?
Dat de Rode Ridder goed met een luit lijkt om te kunnen; is niet abnormaal voor de tijd waarin dit verhaal zich afspeelt. We zien het Lancelot ook doen in “De ring van Merlijn” en “Mysterie te Camelot” bijvoorbeeld. Hier brengt de auteur duidelijk een hoofse kant van de middeleeuwen tot leven. De bekende hertog Jan I van Brabant schreef zelfs gedichten.
Tenslotte verdient dit verhaal het predikaat “scharnieralbum”. In het volgende album, "De Terugkeer", zal het uiterlijk en de kledij van de Rode Ridder een grondige verandering ondergaan.
1971
Na Merlijns dringende oproep, reist de Rode Ridder terug naar Engeland. Hij is vergezeld door Malivar, een vertrouwensman van heer Kendall (zie album "Het Testament"). In Engeland zou een groot onheil voor Parcifal dreigen zo heeft Merlijn voorspeld. Alleen Johan zou het ergste kunnen voorkomen.
Voor de kust zien ze een drakkar. De beide ridders schenken er verder geen aandacht aan en zetten hun tocht verder door de duinen. Ze besluiten in een herberg in de haven nog wat te eten alvorens in te schepen voor Engeland. Plots komt een groep Noormannen de herberg binnen die onmiddellijk mot zoekt met Johan en Malivar. Ondanks de overmacht verloopt de strijd in het voordeel van de twee ridders die hun aanvallers uit de herberg drijven. Malivar wordt tijdens het gevecht echter dodelijk gewond en sterft. Johan spoedt zich naar de steiger waar zijn schip wacht. Het lijdt geen twijfel dat de Noormannen de terugkeer van Johan willen verhinderen.
Wanneer de zon opkomt blijkt dat de Drakkar het schip van Johan achtervolgt. Door een list van Johan weet de bemanning een entering te voorkomen. Zij werpen namelijk vaten olie op het dek van de drakkar en zetten vervolgens het schip van de vikingen in brand. Terwijl de Rode Ridder verder naar Engeland zeilt is Merlijn in Kendalls burcht somber gestemd. Hij voorspelt dat de burcht van Kendall nog diezelfde nacht geplunderd zal worden en in vlammen zal opgaan. Lancelot en Parcifal worden door Merlijn weggestuurd om Johan op te halen. Een stalknecht luister Merlijn en Lancelot af en schakelt Merlijn uit (Merlijns voorspellende krachten konden dit blijkbaar niet voorzien :-).
Inmiddels verschijnen drie Drakkars op de rivier nabij Kendall's burcht en het beleg vangt aan. De stalknecht licht de vikings in over het vertrek van Lancelot en Parcifal en zij zetten de achtervolging in terwijl de burcht geplunderd en gebrandsticht wordt. Merlijn en Yolande van Kendall ontsnappen via een geheime tunnel. Lancelot en Parcifal hebben inmiddels de kust bereikt en zien het schip van Johan reeds naderen als van alle kanten de Vikings opdoemen. Lancelot vecht als een leeuw om Parcifal te beschermen als ook Johan zich in de strijd mengt. De kapitein van Johan's schip (Ogram) weigert zijn bemanning in te zetten in de strijd en Parcifal valt in handen van de Vikings. Lancelot is zwaar gewond. De situatie is hopeloos.
Een zware storm steekt op en een van de Vikings slaat over boord van het schip dat Parcifal vervoerd. Johan redt de Viking en deze vertelt dat Parcifal in opdracht van hun meesteres Apulya naar het eiland Crippen wordt gebracht. Johan sleept Lancelot naar de verwoeste Kendall burcht en ontmoet Merlijn en Yolande. Onder het puin horen ze het gekerm van een gewonde. Het blijkt heer Kendall te zijn, de enige overlevende van het beleg. Als Merlijn hoort van Apulya wordt hem het een en ander duidelijk. Zij blijkt een dochter van een heks te zijn die ooit door koning Arthur naar het Eiland Crippen verbannen werd. Zij wil nu wraak nemen op Parcifal. Merlijn vertelt dat slechts vuur, wind en water verenigd de tovermachten van Apulya kunnen breken. Merlijn ziet de kansen van Johan somber in, maar de toekomst van het land staan op het spel en als iemand parcifal kan redden is het de Rode Ridder natuurlijk.
Johan vertrekt alleen naar het vulkanische eiland Crippen. Apulya blijkt een machtig kreeft-achtig zee wezen, "de grote Krigton", te bezitten. Parcifal wordt geboeid in een grot en moet dienen als voer voor de grote Krigton. Voor de vloed komt moet Johan hem redden. Johan slaagt er (uiteraard) in om Parcifal te bevrijden. Op Merlijn's instructies slaat hij met een grote hamer en houten wiggen een barst in een van de rotswanden. Hierdoor komt lava vrij en een aardscheuring wordt opgewekt. Inmiddels is een zware storm opgestoken. Water, wind en vuur hebben zich verenigd en Apulya's macht is gebroken. De (bijgelovige) vikings stuiven in paniek uiteen als er een enorme vulkaanuitbarsting plaatsvindt. Johan en Parcifal kunnen ternauwernood in hun bootje ontkomen als de grote Krigton roet in het eten gooit en het bootje aanvalt. Johan's zwaard breekt (!) in de scharen van de Krigton. Met een dolksteek op een kwetsbare plek weet Johan de Krigton onder water echter uit te schakelen.
Johan en Parcifal moeten met het kleine bootje Engeland zien te bereiken, maar dobberen een week lang stuurloos in zee. Bijna is alles tevergeefs geweest, maar zij worden uiteindelijk gered door het schip dat Johan naar Engeland voerde. Kapitein Ogram wilde zijn fout goedmaken en ging op zoek naar Johan. Als ze de Engels kust bereiken wachten Merlijn en Lancelot, die van zijn verwonding hersteld is hun vrienden op. In het hele land is een wederopbouw nodig.....ook figuurlijk. "Alle hoop rust op Parcifal om dat te verwezenlijken."
"De Terugkeer" is een verhaal dat ik in mijn herinnering erg goed vond. Minimaal drie sterren dacht ik. Bij herlezing vindt ik toch dat het verhaal hier en daar wat rammelt en onlogisch is.
Het gemak waarmee Merlijn door een stalknecht uitgeschakeld wordt, drie Drakkars bevatten "een enorme overmacht" aan vikings die een machtige burcht binnen no-time binnenvallen. Deze burcht blijkt aan het eind van het verhaal al weer bewoonbaar te zijn (binnen ca. 10 dagen !).
1971
Het verhaal begint met de aankomst van Johan en Lancelot bij de ruïnes van Camelot. Als ze daar aankomen, komt er ook een stoet huifkarren en lastwagens aan met bouwmaterialen en ambachtslieden. De stoet wordt aangevoerd door Merlijn, Parcifal, Kendall en zijn dochter Yolande. Na “De Terugkeer” is het tijd voor de wederopbouw van het land en Merlijn heeft bouwplannen meegenomen om Camelot te herbouwen.
Een aantal arbeiders vindt vervolgens de overblijfselen van de Ronde Tafel, en Johan besluit dat, als begin van de wederopbouw, deze als eerste gezuiverd moet worden.
De volgende ochtend maken Johan en Lancelot een verkenningstocht en ze praten over de bijna voltooide opleiding van Parcifal. Als ze bij een smal bruggetje aankomen en deze willen oversteken, rijdt op de brug een ridder tegemoet, die hen na een gesprek, doorgang verleent door met zijn paard van de brug in het ondiepe water te springen. Johan en Lancelot stellen zich voor aan de ridder en deze blijkt Carlioen van Detmold te zijn. Hij is afgereisd na geruchten over een nieuwe toekomstige koning, en hij stelt dat Parcifal op zijn zwaard kan rekenen. Carlioen rijdt mee naar Camelot en biedt zijn zwaard aan de toekomstig koning aan.
Een groep ruiters komt vervolgens aanrijden en het lijkt op het eerste gezicht een bedreigende situatie. Yolande toont gevoelens voor Parcifal door hem te waarschuwen, maar vervolgens blijken de ridders te zijn gekomen om hun diensten aan Parcifal aan te bieden. In de komende weken scharen zich steeds meer edelen en ridders achter Parcifal, totdat er een onbekende ridder opdoemt. Merlijn maakt duidelijk dat deze ridder niet welkom is, waarop de ridder een zwaard in de Ronde Tafel steekt. De ridder rijdt tot buiten de ruïnes, die inmiddels al weer aardig opgebouwd zijn, en laat een deel van de pas voltooide ridderzaal instorten.
Johan probeert het zwaard uit de tafel te trekken, maar nadat dit niet lukt maakt Merlijn duidelijk dat er zwarte kunst in het spel is. Op het zwaard zijn tekens zichtbaar die aan Baal toebehoren. Het zwaard moet wel geplaatst zijn door Qrandar, de zoon van Baal. Volgens Merlijn kan alleen Excalibur, het zwaard van de overleden koning Arthur, het zwaard onschadelijk maken.
Johan en Lancelot verlaten, na overleg met Merlijn, de burcht onopgemerkt en gaan op zoek naar het graf van Koning Arthur, waar Excalibur begraven ligt. Carlioen bemerkt dit echter en besluit dat ze wel hulp kunnen gebruiken en rijdt ze achterna.
Aangekomen bij het graf ontmoeten ze een groep Moren en deze blijken een overeenkomst met Qrandar gesloten te hebben. Johan en Lancelot worden overmeesterd en tot hun nek ingegraven zodat ze kunnen toekijken hoe Qrandar, die nog niet gearriveerd is, Excalibur zelf komt opgraven. Vier Moren houden de wacht terwijl de rest vertrekt om Qrandar een escorte te verlenen. Carlioen heeft echter gadegeslagen en doodt drie van de vier Moren. De vierde tracht te ontkomen maar wordt achterhaald en moet Johan en Lancelot uitgraven. Excalibur wordt opgegraven en ook vinden ze de kroon van Koning Arthur. In de verte is een stofwolk zichtbaar en ze vertrekken richting Camelot, met Qrandar en de Moren in de achtervolging. Qrandar gebruikt zijn zwarte kunst om de drie ridders te dwarsbomen: Een rustig riviertje wordt een woeste rivier en Johan moet Carlioen redden van een verdrinkingsdood, omdat deze met zijn harnas te zwaar is om boven te blijven. In de bergen zorgt Qrandar voor een lawine en Johan overleeft het maar net, in tegenstelling tot zijn paard. ’s Avonds in het bos vallen de bomen rond de drie ridders om en de ridders steken het bos in brand om te kunnen ontsnappen. Hierna begint het te stormen en vuistgrote hagelbollen vallen op de ridders neer. Lancelot moet zijn paard afmaken en Carlioen rijdt vervolgens bij Johan en Lancelot weg, die denken dat hij hen in de steek laat.
Later, in een bos, overmeesteren Johan en Lancelot twee Moren, en nemen hun paarden af. Hiermee rijden ze voor Qrandar en de Moren uit, maar uiteindelijk worden ze omsingeld. Ze zien nog maar één mogelijkheid, en dat is het gevecht. Hierdoor kunnen ze doorbreken en wegrijden, maar Qrandar laat een ondoordringbare mistbank ontstaan. Plotseling dreunt de aarde, en het blijkt dat Carlioen de Ronde Tafelridders was gaan halen, en deze verslaan de Moren voor deze kunnen reageren. Terug in Camelot vernietigt Parcifal met Excalibur het betoverde zwaard en er ontstaat een feest.
Via de slotgracht kan Qrandar echter de kelders bereiken en daar overmeestert hij Carlioen, van wie hij het harnas aandoet om niet herkend te worden. Qrandar weet gif in de beker van Parcifal te doen, maar het is Yolande die er vervolgens uit drinkt en wordt vergiftigd. Johan ziet hoe Qrandar vervolgens Yolande met een messteek wil vermoorden maar komt tussenbeide en daagt Qrandar uit voor een duel. Johan lijkt te winnen, tot Qrandar met zijn duistere krachten een stenen trap laat instorten waarop Johan zich bevindt. Hij lijkt Johan te verslaan, totdat Carlioen weer opduikt en Qrandar neerslaat en Johan overeind helpt. Qrandar weet vervolgens te ontsnappen, maar het verhaal eindigt goed doordat Yolande ontwaakt nadat Merlijn haar tegengif had toegediend. Qrandar zweert voor zichzelf dat hij zich zal wreken op Johan.
De Excalibur, zoals de titel luidt, vond ik een goed verhaal. Het was spannend om te lezen, en de plot bevat enkele goede keerpunten, zoals de aankomst van de ridders, die eerst een bedreiging lijken te zijn, en ook het vertrek van Carlioen in de penibele situatie tijdens de storm. Het verhaal verdient zeker vier sterren.