1971
Terwijl men op Camelot druk bezig is met de wederopbouw van het rijk van koning Arthur en de bijhorende instellingen, keert Johan terug naar de burcht na een lange tocht. Onderweg heeft hij een ontmoeting met een angstige landbouwer, die hem vertelt hoe zijn stier door een onbekend waterwezen werd meegesleurd. Hoewel het verhaal voor Johan nogal onwaarschijnlijk overkomt, belooft hij de zaak nader te zullen laten onderzoeken. Bij zijn terugkeer te Camelot wordt hij door een bedrukte Merlijn opgewacht, die hem waarschuwt voor de wraak van de duivelse Qrandar, aartsvijand van de toekomstige koning Parcifal (album 51: Excalibur). Speciaal voor deze situatie wordt zelfs de eerste Ronde Tafel-bijeenkomst sinds de dood van Koning Arthur belegd, waarin besloten wordt dat de ridders elk op eigen kracht de Zwarte Magiër zullen trachten te achterhalen. Johan wenst niet tussen vier muren opgesloten te blijven, maar zijn wapenmakkers Lancelot en Carlioen van Detmold staan erop hem te vergezellen.
Koppig en eigenwijs als hij is, besluit Johan alleen de confrontatie met Qrandar aan te gaan, niet wetende dat hij daarmee zijn noodlot tegemoet rijdt. Op zijn tocht komt hij aan in een overvolle herberg, waar een minstreel zijn aandacht weet te trekken met de droeve ballade van de gevangen deerne Astra in de watermolen. Johan nodigt de man uit voor een beker wijn aan zijn tafel en deze verzekert hem dat de ballade op wate feiten gebaseerd is, maar durft in de herberg niet voluit spreken. Johan zoekt hem 's nachts op zijn kamer op, maar dan blijkt hij reeds met de noorderzon vertrokken zijn. Hij heeft echter zijn luit achtergelaten met een verwijzing voor Johan om eens naar de binnenkant van het instrument te kijken. Daarop is een schilderij te zien van de watermolen en een portret van de (hoe kan het ook anders?) beeldschone Astra. Wanneer de ridder ook nog eens gekweld wordt door een nachtmerrie waarin een wanhopige Astra hem om hulp roept, wordt het hem te machtig en nog diezelfde nacht verlaat Johan de herberg om de waarheid achter de ballade te ontdekken.
Onderweg ontmoet hij langs de rivier een paniekerige en doofstomme visser, die hem de weg naar de watermolen toont. Op de uiteindelijke weg naar zijn eindbestemming passeert hij nog langs een waterval, waarhij het gebeente van vee aantreft. Het wordt Johan duidelijk dat er zich langs de rivier onverklaarbare gebeurtenissen afspelen, maar even later wordt zijn aandacht volledig opgeëist door de watermolen, die ook in werkelijkheid blijkt te bestaan!
De Rode Ridder besluit de nacht door te brengen aan de rand van de watermolen, maar 's nachts komt het rad plots in beweging en even later wordt zijn paard door het mysterieuze waterwezen meegesleurd. Daarop klimt Johan langs het rad naar boven en treft tot zijn verbazing één van de dichtgespijkerde ramen open aan. Hij komt terecht in een gerieflijke kamer, waar een maaltijd op hem schijnt te wachten. Johan laat zich deze welgevallen, maar kort daarop wordt hij door vermoeidheid overmand en tijdens zijn slaap wordt hij in de kamer door Astra bezocht, die duidelijk in hem een nieuwe hoop op bevrijding ziet. Wanneer hij terug ontwaakt, vindt Johan een nieuwe maaltijd op tafel en een kanten sluier aan het kleine waterbassin in de kamer. Een klein onderzoek leert hem dat het bassin uitgeeft op een ondergrondse geheime gang en onverschrokken gaat hij hier verder op onderzoek uit.
Intussen zijn Lancelot en Carlioen van Detmold in hun zoektocht naar Johan in hetzelfde gebied terechtgekomen en ontmoeten de doofstomme visser, die echter op miraculeuze wijze plots zijn spraak teruggevonden heeft en de beide heren opzettelijk op het verkeerde spoor zet, wat groot onheil voor Johan lijkt in te luiden!
Johans speurtocht door de geheime gang leidt hem tot bij het waterrad, waarna hij terug naar de kamer keert en daar de tweede maaltijd nuttigt. Weer wordt hij door vermoeidheid overmand en na zijn ontwaken stelt hij vast dat hij vastgebonden is en is overgeleverd aan zijn doodsvijand Qrandar. Eerst vermoedt Johan dat Qrandar de gijzelnemer van Astra is, maar des te pijnlijker blijkt de werkelijkheid: Astra is in werkelijkheid de zuster van de Zwarte Magiër en samen met de minstreel en de doofstomme visser als hun handlangers hebben de zoon en dochter van Bahaal de legende van de watermolen opgezet als een valstrik om hun wraak op de Rode Ridder te kunnen voltooien. Johan zal worden vastgebonden aan het rad en verscheurd worden door het waterreptiel dat door Qrandar afgericht is. Wanneer Johan nog even een moment alleen is, probeert hij nog tot Astra door te dringen, maar de jonge vrouw kijkt onbewogen toe hoe hij door het rad onder water wordt gesleurd. Betekent dit het definitieve en gruwelijke einde van de Rode Ridder?
Wanneer de Rode Ridder dreigt verscheurd te worden door de hagedis, dringt de vreselijke werkelijkheid door tot Astra en met pijl en boog schakelt ze het monster en de visser uit, met wiens dolk Johan zich kan bevrijden en zich bij haar in de watermolen kan voegen. Enkel Qrandar en de minstreel blijven nog over aan de watermolen, maar Qrandar beschikt nog over de roversbende van Joris de Eenarm. Een deel van de bende zal hij gebruiken om de watermolen in te nemen, een ander deel moet afrekenen met Lancelot en Carlioen. Beide ridders hebben intussen door dat ze door de visser op het verkeerde pad werden gestuurd en zijn op hun stappen teruggekeerd. De rovers vallen de watermolen langs verschillende kanten aan, maar worden uitgeschakeld door de pijlen van Astra en de vuisten van Johan, hoewel hij gewond is aan zijn rechterarm. Nadat ze vaststellen dat ze zeven makkers in de strijd verloren hebben, dreigen de boeven te muiten, maar een goed gevulde beurs met goudstukken brengt hen op andere gedachten. Johan en Astra beseffen dat de volgende dag de beslissing zal brengen en brengen in de belegerde watermolen hun eerste liefdesnacht door. Astra hoopt dat haar liefde voor Johan bij hem de herinnering aan haar vroegere wraaklust zal uitwissen.
Inmiddels lopen Lancelot en Carlioen in een donker bos in een hinderlaag van de roversbende en net op het moment dat zij als gevangenen voor Qrandar gesleept zullen worden, worden zij ontzet door een sterke afdeling van ridders van de Ronde Tafel. Een boef biecht het hele plan op van Qrandar, waarna de ruiters een wedren beginnen tegen leven en dood.
Aan de watermolen heeft Qrandar een nieuw plan uitgewerkt om Johan en Astra in handen te krijgen en stelt tot zijn vreugde vast dat het waterreptiel nog in leven is. Op het moment dat hij bij het krieken van de dageraad de ultieme aanval voorbereidt, wordt zijn roversbende totaal verrast door een stormaanval van de ridders. De duivelsprins slaagt er nog in om via de geheime gang door te dringen in de molenkamer en valt Johan met zijn zwaard in de rug aan. Astra voorvoelde deze aanval blijkbaar en werpt zich onbaatzuchtig voor Johan, waarna de Rode Ridder er in zijn woede in slaagt om Qrandar te ontwapenen en hem het water in mept. Daarin wordt Qrandar verscheurd door het dier dat hij zelf heeft afgericht.
In de molenkamer speelt zich op dat moment het zonder twijfel meest tragische moment in de hele reeks van de Rode Ridder af: de zwaardslag die Astra voor Johan opving, bleek dodelijk te zijn en met een innige kus neemt de blonde schoonheid afscheid van Johan. Johan zelf is totaal gebroken door het drama en met veel pijn en moeite overtuigt zijn wapenmakker en boezemvriend Lancelot om hem en de andere Ronde Tafelridders terug naar Camelot te vergezellen. Op hun terugweg stellen ze vast dat het waterreptiel bezweken is aan de verwonding, die het werd toegebracht door de pijl die Astra op hem had afgeschoten.
Na de terugkeer op Camelot zondert Johan zich volledig af van zijn vrienden en tracht zijn verdriet alleen te verwerken. Lancelot en Merlijn, zonder meer zijn beste vrienden in zijn Ronde Tafel-periode, maken zich ernstig zorgen over zijn gemoedsgesteldheid en de wijze tovenaar besluit om het antwoord voor het probleem in de sterren te lezen. "Tijd heelt alle wonden, maar voor Johan staat de tijd stil!" luidt zijn conclusie en daarom adviseert hij Johan om terug te keren naar Vlaanderen, waar hij vergetelheid zal vinden. Lange tijd kijkt Merlijn de vertrekkende ridder nog na en met het laatste deel van deze laatste Camelot-trilogie in de oude reeks komt er een 'definitief' einde aan de avonturen van Johan in het Engeland dat tussen mythe en geschiedenis zweeft...
Zonder twijfel hoort deze laatste aflevering van de laatste Camelot-trilogie in de oude reeks naar mijn mening tot de top-vijf van de Rode Ridder-albums en op het gebied van tragiek is het gewoon het beste album ooit in de reeks verschenen. Natuurlijk heb je ook het roerende afscheid tussen Johan en Galaxa in De Toverspiegel (album 58), maar daar weten beide geliefden tenminste nog van elkaar dat ze leven en elkaar binnen een bepaalde tijd zullen terugzien. Het verlies van Johans eerste echte geliefde en zijn 'definitieve' vertrek uit Engeland vormt het ideale einde van zijn engagement bij de orde van de Ronde Tafel en daarom is het jammer dat deze prachtige episode uit de Rode Ridderreeks voor een groot stuk wordt teniet gedaan door de terugkeer van een nep-Arthur in latere albums. De belevenissen rond Camelot en de Ronde Tafel vormen een boeiend onderwerp om over te schrijven, maar soms blijft een diamant mooier schitteren wanneer je ze ruw laat en niet verder tracht te bewerken.
Het mysterieuze karakter en het dramatische gehalte van dit verhaal zijn tekenend voor de Rode Ridder-albums tussen nummer 50 en 70 en daarom behoren zij dan ook tot de beste van de reeks. Een dergelijke pessimistische toon vind je ook terug in albums als De koraalburcht (55), De toverspiegel (58) en De IJzeren Hand (59) en dat spreekt mij enorm aan.
Twee fasen in dit verhaal zijn op het gebied van diepgang en intensiviteit zo sterk dat ze in latere albums maar moeilijk geëvenaard werden. Vooreerst is er natuurlijk het bijzonder droeve afscheid van Astra, zonder meer het meest tragische moment in de reeks ooit en op de tweede plaats komt de wijze raad van de oude Merlijn aan de gebroken Johan, die zo echt de rol van een liefhebbende vader op zich neemt. "Hou op met jezelf te kwellen! In Camelot wegen herinneringen als de jouwe zwaar... Een lange reis... Keer terug naar je vaderland... Daar zul je vergetelheid vinden!" zijn woorden die bijblijven en in latere albums later genoeg nooit meer echt in zulke sterke mate terugkwamen. Karel Biddeloo had de verwerking van Johans rouwproces in andere albums nog verder kunnen uitwerken dan enkel een kleine vermelding in het begin van De samoeraï (53), maar met een triestige en depressieve Rode Ridder waren de fans waarschijnlijk niet gediend.
Gelukkig voor Johan komt hij enige albums later zijn echte grote geliefde tegen (Galaxa), maar jammer genoeg voor beiden kunnen ze nooit veel tijd met elkaar doorbrengen. Als Astra het er in de watermolen levend van had afgebracht, had ze meer tijd kunnen doorbrengen met Johan, maar dan was hij misschien eerder een soort saaie hofridder op Camelot geworden. Anderzijds verdient Johan misschien eerder een vrouw als Galaxa, want bij haar was het duidelijk liefde op het eerste gezicht, terwijl Astra in de loop van het verhaal een metamorfose doormaakte van een wraakzuchtige feeks tot een liefdevolle en toegewijde minnares. Het arme kind heeft echter veel goed gemaakt door tweemaal het leven van Johan te redden en bovendien bij de tweede redding haar eigen leven af te staan. Zou Galaxa dat over hebben voor Johan?
Er blijven een aantal vragen bestaan rond de herkomst van Astra. Zij wordt omschreven als de wraaklustige zuster van Qrandar, maar in de loop van het verhaal komt haar goede kant boven en evolueert zij bijna tot een goede fee. Van Qrandar was bekend dat hij de zoon was van de Prins der Duisternis, die in gemeenheid zijn vader op zijn minst evenaarde (persoonlijk beschouw ik Qrandar als de meest doortrapte vijand die Johan ooit tegenover zich heeft gehad, want zelfs Bahaal zou zijn eigen dochter of zuster misschien niet zomaar afslachten), maar we moeten aannemen dat Bahaal ergens ooit een goede kant heeft gehad, vermits hij een mooie en liefdevolle dochter kon voortbrengen. Het zou natuurlijk best kunnen dat Astra meer aarde naar haar moeder, maar de vraag is dan ook wie de moeder van Qrandar en Astra was.
Vermits Biddeloo in de Kronieken van Merlijn de afkomst van Bahaal meer heeft verduidelijkt (als de doortrapte Naamloze Ridder), zou het misschien ook eens de moeite waard zijn om een of meer albums te wijten aan de afkomst van Astra. Zou het misschien kunnen dat zij, hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt, de dochter is van Bahaal en een of andere goede Fee?
1972
Op zoek naar vergetelheid heeft Johan Camelot verlaten en keert naar Vlaanderen terug. De tragische dood van Astra (De Watermolen) heeft Johan diep geschokt. Het schip waarop Johan reist vergaat in een storm. Johan redt zich door naar een nabij schip te zwemmen en gaat aan boord. De bemanning is niet van plan de geboeide slaven van hun ketenen te ontdoen en Johan grijpt in. Onder de slaven bevindt zich de Japanner, Yorimoto, een meester in de Japanse vechtkunsten zo blijkt al gauw. Samen bevrijden ze een aan boord gevangen gehouden jonkvrouw voordat het schip vergaat.
Het drietal spoelt aan op de Vlaamse kust. Yorimoto blijkt een Japanse Samoerai te zijn die in ongenade verviel en als slaaf verkocht werd. De jonkvrouw is Clarissa de dochter van een Venetiaans handelaar te Brugge. Zijn concurrenten, machtige Spaanse en Franse kooplui ("de Gildebroeders") huurden piraten om haar te ontvoeren en zo haar vader onder druk te zetten. Johan en Yorimoto nemen de taak op zich om Clarissa naar haar vader terug te brengen. Al gauw worden ze achterna gezeten door een corrupte waterschout en zijn soldeniers, maar Johan en Yorimoto maken korte metten met dit stel. Clarissa wordt ondergebracht in een nabij klooster en onze helden gaan op zoek naar haar vader. Diverse spionnen zijn Johan en Yorimoto echter op het spoor. Ondertussen smeed Yorimoto bij een plaatselijke smid zijn eigen samoerai zwaard en krijgen we een lesje in Japanse smeedkunsten.
Yorimoto's uitspraken zijn soms hilarisch en geven het verhaal een komische noot. Tegen een ontdekte spion: "Uw haast is begrijpelijk. Ik kan uw optreden tot mijn spijt echter niet goedkeuren !" Een grappig voorval is verder als Yorimoto en Johan op een markt bij een slagerij de kracht van hun zwaard meten op een varkens karkas. Johans zwaard komt niet verder dan 1/3 van het karkas. Waarna Yorimoto met één houw van zijn zwaard het complete karkas in tweëen klieft, waardoor de hele marktkraam bijkans instort. Als de slager het tweetal met zijn slagersmes te lijf gaat concludeerd Yorimoto droog: "Ik stel een snelle verplaatsing voor, Johan !".
Inmiddels worden premiejagers geronseld door handlangers van de Gildebroeders en wordt Emiliano de Saros, Clarissa's vader, gedwongen de voorwaarden van de Gildebroeders te onderteken. Als echter een boodschapper van De Saros binnenkomt met het nieuws van de schipbreuk van Clarissa's schip weigert hij vooralsnog. De Gildebroeders zetten nu alles op alles om Clarissa terug te vinden.
Johan en Yorimoto ontsnappen aan de eerste hinderlaag en doden diverse huurmoordenaars. Een andere groep ontdekt inmiddels Clarissa's verblijfplaats in het klooster en ontvoeren haar. Johan en Yorimoto ontsnappen ook aan een tweede hinderlaag van de huurmoordenaars. Na ondervraging horen ze van het complot van Clarissa's ontvoering uit het klooster en dat zij inmiddels vervoerd wordt naar Damme. Weer een paar leuke teksten van Yorimoto. Als de gevangene ervandoor wil gaan, "?...een pijnlijk misverstand. De gevangene wil ons niet langer gezelschap houden." Als hij hem vervolgens laat struikelijk, "Lopen is vermoeiend en overbodig! Wat denkt u van een rustpauze in het gras ? " Je blijft lachen met onze Japanse vriend.
Hierna gaat Yorimoto met de soldeniers van de inmiddels door de Abt ingeschakelde graaf, richting Brugge om Clarissa's vader te informeren en de aanklacht tegen de Gildebroeders in gang te zetten. Johan vertrekt alleen om Clarissa te gaan verlossen.
Van een boodschapper hoort Clarissa's vader van de acties van Johan en Yormioto en dat Clarissa nog leeft maar inmiddels wel weer in handen is van de Gildebroeders. Er zit niets anders op dan hun eisen in te willigen. Net voordat De Saros de eisen van de Gildebroeders wil ondertekenen valt Yorimoto met de soldeniers binnen en worden de Gildebroeders ingerekend. Yorimoto gaat vervolgens op zoek naar Johan die Clarissa wil bevrijden. Johan wacht inmiddels bij de stadspoort van Damme op de komst van de huurmoordenaars die als reisende monnikken zogenaamd melaatsen vervoeren. Net voor Johan in wil grijpen is ook Yorimoto ter plaatsen. Ook nu weer een aantel kreten van Yorimoto die echt komisch zijn. Als de monnikken Yorimoto aanspreken met "opzij man! Wij vervoeren een melaatse en..." antwoordt Yorimoto, "Ja! Ik ben trouwens hier om de zieke te genezen...En ik denk, dat uzelf ook verzorging zult nodig hebben, achtbare heren !"
Het vervolg ligt natuurlijk voor de hand en Johan en Yorimoto hakken de huurmoordenaars in de spreekwoordelijke pan. Clarrissa wordt herenigd met haar vader en de Gildebroeders worden veroordeeld tot levenslange verbanning uit het land en schadeloosstelling van De Saros. Opmerkelijk mild van de Graaf trouwens, hoewel....de Gildebroeders moeten al hun bezittingen aan De Saros overdragen. Een voorbeeld voor de huidige rechtspraak als je het mij vraagt. Yorimoto blijft in dienst als lijfwacht van Clarissa en haar vader en Johan beantwoord "eens te meer" de roep van het avontuur en rijdt onbezorgd de horizon tegemoet.
Nog een mooie quote, als Johan vertrekt - Johan: "Het ga je goed Yorimoto. Ik zal je missen. Je hebt alles om een uitmuntende ridder te zijn, kerel !" waarop Yorimoto antwoordt, "In mijn geboorteland zou je een groot Samoeraï geweest zijn, Johan !".
Een sterke RR aflevering. Middeleeuwse actie met een goed scenario en ook nog een komische noot. Mooie tekeningen en nauwelijks taal-/tekstfouten (samouraï i.p.v. samoeraï in strook 67). Hoewel ook "De terugkeer" en "Excalibur" sterk waren komt Biddeloo zowel qua tekenstijl als verhaaltechnisch vanaf deze aflevering erg goed op dreef vind ik.
1972
Moorse invallers maken Zuid-Europa onveilig en Johan besluit die kant op te reizen. In de Pyreneeën redt hij een herderin uit de handen van drie lichtzinnige broers Alvarez. Het komt tot een treffen en Alvarez broertjes ontdekken dat met deze noorderling niet te spotten valt. Hun zuster, Carmelita is net op tijd om het slot van de kloppartij te zien en dankt Johan hartelijk voor deze les. Ze nodigt Johan uit naar haar burcht te komen.
Daar krijgt Johan het onmiddellijk aan de stok met de kok die het jongetje Jimeno een pak slaag wilde verkopen. Johan slaat de kok naar buiten, tot groot vermaak van de drie Alvarez broers. Carmelita vertelt Johan over het dreigende Moorse gevaar en dat haar burcht niet meer in staat is die dreiging het hoofd te bieden. Op hulp van de edelen uit de buurt hoeft ze niet te rekenen. Haar broers hebben zich daar onmogelijk gemaakt. Johan sluit vriendschap met Jimeno die hem vertelt over de kluizenaar Don Fernando. Hij staat in verband met Roeland, de ridder van de legendarische keizer Karel de Grote die bij de bergpas van Ronceval in een Moorse hinderlaag liep. Maar door op zijn hoorn te blazen wist hij Karel te waarschuwen zodat deze nog kon afrekenen met de Moren. Don Fernando houdt zich schuil bij de bergpas en gelet op de nieuwe Moorse dreiging wil Johan met hem spreken.
De ontmoeting verloopt erg stroef, Don Fernando blijkt ondanks zijn leeftijd een uitmuntend zwaardvechter. Pas als Johan vertelt van zijn vriendschap met Jimeno draait de kluizenaar bij. Don Fernando voorspelt dat de Moren opnieuw dood en verderf zullen zaaien. Even later zien ze door de bergpas al een groep vluchtelingen naar het noorden trekken. Johan vraagt de Alvarez broers de mensen op te nemen in hun burcht, maar ze willen alleen op zijn verzoek ingaan als Johan zich aan een levensgevaarlijke durft te onderwerpen. De Rode Ridder aarzelt niet en wint. Intussen rekent Don Fernando af met enkele Moorse verkenners en doet de Moren geloven dat de geest van Roeland nog rondwaart en korte metten met hen zal maken zodra ze zich bij de bergpas van Ronceval vertonen.
Intussen wordt de Alvarez burcht in staat van verdediging gebracht en Johan krijgt de Alvarez broers zelfs zover dat ze de vluchtelingen leren omgaan met wapens. Er komt zelfs hulp van een jeugdvriend van de Alvarez broers. Hij brengt een legertje boogschutters mee. De andere edelen uit de streek blijven echter afzijdig. Ze hebben wel een legermacht verzameld maar weigeren de Alvarez burcht bij te staan. De broertjes hebben het verbruid en moeten zichzelf maar redden.
De eerste stormloop van de Moren op de burcht wordt teruggeslagen. De Alvarez broers slaan echter aan het drinken en dobbelen omdat het vechten hen niet interesseert. Maar als de Moren hun zus neerslaan worden ze pas echt boos en slaan ze als woestelingen op de Moren in. Toch verloopt de strijd in het voordeel van de Moren. Don Fernando hijst zich in zijn wapenrusting en blaast op de legendarische hoorn van Roeland. Dan mengt hij zich in de strijd. Vlakbij hebben de overige edelen uit de streek de hoorn ook gehoord. Ze aarzelen, totdat er één opspringt en met zijn ruiters uitrukt naar de Alvarez burcht. De rest volgt dan ook. Ze komen juist op tijd en bezorgen de Moren een bloedige nederlaag. Door deze overwinning zijn de verhoudingen in de streek weer hersteld. Don Fernando neemt zijn plaats als burchtheer weer in en de Alvarez broers zullen zich voortaan netjes gedragen. En Johan zet zijn zwerftocht voort.
De historische overheersing van het Middeleeuwse Spanje door de Moren vormt de achtergrond van dit verhaal. Nadat het thema "Koning Arthur" min of meer uitgewerkt was, werden eind zestiger en begin zeventiger jaren andere historische en/of mythologische thema's in de Rode Ridder verhalen verwerkt, zoals bijvoorbeeld in albums 45 (de hamer van Thor), 46 (de Lorelei) en 47 (de weerwolf). In deze verhalen speelt de klassieke strijd tegen de onderdrukking steeds de hoofdrol en vormen de historie en de mythologie de achtergrond van het verhaal.
Dat resulteert in dit geval in een bijzonder geslaagd album waarin spanning en humor elkaar afwisselen. De Alvarez broers hangen ondanks de dreiging voortdurend de clown uit en hun grappen blijven ook na velen keren herlezen leuk. Opvallend is dat ook nu weer een belangrijke rol is weggelegd voor een zelfbewuste vrouw: Carmelita. Zij speelt een rol in de Middeleeuwen, en zeker in tijden van crisis, normaliter niet voor vrouwen was weggelegd. Het maakt het verhaal des te interessanter. Overigens blijft de relatie tussen Johan en Carmelita vrij oppervlakkig en dat is in veel albums meestal anders.
Verder blijft het verhaal dicht bij wat je van een klassiek ridderverhaal mag verwachten en ver verwijderd van het "magic and sorcery" dat in de jaren negentig prominent naar voren kwam. Een lezer die van dergelijke moderne elementen houdt, zal dit waarschijnlijk album niet zo waarderen. Persoonlijk houd ik er wel van. Bovendien is het verhaal, zoals gezegd, spannend en humoristisch met verschillende leuk uitgewerkte personages.
1972
Op een rotsachtige kust merkt Johan toevallig het wrak van een galjoen op. In het wrak ontdekt hij slierten zeewier die naar het ruim leiden. Enkele vissers vertellen hem dat er regelmatig wrakken aanspoelen zonder enig spoor van lading noch bemanning. Zij verwijzen hem naar vrouwe Iris, die in de nabije burcht woont in gezelschap van haar kleine zusje Sigrid. Iris bestempelt de vertelsels als bijgeloof, net zoals een andere fabel: op de zeebodem zou zich de Koraalburcht bevinden, waarin de zeeheks Murena woont, die heerst over de zeeduivels: half-mens half-vis gedrochten.
Johan blijft in de burcht overnachten, maar wordt wakker geschreeuwd door Iris: zij werd in haar slaapkamer bedreigd door Murena, die wil dat Johan het slot verlaat. Johan vindt enkel een spoor van zeewier terug en een amulet in de vorm van een oester. Tegen de ochtend verschijnt Merlijn in een visioen aan Johan en laat hem het amulet openen, waarin zich de steen van het kwaad bevindt, die toebehoort aan Murena.
Johan rijdt de volgende dag naar een herberg. Het embleem van de herberg is een argant: een reusachtige octopus. De waard vertelt Johan dat de arganten in feite vrienden van de mensen zijn omdat zij reeds menig drenkeling gered hebben. Plots betreden een aantal in pijen gehulde mannen de herberg in het gezelschap van een jonge vrouw. Al gauw beginnen de geheimzinnige mannen te vechten met de herbergbezoekers, tot Johan orde op zaken stelt.
Later die dag bemerkt Johan de jonge vrouw nabij een scheepswrak. Opeens wordt ze gegrepen door een argant die haar het water insleurt - onverklaarbaar, want normaal vallen arganten geen mensen aan. Met zijn zwaard kan Johan haar bevrijden, en voor hij het bewustzijn verliest merkt hij op de zeebodem de Koraalburcht op. Hij wordt gered door vissers en herstelt in de herberg, waar hij door een visioen van Merlijn net op tijd ontwaakt om een aanslag van de zeeduivels af te slaan. Ze ontvoeren in hun vlucht de jonge vrouw, en Johan achtervolgt hen tot aan een vastgelopen schip, waar de zeeduivels de opvarenden overvallen. Johan staat de bemanning bij, maar resteert als enige overlevende op het moment dat Iris met haar garnizoen de overblijvende zeeduivels verjagen. De jonge vrouw is echter verdwenen.
In de burcht blijkt dat tijdens hun afwezigheid Sigrid werd ontvoerd door Murena. Via een verschijning laat Murena weten dat ze Sigrid wil ruilen tegen de steen van het kwaad. Nog voor de avond heeft het hele garnizoen de burcht verlaten: zij werden omgekocht door Murena. De kapitein overleeft een gevecht met Johan niet, en met zijn laatste woorden waarschuwt hij Johan dat er hem een hinderlaag wacht in de geheime gang naar de Koraalburcht.
Die avond ontmoeten Johan en Iris op de kustrotsen Murena en de gegijzelde Sigrid. Nadat Murena het amulet met de steen van het kwaad krijgt van Johan, verdwijnt zij met Sigrid in de golven. Daarop lopen Johan en Iris de geheimzinnige jonge vrouw met de haar vergezellende mannen in pijen tegen het lijf. De vrouw weet waar de Koraalburcht is. Ondanks hun wantouwen laten Johan en Iris zich overtuigen om haar door de geheime gang naar de Koraalburcht te volgen. Daar haalt de jonge vrouw Sigrid te voorschijn. Wanneer Johan opmerkt dat de mysterieuze vrouw het amulet draagt, ontmaskert zij zichzelf als Murena! De geheimzinnige mannen laten hun pijen vallen: het zijn zeeduivels!
Ondanks hevig verweer moet Johan zwichten voor de overmacht, waarbij hij ernstig gekwetst wordt. Wanneer Johan het aanbod van Murena om deelgenoot te worden van de steen van het kwaad afslaat is het lot van hem, Iris en Sigrid bezegeld: zij worden geboeid in een kamer van de Koraalburcht gelegd, waar de vloed hen weldra zal verzwelgen. In de kamer is een raam, waarachter de arganten zich verdringen omdat ze mensen opgemerkt hebben. De gevangenen kunnen zich bevrijden, en Johan overtuigt Iris en Sigrid om te ontsnappen; zelf is hij immers te zeer verzwakt. Met zijn laatste krachten versplintert hij het raam, waarop de arganten de Koraalburcht binnenstromen en korte metten maken met hun aartsvijanden Murena en de zeeduivels.
Op de rotskust wachten Iris en Sigrid tevergeefs op Johan, tot ze een argant bemerken die voorzichtig het roerloze lichaam van Johan op de rotsen legt. Na een spoedig herstel in de burcht zegt Johan Iris vaarwel en rijdt langs de rotskust de einder tegemoet.
In dit verhaal wordt voluit voor het fantastische en mysterieuze gegaan: de Rode Ridder krijgt te maken met visioenen en verschijningen, gedrochten met menselijke trekken, reusachtige octopussen met intelligentie, en een onderwaterburcht, die geen onbekende is in de mythologie. Het is allemaal redelijk overdonderend en tevens profetisch voor veel latere Rode Ridder-verhalen. Toch wordt er met deze ingrediënten nergens overdreven, al is het soms wel op het randje.
Iris is tevens haar tijd in de Rode Ridder-verhalen vooruit omdat zij een wulpse verschijning is, alhoewel alles binnen de perken blijft, dus veel minder uitgesproken dan bijvoorbeeld in de recente verhalen. De arganten boezemen door hun reusachtigheid ontzag in en spelen een stilzwijgende doch belangrijke rol, die beangstigend wordt vanaf het moment dat de jonge vrouw de zee wordt ingesleurd. Je weet dat ook deze arganten waarschijnlijk een kwade rol vervullen, waarmee dit verhaal met tegenstanders als Murena, de zeeduivels en de arganten bijna gedoemd lijkt om slecht af te lopen. Pas wanneer de jonge vrouw als Murena wordt ontmaskert kan men zich realiseren dat de arganten vijanden zijn van Murena en de zeeduivels.
Over het hele verhaal hangt een nadrukkelijke duisternis, goed in de verf gezet door de enscenering op de sinistere rotskust. Ik zou de sfeer van dit verhaal kunnen vergelijken met enkele donkere Britse zwart-wit films uit de jaren veertig en vijftig, waar weinig hoop uitstraalt maar wel veel vaart in zit. Weliswaar overleven Johan, Iris en Sigrid dit verhaal ongedeerd, toch kan niet gesproken worden van een happy end omdat de dreigende sfeer bij het afscheid blijft overheersen, en daarmee voor een bijna tastbare triestheid zorgt als einde.
De tekeningen zijn van een goed niveau, vooral in het begin van het verhaal. Hierbij kan ik concluderen dat dit een van de betere Rode Ridder-verhalen is.
1972
Het paaldorp aan de rand van het moeras ligt er rustig en doodstil bij. Toch niet helemaal, want een donkere gedaante sluipt dichter en giet z’n drinkbus leeg in de vergaarbak. Johan, de Rode Ridder is echter niet ver uit de buurt van het paaldorp en merkt een druïde op. Voor hij bij hem komt heeft de zwarte gedaante al toegeslagen, de druïde is dood. Z’n laatste woorden zijn o.a. Alruinman en gevaar voor paaldorp. Wanneer Johan het paaldorp bereikt, krijgt hij een niet zo aangename verrassing van formaat. Gerwina, een vrouw die in een hut verblijft, overmeestert Johan bijna. Voordat ze wou toeslaan, vertelde de de rode ridder dat hij geen kwaad in de zin had. Gerwina vertelt aan Johan haar verhaal. ‘’Boarbas, haar genadeloze vijand en slavendrijver van het dorp, die alle mensen als slaven gebruikt waaronder haar verloofde Baldwin. De ander belangrijke tegenstander is de legendarische kwelgeest uit het moeras, bekend als de ‘’Alruinman’’. Hij leeft en regeert over het hele moeras en bewaakt zorgvuldig de mandragoraplant. Deze plant bevat sap om de mensen van hun ziekten te verlossen. Nadat Gerwina haar verhaal heeft verteld, vertrekken ze beiden door het moeras naar de mandragoraplant. Hun tocht verloopt alles behalve vlekkeloos. Voor ze vertrokken, pleegde de Alruinman immers nog een aanslag door Gerwina’s hut in brand te steken. Onze held en zijn vrouwelijke gezel weten gelukkig te ontkomen en trachten de Alruinman uit te schakelen. Dat laatste lukt echter van geen kanten. Doordat deze ‘bad guy, zo snel en lenig is, schudt hij z’n achtervolgers makkelijk af en weet hij zich te verstoppen in het moeras. Johan en Gerwina trekken vervolgens door het moeras waar ze allerlei hindernissen en valstrikken moeten overwinnen. Vanop een korte afstand bemerkt de Alruinman dat het tweetal halt heeft gehouden omwille van een flinke regenbui. De schurk wil toeslaan, maar door zijn nonchalance geeft hij de rode ridder de kans het gevaar op te vangen. Hierdoor is Johan op zijn hoede en weet hij de Alruinman in een eerste treffen af te houden. Gerwina stelt voor de achtervolging in te zetten, maar Johan beslist dat het een list is en vindt dat de Mandragora prioriteit is. Wanneer de regen over is, trekken de twee dapperen verder. Uiteindelijk komen ze aan het eiland waar de mandragora groeit. Ze moeten alleen maar door het water om het eiland te bereiken.
In het water zit echter een monsterachtig reptiel dat een paar lekkere hapjes mensenvlees wel ziet zitten. Johan maakt het dier onschadelijk en zonder verdere hindernissen bereiken ze de hut met de mandragora’s. Johan en Gerwina beginnen ’s nachts bij volle maan aan het bereiden van de kruidendrank van de mandragoraplant. Een ijselijke kreet van de plant weerklinkt wanneer een mandragora wordt ontworteld. Alruinman heeft het lawaai uiteraard ook gehoord en haast zich naar onze helden. Gerwina is ongeduldig en terwijl Johan het mandragorasap bereidt, vertrekt Gerwina naar het dorp waar Baldwin en de ander slaven zijn. Baldwin weet mee te ontsnappen. Boarbas is woedend en regelt een grootscheepse aanval voor morgen. Ondertussen arriveert de Alruinman bij de hut waar Johan verblijft. In het beslissende treffen tussen Johan en de Alruinman kan er maar één levend uitkomen. Gerwina en Baldwin komen er ook aan. Gerwina redt haar verloofde van een zekere dood door de pijl van de Alruinman op te vangen. Johan, die uit het moeras is geraakt, daagt de Alruinman uit voor het laatste treffen. Woedend valt de schurk aan en in de verwarring valt hij op de punt van Johan’s zwaard.
De Alruinman is niet meer. Johan redt Gerwina met het sap van de mandragora’s. Boarbas en zijn handlangers worden door Johan en de slaven in de pan gehakt. Het dorp is van het kwade verlost en op het einde zet Johan zijn zwerftochten verder. Baldwin & Gerwina staren hem nog na want aan hem hebben ze hun geluk te danken.
Na het vorige ‘zee’pareltje ‘’De Koraalburcht’’ krijgen we totaal een ander album voorgeschoteld; ‘’Mandragora’’. ‘’Mandragora’’ bevat een goede mix van avontuur, actie en rustige momenten. De schurken Boarbas en Alruinman zijn prima. Vooral Alruinman is een mooie en originele creatie en weet één van de geduchtste tegenstanders van de rode ridder neer te zetten. Ook bevat dit album wat mysterie en een boodschap: sap van de mandragora’s kan levens redden. Dat laatste zagen we ook al in de film ‘’Medicine Man’’ met Sean Connery. Onze conclusie: voor ieder rode ridderfan is deze strip een lust. ‘’Mandragora’ mag dan weliswaar geen klassieker zijn zoals ‘’De Toverspiegel’’, ‘’Het Beleg Van Crowstone’ of ‘’Ninja’’, toch is dit een zeer aangenaam, fijn en spannend album.
1972
Tijdens een van zijn zwerftochten belandt de Rode Ridder in een verlaten en uitgestorven streek. In een nabijgelegen woud ontmoet hij een ridder met een zilveren zwaan als wapenschild. De zwaanridder vertelt aan Johan dat hij zich in het rijk van Koning Romberius bevindt. Maar het rijk van de Koning wordt geteisterd door de Discipel van de Nacht.
Johan hoort het verhaal hoe de dochter van de Koning, Iljona, verliefd werd op de jonge beeldhouwer Adelbert. De beeldhouwer vereeuwigde hun liefde in een marmeren beeld van de twee geliefden. Maar in de marmeren rug van Adelberts beeld steekt een dolk. De dolk is daar aangebracht door de Discipel van de Nacht, die afgewezen werd door Iljona. Sinds de dolk in het beeld steekt, is Adelbert verlamd. Intussen werd Iljona door het Zwarte Vendel, de handlangers van de Discipel, naar de verboden berg ontvoerd. Yspar de zwaanridder gaat nu proberen Iljona te verlossen. De Rode Ridder wordt door Yspar tegengehouden om mee te gaan. Wel ziet Johan dat de berg omgeven wordt door een felle schittering. Johan besluit de burcht van Koning Romberius te gaan bezoeken.
Onderweg wordt Johan aangevallen door een handlanger van de Discipel. Maar een versterking uit de koninklijke burcht grijpt in. Later ontmoet Johan in de burcht Adelbert (die zich in een middeleeuwse rolstoel voortbeweegt), de zorgzame heelmeester van het kasteel en Koning Romberius. De Rode Ridder verneemt dat al velen geprobeerd hebben Iljona te bevrijden, maar niemand slaagde daarin. Niet veel later keert een zwaargewonde Yspar terug van de verboden berg. Enkele ridders van Romberius hadden hem blind ronddolend door het landschap teruggevonden. Yspar raadt Johan af om naar de berg te gaan. Niet veel later sterft hij.
De Rode Ridder bereidt zich toch voor om de berg te gaan onderzoeken. Voor hij vertrekt vraagt hij Adelbert om een portret van de Discipel te tekenen. De Discipel blijkt Qrandar, de zoon van Bahaal, te zijn! Tijdens dit gesprek ontdekt de Rode Ridder dat de heelmeester alles afluistert. De heelmeester is een spion van Qrandar. Door zelfmoord te plegen zorgt de heelmeester er voor dat hij geen bruikbare informatie aan Johan kan loslaten. Op dat moment valt het Zwarte Vendel ook nog eens de burcht van Romberius aan. Na een hevige strijd wordt het Vendel verslagen. Van een van de gevangenen verneemt Johan dat de berg bewaakt wordt door vliegende monsters, de Serplano's.
Johan gaat op onderzoek uit bij de verboden berg. Verstandig als hij is, raapt hij voorzichtig wat poeder, dat de felle glinstering bij de berg veroorzaakt, op. Na wat ravotten met enkele Serplano's keert Johan terug naar Romberius. Hij stuurt het geheimzinnige poeder per ijlbode naar Camelot, waar good old Merlijn gevraagd wordt het poeder te onderzoeken.
Intussen lijken de Serplano's bezig met een offensief tegen Romberius & Co. En dus wordt de burcht aangevallen. Dit zint Johan totaal niet en in de burcht worden voorbereidingen gemaakt voor een laatste strijd tegen de monsters. In de ochtend vertrekt een karavaan richting de verboden berg. De groep is niet kinderachtig met het arsenaal wat gebruikt wordt voor de tegenaanval. Met behulp van grote katapulten en slingerwerktuigen worden de Serplano's overtuigend verslagen. Tevreden keert de expeditie terug naar de burcht, waar nu het wachten is op de uitslag van het poederonderzoek van Merlijn. Per postduif komt er bericht uit Camelot. Het poeder schijnt een onbekend erts te zijn met dodelijke eigenschappen. Slechts met gebruik van een loden harnas kan men de stralingen van het gevaarlijke poeder weerstaan.
Op de top van de berg lijkt Qrandar zeker van zijn macht. Aan Iljona vertelt hij dat hij ondanks het verlies van het Zwarte Vendel en de Serplano's nog altijd een geheim wapen heeft. Toch kijkt hij verschrikt op als hij Johan in een door Adelbert vervaardigd harnas de berg ziet beklimmen. Voor Qrandar het moment om zijn laatste wapen in te zetten. Een groot vliegend monster gaat de strijd aan met de Rode Ridder. Johan verslaat het monster en Qrandar wordt 'toevallig' geraakt door een laatste stuiptrekking van z'n monster. De zoon van Bahaal en de moordenaar van Astra (zie 'De watermolen') is dood. Maar hoe komen Johan en Iljona nu terug? Het harnas is door het monster vernield. Johan maakt van de vleugels van het monster een soort voorloper van een delta-vliegtuig. Na een goede vlucht worden Iljona en Adelbert weer verenigd. Door ook nog de dolk uit het marmeren beeld van de twee geliefden te trekken, verbreekt johan de vloek en kan adelbert weer lopen. Voor de Rode Ridder is dit het geschikte moment om afscheid te nemen en zijn zwerftochten voort te zetten.
De Verboden berg is eigenlijke een perfecte mix tussen de oude verhalen van Willy Vandersteen (nummers 1 t/m 43) en de verhalen van Karel Biddeloo (nummers vanaf 44). Het is een uitgebreid scenario, maar nergens wordt het te uitgebreid. In het album treden veel verschillende personages op, die allen even nauwkeurig beschreven en uitgedrukt worden. Er worden geen onlogische uitwegen in het verhaal gebruikt, iets wat in de huidige verhalen nog wel eens het geval is. Het verhaal is ook goed opgebouwd. Eerst een inleiding over hoe de zaken er voor staan, dan een mislukte poging van de zwaanridder, vervolgens het onderzoek en de strijd tegen het Vendel en de Serplano's, waarna in de climax wordt afgerekend met het vliegende monster en Qrandar.
De tekeningen zijn ook super in dit verhaal. Veel stroken worden tot in de kleinste details uitgewerkt. Het enige minpuntje bij dit verhaal is dat een deel van de tekeningen op de laatste pagina's door een andere tekenaar (vermoedelijk Eduard de Rop) zijn gemaakt. Als er in een album één tekenstijl gehanteerd wordt, blijft de sfeer van het verhaal beter behouden dan nu het geval is. Een apart feit is trouwens dat er voor de ingekleurde versie uit 1984 een andere cover werd gebruikt dan bij de eerste druk uit 1972.
1972
Tegen zonsondergang nadert Johan een oude Keltische ruïne. Alvorens zich ten ruste te begeven inspecteert hij de bouwval. Plots bemerkt hij in het aangrenzende woud een lichtschijnsel. Meteen loopt hij er heen, en merkt al snel dat het een bende rabauwen is die zich rond het kampvuur verzameld hebben. Hun aanvoerder Boggolt neemt het woord en vertelt zijn manschappen het verhaal van de Keltische ruïne. De spiegel der geheimen die zich in de burcht bevond gaf zijn eigenaar, de sterrenwichelaar Kuroda en zijn discipelen ongekende krachten. Niemand kon de burcht veroveren. Nu leven Kuroda en zijn gezellen niet meer. De spiegel echter zou zich nog in de ruïne bevinden. Boggolt is van plan om zich meester van de spiegel te maken.
Johan weet genoeg en tracht ongehinderd te verdwijnen. Het maanlicht steekt daar echter een stokje voor! Boggolt geeft bevel Johan te doden. Meteen zetten zijn manschappen de achtervolging in. Johan weert zich met felle zwaardhouwen, maar een boogschutter dreigt hem te treffen. Plots verschijnt een oude man, die bezwerend zijn armen opheft. De rovers schrikken zich rot. Terwijl enkelen al willen terugkeren, besluit een boogschutter het spookgehalte te testen. De oude man wordt getroffen, maar geeft geen kik, het signaal voor de rovers om zo snel mogelijk op te krassen. Nauwelijks zijn de rovers weg, of de oude man zakt in elkaar. Met zijn laatste woorden maakt hij zichzelf bekend als de laatste discipel van Kuroda. Hij bewaakte jarenlang de spiegel, hopende dat een man als Johan zou opdagen. Hij geeft Johan instructies om naar de spiegel te gaan en er Galaxa, de goede fee te bevrijden. De man sterft en krijgt een laatste rustplaats van Johan.
Na enige twijfel besluit Johan toch de burcht eens nader te onderzoeken. Hij daalt de trappen af, naar de ondergrondse gewelven, waar hij het graf van Kuroda vindt. Johan knielt om de inscripties beter te kunnen lezen. Plots zakt de bodem onder hem weg, Johan maakt een zware val en is een tijdje buiten bewustzijn. Als hij bijkomt, merkt hij dat er geen uitweg is. Hij volgt een lichtschijnsel en komt aan een deur omgeven door lichtgevende zwammen. Meteen maakt hij de deur vrij. Na de zware klus beginnen de dampen van de paddestoelen echter vat op hem te krijgen. Hij valt in slaap. Tegen middernacht ontwaakt hij weer, de deur is open. Voorzichtig gaat hij binnen, voor hem, “De toverspiegel”. Hij kijkt in de spiegel en bemerkt er zichzelf. Zijn spiegelbeeld spreekt tot hem, en daagt hem uit een kijkje te nemen aan de andere zijde van de spiegel. Een ogenblik later verschijnt een ander beeld op de spiegel, Galaxa, de fee van het licht. Meteen slaan de vonken over, Johan belooft Galaxa zijn zwaard en onvoorwaardelijke trouw.
Het is dan ook even verschieten wanneer een draak Galaxa hardhandig vastneemt en meevoert. Johan ontwaakt terug in de kamer, voor de deur. Het was een droom, maar als een bezetene werkt hij de deur verder vrij en gaat de kamer binnen. Na enige aarzeling stapt hij de spiegel binnen en bevindt zich in een lange gang. Hij bemerkt sporen van de draak en weet dat hij op de juiste weg is. Aan het einde van de gang doemt een grot op. Wanneer hij de paddenstoelen die er groeien nader wil bekijken hoort hij het beuken van hamers en houwelen. Meteen volgt hij het geluid en komt in een andere sectie van de grot terecht. De kamers worden er verlicht met lichtgevende kristallen. Kleine mannetjes werken er als bezetenen om de kristallen uit de wand te houwen. Elfen brengen de losgemaakte kristallen dan weer weg.
Bij het bemerken van Johan zetten de dwergen het op een lopen. Wanneer Johan de naam Galaxa uitspreekt komen de dwergen tot rust. Ze vertellen hem dat Galaxa door de draak Gorgontar gevangengehouden wordt. Om de vraatzucht van het monster te stillen moeten de dwergen de kristallen brengen. Een grote zandloper geeft het tijdstip aan, wanneer de oogst van de dag volledig moet zijn. Johan besluit er Gorgontar met zijn zwaard op te wachten. De draak nadert en valt Johan aan. Johan weert zich echter kranig en jaagt het monster op de vlucht. De dwergen geven Johan een bloem mee, die zal openen wanneer hij in de buurt van Galaxa komt. Meteen zet Johan koers richting draak en Galaxa. Na een lange zoektocht openen de blaadjes zich. In een spelonk vindt hij de vastgeketende Galaxa. Haar ogen kunnen Johan tijdig waarschuwen voor een aanval van de draak. Een kort maar hevig gevecht betekent meteen het einde voor Gorgontar. Galaxa werpt zich in Johan’s armen. Plots stijgen vanuit het lijk van de draak vreemde dampen op. Een figuur wordt zichtbaar. Het is Bahaal, die ondanks zijn dood in andere lichamen kan terugkeren. Eens te meer biedt hij Johan aan om aan zijn zijde te strijden. Johan weigert, en Galaxa laat haar macht zien, de hellevorst wordt letterlijk weggeveegd. Voor Johan en Galaxa breekt een gelukkige tijd aan, ook de dwergen zijn bijzonder opgetogen. Galaxa neemt hen mee naar hun woonplaats, een klein paradijs, onkwetsbaar door invloeden van buitenaf. Galaxa is echter ongerust, ze kan haar kleine rijk nooit verlaten en vreest dat Johan op een dag zal vertrekken. Johan is echter zodanig weg van zijn grote liefde, dat hij dat er allemaal voor over heeft. Er volgt een groot feest, waarin gegeten en gedanst wordt. Bij het zien van een standbeeld van Kuroda vertelt Galaxa Johan, dat hij de spiegel bouwde die twee werelden met elkaar verbond. Wanneer zijn burcht belegerd werd zorgden Galaxa en de dwergen voor de bevoorrading. Meteen beseft Johan dat de rovers ook op zoek waren naar de spiegel, zij kunnen elk ogenblik de spiegel vinden en het rijk betreden. Johan houdt de wacht aan de ingang. De kabouters komen hem aflossen en hebben een gong bij, die ze zullen luiden wanneer er gevaar dreigt. Johan haast zich naar zijn geliefde, die in zak en as zit. Ze heeft een slecht voorgevoel.Plots luidt de gong. De dwergen weten de aanvallers even op afstand te houden. Johan komt ter plaatse en de strijd neemt in hevigheid toe. De aanvallers worden door een pijlenregen uitgeschakeld. Echter, de rovershoofdman wordt niet getroffen en dreigt Johan met een mokerslag te doden. Galaxa springt door de spiegel en tovert de knots om in een bloementuil. Johan krijgt weer een kans en schakelt de rovershoofdman na een fel gevecht uit. Uit dit lijkt duikt Bahaal weer op, Johan heeft een duurbetaalde overwinning behaald, hij is zijn geliefde Galaxa kwijt. Meteen belooft hij ook niet meer te rusten alvorens Johan uitgeschakeld is. Johan neemt de uitdaging aan en zweert overal en altijd Bahaal te zullen bestrijden. Hierop verdwijnt Bahaal. Er volgt nog een laatste hartstochtelijke kus, waarna Galaxa verdwijnt. Ze belooft Johan echter onder verschillende gedaanten steeds contact met hem te houden. De spiegel barst, Johan komt terug tot de harde realiteit, hij moet zijn tocht verder zetten, met een levensgevaarlijke vijand op de loer, en een verloren liefde!
Ongetwijfeld een van de mooiste en meest memorabele rode ridderalbums. Wie was er in zijn jeugdjaren niet verliefd op Galaxa. Het is tevens een pakkend verhaal van een liefde die niet mocht zijn. Moed en zelfopoffering. Karel bracht een origineel liefdesverhaal dat de toekomst van de gehele rode ridderreeks zou veranderen. Goed en kwaad zouden voortaan pertinent aanwezig zijn. Magie en demonen zouden meer en meer de hoofdrol gaan spelen.
Een sleutelalbum van uitzonderlijke kwaliteit. Prachtige tekeningen, een waanzinnig mooie Galaxa en een onervaren Johan, wat de liefde betreft. Overigens, dit album mocht niet goed aflopen, want dan zou Johan voorgoed zijn zwaard aan de spelonk gehangen hebben.
1973
De rode ridder komt in een Oostelijk gebied terecht en volgt een rotskust .Daar zoekt hij naar de stad Gymmir. Hij laat zijn paard achter en vat een beklimming aan.Eindelijk ziet hij de stad. Tijdens de afdaling blijft Johan verrast staan.
Hij hoort mannen praten die in een hinderlaag te liggen voor ene Sidarta, in opdracht van hun meester Kyrach; heerser van de stad Gymmir. Een krijger mort waarom zij Sidarta de eenzame zwaardvechter moeten doden? Johan nadert hen ongemerkt, maar plots wordt hij toch ontdekt enwordt in de rug aangevallen. Johan laat zich niet doen! Plots valt één van de krijger hem in laf de rug aan maar hij laat zich niet verrassen en gooit hem weg op de andere krijger die hals over kop naar beneden rolt.
Hierdoor vluchten de krijgers naar de kust. Johan zet zijn tocht verder maar onderweg ziet hij talrijke spleten en kloven. Uit één daar van ziet hij een schaduw! Toch besluit Johan verder te rijden en kort daarna is hij aan de poort van de stad. Johan merkt dat hij juist op tijd binnen was want men was net van plan de poort te sluiten.
Een poortwachter ziet een ruiter! Het is Sidarta en in opdracht van de kapitein sluit de wachter de poort. Zo komt Sidarta voor een gesloten poort terecht, plots gaat deze vooralsnog open! het is onze held die Sidarta helpt binnen te geraken. Hierop vluchten ze samen weg voor de nachtwacht en zoeken onderdak in een herberg. In de herberg wordt het eensklaps stil als ze binnen komen. Ze zetten zich neer en Sidarta vertelt zijn levensverhaal aan Johan. Sidarta vraagt Johan tevens om bijstand tegen Kyrach en de Forgallers de onderaardse wezens uit de spelonken.
Tegelijker tijd bij Kyrach, die ziedend van woeden is voor de ontsnapping van de rode ridder en Sidarta!
Kyrach ontbiedt de zwarte magiërs en stuurt hen mee met de nachtwacht om Johan en Sidarta te gaan zoeken. Een van de magiërs ontdekt hen en de soldaten zetten de aanval in. Het tweetal krijgt echter onverwachte hulp van een vrouw. Hierop vluchten ze met z’n drieën naar de woning van Culuhan, de witte magiër in de stad. Deze laatste stuurde zijn dochter Miurah te hulp. Culuhan, die tevens tegen het bewind van Kyrach is, laat Johan en Sidarta een machine zien die de 'verre blik' noemt. Johan mag het ding eens uitproberen en ziet Kyrach met de zwarte magiërs. Culuhan laat zo van alles zien tot het moment gekomen is om te vertrekken. Zo gaat het viertal naar een muur waar ze een witte krijttekening zien waar ze van Culuhan met hun zwaarden over moeten strijken. De muur in de tekening valt weg en zo komt het viertal buiten de stad terecht.
Wat later zien ze twee strijdwagens met fakkels opdoemen. Ze zijn beladen met kisten. Meteen springen de helden op de strijdwagen waarop ze richting kust rijden. Onderweg komen ze Forgallars die wegdeinzen voor het vuur. Opeens verliest de strijdwagen van sidarta zijn fakkel waardoor er gestopt moet worden. Terwijl sidarta de fakkel haalt wordt Miurah overvallen door Forgallars. Gelukkig is Johan in de buurt, hij doet de Forgallars vluchten.
Zo gaat de reis verder tot de vluchtelingen hun schip bereikt hebben. Meteen wordt de koers gezet, maar al snel merken ze dat ze achtervolgd worden door Kyrach en de zwarte magiërs. Nu gebruikt Culuhan zijn speciale machten om het schip van het viertal onzichtbaar te laten worden. Hierop ontbiedt Kyrach de zwarte magiërs en het lukt hen dankzij een vleugje magie , de list van Culuhan te doen falen.
Johan en Sidarta gebruiken echter een geheim wapen dat een schip laat ontploffen en deze waarschuwing doet Kyrach vluchten.
De zwarte magiërs geven het echter nog niet op en strooien poeder uit waarop ze toverformules roepen. Een schaduw flitst op het water…
Het schip van Culuhan heeft ondertussen zijn doel bereikt en de opvarenden laden alles uit waarna ze de tocht te voer verder zetten. Ze sleuren 2 vaten donderpoeder mee tot ze de tyrmonium mijnen gevonden hebben, die ze willen doen ontploffen. Tegelijkertijd heeft de schaduw het schip van Culuhan bereikt en vernietigt het, wanneer Johan en zijn gezellen terug zijn na hun aanslag gepleegd te hebben.
Wanneer ze in het water gaan om een vlot te bouwen komt de schaduw omhoog! Het is een reuzeninktvis die direct tot de aanval overgaat. Johan gebruikt echter het geheime wapen opnieuw en het monster vliegt uiteen. Hierna maken onze helden alsnog een vlot. Het mag echter niet baten, daar is Kyrach weer! Sidarta weet net op tijd weg te duiken, maar johan, Culuhan en Miurah worden gevangen genomen. Terwijl Johan en Culuhan in het ruim opgesloten worden, wordt Miurah aan de achtersteven gehangen om door de haaien opgegeten te worden.
Wanneer een haai de radeloze Miurah aanvalt duikt Sidarta uit het niets op en redt haar leven. Hierop vallen ze beiden Kyrach aan en gijzelen deze laatste tot Johan en Culuhan bevrijdt zijn. Het viertal vlucht nu, met Kyrach nog steeds als gijzelaar. Wanneer Kyrach vooralsnog weet te ontsnappen zinkt plotseling zijn schip. Alle opvarende worden gedood door de haaien. Hierop kan Kyrach niet anders dan teug te keren naar Sidarta. Wanneer ze terug aan land komen worden ze omsingeld door de soldaten van Kyrach, maar Kyrach heeft nu goede bedoelingen en biedt ze een kans aan op een betere toekomst. Hij vraagt ook Culuhan om hem daarbij te helpen. Culuhan stemt toe en ze keren terug naar Gymmir waar Sidarta en Miurah trouwen. Wanneer het feest gedaan is vertrekt onze held weer op een avontuur…
Een avontuur als geen ander, prachtig tekenwerk en veel, veel magie!
Karel Biddeloo op z'n best!!!
1973
In het steppenland wordt onder een brandende zon een uitgeputte jonge vrouw meegevoerd door een zestal woeste Thughkrijgers. Wanneer de Thughs de jonge vrouw willen aansporen met de zweep, merken ze dat ze bespied worden door een vreemdeling, onze held Johan. Hij wil weten wat de vrouw misdaan heeft. Eens het meisje onthuld dat ze prinses Chimera is en dat ze werd ontvoerd door de barbaren trekt de rode ridder van leer en hakt meedogenloos in op zijn vijanden. Dit wekt een enorme bewondering op vanwege zijn beschermelinge, zeker wanneer er slechts één overlevende kan vluchten. Het meisje vertelt hem dat ze afdwaalde tijdens een jacht en dat ze toen in contact kwam met de Thughs. Johan vertelt haar dat hij uit het noorden komt en dat hij verscheidene vorstendommen op zijn weg gevonden heeft die door de Thughs onder de voet waren gelopen. Tijdens de rit naar Arakos vertelt de prinses hem over de grote onenigheid tussen de zeven steden, die eens hun krachten gebundeld zouden zijn, een enorm en machtig leger zouden kunnen vormen die zo de vloedgolf van Thughs zou kunnen stoppen.
Opeens verschijnt er een woest everzwijn, dat zich aanvallend keert tegen onze held. Op het laatste moment wordt het beest gelukkig geveld door een reddende speer, geworpen door Rojo de vogelvrijverklaarde, die aan het stropen was in het bos. Een ogenblik later verschijnt de voogd van prinses Chimera, Hertog Brakk met zijn jachtstoet die Rojo ondanks zijn goede daad wil gevangen nemen. Toch weet deze laatste te ontsnappen.
Terwijl de stoet terugrijdt naar Arakos maakt de hertog Johan duidelijk hoezeer hij de vrijbuiter haat.
In Arakos heerst een drukte van jewelste en zijn er tal van edelen aanwezig, dit omdat er volgende week op de verjaardag van de prinses een groot toernooi gehouden zal worden en de overwinnaar de hand van de prinses krijgt.
Opeens bemerkt Johan dat er een galg opgericht wordt voor Rojo.
Even later wordt hij voorgeleid aan de heersers van de zeven steden, die zich afvragen of Johan ook naar de hand van de prinses zal dingen in het nakende toernooi.
Wanneer Johan kenbaar maakt dat hij niet deelneemt aan het toernooi zijn er enkele edelen opgelucht, echter in Chimera’s ogen is er teleurstelling te lezen.
De prins van Medina, Egbert beledigt onze held door hem te vragen of hij hen vreest of dat hij de prinses te min vindt als bruid. Een twist die net op tijd gestopt kan worden door de prinses.
Opeens wordt er een zwarte pijl in de kamer geschoten, Rojo is in de stad. Dit doet hij echter om de rode ridder bij hem te krijgen zodat hij hem kan waarschuwen over Thughs die in de stad zijn. De Thughs slagen erin de prinses te kidnappen. Doch treffen zij langs alle zijden soldeniers en zij worden allen over de kling gejaagd.
Hertog Brakk is van mening dat de Thughs handlangers zijn van Rojo en laat hem opsluiten in de kerker. Voor hij opgesloten wordt waarschuwt hij hen dat er enorme Thugh krijgsbenden over de grote vlakte trekken. Hierop krijgt Johan twee dagen de tijd om Rojo’s onschuld te bewijzen.
Achter de rug van Johan zijn de edelen terug samengekomen en beraden zij een smerig plan om zich van Johan te ontdoen alsook om Rojo te sarren en te vernederen. Prinses Chimera heeft echter alles gehoord en slaagt erin onze held tijdig te waarschuwen.
De rode ridder raakt slaags met de huurlingen die Rojo proberen de scanderen en moet door toedoen van de soldeniers de stad onder een pijlenregen verlaten.
De edelen besluiten om zelf achter Johan aan te gaan en zo zekerheid te verwerven betreffende de dreiging van de Thughs. Eens in de vlakte vinden ze de restanten van de huurlingen die compleet in de pan gehakt zijn door de Thughs. Wanneer zij de rookpluimen vaststellen aan de horizon gaan ze behoedzaam uit op onderzoek om aldaar vast te stellen dat er een enorme legermacht in het midden van de vlakte legert.
Nog steeds weigert Brakk Rojo vrij te laten , dit terwijl Chimera hem erom had verzocht.
Ondertussen is de beul aangekomen in de burcht. Wanneer de hertog hem verzoekt zijn kap af te zetten weigert hij beleefd , dit voor zijn eigen veiligheid. De beul wenst eerst uit te rusten en terwijl Chimera hem naar zijn kamer brengt verraad een bloedende beenwonde zijn identiteit , even later komt onze held terug in vermomming naar beneden en gaat de galg inspecteren.
De volgende morgen word Rojo samen met de beul voorgeleid. Terwijl Johan Rojo de strop omdoet verraad hij zijn identiteit en slaagt er in samen met Rojo te ontsnappen.
Even later word alles in gereedheid gebracht voor de veldtocht tegen het leger van de Thughs. In tussentijd zijn Johan en Rojo even verder in het bos in gesprek en komt Johan te weten dat de prinses gevoelens heeft voor hem. Toch verzekert hij Rojo dat hij een oplossing vinden zal.
In de vroege ochtend begeeft het leger der Thugs zich op pad om ten strijde te trekken tegen het leger van Arakos. Maar wat ze niet weten is dat ze daar ook reeds vertrokken zijn voor de veldslag. Onder dat leger bevinden zich ook twee heren met kapmantels, Johan en Rojo.
In een poging indruk te maken op de prinses stormen de edelen in colonne op de vijand af! En laten ze hierbij het leger zonder leiding achter. Hun charge is echter van korte aard wanneer zij op de hoofdmacht stuiten van de Thugs. Een voor een worden de edelen afgemaakt door de woeste Thugs. Ten einde raad wil de prinses zelf het bevel voeren over de legermacht, dit is echter buiten onze held gerekend, als een ware veldheer organiseert hij de aanval en slaagt er zo in de nog overlevende ridders te ontzetten uit hun benarde situatie en Thughs op de vlucht te jagen. Doch voor Hertog Brakk kan geen hulp meer baten, nu hij stervende is krijgt hij berouw van zijn daden en vraagt Johan zijn zwaard. Met zijn laatste krachten slaat hij Rojo tot ridder en vermaakt hem al zijn bezittingen. Even later sterft de man.
Eens teruggekeerd in Arakos zoekt Rojo Chimera op, hij vertelt haar dat hij weet wat ze voor Johan voelt. Wanneer ze echter door het venster kijkt merkt ze op dat onze held vertrekt naar andere oorden. Rojo laat weten dat hij hoopt op een toekomst met haar, zij laat hem weten dat ze eerst tijd nodig heeft om Johan te vergeten. Twee jaar later treden ze ten slotte in het huwelijk en regeerden nog lang en gelukkig over de zeven steden.
Persoonlijk vind ik het een van de beste albums van de rode ridder. Het klassieke verhaal van een jonkvrouw in nood, een naderende veldslag, de boze stiefvader (voogd) en een onwaarschijnlijke romance zijn de ingrediënten voor deze fantastische strip.
1974
Wanneer Johan op doortocht gebruik maakt van de gastvrijheid in de burcht Tanelor, ontmoet hij er de bedlegerige burchtheer Albar, die sedert zijn terugkeer van een speurtocht naar het Sprekende Zwaard nog slechts in wartaal spreekt. De aandacht van Johan wordt getrokken wanneer Albar raaskalt dat Bahaal op zoek is naar het Sprekende Zwaard. Kornos, de zoon van Albar, vertelt Johan dat Albar in een oud perkament het bestaan van het Sprekende Zwaard ontdekte; dit zwaard zou zich ergens in een ruïne aan de andere kant van de woestijn bevinden en zowel de wensen van de eigenaar vervullen als de toekomst voorspellen.
Tegen de zin van Johan vergezelt Kornos hem op de gevaarlijke zoektocht door de woestijn. Ze overnachten bij Ord,een pottenbakker die hen tevergeefs hun voornemen uit het hoofd tracht te praten. Die nacht laat Ord een giftige woestijnspin los in de kamer van zijn gasten. Johan wordt door een manestraal gewekt en kan op het nippertje de spin vermorzelen, maar voor Kornos komt alle hulp te laat. De vluchtende pottenbakker schreeuwt Johan nog de verwittiging toe om hem niet te volgen, zoniet zal Bahaal met hem afrekenen. Johan begraaft Kornos en volgt het spoor van Ord tot hij Zaroah ontmoet, een vrouw die naar eigen zeggen verdwaalde reizigers een onderdak verschaft.
Johan doorziet onmiddellijk dat zij een discipel is van Bahaal, maar laat zich quasi onwetend meetronen naar de Tempel van de Ouden voor onderdak. In de bliksem van een opstekende zware storm lichten de contouren van de tempel onheilspellend op. Johan ontmoet er nog twee andere vrouwen: Acheach en Shih. Zaroah legt uit dat zij er samen de erediensten uitvoeren omdat vroeger op deze plaats het Sprekende Zwaard vervaardigd is. Tijdens het gesprek bemerkt Johan de inderhaast onder een kast weggemoffelde Magische Vijfhoek, het teken van Bahaal. Op dat moment barst boven de tempel de storm in alle hevigheid los. De vrouwen maken van de opschudding gebruik om in een nabij gelegen ruïne weg te vluchten.
Een afgematte Johan dommelt in, maar wordt gewekt door Galaxa. Zij licht Johan in over de drie vrouwen: zij zijn priesteressen van Bahaal, maar Ord is een meer te duchten tegenstander. Vooraleer te verdwijnen maant ze Johan aan om het Sprekende Zwaard te vinden. Die morgen vat Johan zijn zoektocht aan in de ruïne wanneer plots de aarde voor hem opensplijt en het Sprekende Zwaard blootlegt. Voor Johan het zwaard kan grijpen wordt hij echter door de naderbij geslopen Ord buiten westen geslagen. Johan komt tot bewustzijn in de tempel, waar hij vastgebonden aan een pilaar geconfronteerd wordt met Ord en de drie vrouwen.
In een magische vijfhoek prijkt Tintor, het Sprekende Zwaard. Ord en de vrouwen roepen Bahaal op, die triomfantelijk verschijnt en hen opdraagt een golem te kneden uit klei. Deze golem zal dan de geest van Bahaal dragen en samen met Tintor onoverwinnelijk zijn. Bahaal verdwijnt en om beurten houden de vrouwen de wacht bij Johan. Wanneer buiten de kollosale golem wordt voltooid begint Tintor plots te spreken tegen Johan en Acheah: hij zegt dat zijn macht die van Bahaal evenaart. Tevens waarschuwt hij hen voor hetgene dat zich op dat moment buiten afspeelt: Johan en Acheah zien dat een bliksemstraal de golem treft, die daardoor tot leven komt en onmiddellijk Ord vermoordt. Daarna achtervolgt hij Shih tot zij een noodlottige val van de rotsen maakt.
Vervolgens richt de kolos zijn schreden naar de tempel. Door het afgrijselijke schouwspel tot inkeer gekomen wil Acheah Johan bevrijden, maar dit wordt haar verhinderd door Zaroah, die lag te slapen en niets van het gebeurde afweet. Een vechtpartij ontstaat tussen beide vrouwen; hierbij stoten zij een toorts om die de tempel in lichterlaaie zet. Johan kan zich bevrijden en grijpt onmiddellijk Tintor vast om de clash met de binnenstormende golem aan te gaan. Dank zij de kracht en de aanwijzingen van Tintor kan Johan zich de kolos van het lijf houden. Uiteindelijk slaagt hij er in om hem van de rotsen te laten storten, doch de golem werk zich langs de rotsrand terug omhoog. Tintor laat Johan een rotsblok loswrikken waardoor een lawine veroorzaakt wordt die de golem meesleurt en bedelft.
Nog is het niet afgelopen, want Zaroah ruimt het puin en bevrijdt de golem. Haar wacht hetzelfde lot als Ord. Inmiddels wil Acheah Johan bijstaan, maar hij jaagt haar op zijn paard de woestijn in zodat zij het onheil kan ontvluchten. Opnieuw komt de golem tot bij de achtergebleven Johan; het lijkt een uitzichtloze strijd te worden tot Tintor het licht oproept, waarop de donkere wolkenmassa wijkt voor een stralende zonsopgang. Galaxa verschijnt naast Tintor; het was haar geest die over Tintor heerste! Ze laat een stevige ochtendbries opsteken die de golem in stofwolken doet uiteenwaaien. De geest van Bahaal verlaat de golem terwijl Johan en Galaxa elkaar in de armen vallen. Een emotioneel moment later verdwijnt Galaxa met Tintor, maar niet zonder Johan een verrassing na te laten: een prachtige witte hengst. Johan doopt zijn nieuwe paard…Tintor.
De confrontaties die Johan tot dusver met Bahaal heeft gehad laten vermoeden dat we in dit verhaal weer een allesomvattende strijd tussen goed en kwaad tegemoet gaan. Inderdaad, ook deze variante werkt zich weer doelgericht naar de clash between good and evil toe, maar er is meer: Galaxa verblijdt Johan nog eens met haar bevallige verschijning en bovenal is er de manier waarop het kwaad met zichzelf afrekent. De genadeloze wijze waarop Ord en de twee priesteressen door de golem worden uitgeschakeld is onthutsend omdat deze volgelingen Bahaal trouw blijven tot het te laat is; tijdens hun laatste momenten kunnen zij enkel nog het onvermijdelijke ondergaan. Deze op het Monster van Frankenstein geënte gebeurtenissen zijn tekenend voor de deprimerende teneur van dit verhaal; je zou je er zowaar bijna ongemakkelijk bij beginnen voelen - tenzij je kickt op het evilgenre.
Een golem is in de mystiek een kunstmatig gevormde mens en dit metershoge exemplaar straalt een onoverwinnelijke robuustheid uit; met de geest van Bahaal in zich hoeft het niet te verwonderen dat alles en iedereen voor hem moet wijken. De onverzettelijkheid waarmee hij tijdens de eindafrekening telkens weer rechtkruipt om opnieuw Johan te lijf te gaan is indrukwekkend. De genadeslag door Galaxa lijkt daarbij vergeleken op een gemakkelijkheidsoplossing. Daarentegen kan het door haar opgeroepen zonlicht als een opluchting ervaren worden omdat het de eindeloos durende storm en regen verdrijft, en daarmee de verdrijving van de donkere gesel passend visualiseert. Johan houdt aan dit avontuur nog een mooi souvenir over: de prachthengst Tintor.
Toch even een markante schoonheidsfout signaleren: vanaf plaatje 87 wordt Acheah door iedereen Shih genoemd, maar deze legde nochtans in plaatje 83 het loodje. Dit verhaal wordt door de dominerende zwartgalligheid naar een hoger niveau getild en verdient daarmee vier sterren.