1974
"Herhaalde invallen van de gevreesde vikings teisteren Neder-Saksen met nietsontziende wreedheid. Tot de landvoogd een besluit neemt......." Zo begint dit album van De Rode Ridder dat naar mijn mening een van de beste verhalen uit de serie is.
Deze recensie bevat een aantal zgn. "spoilers". Niet lezen dus als je het album nog niet kent !
De landvoogd stuurt herauten naar iedere burcht van de streek om al zijn ridders te verzamelen. Spoedig trekken grote aantallen krijgslieden naar de burcht van de landvoogd aan de kust om zich te verzamelen voor de beslissende veldslag tegen de vikings. Ook Johan heeft de oproep gehoord en is onderweg naar de burcht in Altona als hij een eenzame reiziger ontmoet die hij de weg wil vragen. Het is Od de Sakser die zijn diensten als gids en verkenner wil aanbieden en met Johan meereist. Als het onweert vertelt Od over de dondergod Thor en andere goden van het Noorse / Germaanse godenrijk (Johan : "Ik weet niet veel af van het Germaanse godenrijk, Od. Vertel me meer !" Hierbij moet opgemerkt worden dat de Noorse goden op het vaste land van europa andere namen hadden dan op het Scandinavisch schiereiland. Zo heet Odin bij op het vasteland Wodan en Thor, Donar, PvN).
Als ze in het tentenkamp van de landvoogd Arngrim zijn aangekomen wordt Johan gevraagd om geruchten te onderzoeken van de aankomst van een grote vloot drakars die voor de kust is gesignaleerd. Hij reist af met Od als gids. Ze ontdekken dat de geruchten waar zijn en zien dat de vikings al zijn ontscheept. Johan stuurt Od terug naar het tentenkamp om alarm te slaan en biedt in zijn eentje het hoofd aan de plunderaars. Dit is natuurlijk een hopeloze strijd want de overmacht is enorm. Johan raakt zwaargewond en is stervende (!!) net voordat hulp arriveert. Als hij uitgeput zijn hoofd opricht ziet hij vrouwen op gevleugelde paarden neerdalen in het strijdperk. Het zijn de Walkuren die de dappere gesneuvelden op het slagveld komen halen. Hildegonde, een van de (fraaie) Walkuren ziet Johan. Blijkbaar zijn ze naar hem op zoek want ze roept "Gudrun ! Daar is de uitverkorene !". Johan is echter nog niet dood. De andere Walkuren vinden het hoogst ongebruikelijk, maar Hildegonde handelt onder directe instructies van Odin "himself". Ze geeft Johan het water uit de godenbron en spoedig keren zijn krachten terug. "Je zult ze hard nodig hebben" prevelt ze als ze via de hemelboogbrug "Bifrost" in het Walhalla arriveren. Ook Heimdall, de bewaker van het Walhalla is verbaast door Johans komst, omdat de levenden geen toegang hebben tot het Walhalla. Hildegonde gebiedt hem echter Odin van hun komst te informeren en de poorten van het Walhalla openen zich. Tot Johans verbazing verschijnt daar ook Od de eenogige zwerver. Hij vertoont al snell zijn ware gedaante, die van oppergod Odin ! In de Hal der Dapperen neemt Johan zijn plaats aan Odins rechterhand en zal hem de reden van zijn aanwezigheid onthult worden.
Johan neemt plaats op Odins troon en Odins raven Hugin - de gedachte - en Mugin - het geheugen - strijken neer op zijn schouders. In ruil voor hun wijsheid offerde Odin een oog op. Johan ziet een beeld voor zich van een landschap bedekt met sneeuw en ijs. De vorstreuzen, vijanden van de goden bedreigen alle leven met uitsterven. Zelfs Odin is machteloos. Hij, en de overige goden (zoals Thor) kunnen zich niet rechtstreeks in deze strijd mengen aangezien dit zal leiden tot een totale strijd....De Godenschemering. Er rest slechts één mogelijkheid om de macht van de vorstreuzen te breken. Surtur, de vuurgeest, werd door toverij in een diepe slaap gedompeld en opgesloten in de ijsgrotten. Sutur moet gewekt worden met de magische vuurstenen die bewaakt worden door het monster Urias. Odin heeft Johan uitverkoren, als meest dappere krijgsman (ooit) om deze taak te volbrengen ! Hildegonde is het hier niet mee eens en is teleurgesteld dat Odin gewone stervelingen verkiest boven de Walkuren. Johan voorkomt een crisissituatie en stelt voor dat Hildegonde en Johan samen deze opdracht zullen vervullen.
Johan krijgt de mantel van Odin mee voor zijn opdracht. Deze zal hem beschermen tegen hitte en koude. Bovendien schenkt hij onzichtbaarheid. Hildegonde krijgt de speer van Odin, een magisch wapen dat nooit zijn doel mist. De geringste aanraking van de punt is dodelijk. Hildegonde en Johan worden door Thor gebracht naar de ijsgrotten in het Noorderland. Tijdens hun reis moet Thor nog met zijn hamer, Mjolnir, ingrijpen om een stormreus, Thiassi, te verslaan.
Zodra ze zijn aangekomen ontstaat al direct een rivaliteit tussen Hildegonde en Johan en Hildegonde daagt Johan uit tot een zwaardduel om "eens en voorgoed uit te maken wie hier beveelt". Johan is haar (uiteraard J) al gauw de baas en begint zijn geduld met haar te verliezen. Tijdens het gestoei hoort Johan het geluid van een beer die het tweetal bespiedt. Johan is er zeker van dat dit Urias is.
Ze slaan kamp op voor de nacht en houden om beurten de wacht. Tijdens Johans wacht wordt hij door een hongerige ijsbeer verrast. Hij overleeft de aanval ternauwernood en Hildegonde moet ingrijpen met Odins speer. Als Hildegonde de wacht overneemt wil ze er alleen op uit om Urias te vinden. Johan wordt pas wakker als ze reeds bij Urias' grot is aangekomen. Ze lokt hem uit de grot en het monster verschijnt in de gedaante van een draak. Plots veranderd het monster in een valk en speurt de omgeving af. Hildegonde gebruikt Odins mantel om haar onzichtbaar te maken, maar de valk ontdekt haar voetstappen in de sneeuw. De bewaker van de ijsgrotten stort zich als een reuzen wurgslang op zijn prooi en Hildegonde verkeert in een hopeloze situatie.
Johan is inmiddels op zoek naar Hildegonde, maar kan in de sneeuwstorm geen sporen van haar ontdekken. Als het einde voor Hildegonde nabij is roept ze "Odin sta me bij !" en de magisch speerpunt straalt een schitterend licht. Als bij toverslag houdt ook het sneeuwen op. Nu mengt ook Johan zich in de strijd en Urias transformeert weer tot draak........tot sabeltandtijger. Beiden belanden in een inham van de grond waar de strijd zich voortzet. Als Hildegonde er achteraan gaat ziet ze met afgrijzen Johans bebloede zwaard op de grond liggen. Johan blijkt de strijd echter overleefd te hebben en Urias is uitgeschakeld. Het is aandoenlijk om te zien dat de Walkure haar koppigheid verloren is. "Ik heb je veel last bezorgd...Het spijt me Johan !". "Onzin, je was erg kranig !"
Na een lange tocht door het labyrint der ijsgrotten bereiken Johan en de walkure een uitgestrekte zaal waarin zich de betoverde vuurstenen bevinden. Als Johan de vuurstenen gebruikt springen knetterende vonken te voorschijn waaruit de schitterende gestalte van Surtur, de vuurgeest ontstaat. Onmiddellijk beginnen de ijswanden van de grot te smelten en Johan en Hildegonde vluchten voor hun leven naar de uitgang. Als ze eenmaal ontsnapt zijn breekt ook Surtur uit zijn gevangenis als een laaiende orkaan van vuur. Onmiddellijk smelt alle sneeuw en bij zonsopgang heeft het barre winterlandschap plaats gemaakt voor een stralende lente.
Hildegonde ziet op tegen de terugkeer en Odins toorn voor haar ongehoorzaamheid. Als Johan haar beloofd niets tegen Odin te zullen vertellen bevind deze zich plotseling voor hen. "De edelmoedigheid siert je, Johan ! Maar ik ben reeds op de hoogte !" Voor ongehoorzaamheid kent Odin slechts één straf, de dood ! Johan plaatst zich beschermend voor Hildegonde. "Zou je het wagen je zwaard tegen mij te trekken, Johan ?" Langzaam trekt Johan zijn zwaard, "U dwingt me ertoe Odin". Plots is de gespannen sfeer gebroken als Odin buldert "Bravo ! Ik had geen ander antwoord verwacht. Je ziet Hildegonde, dat ik me niet in Johan vergist heb !"
Tijdens de feestelijke huldiging van de twee helden is Hildegonde treurig als Odin haar verteld dat hij moet terugkeren naar Asgaard, de aarde. Haar vurigste wens is het om Johan te vergezellen, maar Odin staat het niet toe. "Jouw plaats is hier Hildegonde !. Trouwens eens zal Johan naar het Walhalle terugkeren.......voorgoed !"
Hildegonde schenkt Johan een ring als aandenken en als blijk van haar dankbaarheid en waardering. "Dank je Hildegonde. Ik zal er nimmer afstand van doen !" Als Johan drinkt uit de Beker der Vergetelheid spreekt Odin nogmaals zijn dankbaarheid en respect voor Johan uit "Wij zullen nooit vergeten wat je gedaan hebt Johan. Drink nu......vaarwel !"
Johan wordt wakker in een hoeve bij de kust. Een boeren gezin heeft hem na de veldslag tegen de vikings opgenomen en verzorgd. De boer vertelt Johan dat hij in z'n koortsdromen sprak over het Walhalla, Odin, Thor Urias, de walkure. Johan wijt dit aan de verhalen van Od, de zwerver.
Als Johan weer geheel hersteld is neemt hij dankbaar afscheid van de boer en zijn vrouw. "Blijkbaar hebben Ods verhalen door mijn hoofd gespookt tijdens mijn bewusteloosheid....". Verbaast kijkt hij echter naar zijn rechter hand en naar de fraaie ring om zijn vinger...
Ja, ik zei het in het begin van de recensie al. Ik vind dit echt een van de beste rode ridder verhalen uit de serie. Een helden epos in optima forma. De combinatie van de Noorse mythologie, vikingen, romantiek (Hildegonde is een geduchte concurrent van Galaxa als je het mij vraagt), een goed plot en een zeer origineel en mooi einde maken dit een uitmuntend album. Vandaar ook mijn verbazing dat het niet in de top 10 op de site voorkomt. (PS: Helaas vergeet Biddeloo, als ik het goed gezien heb, in de latere albums Johans ring te teken.).
1974
Vlakbij het bedevaartsoord Mont Saint Michel snelt Johan een monnik tegemoet die wordt aangevallen door een reuzenhagedis. Hij overwint het reptiel, maar de monnik is stervende. Met zijn laatste woorden vraagt hij Johan om de abt te waarschuwen: er dreigt gevaar van de vijand wegens een Dodenschip. Op weg naar de abt ontmoet Johan in de dodenbaai een kluizenaar bij een hut. Hij vertelt Johan meer over het mysterieuze Dodenschip: dit zou tijdens nachtelijke stormen de overledenen komen halen, maar degenen die tijdens hun leven teveel kwaad bedreven hebben worden op het strand achtergelaten, wat meteen de naam dodenbaai verklaart. Terwijl een storm opsteekt zet Johan zijn zoektocht naar de abt verder tot hij duizelig wordt van - zo realiseert hij zich nu - de drank die de kluizenaar hem aanbood. Voor hij het bewustzijn verliest merkt hij het Dodenschip op: roerloze witte gedaanten staan stilzwijgend op het dek.
De volgende ochtend ontwaakt Johan en ziet dode lichamen aanspoelen op het strand. Twee ruiters hebben Johan opgemerkt en rijden hem tegemoet : het zijn vrouwe Marivoniq en haar aanbidder, heer Alain. Ze nemen Johan mee naar de burcht van Marivoniq en horen verbaasd van Johan dat er zich een kluizenaar in de dodenbaai bevindt. Op dat moment komt heer Kerrud aan in de burcht. Kerrud is de rivaal van Alain, maar Johan herkent hem onmiddellijk als de kluizenaar. Kerrud ontkent echter alles. Marivoniq stelt voor om met Johan mee te gaan naar de dodenbaai om vast te stellen of zich daar wel of niet een hut van een kluizenaar bevindt. Daar aangekomen wijst Johan haar de exacte plaats aan maar… geen spoor van een hut ! Onverrichterzake keren ze terug naar de burcht. Wanneer Johan opnieuw vertrekt om de abt op te zoeken, vergezellen Marivoniq en Alain hem.
Die nacht woedt er een onweer en bij het ontwaken zien ze dat er zich roerloze lichamen op het strand bevinden. Ze snellen erheen, maar plots richten de lichamen zich op : het zijn dezelfde witte gedaanten als degene die het Dodenschip bevolken. De gedaanten gaan het drietal te lijf en slagen er in om Marivoniq mee te nemen naar het Dodenschip en weg te zeilen. Johan en Alain blijven machteloos achter en moeten aanhoren hoe de bootsman hen toeschreeuwt om Mont Saint Michel niet te verwittigen, zoniet zal Marivoniq het moeten bekopen. Johan wil onmiddellijk vertrekken om versterking op te trommelen, maar Alain slaat hem buiten westen en sluit hem op in een grot om te vermijden dat Johan met zijn aktie het leven van Marivoniq in gevaar zou brengen. Wanneer Johan bij bewustzijn komt dwaalt hij door de grotten op zoek naar een uitweg. Verrast stoot hij op een groep aapachtige wezens, die zichzelf aardgeesten noemen, en Johan terug naar de buitenwereld tot bij het Dodenschip leiden.
Johan zwemt naar het schip en ontdekt tot zijn verbazing dat de witte gedaanten eigenlijk poppen zijn. In het ruim treft hij de vastgeboeide Marivoniq aan. Hij schakelt haar bewaker uit en bevrijdt haar. Ze licht hem in dat Kerrud de bootsman is en het Dodenschip gebruikt om Engelse soldaten naar Frankrijk te smokkelen. Johan poogt het Dodenschip de baai uit te zeilen, maar ze worden opgemerkt door Kerrud, die zijn boogschutters Johan laat bestoken. Het Dodenschip loopt vast op een zandbank en wordt bestormd door de Engelse troepen van Kerrud. Net wanneer Johan dreigt te bezwijken onder de grote overmacht komen de lansiers van Mont Saint Michel, onder aanvoering van Alain en de abt, op de Engelsen ingestormd. Het pleit wordt beslecht in het voordeel van het garnizoen van de abt; hij had uit de boodschap van Alain over de laatste woorden van de stervende monnik opgemaakt dat Mont Saint Michel eens te meer door een Engelse inval werd bedreigd. Naar Kerrud wordt vruchteloos gezocht onder de gevangenen en de gesneuvelden. Ongemerkt heeft Kerrud zich echter aan boord van het wegdrijvende Dodenschip gehesen.
Iedereen keert terug naar de burcht, waar Alain en Marivoniq hun trouwplannen bekendmaken. Even later komen enkele soldaten op bevel van de abt bij Alain en Marivoniq de wacht houden omdat gevreesd wordt voor een wraakaktie van Kerrud. Die nacht vertrekt Johan onder een zware storm naar de dodenbaai om Kerrud te zoeken. In het bliksemlicht bemerkt hij het stuurloze Dodenschip. Wanneer de storm geluwd is wordt door het ochtendlicht het op de klippen gelopen Dodenschip onthuld. Even verder vindt Johan het levenloze lichaam van Kerrud. Johan beseft hiermee dat de legende van het Dodenschip waarheid wordt: de doden die in hun leven teveel kwaad bedreven hebben zullen de ochtend na een storm op het strand worden teruggevonden…
Met de titel van dit verhaal mag je verwachten dat er zich spookachtige toestanden manifesteren. Dit blijkt echter slechts gedeeltelijk het geval te zijn : het Spookschip is wel een bepalende factor, maar het verhaal wordt vooral gedragen door de aanwezigheid van Kerrud. Hij is het immers die zich eerst als kluizenaar en daarna als spook vermomt. Tevens is hij degene die rivaliseert met Alain naar de gunsten van Marivoniq, terwijl hij tegelijkertijd hele scheepsladingen Engelsen naar Frankrijk smokkelt. De aardgeesten vormen een leuk intermezzo in dit verhaal ; eigenlijk had het met hen nog alle kanten kunnen opgaan. Jammer genoeg waren er slechts enkele plaatjes voor hen gereserveerd.
Vooral het begin en einde van dit verhaal zijn veelbelovend : de stervende kluizenaar die Johan mysterieuze woorden over een Dodenschip influistert leidt tot verwikkelingen die gelukkig niet steeds voorspelbaar maar toch weinig verrassend zijn. Het feit dat de bemanning van het Dodenschip poppen blijken te zijn is eerder een ontnuchtering. Wanneer de lansiers van Mont Saint Michel Johan ter hulp snellen in zijn moedige strijd tegen de Engelsen legde ik onbewust de link met enkele beroemde westernscenes. Geef mij dan maar het einde van het verhaal : de Engelsen zijn verslagen, Alain en Marivoniq zitten knus in elkaars gezelschap in de burcht terwijl buiten een storm opsteekt die een voorbode lijkt van naderend onheil ; Kerrud is immers niet teruggevonden en dat geeft aan dat hij hoogstwaarschijnlijk nog een en ander in petto heeft voor onze vrienden.
De tocht van Johan in de gierende storm lijkt het verhaal naar een crescendo te leiden, vooral wanneer het bliksemlicht de aanwezigheid van het Dodenschip onthult op de torenhoge golven. Enigsins teleurstellend is het wanneer Johan het lijk van Kerrud aantreft, er had immers meer in gezeten. Wat wél in zijn plooi valt is dat door het aantreffen van de levenloze Kerrud de legende zichzelf bewijst ; toch nog een mooi orgelpunt.
1975
De Rode Ridder trekt door een bergstreek en wil zijn dorst lessen bij een riviertje. Daar ontmoet hij Valeria, een zigeunerin. Ze leest Johans handpalm en voorspelt dat er bloed zal vloeien indien Johan de streek niet verlaat. Dan vlucht ze weg. Op z'n hoede zet Johan zijn tocht voort en treft even later een groepje soldaten aan dat een jonge vrouw, Ulrika, en haar kleine neefje, Kennir begeleidt. Als ze met een veer de rivier willen oversteken, voegt Johan zich bij hen. Op het laatste moment komt ook een groep bedelaars aan boord. Ze hebben het op Ulrika en Kennir voorzien en halverwege de rivier slaan ze toe. De verraste soldaten worden omgebracht. Johan laat het vlot op een rots te pletter slaan en zwemmend kan hij Ulrika in veiligheid brengen. Kennir is echter te ver afgedreven maar wordt door een grote adelaar uit het water geplukt. Aan de oever treffen ze een overvaller aan. Voor hij bezwijkt onthult hij dat Kennir nu in handen is van een bende. Vanuit het Adelaarsnest hoog in de bergen maken ze de streek onveilig en eisen nu een losprijs voor de jongen.
Johan brengt Ulrika naar het kasteel van haar oom, Baron Cedric. Deze is wanhopig als hij van de ontvoering van zijn zoon hoort. Johan heeft echter een plan en bespreekt dit met Cedric. Hij merkt echter dat hij wordt afgeluisterd, door Valeria. Als Johan haar wil ondervragen vlucht ze weg. Door in de rivier te springen kan ze ontsnappen. Daarop vermomd de Roder Ridder zich en vertrekt richting het Adelaarsnest, even later gevolgd door Ulrika. Hoewel ze van Johan opdracht gekregen had thuis te blijven. In het donker verrast Johan de bewakers van het Adelaarsnest en dringt door tot in het bolwerk. Een bewaker die door Johan K.O. was geslagen en geboeid, ziet echter Ulrika voorbijkomen als hij bij kennis komt. De Rode Ridder heeft inmiddels tot zijn schrik ontdekt dat Valeria de leidster van de bende is. Hij biedt zijn diensten aan maar moet eerst zijn krachten meten met Ruffa, de beste zwaardvechter van de bende. Johan wint maar weigert Ruffa te doden, waarop deze wordt verbannen.
Dan komen de wachters terug die Johan had uitgeschakeld. Ze vertellen van de blonde vrouw. Valeria vermoed onraad en laat haar mannen de Rode Ridder overmeesteren. Ze leest Johans handpalm en herkent de Rode Ridder. Hij wordt opgesloten bij Kennir. Ulrika is intussen ongemerkt het kamp ingeslopen en dringt Johans hut binnen. Dan komt ook Ruffa binnen. Erkentelijk voor het feit dat Johan hem zijn leven gespaard heeft, wil hij hem helpen ontsnappen. Daarop vlucht het viertal weg en sticht brand om de rovers bezig te houden. Maar Korga, de adelaar ontdekt hen. Met al haar manschappen zet Valeria de achtervolging in en achterhaald de vluchtelingen. Het komt tot een treffen waarbij Ruffa gewond raakt en Johan maar ternauwernood stand kan houden. Valeria wil persoonlijk met Ulrika afrekenen, maar ze verliest het duel en beland, wederom, in de rivier. Johan verslaat inmiddels de bende tot de laatste man en als Ruffa weer bij kennis komt vervolgt het viertal zijn weg.
Aan de voet van de berg worden ze opgewacht door Cedric die met al zijn soldaten was uitgerukt toen hij het Adelaarsnest zag branden. Ruffa komt in dienst bij Cedric en Ulrika ontfermt zich over Korga die gewond was geraakt bij het treffen. Er volgt een feest om de goede afloop te vieren. Maar laat op de avond gaat Johan er stilletjes vandoor en vervolgt zijn zwerftocht.
Het Adelaarsnest is een klassiek ridderverhaal dat goed in elkaar zit. Zijn riddereed getrouw bindt Johan belangeloos de strijd aan met de bende van het Adelaarsnest. Het verhaal is spannend en neemt en aantal min of meer onverwachte wendingen, zoals het feit dat Valeria de bendeleidster blijkt te zijn en de beslissing van Ruffa om de Roder Ridder te helpen. Dit is overigens een klassiek Middeleeuws motief: de slechterik ziet zijn fouten in en besluit zijn leven te beteren. Opmerkelijk in dit verhaal is de rol van Ulrika. Ze begint als dame in nood die de bescherming van de Rode Ridder hard nodig heeft. Daarna stuurt ze door haar eigenwijsheid Johans hele plan in de war maar heeft dan toch een beslissend aandeel in de overwinning dankzij haar vastberadenheid. Wat mij betreft een uitstekend album dat ik het volle aantal van vijf sterren waard vind.
1975
Als Johan in Camelot arriveert blijkt de burcht verlaten op Merlijn na, op wiens verzoek Johan naar Camelot is gekomen. Johans vermoeden dat er iets ernstigs aan de hand moet zijn wordt al snel bevestigd: de door Merlijn opgeroepen Galaxa neemt met haar kortdurende verschijning niet alleen Johans neerslachtigheid weg die Merlijn zo scherp had waargenomen, maar ze kondigt ook aan dat er die nacht een "vreselijke strijd tussen goed en kwaad" beslecht zal worden. Merlijn weet er meer van en vult aan dat die strijd zal plaatsvinden in het Nimfenwoud waar de duivelaanbidders (een volgens Merlijn al sinds de oertijd bestaande sekte waarvan de leden tot doel hebben chaos in de wereld te brengen) op hun heer en meester wachten. De duivelaanbidders worden verzameld en geleid door niemand minder dan... Bahaal.
Op weg naar het Nimfenwoud geeft Merlijn meer details over deze plaats (een magisch en weinig bekend gebied, slecht op bepaalde tijdstippen toegankelijk). Johan laat de vermoeide Merlijn achter en arriveert als eerste in het Nimfenwoud waar hij meteen een bosnimf beschermt tegen een duivelaanbidder die op slag verdwijnt als Johan hem aanvalt. Kort daarop volgt een aanval van een tweede duivelaanbidder die door Johan met een zwaardworp wordt uitgeschakeld, maar niet voordat deze kans heeft gezien om op magische wijze boomwortels en takken in Johans nabijheid wurgende eigenschappen te verlenen. Johan en de bosnimf worden door de inmiddels gearriveerde Merlijn (die in het gezelschap verkeert van de overige bosnimfen) met een toverspreuk bevrijd uit dit houtige kluwen.
Johan had van de bosnimf inmiddels al vernomen dat ze moeten zoeken naar de "Kring der Ouden", een verborgen plek in het woud waar runenstenen in een kring staan en waar vanaf het begin der tijden mensenoffers aan de Duisternis werden gebracht. De plek is zó verborgen dat zelfs de bosnimfen de ligging ervan niet kennen, maar ze hebben wel een aanwijzing in de vorm van een voor hen onontcijferbaar perkament waaruit de ligging van de Kring der Ouden te lezen valt. Als Merlijn bezig is het perkament te ontcijferen wordt hem duidelijk dat een in de Kring der Ouden staand griffioenenbeeld (een monsterlijk fabeldier met een gevleugeld leeuwenlichaam en een adelaarskop) de eigenlijke inzet van de strijd is: Bahaal is in staat dit beeld tot leven te wekken met alle rampzalige gevolgen van dien, dus moet het griffioenenbeeld vernield worden voordat Bahaal er bezit van kan nemen. Er valt geen tijd te verliezen, want al snel wordt duidelijk dat dit vóór middernacht moet gebeuren.
Een verrassingsaanval van de duivelaanbidders wordt door Johan en Merlijn met succes afgeslagen waarbij aan het licht komt wie de duivelaanbidders werkelijk zijn: gemaskerde hebzuchtige edelen die met Bahaal samenwerken in ruil voor grotere macht en rijkdom. Door Galaxa's manestralen geleid begeven Johan, Merlijn en de bosnimfen zich op weg naar de Kring der Ouden waarbij ze onderweg opgehouden worden door een monsterlijke spin, een torenhoge boomreus en uiteindelijk door de duivelaanbidders zelf die tot het uiterste bereid zijn om tijd te winnen voor Bahaal - en met succes. Johan baant zich een weg tot bij het beeld maar het is telaat. Het is middernacht geworden en een plots opstekende stormwind maakt het Johan onmogelijk het beeld nog te naderen, laat staan te vernielen. Een eerste aanval van de tot leven gekomen griffioen wordt door Johan afgeweerd met een door het stormgeweld afgebroken tak (die Merlijn aan het hoofd heeft getroffen waardoor deze Johan geen hulp kan bieden).
Bahaals wraakzuchtige gebral verandert echter in onrustig gebrul als de bosnimfen zonder enige angst de Kring der Ouden betreden. De weer bij kennis gekomen Merlijn begrijpt hieruit dat Galaxa zich eindelijk in de strijd gaat mengen. En inderdaad, even later arriveert de fee van het licht in de gedaante van een ander fabeldier - de witte eenhoorn - in welke gedaante zij met de griffioen een gevecht op leven en dood aangaat. Als de duivelaanbidders de griffioen te hulp willen komen vinden ze Johan op hun weg die stand weet te houden tegen hun overmacht. Merlijn houdt zich afzijdig met als reden dat "de overwinning door Johan en Galaxa behaald moet worden", en niet door hem. Als de Eenhoorn de griffioen uiteindelijk dodelijk weet te treffen is het pleit beslecht. Bahaal is verslagen, en Galaxa en Bahaal nemen ieder weer hun eigen gestalte aan.
Bahaals reageert de woede over zijn nederlaag af op zijn overgebleven handlangers die zonder pardon worden neergebliksemd. Maar hoewel overwonnen geeft Bahaal zich niet gewonnen. Hij weigert zich terug te trekken, wat volgens Galaxa zijn ondergang wordt. Hierop spreekt Galaxa een machtige bezwering uit waarop de aarde opensplijt en zich in een wolk van rook en vuur een kolossale gedaante verheft: Galaxa heeft de Boze in eigen persoon opgeroepen. Deze constateert Bahaals falen en ziet zich verplicht zijn dienaar te straffen, waarop Bahaal krijsend in een loeiende vuurzee van het toneel verdwijnt. Nadat de Boze zijn verbazing over c.q. bewondering voor Galaxa's handelen heeft uitgesproken verdwijnt ook hij van het toneel. Zo ook Galaxa als Johan zich een ogenblik omdraait. Het hoefgetrappel dat de stilte in het Nimfenwoud verbreekt blijkt afkomstig van de Ronde Tafelridders die het woud binnenrijden, Merlijns voorzorgsmaatregel voor het geval Bahaal had overwonnen. In dit gezelschap keren Johan en Merlijn terug naar Camelot.
Enkele bekende thema's:
1975
Dit verhaal speelt zich af in Yarkand, een land ergens in het Verre Oosten. Het land, eigenlijk meer een eiland, wordt geplaagd door aanvallen van Brindikils, een soort reuzenkrabben. De RR raakt op Yarkand verzeild doordat hij schipbreuk lijdt tijdens een zware storm. Als enige overlevende wordt hij opgemerkt door Gambul, de hoofdman van de Effingars (het keurkorps van de Koning van Yarkand).
Tijdens de storm kompt echter nog een schip in moeilijkheden voor de kust van Yarkand. Het is het schip van Tesora, de vrouwelijke piraat. Zij is tevens een uiterst ongewenst persoon in Yarkand. Het schip kan ontkomen, maar Tesora komt in het water terecht en wordt natuurlijk door de RR gered.Als gevangene wordt ze naar het paleis van koning Kassan van Yarkand gevoerd. Op weg naar het kasteel moeten de Effingars, de RR en Tesora afrekenen met een horde Brindikils, die een dorp aan het aanvallen zijn. Hierbij redt Tesora de RR het leven.
Later in het kasteel, maken we kennis met Jork en Muulsh (twee alchemisten), met Ashastaak de Magiër en met prins Dalundo, neef van koning Kassan. Elk hebben ze zo hun mening over de steeds driester wordende acties van de Brindikils. Ashastaak oppert dat er een menselijk brein achter de aanvallen zit. York en Muulsh kibbelen dan weer over wie nu de beste alchemist van de twee is. Uiteindelijk wordt Tesora ook berecht door de koning. Ze wordt veroordeeld tot de dood in de zeekerker, een cel waarbij een toegang tot de zee voorzien is. Door het opkomende tij komt dan water in de kerker en hiermee ook de Brindikils, die natuurlijk geen genade hebben met hun slachtoffers.
Johan is natuurlijk niet van plan om Tesora zomaar te offeren en profiteert van een demonstratie van York en Muulsh om haar te gaan bevrijden. Hij slaagt erin de zeekerker te bereiken, maar wordt dan betrapt door Gambul. Voor deze is het nu duidelijk dat Tesora en de RR onder één hoedje spelen en dat Tesora daarenboven de Brindikils controleert. Als Johan echter meegevoerd wordt naar een cel, slaat Ashastaak Gambul bewusteloos. De magiër bekent dat hij het is die de Brindikils met zijn wil controleert en biedt Johan fabelachtige rijkdom en macht aan op voorwaarde dat koning Kassan uit de weg geruimd wordt. Johan weigert en wordt vervolgens verdoofd.
Ondertussen dringen de Brindikils de zeekerker binnen. Op het ultieme moment echter komen Tesora's piraten tussenbeide. Doordat echter steeds meer Brindikils via de zeekerker doorbreken, wordt de toestand hachelijk. Daarop besluiten de piraten samen met de Effingars te strijden tegen de Brindikils. Uiteindelijk slagen ze erin met de hulp van een geheim wapen van York en Muulsh om de Brindikils te overwinnen. Voor Ashastaak is het echter te laat, want na een achtervolging door de RR, valt deze van de kantelen. Hongerige Brindikils maken een einde aan zijn verradersrol. De overlevende Brindikils trekken vervolgens terug in zee, om er nooit meer terug uit te komen. Eind goed, al goed…
Eerst en vooral zou ik willen wijzen op een schrijffout in de titel. Het album is getiteld "de verrader van Yarkand". In de lijst op de keerzijde van het boek staat echter 'Yarkland'. Het verhaal zelf is een beetje een mengeling van een puur ridderverhaal en een 'monster'verhaal, genre 'de dame van de poorten', 'de vervloekte stad' etc. Ik vind het verhaal wel iets hebben, al zou je kunnen zeggen dat de Brindikils eigenlijk niet zoveel voorstellen. Maar kom, er is spanning aanwezig, een vleugje RR-'red-eens-een-dame'-romantiek en wat humor met York en Muulsh.
1975
Na zijn avontuur in Yarkand reist Johan op het schip van Tesora de vrouwelijke kaper uit "De verrader van Yarkand" langs de Afrikaanse kust naar het westen. Als ze het schiereiland Dferfat passeren gaat Johan van boord. Aangetrokken door de verhalen over Kalief Kahdi-Sha wiens paleis is omringd met een dodelijk labyrint, gaat hij op avontuur.
Johan is nog niet ontscheept en hij wordt al aangevallen door Akka-Bha, de bewaker van de oase waar een nomadenstam zijn tentenkamp heeft. Als Johan vraagt of vreemdelingen altijd op deze manier onthaalt worden oppert Akka Bha dat de gastvrijheid van zijn stam juist erg groot is, maar dat hij De Rode Ridder voor een rover hield. En aangezien onze vriend Johan dit uiteraard niet is, wordt hij door Akka Bha naar de oase gebracht.
Johan wordt voorgesteld aan Shildar, de hoofdman en hoort dat men de volgende morgen zal vertrekken richting het pales van Pacha Kahdi-Sha. Tijdens het gesprek met Shildar ziet Johan een gesloten huifkar die door wachters bewaakt wordt. Volgens Shildar bevat de kar de watervoorraad van de stam, maar Johan vertrouwt dit niet. Shildar stuurt Akka Bha achter Johan aan om hem in de gaten te houden. Hij vermoedt dat Johan een spion is van een zekere Olaf de kruisvaarder.
Voor een aalmoes hoort Johan van Ouacha, een blinde slangenbezweerder, dat de huifkar geen water bevat en dat Johan maar eens een blik moet werpen in die kar. Ouacha helpt hem de bewakers weg te jagen en Akka Bha uit te schakelen. In de huifkar wordt de blonde Gloriana, zus van Olaf de kruisvaarder, gevangen gehouden.
Het is de bedoeling dat zij op de slavenmarkt zal worden verkocht aan Pacha Kahdi-Sha.
Johan vertrekt naar de stad op een paard van Ouacha die hem nog waarschuwt voor het labyrint van de Pacha. "Kom je daarin terecht dan is alles verloren !" Als Johan vertrokken is trekt Ouacha de woestijn in om Olaf de kruisvaarder te zoeken.Als de nomaden ontdekken dat Johan is verdwenen trekken ze direct naar de stad.
Tijdens de slavenmarkt koopt Johan een tiental (!) slaven vrij. Als Gloriana verschijnt op het slavenpodium is de aanwezige Pacha verrukt en wil haar toevoegen aan zijn harem, maar plots verschijnt Johan die strijd aanbindt met de lijfwacht van de Pacha. Als hij door de stad vlucht word hij geholpen door een koopman, Didi ben Jarr, die hem onderdak biedt. Samen concluderen ze dat de enige mogelijkheid om Gloriana uit het paleis te bevrijden via het labyrint is.
Inmiddels in het paleis blijkt dat Gloriana niet echt geschikt is als lid van de harem als ze een glas wijn in het gezicht van de Pacha gooit. De Pacha besluit dat Shildar de nomadenleider hiervoor gestraft moet worden omdat hij haar geen manieren heeft bijgebracht. Shildar wordt in het labyrint gegooid en al spoedig wordt zijn doodskreet gehoord.
Yasmin, de favoriete van de Pacha is jaloers op Gloriana en sluipt door de gangen van het paleis om haar te vermoorden als Johan reeds het labyrint is doorgedrongen om haar te bevrijden. Hij ontsnapt aan diverse verraderlijke valstrikken. Als Gloriana zich van Yasmin heeft ontdaan springt ze uit het raam het Labyrint in. Johan is net op tijd om Gloriana tegen een hongerige leeuw te beschermen, maar raakt zwaargewond. Samen ontvluchten ze ternauwernood het labyrint. Als ze het labyrint uit zijn wacht de voltallige lijfwacht van de Pacha Johan op en lijkt de situatie hopeloos als een donderend gedreun uit de woestijn opklinkt. Het is het leger van Olaf de kruisvaarder, gewaarschuwd door Ouacha de blinde slangenbezweerder. Het leger rekent af met de lijfwacht van de Pacha.
Ouacha heeft nog een laatste taak te vervullen. Hij wacht de vluchtende Pacha op bij de uitgang van een geheime vluchtweg uit het paleis. Ouacha blijkt de bouwer van het labyrint te zijn die door de Pacha blind werd gemaakt om het geheim te bewaren. Een van Ouacha's slangen rekent af met de Pacha. Ouacha's wraak is hiermee voltrokken en hij verdwijnt in de woestijn.
Bij zijn afscheid beloofd Johan Gloriana ooit nog eens te komen opzoeken in de burcht van haar familie in Zuid-Frankrijk
Ook het plot van dit verhaal bevat een paar slordige scenariowendingen zoals ze wel vaker in RR verhalen voorkomen. Niet erg storend, maar ik noem ze toch even. Waar haalt Johan, een zwervende ridder, het geld vandaan om 10 slaven te kunnen vrijkopen ? Ouacha gaat lopend en zonder watervoorraad in de woestijn op zoek naar het leger van Olaf de kruisvaarder. Johan gaat alleen te paard "in vliegende vaart" op weg naar het paleis van de Pacha. Als hij na een hele nacht reizen is aangekomen komen de nomaden vlak na hem eveneens aan in de stad. Die moeten dan wel erg snel kunnen reizen met hun huifkarren.
Tot slot is het eind van het verhaal een beetje clichématig. Het leger van Olaf de kruisvaarder komt wel weer heel erg "net op tijd" om Johan te redden. Als je hier doorheen kijkt dan is dit verder wel weer een prima ridder avontuur.
1975
Wanneer de Rode Ridder door de Witte Bergen trekt, vindt hij tussen de rotsen een zwaargewonde ridder. Johan brengt de ridder naar een grot en verzorgt diens wonden. Wanneer Walderick wakker wordt,vertelt hij dat hij overvallen werd door Gorks, kwaadaardige bergwezens. Walderick is opzoek naar de legendarische ijsvorstin,die in deze Witte Bergen haar ijskasteel bewoond.
Al geruime tijd droomt Walderick van deze ijsvorstin,die blijkbaar zijn hulp nodig heeft. Wanneer Johan buiten hout hakt voor het kampvuur,ziet hij plots het ijskasteel opdoemen en weer verdwijnen. Walderick,die beweert een Gork gezien te hebben,blijft in de grot achter,terwijl Johan de achtervolging inzet. In zijn droom ziet Walderick de ijsvorstin,die zijn hulp inroept. Blijkbaar wordt ze bedreigd door Heptateuk,een boze tovenaar. Wanneer Walderick wakker wordt,wordt hij overvallen door de Gorks. Gelukkig kan hij hen verjagen met vuur,waarvoor ze blijkbaar bang zijn. Wanneer ook de Rode Ridder wordt aangevallen door de Gork die hij achtervolgde,valt hij in een diepe afgrond.
Walderick komt Johan ter hulp,maar het is te laat. Opeens vindt Walderick een trap en behoedzaam daalt hij af. De Rode Ridder komt na een lange val terecht in een onderaards meer. De bewusteloze ridder valt in de handen van Heptateuk,die diep onder de grond zijn schuilplaats heeft. Heptateuk wekt de Rode Ridder met een magisch levenselixir. Wanneer Johan het teken van Bahaal ziet,schrikt hij. Heptateuk is inderdaad een dienaar van Bahaal. Hij wil de ijsvorstin vernietigen en heeft haar onderdanen al uitgeschakeld. Terwijl Heptateuk een laatste bezwering uitvoert,vallen de Rode Ridder en de ondertussen opgedoken Walderick de Gorks aan. De Rode Ridder neemt een kruik met brandbare vloeistoffen mee en maakt er gebruik van om de Gorks tegen te houden met vuur.
De ridders weten te ontsnappen en zelfs Heptateuks toverspreuken kunnen hen niet tegenhouden. Wanneer Johan's paard echter dodelijk getroffen wordt en de strijd met de Gorks gaat aanvangen, mengt de ijsvorstin zich in de strijd en schakelt de Gorks uit. Opeens verschijnt het ijskasteel en de ridders treden voorzichtig binnen. In het kasteel zijn de onderdanen als versteend door de toverkunsten van Heptateuk. De ridders vinden in de ijsvorstin,die hun hulp graag ziet komen. Wanneer Walderick zijn liefde voor de ijsvorstin verklaart, herleeft ze en herwint haar magie. Met haar herwonnen magie breekt ze de bezwering van Heptateuk en komen alle kasteelbewoners weer tot leven. Aangemoedigd door Heptateuk stormen de Gorks op het ijskasteel af en begint een bloedige strijd tussen deze bergduivels en de bewoners van het ijskasteel.
Met een magische stormram weten de Gorks de poorten van het kasteel te doorbreken, maar de binnenstormende Gorks worden door Johan en Walderick uitgeschakeld. Al vlug deinzen de Gorks terug en vluchten de bergen in. Heptateuk,die zijn monsters niet meer onder controle heeft,vernietigt hen dan maar met een heuse aardbeving. Heptateuk dringt het ijskasteel binnen en gaat een magisch duel aan met de ijsvorstin. Ook hier faalt de boze tovenaar en zo begint hij plots kleiner en kleiner te worden,tot hij verdwijnt in het niets. In zijn kamer komt de Rode Ridder in contact met Bahaal,die hem andermaals vervloekt. Gelukkig verschijnt Galaxa,die hem verdrijft. Samen met haar blijft de Rode Ridder enkele weken in het ijskasteel,totdat de lente aanbreekt en hij weer onherroepelijk op avontuur trekt
Een redelijk spannend album,waar de eeuwige strijd tussen de Goede Machten en de Kwade Machten eens letterlijk wordt uitgevochten door Heptateuk,de boze tovenaar en Christallina,de ijsvorstin. Zoals altijd winnen de Goede Machten. Niet dat ik iets tegen het zegevieren van het Goede heb, maar waarom mogen de Duistere Machten eens niet als winnaar uit de best komen? Dat zou pas spanning teweeg brengen!
1976
Wanneer Johan de brede Urashrivier wil oversteken via de enige brug in de omgeving, een tolbrug met een kasteel in het midden, is hij er getuige van hoe een man, Gammon geheten, er met zijn bootje vandoor gaat en uit het zicht verdwijnt, spotlachend om de pijlen waarmee de soldeniers hem tevergeefs trachten te raken. Als Johan de buitensporig hoge tol verneemt voor het oversteken van de brug, komt het tot een handgemeen tussen de ridder en de soldeniers, die hij hardhandig in de rivier doet belanden. De tussenkomst van de mooie Viola, pleegdochter van tolmeester Kerkid en tevens de vrouw die Gammon tevergeefs trachtte te ontmoeten, voorkomt dat alle soldeniers een nat pak halen.
Johan betaalt de gevraagde tol, liever nog dan de vrije doortocht te aanvaarden die hem door Viola werd aangeboden, en begeeft zich naar een nabijgelegen vissersdorp aan de monding van de rivier, waar de tolmeester, heer Kerkid, bezig is zijn wekelijks tol in parels te eisen van de bewoners, een tol die hij ditmaal te gering bevonden heeft. Als Johan de tolmeester aanspreekt op diens wanbeleid, lijkt een gevecht onvermijdelijk. Dan verschijnt Zamul ten tonele, de hogepriester van de riviergod zoals hij zichzelf aankondigt, een rijzige grijsaard in een lang gewaad, die over het water aan is komen lopen vanaf een eilandje in de riviermonding! Zamul maant Johan te vertrekken, maar de ridder laat zich niet afschrikken en stormt met getrokken zwaard op deze onheilsprofeet af, die de ridder op raadselachtige wijze buiten gevecht stelt, naar het lijkt met een magisch blaasinstrument.
Als de bewusteloze ridder vervolgens op aanwijzing van Zamul met zijn zwaard in een bootje wordt gelegd en de riviermonding uitdobbert, op weg naar zee en een zekere dood, komt Gammon tussenbeide en brengt de ridder in veiligheid. Gammon vertelt Johan meer over het wanbeleid van de tolmeester en beide mannen ondernemen een moedige poging om de vlam van verzet bij de bewoners van het vissersdorp wakker te roepen door hun vrouwen te bevrijden die onder bewaking van Kerkid's soldaten naar parels moeten duiken. Hoewel de soldeniers worden uitgeschakeld, blijven de dorpsbewoners even bang als voorheen, de wraak vrezend van de riviergod, die in een ver verleden vernietigend heeft toegeslagen. Barsan, de dorpsoudste, is de enige nog levende getuige van dit drama uit het verleden, en om herhaling te voorkomen, sommeert hij Johan en Gammon om het dorp te verlaten.
Dan blijkt dat Gammon geen visser is, maar een ridder des konings die naar het gebied was uitgezonden om het beleid van de tolmeester te onderzoeken. De koning zelf blijkt op veldtocht, maar kan elk moment terugkeren. Een signaalvuur, door Gammon op het goede moment te ontsteken, is het afgesproken teken waarop de koning en zijn leger zich naar het gebied zullen begeven, maar zover is het nog niet, want de koning levert nog strijd tegen 'roofzuchtige Picten uit het Oosten'. Afgesproken wordt, dat Gammon de wacht houdt om bij de terugkeer van de koning het signaalvuur te kunnen ontsteken, terwijl Johan naar het eilandje in de riviermonding zwemt om af te rekenen met Zamul. Zamul is evenwel goed voorbereid op de komst van onverwachte bezoekers, en Johan valt in Zamuls handen.
Als Johan weer bij kennis komt, is hij stevig vastgebonden aan een afschrikwekkend beeld dat de kop van een gehoornd monster moet voorstellen... de riviergod! Zamul verklaart hoe hij in staat is om het water te lopen (leren kuipjes aan zijn voeten die door zijn lange gewaad aan het zicht worden onttrokken) en dat zijn blaasinstrument in werkelijkheid een blaasroer is waarmee hij verdovende pijltjes afschiet. Hoewel Zamul dus openlijk toegeeft geen magiër te zijn in bovennatuurlijke zin, houdt hij evenwel vol dat de riviergod meer is dan bijgeloof, véél meer... Vervolgens wordt Zamul op kerkid's kasteel ontboden, en onderweg merkt de hogepriester het signaalvuur op dat inmiddels door Gammon werd onstoken. De sluwe Zamul ruikt dadelijk onraad, en stelt voor aan Kerkid om de buit van hun gezamenlijke afpersingen te verdelen en het land te verlaten. Zamul wil de riviergod laten toeslaan om hun aftocht te dekken en geen levende getuigen in het gebied achter te laten.
Viola, die achter een gordijn stond mee te luisteren, wordt neergeveld door de blaasroer van de hogepriester en wordt vastgebonden achtergelaten in de hoogste torenkamer van het kasteel. Als Zamul weer terug is gekeerd op zijn eiland, moet hij constateren dat Johan ontsnapt is. De hogepriester bereidt onmiddelijk een kruidenbrouwsel waarmee hij het beeld van de riviergod overgiet, en gaat er vervolgens vandoor, maar struikelt ironisch genoeg over een door hemzelf gespannen alarmdraad. Zijn deel van de parels ligt verspreid in het gras, en de hogepriester slaat verwoed aan het rapen. Dit oponthoud wordt Zamul echter fataal. Het 'beeld' van de riviergod blijkt de kop te zijn van een reusachtig monster dat jarenlang in het slijk van het eiland verzonken is geweest, eer het door Zamul uit zijn sluimertoestand werd gewekt. De vluchtende Zamul eindigt tussen de vreselijke kaken van de 'godheid' waar hij zich de hogepriester van noemde.
Vanuit de verte zijn Johan, Gammon en de dorpsbewoners getuige van het gebeuren, en de dorpsbewoners kunnen tijdig vluchten voor het naderende monster dat hun dorpje van de kaart veegt. Johan begeeft zich in een bootje naar Kerkid's kasteel, en weet zo, doelbewust, de riviergod achter zich aan te lokken. De aandacht en de woede van het monster richten zich vervolgens op het vertrekkensklare konvooi van de tolmeester en zijn soldeniers, die tevergeefs trachten de opmars van het monster met speren en pijlen te stuiten, en hierop het kasteel binnenvluchten. Johan slaagt erin om Viola te bevrijden en net op tijd, want het volgende moment ramt de riviergod met zijn gehoornde kop dwars door de muur heen, wat het begin is van de totale verwoesting van het kasteel door het woedende monster.
Kerkid, ziende dat alles verloren is, daagt Johan uit tot een tweegevecht om wraak te nemen voor zijn verijdelde plannen, in welk gevecht Kerkid het onderspit delft en door Johan's zwaard getroffen van de brug valt. Een vluchtende Viola was inmiddels op enkele ridders van de koning gestuit die zich in een stoutmoedige stormloop op het monster te pletter liepen. Johan, en de enige overlevende ridder, begeven zich prompt naar het nabijgelegen tentenkamp van de koning die zich, met oorlogsmaterieel en al, direct naar het gebied had begeven op het zien van Gammon's signaalvuur. Als het monster aan komt stampen, wordt het bestookt door katapulten en aanhoudende salvo's van kruisboogpijlen. Aan de kop getroffen door een reusachtige kei, sleept de riviergod zich naar het water, waar het monster de geest geeft, en voorgoed naar de bodem zinkt. De riviergod is niet meer.
De koning stelt dadelijk orde op zaken. Kerkid, die het treffen met Johan blijkt te hebben overleefd, wordt na een volksgericht voorgoed uit de streek verbannen, de parels zullen worden aangewend om de getroffen vissers schadeloos te stellen en Gammon's moed blijft niet onbeloond; de koning geeft hem opdracht het kasteel te herbouwen, waar Gammon zich met Viola mag vestigen. Het verhaal besluit: "wanneer Johan later zijn toch verderzet, laat hij in de vallei slechts dankbare en gelukkige mensen achter", en zo is het maar net.
Qua verhaal en tekenwerk zonder twijfel een van de beste albums uit de reeks. De karakters zijn overtuigend en geloofwaardig, het verhaal heeft een aangenaam tempo en steekt goed in elkaar. Opvallend is, dat Johan tot tweemaal toe het onderspit delft in een confrontatie met Zamul. De sluwheid van de hogepriester blijkt machtiger dan Johan's zwaard, en daarmee heeft Zamul wat mij betreft een plaats verdiend in de reeks meest gevaarlijke tegenstanders van de rode ridder ooit. Beide keren had hij de ridder ter plekke kunnen (laten) doden. Er schuilt een wrede rechtvaardigheid in het feit dat Zamul aan zijn einde komt door de gruwel waarmee hij dood en verderf had willen zaaien. De romantiek die tussen Gammon en Viola zou bestaan is naar mijn mening het enige verhaalelement dat maar niet wil overtuigen, maar dat doet aan het verhaal als geheel geen afbreuk.
bekende thema's:
1. Een reusachtig monster dat uit een jarenlange sluimer gewekt wordt, met alle verwoestende gevolgen van dien. Denk bijvoorbeeld aan het monster onder het hunebed in "Kerwijn de magiër" en de reuzenspin uit "Het nimfenwoud".
2. De schurk die ten prooi valt aan zijn eigen monster of monsters, in dit geval Zamul die werd verslonden door de riviergod. Vergelijk hoe Ashastaak het slachtoffer werd van de door hem opgeroepen Brindikils en Qrander werd belaagd door het monster van De watermolen.
3. Dorpelingen die te bang zijn om zich tegen onrecht en onderdrukking te verzetten, met uitwijzing tot gevolg. Vergelijk de dorpsoudste uit "Zygmud en de beren van Kragero".
4. Johan die door de koning een vaste positie aan het hof wordt aangeboden. Vergelijk het aanbod van Amfortas in album "De graalkoning".
pakkend citaat:
"Ik laat me liever afpersen dan gunsten te aanvaarden van uitbuiters!"
1976
De Rode Ridder redt een oosterling, Wang Ho, uit de handen van enkele woeste vissers. Uit dankbaarheid wordt Johan uitgenodigd door de meesters van Wang Ho. Aan boord van het schip maakt hij kennis met prinses Shun-Sirli en haar lijfwacht Wangtsin. De prinses is op de vlucht voor de "zonen van de zwarte slang" een sekte die haar familie uitmoordde. Wangtsin redde haar met zijn vechtkunst. Hij is immers meester in Kuntau, die zonder moeite zelfs het scheepsanker weet te verbuigen. Om een aanval van hun vijand te vermijden vertrekt het schip in ijl tempo, en de rode ridder biedt zijn hulp aan.
Op volle zee wordt het schip ingehaald door vier schepen van de vijand. Het komt tot een bloedig treffen, waarbij Wangtsin zijn kunnen volop kan benutten. Al gauw trekken "de zonen van de zwarte slang" zich terug, maar een enkeling, Toshampsu, dringt door tot de vertrekken van de prinses. Hij wordt tijdig gestopt door Wangtsin. Toshampsu zal hen leiden naar het Drakeneiland, de schuilplaats van de sekteleden. Bij zonsopgang bereikt het schip een tropisch eiland. Maar op het eiland dreigen allerlei gevaren: duizenden slangen leven er als bewakers. Tijdens een aanval van een slang weet Toshampsu te vluchten, maar loopt in een dodelijke val.
Om de schuilplaats van "de zonen van de zwarte slang" te kunnen bereiken moeten de helden langs een steile rotswand omhoog. Een gevaarlijke onderneming, die gelukkig goed afloopt. Johan, Wangtsin en Shun-Sirli dringen het licht bewaakte paleis binnen. Op de binnenplaats ziet de prinses haar vader, blijkbaar leeft deze nog. Zyryanka, de leider van de sekte, laat de oude man boven een slangenkuil hangen. plots wagen de drie vrienden een aanval. Zyryanka is verrast en vlucht het tempelgebouw in. terwijl Wangtsin een gevecht aangaat met een enorme zwarte slang, brengt Johan Shun-Sirli en haar vader in veiligheid.
Gewapend met een enorm zwaard gaan Zyryanka en Wangtsin een duel aan, terwijl de Rode Ridder de rest van de sekteleden afweert. plots houden de "zonen van de zwarte slang" op met vechten en slaan het tweegevecht gade. Het gevecht tussen deze twee kuntau-meesters wordt steeds heviger en eindigt wanneer Wangtsin Zyryanka overwint. maar nog geeft de "zwarte slang" zich niet gewonnen en daagt Wangtsin uit tot een traditioneel kuntau-gevecht. Met de blote vuist gaan de twee meesters elkaar te lijf. Plots werpt een krijger zijn speer naar Wangtsin, maar na een waarschuwing van de Rode Ridder laat Wangtsin zich op de grond vallen en de speer treft Zyryanka. Dodelijk getroffen noemt Zyryanka zijn ware meester... de Prins der Duisternis. de "zonen van de zwarte slang" zijn zonder hun leider verloren en werpen hun wapens weg. Een kleine vloot zet koers naar het oosten en laat het Drakeneiland achter zich...
In dit album maken we uitgebreid kennis met oosterse krijgskunst. de vechtscene tussen wangtsin en zyryanka is schitterend in beeld gebracht. wangtsin zelf is één van mijn favoriete figuren uit de reeks, vooral door zijn "ruwe bolster, blanke pit" uitstraling.
1977
Banjas, een haven aan de Libanese kust. Johan, de Rode Ridder, scheept zich in op de Albatros, een schip onder leiding van kapitein Zartos en stuurman Derrick. Nog andere passagiers maken hun opwachting: het is Philippe de Taverny, vergezeld van een aantal soldeniers. Philippe blijkt een koffertje met kostbare inhoud bij zich te hebben en sluit zich op in zijn kajuit.
Wat later hoort de Rode Ridder opgewonden stemmen op de kade. Het zijn York en Muulsh, de geleerde alchemisten uit Yarkand *. Ze willen hun kennis uitbreiden door een reis om de wereld. Tenslotte gaat nog een grote kist mee aan boord, waarvan de eigenaar onbekend is, maar de overtocht wel werd betaald.
Kort nadat het schip afgevaren is, komt het in een storm terecht. Als Johan naar zijn kajuit gaat, hoort hij geschreeuw bij Philippe de Taverny. Hij duwt de soldeniers opzij en ziet de jonge edelman woelen in zijn bed, gekweld door een angstdroom. In het kistje dat op Philippes tafel staat, bemerkt de ridder een grote diamant.
Nadat de storm is gaan liggen, verschijnt Philippe de Taverny in de grote kajuit bij alle andere passagiers. Daar vertelt hij dat de diamant “de Ster van het Oosten” wordt genoemd. Hij kwam in het bezit ervan nadat hij een maharadja het leven gered had tijdens een tijgerjacht. Uit dankbaarheid schonk de maharadja hem de diamant. Philippe vertelt verder dat hij gekweld wordt door nare dromen sinds hij in het bezit is van de diamant.
Even later merkt het gezelschap dat de Albatros gevolgd wordt door een groot aantal haaien die almaar in aantal toenemen. Als Johan de volgende ochtend ontwaakt, ligt de Albatros stil wegens een onverklaarbare windstilte. Volgens kapitein Zartos drijft het schip af in de richting van de zandbanken van Lebbe Lebbe, een echt scheepskerkhof. De windstilte houdt aan en na enkele dagen komt de onheilsplaats in zicht. Johan stelt voor een vlot te maken om zich op een schipbreuk voor te bereiden. En inderdaad, het schip loopt te pletter, ondanks stuurman Derricks stuurmanskunst.
Allen haasten zicht naar het vlot, maar Philippe, die als laatste de Albatros verlaat, mist zijn sprong. Johan duikt hem onmiddellijk na en weet de haai die Philippe bedreigt, uit te schakelen. Vooraleer aan boord van het vlot klimmen, bemerkt de ridder nog dat de geheimzinnige kist leeg is.
De schipbreukelingen spoelen aan op een eiland en weten, dankzij een enorm vuur van York en Muulsh, de aandacht te trekken van de plaatselijke bewoners. Ze worden in hun dorp hartelijk ontvangen en rijkelijk van spijs en drank voorzien. Wat echter niemand weet, is dat ze gevolgd werden door iemand die zich aan het vlot wist vast te klampen.
Nadat allen zich te ruste hebben begeven, sluipt de verstekeling naar het stamhoofd en heeft een lang onderhoud met hem. Als de opvarenden van de Albatros de volgende ochtend ontwaken, blijken ze gevangenen te zijn. De verstekeling verschijnt dan op het toneel en Philippe herkent hem als Randishar, de fakir. Deze laatste vertelt dat Philippe de maharadja niet gered heeft, maar gewacht heeft totdat de tijger verdwenen was met de dode maharadja. Vervolgens heeft Philippe de Ster van het Oosten gestolen.
Randishar, die in de voormelde grote kist in schijndode toestand meereisde, eist nu de doodstraf voor Philippe. De schipbreukelingen schoppen echter herrie, waardoor Philippe kan vluchten. Randishar is echter vastbesloten Philippe niet te laten ontkomen. Op zijn vlucht merkt de jonge edelman dat de fakir bedreigd wordt door een bergkat. Ditmaal wil hij geen meer lafaard zijn en gaat het roofdier te lijf met enkel een steen als wapen. Philippe haalt het, maar komt zwaargewond uit de strijd.
Na weken buiten bewustzijn opent hij de ogen, omringd door Randishar en Zoarah, de dochter van het stamhoofd. Hij besluit zich op het eiland te vestigen om er samen met Zoarah een nieuw leven te beginnen. Met een door Derrick gebouwde boot kiezen de andere opvarenden opnieuw zee. Randishar zal, op wens van Philippe en Zoarah, de Ster van het Oosten terugbrengen naar de rechtmatige bezitters, de erfgenamen van de maharadja.
Een goede mix van spanning en humor, zo kan dit album het best omschreven worden. Als spanningselementen zijn er de storm waarin de Albatros terechtkomt, de haaien die het schip achtervolgen, de schipbreuk, het gevecht van Philippe met de bergkat … Actie genoeg in dit album. Het gevecht tussen de schipbreukelingen en de dorpsbewoners draagt hier nog toe bij.
Daarnaast kent dit album de nodige hilarische momenten. Daarvoor zorgt vanzelfsprekend de aanwezigheid van York en Muulsh, maar het is stuurman Derrick die de show steelt met zijn gekruide zeemansverhalen. Illustratief hiervoor is het laatste verhaal waarbij hij in het vuur van zijn betoog kapitein Zartos door mekaar schudt.
Ook de personages zijn goed uitgewerkt. Derrick bijvoorbeeld is geen hansworst die enkel straffe verhalen vertelt, maar ook een zeer kundig en ernstig stuurman. Daarnaast evolueert Philippe de Taverny van een laffe dief naar een dapper ridder.
Kortom, een zeer goed album dat zich graag laat herlezen. De mengeling van spanning en humor is in de ganse reeks (bijna) nergens beter uitgewerkt dan hier.