Back to Top

Albums

168. Fata morgana

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/1998

Samenvatting

Nabij het Krak der Ridders, in het graafschap Tripoli is een afdeling hospitaalridders op zoektocht. Plots bemerken ze aaseters in de verte, meestal geen goed teken. Ze haasten zich naar de plek des onheils. Bijna ter plaatse merken ze een groep Saracenen op, meteen wordt de achtervolging ingezet. In een kort treffen moeten de Saracenen het onderspit delven. Terug op de plek des onheils treffen de hospitaalridders de overblijfselen van een karavaan aan, die niet in het Krak aangekomen was. De lastwagens zijn weggeroofd. De Saracenen lokten de hospitaalridders dus blijkbaar mee, weg van hun prooi. Plots trekt een zacht gekreun de aandacht van de kapitein. Het is een jonge vrouw, die na het drinken van wat water snel weer op krachten komt. Haar naam is Zora, familie van een lid van de karavaan. Ze vertelt over fata morgana’s, die hen steeds meer en meer weglokten. Door watertekort stierven steeds meer en meer leden van de karavaan, tot iedereen dood was en de Saracenen onder leiding van Sid Yoessef hun slag sloegen. Sid Yoessef is geen onbekende voor de hospitaalridders, hij beheerst een fort aan de kust, en drijft handel met alle partijen. Hierop besluit kapitein Ramund dat het tijd wordt om het fort Qal At el Morqah een bezoek te brengen met Zora erbij. Tenslotte moeten ze er toch zijn voor voorraden. Sis Yoessef reageert furieus op de beschuldigingen. Op de vraag waar hij die middag was, antwoordt hij dat hij in het fort was. Zora noemt hem een leugenaar, maar een vreemdeling stapt uit de duisternis en bevestigt de aanwezigheid van Sid Yoessef. Het is niemand minder dan Johan. Kapitein Ramund reageert aanvankelijk erg sceptisch tegenover Johan, maar een brief voor hem, van de tempeliers laat hem snel van houding veranderen. De tempeliers hebben Johan ermee belast een onderzoek te voeren naar de verdwijningen van diverse karavanen in de omgeving. Gonzaga vraagt de Hospitaalridders om persoonlijke medewerking. Kapitein Ramund wil maar al te graag hulp verlenen. Yoessef beweert opnieuw dat hij op goede voet met alle partijen wil staan, hij zal ene nieuwe karavaan naar het Krak sturen, en Zora mag in zijn fort op krachten komen.
Hierop vertrekken Johan en kapitein Ramund richting Krak. Vanuit houdt een gemaskerde hen in het oog, hij zal er een erezaak van maken dat Johan het fort Qal At el Morqah niet meer levend terugziet.
Aangekomen in het Krak der ridders krijgt Johan een uitgebreide rondleiding. Bij een bezoek aan de borstwering bemerken de twee een heuse stofwolk aan de horizon. Hospitaalridders volgens Ramund. Johan besluit terug naar het fort Qal At el Morqah te keren. Hij verlaat het Krak , maar wordt in de gaten gehouden door zijn vijanden. Al snel loopt hij in een hinderlaag. Johan lijkt verloren, maar weert zich als geen ander. De gemaskerde wil vanop een afstand toeslaan, maar vanuit onverwachte hoek duikt plots hulp op. De overvallers gaan op de loop. Het was Birr-Birr die Johan ter hulp kwam, hij is een karavaangids, en dus vijand van karavaanplunderaars. Ooit bood hij zijn diensten aan bij Sid Yoessef, maar deze weigerde zijn hulp. Johan vertelt Birr-Birr dat hij Sid Yoessef verdenkt iets te maken te hebben met de overvallen. Sid Yoessef wil Johan helpen, samen zetten ze koers naar Sid Yoessef’s fort. Terwijl Birr-Birr naar herberg Tscholpan trekt, zal Johan Sid Yoessef bezoeken, en kijken hoe het met Zora is. Johan wordt de toegang tot het fort geweigerd. De wachters zijn echter geen partij voor hem en ze worden hardhandig uit de weg gewerkt. Binnen het fort treft Johan Zora vastgebonden aan. Een blik van het meisje is genoeg om Johan te waarschuwen voor een aanval in de rug. De aanvaller wordt op zijn beurt uitgeschakeld. Zora herinner zich jammer genoeg niets van het gebeurde, Sid Yoessef duikt plots weer op maar blijft zijn onschuld staande houden. Johan besluit dat het tijd is weer te vertrekken, hij kan immers niets bewijzen. Hij weet het paleis uit te komen. Sis Yoessef beseft dat het doden van de ridder voor zijn paleis de woede van de hospitaalridders zou ontketenen, en laat Johan volgen.
Johan zet koers naar de herberg, waar Birr-Birr hem voorstelt aan twee kooplieden, Maleb en Kafar. Hun karavaan vertrekt de volgende morgen naar het Krak, Johan en Birr-Birr besluiten de karavaan te volgen. Johan legt de plannen uit, Zora en Birr-Birr zullen de karavaan volgen, terwijl hij naar het paleis terugkeert om Sid Yoessef te ontmaskeren. Birr-Birr schakelt de achtervolgers uit, zodat zij de stad kunnen verlaten en Johan het paleis binnen kan dringen. Johan slaagt hier vrij snel in, hij schakelt een wacht uit en gaat op zoek naar Sid Yoessef. Een luik verschaft ingang naar een geheime kelderverdieping. Daar treft hij Sid Yoessef en de gemaskerde aan. Johan aanhoort de plannen van de twee. Het drinkwater van de karavaanleden werd vergiftigd, waardoor ze extreme dorst lijden en hallucinaties krijgen. Plots wordt Johan neergeslagen door een wachter die stilletjes naderbij sloop. Wanneer hij bijkomt zit hij in een kerker. Sid Yoessef vertelt hem spottend dat hij de Saracenen helpt door de bevoorrading van de hospitaalridders te verhinderen.
Ondertussen begint het vergif zijn tol te eisen, de karavaanlieden hebben dorst en jagen hun waanbeelden van oases na! Keer op keer rennen ze naar de volgende hallucinatie. Een poging van Birr-Birr en Zora om hen te stoppen levert hen een pak slaag op. Wanhopig wachten ze op Johan.
Deze houdt zich ondertussen voor dood. Dit heeft effect, want zijn bewakers openen de kerker om te zien wat er aan de hand is. Dan slaat Johan toe, en tracht Sid Yoessef te vinden. Deze staat hem echter al op te wachten. Het daaropvolgende duel kent Johan als overwinnaar. Sid Yoessef vertelt met zijn laatste krachten al zijn geheimen. Johan baant zich een weg naar buiten en zet koers naar de karavaan.
Van de karavaan blijft ondertussen niet veel meer over dan wanhopige mensen die aan het einde van hun krachten zitten. De Saracenen onder leiding van Sid Yoessef’s tweelingbroer, Sid Yessoef staan klaar om toe te slaan. Net dan duikt Johan op, hij rijdt op Sid Yessoef af, maar Zora treft hem reeds dodelijk met haar katapult. De overblijvende Saracenen geven zich over, bij het zien van de hospitaalridders die een omsingelende beweging maakten.
De hospitaalridders pakken het grondig aan, ze veroveren het fort van Sid Yoessef zodat alle dreiging uit die hoek verleden tijd is.
Voor Johan rest er geen reden meer om te blijven, hij zet zijn zwerversbestaan voort.

Een redelijk origineel verhaal, met overbekende elementen. Bij momenten moet er te veel informatie op te weinig plaats prijsgegeven worden, wat de vlotheid van het album niet ten goede komt. Verhalen met monnik-ridders zijn meestal van de betere, nu zijn de hospitaalridders aan de beurt, maar hun rol blijft beperkt tot een miniem aantal plaatjes. In schril contrast met eerdere verhalen, waarin de tempeliers meededen. Het tekenwerk is best degelijk, maar de inkleuring schort wat. De personages zijn mooi ingekleurd, maar de achtergronden bij momenten experimenteel. De keuze van het papier kan hier misschien ook iets mee te maken hebben.

169. De Maangodin

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

10/1998

Samenvatting

Centraal europa, in het hooggebergte zijn 2 mannen met hun zware last opweg naar een tempel. Wanneer de zon ondergaat beseffen Joesai en Oahr dat ze te laat zijn, er wacht hen een vreselijke straf. Een vrouw, laïlah genaamd duikt achter hen op en maant hen aan hun offergaven te laten liggen en te vluchten. Onmiddellijk zet het drietal het op een lopen.
Te laat echter, een groep krijgers van de maangodin houdt hen staande. Onthoocheld over de schamele offergaven van Laïlah en haar broers geeft de leider het bevel de zweep erop te leggen.Laïlah is het eerste aan de beurt, maar kan zich loswerken. Ze vlucht eg, achternagezeten door enkele ruiters. Wanneer ze haar bijgehaald hebben, duikt plots Johan de rode ridder op. Hij rekent snel met zijn tegenstanders af, en gaat met Laïlah op pad naar de maantempel, waar haar broers heen gebracht zijn. Wanneer ze de tempel naderen schijnt de bol boven op de tempel felwitte stralen, die Johan en Laïlah het bewustzijn doen verliezen. Als Johan bijkomt is hij geketend. Voor hem verschijnt Belluna, hogepriesteres van de maan. In ruil voor Laïlah’s leven vraagt ze Johan om haar zijde te kiezen, de zijde van de maan-cultus.
Belluna geeft Johan een rondleiding, bij een bezoek aan de kerkers willen de bewakers wraak nemen voor het verlies van hun strijdmakkers. Hoewel hij geboeid is, weet Johan zijn tegenstanders in het zand te doen bijten. Belluna dringt aan op het beëindigen van de kamp en laat de gevangene Laïlah zien. Kiest johan haar zijde, dan worden haar leven en dat van haar broers gespaard. Johan stemt toe, en stelt Laïlah gerust, Laïlah zelf lijkt een ogenblik bezeten en zwaart wraak te zullen nemen.
Belluna vertelt johan ondertussen over de werking van de maancultus en de offergaven. Gezien de offergaven van de streek niet meer voldoen, plant Belluna een gebiedsuitbreiding, daarvoor heeft ze gehaaide krijgsmannen nodig en een goede aanvoerder, Johan blijkt haar eerste keuze te zijn. De rondleiding gaat verder, en Belluna legt het verschijnsel van de maanstralen uit. Een vernuftig systeem van optische spiegels vangt de maanstralen op en geeft zijn gebruiker de mogelijkheid de versterkte stralen op doelwitten te richten en alzo te vernietigen.
Johan wordt Belluna’s rechterhand, tot grote ergernis van Belluna’s voormalige rechterhand Karak, die onmiddellijk een aanval op Johan onderneemt. Johan verslaat Karak, maar spaart hem het leven een daad waar Karak hem dankbaar voor is. Die avond zoekt Karak Johan op en biedt hem zijn diensten aan, om Belluna ten val te brengen.
Wanneer Johan bijna slaapt, verschijnt plotseling de maangodin voor hem. Zij vraagt Johan haar te helpen om Belluna uit te schakelen. Zelf zal zij er alvast voor zorgen dat Laïlah en haar broers ongedeerd kunnen ontsnappen. Ze houdt haar woord, want wanneer Johan de kerkers betreedt, zijn alle bewakers uitgeschakeld en de gevangenen ontsnapt. Belluna is razend en speurt meteen de omgeving af met de maanstralen. Ze zendt Johan en Karak er de volgende morgen op uit om de nederzetting te inspecteren en Laïlah en haar broers gevangen te nemen.
Wanneer ze de nederzetting bereiken staan de boze bewoners hen op te wachten met alle voorradige wapens. Enkel Johan mag het dorp betreden. Hij spreekt er Laïlah, die beweert iemand anders te zijn dan Laïlah,”de maangodin”. Wanneer Belluna verslagen is verlaat zij het lichaam weer. Ze geeft Johan de opdracht de versterkingen die op komst zijn op te houden, zodat zij ’s nachts met Belluna kan afrekenen. Johan en karak blijven in de nederzetting, zogenaamd om de boel te bewaken. De rest van de krijgers wordt weer terug naar de maantempel gestuurd. Onmiddellijk gaan Johan en Karak aan het werk, ze versperren de toegangsweg naar de maantempel, de versterkingen kunnen nooit op tijd de tempel bereiken. Een slimme krijger heeft Johan en Karak echter bezig gezien en waarschuwt zijn meesteres.
Johan en Karak keren, zich bewust van het verraad, terug naar de tempel, waar Belluna hen opwacht. Ze zijn omsingeld. In het daarop volgende gevecht loopt Johan in de val en wordt karak neergeschoten. Wanneer johan bijkomt zit hij geketend in een kerker. Belluna’s krijgers zijn bezig de weg voor de versterkingen vrij te maken, het ziet er niet goed uit!
Belluna is van plan de nederzetting met de maanstralen uit te roken. De maangodin laat dit echter niet gebeuren, ze verlost Johan uit zijn kerker en sabotteert de optische spiegels. Belluna tracht de spiegels nog bij te stellen, maar raakt zwaar verbrand wanneer het wapen ontploft. Johan baande zich inmiddels een weg langs Belluna’s krijgers in de richting van Belluna. De maangodin komt aan een verschrikt zetten alle krijgers het op een lopen. Belluna smeekt om vergiffenis, maar de maangodin toont geen genade, ze laat de ganse tempel instorten, nadat ze Johan aanmaande de tempel te verlaten.
De instorting rekent af met belluna en haar krijgers. De omgeving is voorgoed verlost van de terreur. Op een hartelijke manier neemt de maangodin afscheid van Johan.

Ondanks het beperkte aantal bladzijden, tovert Karel biddeloo dit verhaal om tot een interessant verhaal dat zelfs ietwat origineel is. Het geheel krijgt een licht science fiction smaakje, in die grootorde dat het wat bijdraagt aan het verhaal. Een ontspannend album overigens.
Mythologisch past het verhaal zeker niet in onze wereldgeschiedenis, maar het uitwerken van een maancultus werkt aanstekelijk en opent zeker naar de toekomst perspectieven ( de maangodin zou nog wel eens beroep op Johan kunnen doen ). Een specifieke moraal zoeken is verloren werk, gezien dit verhaal onder de ruimere noemer van ridder met gezond verstand valt.
Zeker een van de betere verhalen na nr 150 !

Encyclopedie

Personages

Locaties

Voorwerpen

 

 

170. De Woudgeest

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

12/1998

Samenvatting

Johan overnacht in een bosrijk gebied. Midden in dit bos staat een reusachtige boom. Hieak, de bultenaar waarschuwt de Rode ridder voor deze reuzenboom. Blijkbaar huist Grapak, de woudgeest, in deze boom. De volgende ochtend ziet de Rode Ridder een man met een bijl de boom aanvallen, maar de boom lijkt zich met zijn takken te verdedigen. Johan komt tussenbeide en redt de man uit zijn akelige situatie.

Johan brengt de gewonde man naar het dorp. Zarin, de dorpoudste vertelt de geschiedenis van het woud. Lang geleden maakte Ykai, de struikrover, de streek onveilig. Jarenlang teisterde hij de streek, maar uiteindelijk werd hij gevangen genomen en opgehangen aan de reuzenboom. De volgende dag was het lichaam van Ykai verdwenen.

De Rode Ridder en Aleka trekken het bos in om Marlyna, de dochter van de houthakker, te gaan zoeken. Wanneer ze de muts van Marlyna bij de reuzenboom vinden, beginnen ze een onderzoek. De Rode Ridder graaft bij de wortels van de boom en vindt de helm van Ykai. Hieak is gestoord door de bezoekers en valt hen aan. In het gevecht dat ontstaat maakt hij de Rode Ridder blind en kan zo ontsnappen.

Terug in het dorp worden Johans ogen verzorgd, maar zijn zicht is nog steeds wazig. Hieak nadert de reuzenboom en dringt zijn ondergrondse schuilplaats, diep tussen de wortels van de boom, binnen. Daar houdt hij Marlyna gevangen. Hieak vertelt dat hij eigenlijk Ykai is, die een pact gesloten heeft met Grapak, de woudgeest. In ruil voor bescherming bracht Ykai mensenoffers aan Grapak.

Ondertussen trekken de woedende dorpsbewoners naar het bos en beginnen te graven tussen de wortels van de reuzenboom. Grapak verdedigt zich met zijn enorme takken. Nog steeds halfblind dringt de Rode Ridder het hol van Hieak binnen, waarop hun zwaarden kruisen. In de strijd ontstaat er een brand, waarop de boom vuur vat. In de vlammenzee kan de Rode Ridder ontsnappen met de kleine Marlyna in zijn armen. Gelukkig krijgt Johan zijn zicht volledig terug door de ontstane rook. De volgende ochtend blijft er van de reuzenboom slechts een zwartgeblakerd silhouet over…

In dit album bewijst de tekenaar zijn grenzeloze fantasie. De reuzenboom waarin een woudgeest zich schuilhoudt is een prachtige vondst. Een boom de hoofdrol laten spelen in een album is een teken van vakmanschap. Eén van de betere albums uit de laatst verschenen reeks.

171. De boetelingen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1999

Samenvatting

De hel! Bahaal zit er de tuchtraad voor. De beschuldigde is Demoniah. De aanklachten betreffen de opeenvolgende mislukkingen om de Rode ridderr uit te schakelen. Zij faalde tevens Necronomicon te bemachtigen. Kortom, ze moet rekenschap geven voor haar carrière vol mislukkingen. Bahaal is onverbiddelijk, Demoniah wordt verbannen naar de aarde. Twee duivels brengen haar weg. Ze zweert haar vroegere vijanden tot bondgenoten te maken Bahaal dwars te zullen liggen.
In het hemelse rijk voelt Galaxa beroering, Johan’s naam werd in de hel uitgesproken. Ze zet meteen koers naar de aarde, waar Demoniah langzaam bijkomt. Een groep mensen nadert haar, ze krijgt een kistje met wapens aangeboden. Demoniah, de leider van de manschappen, Lod en de manschappen zelf drinken van een serum. Ze verkleden zich als bedelmonniken, die zichzelf kastijden; “boetelingen”. Aangekomen in het nabije dorp verzamelen de inwoners zich rond de boetelingen. De wierook wordt aangestoken, waarop de dorpsbewoners bewusteloos in elkaar zakken. Dankzij het serum blijven de boetelingen ongedeerd, ze slaan aan het plunderen. De oogst is echter magertjes, waarop Lod vraagt wanneer de volgende slag geslagen wordt. Demoniah wijst naar Kraaiesteyn, een machtige burcht aan de einder. Demoniah ontvouwt haar toekomstplannen, Lod en zijn mannen helpen haar binnen te geraken, Lod’s bende mag plunderen, terwijl Demoniah op Johan afgaat, die in de burcht verblijft. Op dat ogenblik verraad een jonge knaap die aan de giftige rook ontsnapte zich. Hij vlucht weg, maar wordt door Demoniah’s blaaspijp geveld. De boetelingen trekken verder. Galaxa is snel ter plaatse en treft de jongen aan, ze peilt zijn geheugen en beseft meteen hoe de vork aan de steel zit. Galaxa moet Johan waarschuwen!
De volgende morgen treffen we Johan aan de ontbijttafel met zijn gastheer, de heer Rombaut. Deze tracht Johan van zijn plan om te vertrekken te weerhouden. Johan’s besluit staat vast, zelfs Miranda, Rombaut’s jongere zus kan daar niets aan veranderen. Plots ontstaat er commotie, de radeloze dorpsbewoners zijn aangekomen en vertellen wat over de plunderingen. Johan vertrekt meteen om de zaak te onderzoeken. In het woud wordt hij aangevallen door Demoniah’s handlangers. Hij weert zich als een bezetene, maar dreigt vooralsnog het onderspit te delven. Een persoon in kapmantel legt echter haar blaaspijp aan, een voor een worden de aanvallers geveld. Johan’s vermoeden blijkt juist te zijn, het is Demoniah. Meteen vertelt ze over haar verbanning uit de hel. Ze verklaart dat de aanvallers handlangers waren van een rabauwenbende. Verder verklaart ze nog toegetreden te zijn tot een groep boetelingen. Johan heeft de grootste moeite het verhaal te geloven. Ondertussen komt ook heer Rombaut aan, hij vergezelt Johan en de boetelingen richting Kraaiesteyn waar hij de boetelingen aan een grondig verhoor zal blootstellen.
Miranda ziet het groepje aankomen, wanneer ze plots geroepen wordt, een lichtende gestalte komt op haar afgestapt. Deze gestalte waarschuwt haar voor het gevaar en legt haar een plan voor.
In de gangen geeft Demoniah Lod nog de laatste instructies. Miranda komt hen halen om naar de ridderzaal te gaan. Daar heeft heer Rombaut de dorpelingen net de raad gegeven terug naar het dorp te keren. De boetelingen zijn de volgende die ontvangen worden. Frater Benedict, de kapelaan van Kraaiesteyn zal Demoniah aan een proef onderwerpen. Hij besprenkelt haar met wijwater. Zonder resultaat, hij verklaart dan ook dat Demoniah zuiver van ziel is. Hij verlaat de kamer en komt Lod tegen, die hem goudstukken toestopt. Benedict gebruikte regenwater in plaats van wijwater!
Op Johan’s aanraden worden de wachtposten verdubbeld, met een ongerust hart gaat hij naar zijn kamer. Daar wacht Miranda hem op. Miranda brengt Johan op de hoogte, ze vraagt hem op zijn kamer te blijven. Johan gehoorzaamt, met het zwaard in de hand blijft hij waken.
Demoniah en haar handlanger gaan aan het werk, reeds vallen de eerste bewakers neer door de wierook. Demoniah zet koers naar Johan’s kamer. Tot haar grote verbazing is Johan immuun voor de wierook, ze vuurt dan maar een pijl af naar Johan, zonder resultaat. Hierop zet Demoniah het op een lopen, in de gang staan de soldeniers haar echter op te wachten, ze veindsden de bewusteloosheid. Met een luide schreeuw roept ze Lod en zijn mannen om haar te vervoegen en Miranda te gijzelen. Rombaut bewaakt echter Miranda’s deur. Demoniah werpt haar dolk, waarop Rombaut neerstort. Johan komt vlug ter plaatse. Hij treft er Lod aan, wiens manschappen verslagen werden. Meteen storten de beide mannen op elkaar. Johan is echter de betere, hij dringt Lod achteruit. Lod’s kap valt af, het is niemand minder dan Lodogran. Toch blijft hij beweren dat Demoniah en hij snel de toestand meester zullen zijn.
Demoniah tracht Miranda te overmeesteren, maar wordt als een lappenpop weggeslingerd. Haar verbazing is erg groot, maar alles wordt haar duidelijk, wanneer Galaxa vanonder de lakens komt. Zij en Miranda wisselden van geest, zo kon Galaxa ongemerkt aan de strijd deelnemen. Haar krachten beschermden al de inwoners van de burcht, zo ook de heer Rombaut, die ongedeerd blijkt te zijn.
Een gebaar van Galaxa werpt Demoniah in het niets, richting onderwereld, waar ze zich zal moeten verantwoorden voor haar falen. Lodogran zal geoordeeld worden volgens het plaatselijk recht. Hem wacht de strop. Johan kan na een hartstochtelijke kus met zijn geliefde Galaxa met een gerust hart vertrekken, het kwade werd eens te meer afgewend.

Een zoveelste optreden van Lodogran, dat is zowat het minpunt van dit album, als is Bahaal natuurlijk gemakkelijk als verklaring op te dissen. Verder een origineel vertrekpunt voor een Galaxa vs Demoniah album. Je kan wel stellen dat de climax snel afgehaspeld wordt, jammer weeral. Qua verhaalopbouw is er echter niets mis met dit verhaal. Gestadig wordt naar de climax toegeleefd. Tekenwerk is redelijk, inkleuring sfeervol donker.

Encyclopedie

Personages

172. De Heksenmeester

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/1999

Samenvatting

Onder het licht van een volle maan vlucht Don Perignon,een geestelijke, voor zijn leven. Hij glijdt uit en komt in het moeras terecht. De ongelukkige wordt vermoord door zijn achtervolgers, een bende heksen onder leiding van Basilius. Basilius neemt de zegelring van Don Perignon en neemt vanaf nu ook zijn identiteit aan. In de verte bespioneerd kapitein Knastl de gebeurtenissen en wil verslag uitbrengen aan zijn koning. Maar ook hij valt ten prooi aan de heksenmeester. Op hetzelfde moment wordt de Rode Ridder gastvrij ontvangen door koning Carolus. De Rode Ridder wordt ingezet om de huidige situatie te onderzoeken. Johan trekt naar het moeras en ontdekt algauw het lijkt van kapitein Knastl.

Hij vindt ook een boodschap van de kapitein, waarin de lokatie van de heksenmeester beschreven staat. Ondertussen leeft Basilius zich uit in zijn nieuwe rol als Don Perignon, en wil enkel nog als Don Perignon genoemd worden. Basilius roept zijn heer en meester op, de hellevorst Asmodeus, die het land van koning Carolus in chaos wil brengen, met de hulp van Basilius en zijn heksen.

Ondertussen komt de Rode Ridder bij het kamp van de heksen, maar een alarm verraadt zijn aanwezigheid. De heksen vallen de Rode Ridder aan, maar Basilius maakt misbruik van zijn nieuwe identiteit en Johan loopt in een valstrik. De Rode Ridder wordt vastgebonden boven een poel met waterslangen en even lijkt het of zijn laatste uur geteld is. Basilius trekt het moeras in met zijn heksen en laat Johan in de handen van een oude heks. Zijn leven wordt echter gered door Delphina, een andere heks. Johan vernietigt het heksenkamp en zit Basilius achterna, na een kort gevecht met de heksen, bindt de Rode Ridder de strijd aan met de heksenmeester. Al gauw moet de schurk het onderspit delven en zet het op een lopen. Gelukkig komen de troepen van koning Carolus ter hulp en wordt de heksenmeester verslagen…

Zwak verhaal, waarin de heksenmeester ipv een grote bozerik eerder een triestig figuur is. Als schurk komt hij totaal niet angstaanjagend over. Maar de laatste tijd is er dan ook een groot gebrek aan originele schurken in de albums. Weer een album met veel potentieël, maar het vlugvlug afgewerkt gevoel steekt weer de kop op.

173. Het zwarte teken

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

6/1999

Samenvatting

In kasteel Tintagel leest Merlijn voor het eerst uit zijn geheim dagboek voor. Hij brengt de legende van Camelot weer tot leven. Figuren als Koning Arthur, Guinevere, Lancelot en Hugon de hofnar herleven. Op een dag stormt een zwaargewonde ruiter Camelot binnen. Zijn laatste woorden waarschuwen de koning voor een duivelsplan. Merlijn herkent op de pijl het wapenschild van Aberdare, de heer van Bodwin Moors. Koning Arthur zendt Johan en Lancelot uit om de zaak te onderzoeken. Lodogran, de verrader, weet de jonge ridder Borsos te beïnvloeden en hem aan zijn kant te trekken. Borsos keert zich tegen de Rode ridder en Lancelot.

In het Donkerwoud ontmoet Borsos zijn handlangers, om de Rode Ridder en Lancelot uit te schakelen steken ze het Donkerwoud in brand, in de hoop dat de ridders er in zullen omkomen. Het paard van Johan ruikt echter onraad en waarschuwt onze helden. Johan en Lancelot worden algauw opgeslokt door de vlammenzee, maar weten zich te redden door in een rivier te springen.

De ridders komen ongedeerd in het dorp van Bodwin Moors aan en stoten algauw op de boosaardige bevolking. De mensen van het dorp dragen een vreemd zwart teken op hun voorhoofd. In de herberg lokken de handlangers van Borsos een gevecht uit en komt het tot een handgemeen met Johan en Lancelot. Terwijl de ridders harde klappen uitdelen, staren de dorpsbewoners hen wezenloos aan…

De handlangers van Borsos moeten het onderspit delven en nemen de benen.
Rowena, de dienster in de herberg, vertelt dat haar broer een soldenier is bij Aberdare en het vreselijke geheim ontdekte. Hij vluchtte naar Camelot om de koning te waarschuwen, maar is nooit teruggekeerd. Johan en Lancelot vermoeden dat de zwaargewonde ruiter die Camelot binnenstormde, haar broer was. Rowena vertelt dat Aberdare de bewoners door het zwarte teken willoze slaven maakt, die dag en nacht dwangarbeid uitvoeren. Rowena bleef echter gespaard, omdat ze zich verborgen hield op de zolder van de herberg.

Op dat moment stormen de soldaten van Bodwin Moors binnen en brengen onze helden naar de burcht van Aberdare. Aberdare en Zyronia ontvangen de ridders en presenteren hen een maal. Tijdens het maal, vertelt Aberdare hoe hij Zyronia meebracht vanuit Egypte en pocht over haar kennis van alchemie, handlezen, vergiften, kruiden en mummificatie. Wanneer de Rode Ridder vragen stelt over het zwarte teken, storten hij en Lancelot bewusteloos neer: de wijn die ze dronken bevatte een verdovend middel!

Wanneer de ridders weer bijkomen, bevinden ze zich geboeid in Zyronia's werkkamer. Aberdare wil de Rode Ridder en Lancelot het zwarte teken toebrengen en hen zijn slaven maken.

Borsos is echter ongemerkt het kasteel binnengedrongen, wanneer hij de benarde situatie van Johan en Lancelot bemerkt, steekt hij het kasteel in brand. Terwijl Aberdare de brand probeert te bedwingen, weet Borsos de Rode Ridder en Lancelot te bevrijden. De Ronde Tafel-ridders stoten op hun vlucht op de soldaten van Aberdare en er ontstaat een woest gevecht. Aberdare treft op een laffe wijze Borsos in de rug en dodelijk getroffen vertelt de jonge ridder over zijn verraad en wil de naam van de verrader vrijgeven, maar Borsos sterft nog voor hij de naam kan uitspreken. Aberdare ontvlucht het brandende kasteel, maar komt op zijn weg Rowena tegen. Het paard van Aberdare schrikt, steigert wild en werpt haar ruiter af. Aberdare stort de afgrond in. De vloek van het zwarte teken is gebroken…

Dit is het eerste verhaal van "De Kronieken van Merlijn", waarin figuren uit het verleden weer tot leven komen. Een jammerlijke zet blijkt uit de latere verhalen. Zelfs met populaire figuren uit het verleden weet het verhaal niet echt te boeien.

Misschien juist omdat (alweer) de figuren uit Camelot komen opdagen? In de plaats van nieuwe (moderne) personages te verzinnen die ons kunnen boeien, wordt steeds weer naar Koning Arthur en zijn ridders gegrepen: een gemakkelijk onderwerp?

Mocht de tekenaar nu eens dieper in het verleden graven en bijvoorbeeld een verhaal maken met een jonge Merlijn, toen hij in dienst was van Arthurs vader Uther Pendragon?

Nu ja, klagen blijkt toch niet te helpen, terug naar het verhaal:

174. De erfgenaam

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/1999

Samenvatting

"De erfgenaam" is het tweede luik van een ganse reeks verhalen waarin Merlijn voorleest uit zijn oeroude kronieken, uit de tijd van Koning Arthur.

De poppen gaan aan het dansen wanneer een ijlbode uit Frankrijk, Lancelot's geboorteland, in Camelot aankomt. Hij brengt de tijding dat Lancelot's vader weldra zijn laatste adem zal uitblazen, en dat Lancelot op het kasteel "Joyeuse Garde" verwacht wordt om de erfenis in ontvangst te nemen. Al gauw blijkt dat de koerier - Guillaume - een handlanger van de snode Lodogran is, en Lancelot in de val moet lokken. Merlijn betrapt echter Guillaume terwijl hij een gesprek tussen Johan en Lancelot afluistert, en raadt Arthur aan om de Rode Ridder mee te sturen. Zo gezegd, zo gedaan, en dus vertrekken Johan, Lancelot en Guillaume naar Frankrijk. Onze vrienden zijn nauwelijks vertrokken, of de eerste hinderlaag doemt reeds op: een groep gewapende ruiters trekt van leer. Guillaume houdt zich aanvankelijk zeer afzijdig, maar werpt zich ook in de strijd als een detachement lansiers van de koning ingrijpt. Dank zij deze sterke escorte, bereiken Johan en Lancelot ongedeerd de kust.

Aan boord smeed Guillaume al gauw een duister complot met de matrozen, die voor een beurs goudstukken bereid zijn om de ridders in hun slaap te overvallen. In het schemerdonker struikelen ze echter over een koord dat Johan dwars doorheen de kajuit gespannen had, en worden in een oogwenk uitgeschakeld door de geoefende krijgslui. Guillaume wordt eveneens ontwapend, maar rukt zich los en springt overboord. Hij wordt echter al snel opgepeuzeld door een verdwaalde witte haai. Nog is het leed niet geleden voor onze helden, want een snel schip met tot de tanden gewapende woeste krijgers, haalt hen langzaam maar zeker in. Even later breekt de hel los, maar Johan en Lancelot vechten als leeuwen en doen al hun tegenstanders in het zand bijten.

Na dit gewelddadige intermezzo verloopt de reis voorspoedig, en dra staan de Rode Ridder en zijn trouwe vriend op Franse bodem. Drie hinderlagen in 1 etmaal is natuurlijk van het goede teveel, zodat het vermoeden rijst dat iemand Lancelot ten alle prijze uit Joyeuse Garde wil weghouden. Lancelot verdenkt zijn 2 neven, Lionel en Bohort, aangezien deze de erfenis zouden opstrijken als er hem iets "overkomt".

Bij hun aankomst in Joyeuse Garde hangt de vlag reeds halfstok: Koning Ban, Lancelot's vader, is reeds overleden. In het gezelschap van Lionel, Bohort en diens vrouw Vermeille, dalen Johan en Lancelot af naar de crypte om een laatste groet te brengen. Bij het aanschouwen van het lijk van koning Ban merkt Johan dadelijk op dat de man geen natuurlijke dood stierf, maar vergiftigd werd. 's Nachts luistert Johan een gesprek af tussen Lionel, Bohort en Vermeille die onder hun drietjes knus zitten te mijmeren over de moord op Koning Ban, en afspreken om Johan en Lancelot hetzelfde lot te laten ondergaan tijdens het ontbijt.

De volgende morgen komt de griffier aan op Joyeuse Garde om de documenten op te stellen die van Lancelot de nieuwe kasteelheer maken. Als dat geregeld is, beschuldigt Lancelot in het openbaar zijn neven van de moord op Koning Ban. Met het zwaard in de vuist dwingt Lancelot Bohort om de beker wijn die hij hem aanbood zelf uit te drinken. Bohort ziet geen uitweg meer, en drinkt het giftige goedje op. Hierop valt Lionel Lancelot aan, maar loopt zich te pletter op diens zwaard. Even later gooit Vermeille zich van de meestertoren in de diepte, en is Lancelot's wraak voltooid. Daarna kan de ridder met een gerust gemoed terugkeren naar Camelot.

Het enige leuke aan dit "avontuur" is dat men iets meer te weten komt over Lancelot's afkomst, maar de verhaallijn zelf is van een zeer bedenkelijk niveau. Eventjes afluisteren en het postduivenhok doorzoeken levert voldoende bewijzen op om de 3 samenzweerders (die reeds zeer vroeg in het verhaal door Lancelot verdacht worden omdat het "nietsnutten" zijn) een collectieve zelfmoord op te dringen.

175. De naamloze ridder

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

10/1999

Samenvatting

De Naamloze Ridder is een verhaaltje dat zich situeert in de reeks "Merlijn leest in de kronieken van Koning Arthur …". Er werd in die tijd een tornooi georganiseerd te Camelot, en natuurlijk bereiken Johan en Lancelot, 's konings beste ridders, de finale. Even wordt er een toespeling gemaakt op de "affaire" tussen Lancelot en Guinevere, als de koningin hem haar sluier geeft, aldus Lancelot kronend tot haar favoriet.

De finale wordt echter in de war geschopt door het verschijnen van een ridder in zwarte uitrusting, die een uitdagende houding aanneemt. Lancelot wil hem mores leren, maar de bliksemende ogen en de oorlogsspeer van de onbekende worden hem noodlottig. Een verwittigd man is er twee waard, en Johan weet zich tegen de lichtflitsen te beschermen door zijn schild voor zijn ogen te houden. Even later wordt de Naamloze Ridder uit het zadel gelicht door Johan's (stompe) tornooispeer.

Allerminst gehinderd door zijn zwaar harnas, springt de Naamloze weer recht en slingert zich kwiek weer in het zadel. Na nog een aantal bedreigingen aan het adres van Koning Arthur geuit te hebben, vertrekt hij spoorslags. Nu Lancelot in de ziekenboeg ligt, komt Johan de zware taak toe om de vijand op te sporen en te identificeren. Alhoewel, zo onoverkoombaar blijkt die opgave nu ook weer niet, want de kristallen bol van Merlijn onthult op eenvoudige aanvraag de schuilplaats van de booswicht(en).

Johan vertrekt spoorslags naar de door de kristallen bol aangegeven grot, en stoot daar inderdaad op de Naamloze Ridder. Na een kort gevecht - waarbij de Naamloze nogmaals het truukje van de lichtgevende ogen uittest - wordt de Rode Ridder van langs achter neergeslagen door de opdrachtgever van zijn naamloze tegenstander, die over een ganse resem occulte krachten blijkt te beschikken.

Plots voelt Johan een koud lemmet zijn boeien doorsnijden, en zonder dralen grijpt hij zijn zwaard. De magiër reageert echter terstond en laat een deel van de zoldering instorten, waardoor de Rode Ridder ingesloten wordt. Nu hij toch gevangen is, heeft Johan tijd om zijn redster te bekijken. Naar aloude gewoonte is deze dame al even adembenemend mooi als schaarsgekleed en stelt zich voor als een medewerkster van de fee Morgana.

Dan volgt er weer een "kristallen bol scene" (want ook boosaardige tovenaars beschikken over deze radar-avant-la-lettre) : de schurken van dienst worden namelijk gewaarschuwd voor een aanstormend ridderleger en pakken hun biezen. De ridders (met Merlijn op kop) vinden de grot verlaten en treffen tot hun grote tevredenheid de Rode Ridder ongedeerd terug. Na de terugkeer in Camelot voorspelt Merlijn nog eens snel hoe het verhaal zal aflopen, wat de geïnteresseerde lezer meteen het aankopen van de vervolgstrips bespaart. Gelukkig maar!

De verhaallijn van deze strip is flinterdun, en kan in feite als volgt samengevat worden : booswicht verschijnt - booswicht vlucht - Johan vindt stouteriken - stouteriken vluchten weer.

Vooral de overdosis aan kristallen bollen en andere poes pas zorgen ervoor dat dit verhaaltje werkelijk niets om het lijf heeft - naar analogie van de oogverblindende schone die Johan zoals gewoonlijk tegen het lijf loopt. Hierdoor is deze strip zo ongeveer de zwakste van de reeks, en een prachtvoorbeeld van de bloedarmoede die deze - ooit uitmuntende - reeks getroffen heeft.

176. Het drakengraf

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

12/1999

Samenvatting

Merlijn herleest een hoofdstuk uit de kronieken van de Ronde Tafel ... Op een nacht breekt een hels onweer los boven Camelot. Een inslaande bliksem vernietigt een eeuwenoude woudreus, waardoor een verborgen doorgang tussen de bomen zichtbaar wordt. De volgende morgen ontdekken Johan en Lancelot de doorgang tijdens een inspectietocht in het woud. Ze besluiten een onderzoek in te stellen en betreden - op alles voorbereid - het geheime pad. Na een tijdje stoten ze op een geheimzinnige rotsformatie, die de Rode Ridder doet denken aan de rugpantsers van een draak. De ridders stellen een uitgebreid onderzoek in, en vinden onder de rots een groot aantal mensenschedels, waarvan sommige een sterk verschillende vorm hebben. Johan hakt een stuk rots af en stopt enkele schedels in zijn zadeltas om alles te laten onderzoeken door Merlijn.

Op de terugweg naar Camelot worden Johan en Lancelot echter aangevallen door een sterk detachement ruiters. Met de moed der wanhoop binden onze helden de strijd aan, en eens te meer eisen hun geoefende zwaarden een zware tol. De overmacht is echter te groot en de ridders slagen er niet in om de omsingeling te doorbreken. Plots weerklinkt echter hoorngeschal aan de rand van het woud, en de ruiterij van Camelot verschijnt op het slagveld. Baldur, de uil van Merlijn, was de ridders immers gevolgd en was naar Camelot teruggevlogen om de cavalerie te alarmeren. Bij het zien van deze versterking kiezen de aanvallers wijselijk het hazepad.

Merlijn sluit zich urenlang op in zijn studeerkamer om de meegebrachte voorwerpen te onderzoeken. Daarna roept hij Koning Arthur, Guinevere, Johan en Lancelot bijeen in de ridderzaal en geeft een uitgebreide spreekbeurt over zijn ontdekkingen. Duizenden jaren geleden lokten oermensen een 'draak' (op het eerste zicht een stegosaurus) in een valkuil. In het daaropvolgend gevecht werden heel wat jagers gedood (wat de neanderthal-schedels op die plaats verklaart). Uiteindelijk sneuvelde de dino, en fossileerde in de loop van de eeuwen, zodat een 'rots' onstond in de vorm van een drakenrug. Duivelsaanbidders en ander onguur tuig gebruikten de plek eeuwenlang om mensenoffers aan hun afgoden te volbrengen. Maar de belangrijkste conclusie volgt nog : de drakentanden bezitten een magische eigenschap. Gemalen en vermengd met ambrozijn verschaffen ze een bovenmenselijke kracht. De ruiters die Johan en Lancelot aanvielen hadden blijkbaar als opdracht de drakentanden te bemachtigen.

Lodogran, de verrader, staat echter aan de deur te luistervinken en besluit op eigen houtje de tanden te bemachtigen voor zijn opdrachtgeven Kerwyn, de Magiër. Op zijn tocht naar het drakengraf ontmoet hij de rovers die eerder faalden om de tanden te bemachtigen, en hij besluit hen een nieuwe kans te geven. Ditmaal ontmoeten ze geen nieuwsgierige ridders, en in een mum van tijd hebben ze in de allerbeste tandartstraditie de draak ontdaan van alle melktandjes.

Begeleid door Krauw, de sprekende kraai van Kerwyn, gaan Lodogran en zijn kompanen op zoek naar de verblijfplaats van de magiër, diep verscholen in de moerassen. Eens ter plaatse, overhandigen ze de tanden aan Kerwyn, die onmiddellijk aan de slag gaat om de toverdrank te bereiden. Het brouwsel wordt toegediend aan de krijgers en deze vertonen inderdaad een verbluffende krachtstoename.

Ondertussen is een sterke delegatie Ronde Tafelridders bij het drakengraf verschenen, waar ze kunnen vaststellen dat de vogels (in casu de drakentanden) reeds gevlogen zijn. Veel tijd om te bekomen van deze vaststelling hebben de ridders echter niet, want de Kerwyn's horde brute krachten valt hen op de nek, en Lancelot's paard vliegt hen letterlijk om de oren. Al snel blijkt dat ze geen partij zijn voor deze wildebrassen, zodat ze overhaast de terugtocht richting Camelot aanvatten. Daar aangekomen brengen ze in allerijl alles in gereedheid voor een beleg. De aanvallers laten zich echter niet tegenhouden door het stevige traliewerk, en dringen Camelot binnen. Daar wacht hen echter een gruwelijke dood, want het kokend pek wacht hen op...

Een drietal schurken worden niet gefrituurd, en dringen dieper door in Camelot. Daar stuiten ze echter op Arthur, die hen opwacht met Excalibur in de vuist. Excalibur beschrijft 3 dodelijke cirkels en de stilte van de dood daalt neer over Camelot.

Het verhaal van de jacht op de Stegosaurus (die natuurlijk al miljoenen jaren uitgestorven was toen de mens op aarde verscheen, maar een kniesoor die daarover valt) en het gebruik van het fossiel als offerplaats is zeer goed gevonden. De finale van dit album, is echter zeer mager. Na alle moeite die men zich getroost om de tanden te veroveren, blijkt het effect van de magische drank zeer mager. Toegegeven de aanvallers kunnen er zeer hoog en zeer ver door springen, maar enig tactisch vernuft heeft het hen niet opgeleverd, want de aanval op Camelot is op zijn zachtst uitgedrukt zeer chaotisch. Bovendien lopen ze met open ogen de frituurolie in. Een gemiste kans na een uitstekende start ...

177. De veldtocht

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/2000

Samenvatting

Merlijn blikt vol weemoed terug op de goeie ouwe tijd, toen Arthur regeerde aan de zijde van zijn schitterend vrouwtje, Guinevere.

Een woeste bende plunderaars (Picten en Scoten) zijn Noord-Brittanië binnengevallen en brandschatten de streek. Eens te meer zijn ze een rustig dorpje aan het uitmoorden, als de plaatselijke dorps-miss weet te ontkomen en in de richting van de moerassen vlucht. Al zwemmend tracht ze haar achtervolgers te snel af te zijn, maar één van de barbaren sleurt het arme meisje bij de haren uit het ondiepe water. Dit is natuurlijk een prachtig moment voor de Rode Ridder om tussenbeide te komen en de snoodaard proeft al gauw van Johan's lemmet. Onder de goedkeurende blik van Lancelot rekent Johan nog even snel af met de rest van het kwartet barbaren, en daarna wordt de terugtocht naar Camelot aangevat. Koning Arthur ontvangt het geredde meisje - Anyssa genaamd -
in audiëntie. Van zodra het gezelschap op de hoogte gebracht is van de plunderende horde, stuurt Arthur ijlbodes naar zijn leenmannen om een ridderleger op de been te brengen. Zodra de troepenmacht sterk genoeg is, rukt men op naar het noorden om de invallers een lesje te leren.

Johan en Lancelot krijgen het bevel over de voorhoede en rijden uit om de vijand op te sporen. Net voor ze een smalle bergpas willen binnenrijden, worden ze echter tegengehouden door Anyssa, die op eigen houtje Camelot ontvlucht is en de ridders op de hoogte brengt van een hinderlaag. Op de steile hellingen zit immers een detachement barbaren te popelen om het koningsleger te bedelven onder zware rotsblokken. Johan laat meteen de boogschutters aanrukken en in een mum van tijd worden de vijanden weggeveegd door een regen van pijlen.

De voorhoede raakt aldus ongeschonden doorheen de bergpas, maar ziet zich nu geconfronteerd met het voltallige leger van Picten en Scoten, dat zonder dralen de aanval inzet. Terwijl Johan en zijn gezellen met de moed der wanhoop standhouden tegen de overmacht, donderen de ridders van de koning door de bergpas, en storten zich op de verenigde legerscharen van de vijand. Deze worden onweerstaanbaar teruggedrongen, maar weten net op tijd hun reservetroepen in de strijd te werpen. Deze meesterlijke zet dreigt de kansen te doen keren, ware het niet dat ook Arthur nog een fameuse troefkaart achter de hand heeft : zijn oude krijgsmakker koning Pellinore anticipeert op de flankaanval en jaagt met zijn ruiters de nieuwkomers op het slagveld uiteen. Meteen is de slag beslist en de zegevierende troepen keren terug naar Camelot.

Deze strip is verre van kwaad temeer hij verscheidene historische feiten bevat en de hocuspocus tot een minimum herleid is (de vijand wordt met het naakte lemmet verslagen en niet door Merlijn omgetoverd in zoutpilaren !). Zo zijn de invallen van plunderende volken in het noorden van de Britse eilanden een vaak terugkerend verschijnsel in de periode vlak na de Romeinse bezetting van Groot-Brittanië (m.a.w. tijdens de legendarische regeerperiode van Arthur). Op het einde van de strip haalt Merlijn zelfs nog eens aan dat Koning Arthur qua strategie zijn mosterd haalde bij de Romeinse "cataphracti" (zware cavalerie).

De enige "schandplek" op deze strip is dat na een tijdje blijkt dat het Kerwyn de Magiër is die de Picten en Scoten verenigd blijkt te hebben, en die enome troepenmacht eventjes inzet voor zijn persoonlijk doel. Al is het natuurlijk zeer de vraag of een barbarenhorde zo maar eventjes zal staan springen voor één of andere snuiter in een zotskap.

Conclusie : als je eventjes de ogen sluit voor de plaatjes waar Kerwyn opduikt, is deze strip best te pruimen, en hoort hij thuis in de reeks van de betere veldslagverhalen, zoals daar zijn De Laatste Droom, Drie Huurlingen, De slag van Woeringen, De Wilde Horde, In de schaduw van de Thugs, …

Subcategorieën

Pagina 13 van 18