2/2001
De kronieken van Merlijn…
Via een mentale boodschap roept Merlijn Johan naar Camelot. Hij vertelt hem dat heer Hugo van Drakesteyn gelyncht is. Op zijn borst was een doodvonnis van het Veemgericht gespietst met een vreemde dolk. Johan wordt op onderzoek uitgestuurd, maar wordt gevolgd door de soldenier Alan, een spion in dienst van het Veemgericht. Op het moment dat Alan Johan wil doden met zijn kruisboog, trekt er echter een groep kooplieden voorbij. Wegens deze getuigen ziet Alan van de laffe moord af. De koopman Gandolf nodigt Johan uit om samen met hen intrek te nemen in de herberg nabij Drakesteyn.
In de herberg bestelt Johan een maaltijd bij de dienster Ramona. Hij vraagt Gandolf of hij iets weet over het Veemgericht. Deze schrikt en wil er slechts over praten in Johans kamer, na het avondmaal. Ondertussen wacht Alan Johan op in diens kamer om hem te doden. Ramona komt het eten opdienen, maar ze wordt tegengehouden door 4 dronken soldeniers van Drakesteyn die Johans maal op de grond werpen en de dienster mishandelen. Johan komt tussenbeiden en de soldeniers druipen af. Ramona vertelt Johan dat er iemand naar zijn kamer vroeg. Johan is op zijn hoede, want niemand wist van zijn opdracht af.
Op zijn kamer ontstaat er een gevecht met Alan. Na een achtervolging over de daken van het dorp stort Alan neer met een dolk in de rug. Met zijn laatste krachten vertelt hij de Rode Ridder dat hij door schulden gedwongen werd te werken voor het Veemgericht en dat Johan naar de ruïne van Duisterburg moet gaan. Gandolf verschijnt plots en lijkt erg nieuwsgierig. Alan is vermoord met een dolk van het Veemgericht om hem het zwijgen op te leggen, voordat Johan hem kon ondervragen. Johan houdt Gandolf onder dwang, omdat hij vermoedt dat deze de dolk van Alan in Johans kamer gevonden heeft en Alan ermee doodde. De dolk ligt echter nog in Johans kamer, zodat Gandolf onschuldig blijkt. Gandolf vergeeft het hem en vraagt om de volgende ochtend mee naar Drakesteyn te gaan, waar hij goederen zal verhandelen. Johan stemt toe.
Die nacht trekt hij naar Duisterburg. Bij de ruïne is hij getuige van de terechtstelling van Jan van Drakesteyn. Voor hij kan ingrijpen wordt de Rode Ridder bewusteloos geslagen. Wanneer hij bijkomt is hij getuige van een gesprek waarbij de plaats van de volgende bijeenkomst vermeld wordt: Grimwood. In zijn versufte toestand weet Johan echter niet dat het Lodogran is deze plaats opgeeft aan het Veemgericht. Johan slaapt opnieuw in en als hij ’s ochtends ontwaakt, ziet hij het opgeknoopte lichaam van Jan van Drakesteyn. Hij vertrekt naar Drakesteyn en vertelt heer Randolph en zijn gade Clothilde dat grootvader Jan terechtgesteld is. Johan begrijpt niet waarom Jan en Hugo vrijwillig naar het Veemgericht zijn gegaan nadat ze gedagvaard waren. Randolph legt uit dat het Veemgericht overal handlangers heeft en dat iemand die de dagvaarding negeert geen rust meer zou kennen.
Het gesprek wordt verstoord door de 4 soldeniers uit de herberg. Ze zijn handlangers van het Veemgericht. Johan en Randolph kunnen hen uitschakelen. In de gang ligt Gandolf neergeslagen door de 4 soldeniers. Hij leeft echter nog. Gandolf zegt dat het kasteel niet veilig is en stelt voor dat Randolph en Clothilde meetrekken met zijn karavaan. Ze weigeren. Daarop biedt hij zijn diensten aan als bewaker van het kasteel, samen met zijn kooplui. Als ook dit voorstel wordt afgewimpeld vertrekt hij.
Johan trekt die nacht naar Grimwood en wordt door iemand bespiedt. Na zijn vertrek prikt een veemgenoot een dagvaarding voor Randolph aan de kasteelpoort. Een zwarte, gemaskerde gestalte doodt hem hierna met een pijl en is van plan Randolph en zijn vrouw op te zoeken. Ondertussen heeft Johan zich verborgen in een oude boom waaronder de zitting van het Veemgericht plaatsheeft. Hij werpt zich op de Vrijgraaf, de leider van de Veemgenoten en neemt hem als gijzelaar. Wanneer de beul een dolk werpt in de richting van de Rode Ridder, wordt hij getroffen door een pijl, waardoor de dolk zijn doel mist en de Vrijgraaf raakt. De pijl is afkomstig van de gemaskerde gestalte. De overige veemgenoten worden ingerekend door Randolph en zijn soldeniers. De gemaskerde gestalte blijkt Ramona de dienster te zijn die door Merlijn gestuurd was op Johan te assisteren. Zij was het die hem neersloeg opdat hij het niet tegen een overmacht zou opnemen. De Vrijgraaf wordt ontmaskerd als Gandolf. Met zijn laatste adem bekent hij dat hij Alan stuurde en hem doodde met diens dolk. Zijn eigen dolk liet hij in Johans kamer om buiten verdenking te staan. Met de dood van hun leider komt er een eind aan de terreur van het Veemgericht.
Een zeer geslaagd album met enkele volwassen thema’s (wantrouwen, paranoia, lynchpartijen en verraad) en een minimum aan hocus pocus. Het idee van een gemaskerde sekte waar je eigen buurman lid van zou kunnen zijn speelt in op gevoelens van wantrouwen. Zelfs in Camelot hebben zij handlangers lopen! Enkele connotaties die tijdens het lezen door mijn hoofd schoten: de Klu Klux Klan, de inquisitie, de vrijmetselaarsloge, het boek “1984”, de KGB, … De beklemmende sfeer is door KB subtiel verdiept, doordat de slachtoffers tot dezelfde familie behoren. 3 generaties Drakesteyns worden gedagvaard. Randolph voelt onvermijdelijk aan dat hij het volgende slachtoffer wordt. Dit besef en het verdriet om de overleden vader en grootvader maken van Randolph en Clothilde interessante personages.
KB zet de lezers vaak op het verkeerde spoor. Ik zet even op een rijtje op welke manier KB ons laat twijfelen over de betrouwbaarheid van Gandolf. Ik heb d.m.v. (+) en (-) aangegeven of hij een betrouwbare of onbetrouwbare indruk achterlaat.
6/2001
Uit de kronieken van Merlijn...
Kerwyn en zijn leerling Niemand wachten in hun slot Blackstone. Niemand ontsteekt een brandstapel op een van de torens van Blackstone als baken, maar het noodweer belet het schip echter om aan te meren. Een zwemmer trotseert echter de woeste golven en op het moment dat hij door de storm in de wilde zee dreigt te verdrinken, zweept hij zich op tot een woede, waardoor hij de kust bereikt. De man blijkt Bjoldorkk, koning der Berserkers, te zijn en wordt door Kerwyn ontvangen op zijn kasteel.
Kerwyn heeft namelijk een deal gesloten met de Berserkers, een Scandinavisch volk dat van de Noorse oppergod Odin de kracht kreeg om in een gevecht onkwetsbaar te zijn voor vuur en staal. Deze onkwetsbaarheid verkrijgen zij door zich tijdens de strijd tot razernij op te zwepen. Wanneer de storm de volgende ochtend geluwd is, komt de rest van de Berserkers aan wal. Onder hen is de knappe, maar gevaarlijke koningsdochter Gudrun. De deal die Kerwyn met hen sloot betreft de verwoesting van Camelot in ruil voor een vrije plundertocht. Voor koning Bjoldorkk heeft hij nog een ander geschenk in de vorm van een schatkist.
Kerwyn heeft voorzien dat Merlijn hun plannen in de war zou kunnen sturen. Hij zendt een monsterlijke vleermuis naar Camelot die Merlijn tijdens de slaap zal bijten met zijn giftige tanden. Baldur de trouwe uil van Merlijn verslaat de vleermuis na een hevig luchtgevecht, dat Camelot opschrikt, maar geraakt net als Merlijn door de giftige tanden van het dier in een soort coma. Johan en Lancelot treffen Merlijn in die toestand in zijn vertrek en ontbieden magister Markus, de heelmeester van Camelot. Magister Markus onderzoekt Merlijn en verzorgt de gewonde Baldur, maar kan hen niet uit de coma laten ontwaken. Koning Arthur roept zijn ridders van de ronde tafel samen om te beraadslagen over dit vreemde voorval. Hij is er van overtuigd dat deze actie de voorbode is van nog meer onheil en stuurt zijn ridders er op uit om informatie te verzamelen in het land. Ook zendt Arthur ijlboden uit om de beste heelmeesters van het land op te roepen naar Camelot te reizen om Merlijn te genezen. Johan waarschuwt hem dat daar veel charlatans zullen tussenzitten, maar Arthur wil dit risico nemen om Merlijn te redden.
Johan en Lancelot rijden uit op zoek naar informatie en komen tegen de avond in een dorpje. Daar is groot rumoer op straat wanneer een oude vrouw met stenen bekogeld wordt door de dorpelingen. Johan en Lancelot komen tussenbeiden om de vrouw te helpen. Zij stelt zich voor als Walunda, de heks. Ze wil naar Camelot om Merlijn te genezen. Johan belooft haar vrije doorgang, maar een overijverige dorpeling werpt een mes naar de Rode Ridder. Walunda kan Johan net op tijd waarschuwen (ze kent zelfs zijn naam) en Johan kan het werpmes met zijn zwaard afweren. Lancelot grijpt de messenwerper, maar Johan zegt het te laten rusten, omdat hij handelde uit onwetendheid en angst.
Op dat moment strompelt een krijger het dorp binnen. Het is de dodelijk gewonde Griswold, soldenierskapitein van Cardigan Castle. Hij vertelt over de troepen Berserkers die Cardigan Castle onder de voet liepen en iedereen doodden. Hij vertelt hen ook dat hij twee figuren zag die de Berserkers vergezelden. Johan herkent ze door zijn beschrijving als de Naamloze Ridder (Niemand) en zijn mysterieuze leermeester (Kerwyn). Griswold sterft na zijn uitleg aan zijn verwondingen. Johan en Lancelot rijden de vijand tegemoet en ontmoeten hen op een heuvel. Johan steekt de heuvel in brand om hun opmars te stoppen, maar de woeste Berserkers lopen door het vuur. Omdat ze, buiten Bjoldorkk die hen te paard aanvoert, allemaal te voet ten strijde trekken, hebben Johan en Lancelot tijd om Camelot te verwittigen.
Ondertussen is Camelot overstelpt met een kleurrijke verzameling wichelaars, astrologen, tovenaars, heksen en zo meer. Allen beweren zij Merlijn te kunnen helpen. Arthur stuurt de bedriegers heen. Johan en Lancelot vertellen hem over hun ontdekkingen en ze besluiten om voorbereidingen te treffen om de Berserkers de volgende morgen tegen te houden. 's Nachts landt Walunda de heks op het dak van Camelot met haar vliegende bezem. Ze hypnotiseert de wachtposten en laat zich naar de kamer van Merlijn voeren. Ze laat hem ontwaken maar Merlijn is nog steeds zwak. Toch herkent hij haar. In het labo van Merlijn zet Walunda zich aan het werk om een tegengif te brouwen. De volgende ochtend bereiken de Berserkers Camelot. Een groot deel van hen wordt tegengehouden door Arthur en zijn ridders en soldeniers door stenen van de kantelen op hen te gooien. De Berserkers die niet verpletterd zijn, stootten echter door met een ram. Ze zijn niet te stoppen ondanks de strijdlustigheid van de bewoners van Camelot.
Vanop een afstand kijken Kerwyn en Niemand tevreden toe. De strijd lijkt gestreden, totdat Arthur zich in het gevecht mengt met zijn zwaard Excalibur. Bjoldorkk is met zijn reuzenzwaard niet opgewassen tegen Excalibur en wordt verslagen. Zijn dochter Gudrun wordt belet Arthur in de rug aan te vallen dankzij een straal uit de staf van Merlijn, die weer de oude is. De rest van de Berserkers deinst terug nu ze zonder leider vallen. Merlijn vertelt hoe zijn oude vriendin Walunda hem weer genas. Hij roept ook oppergod Odin op, die in hun midden verschijnt. Nu Odin weet dat de kracht die hij de Berserkers schonk is misbruikt, teleporteert hij de Berserkers terug naar het koude noorden. Kerwyn en Niemand verjaagt hij van Camelot doorzijn bliksemflitsen.
Het verhaal eindigt als Merlijn Walunda voorstelt als een oude geliefde. Hun paden scheidden zich toen hij Camelot als thuis verkoos en zij de wereld introk. Als dankbaarheid voor haar hulp schenkt hij haar haar jeugdige uiterlijk weer. Voordat Walunda weer op tocht gaat, raadt ze hem toch aan het karkas van de vleermuis die Baldur doodde op te ruimen.
De kennismaking met Bjoldorkk en zijn Berserkers is sfeervol (nachtelijke storm) en zelfs een beetje komisch. Vooral wanneer Niemand een beker wijn aanbied en Bjoldorkk simpelweg het vat vastpakt en leegdrinkt. Temidden van het woeste volkje valt de obligate schone Gudrun, de koningsdochter natuurlijk op. Ik had verwacht dat ze een grotere rol ging krijgen in het verhaal. Vooral omdat Bjoldorkk insinueert dat ze een man zoekt en dat Niemand misschien wel een kandidaat zou kunnen zijn. Spijtig dat ze slechts een klein rolletje kreeg toebedeeld.
Het uitschakelen van Merlijn door middel van een vleermuis met giftige beet is origineel en leidt tot een rolletje voor Baldur, mijn favoriete uil.
Een andere 'vrolijke' noot in dit album zijn de 'wonderdokters' die allen Merlijn willen helpen. Een leuk tafereeltje. Walunda de heks is een personage dat me wel aansprak, omdat ze niet het typische heksentaaltje gebruikt.Zo noemt ze de soldeniers "knappe jongens". Een beetje spijtig dat Merlijn haar terug omtovert in een knappe jonge vrouw. Als kranig oud vrouwtje was ze een leuker personage.
Andere scénes die ik de moeite waard vond waren: het duel van Arthur en Bjoldorkk met een glansrol voor Excalibur en het verschijnen van de oppergod Odin, geen alledaags tafereel als je het mij vraagt. Het verhaal zelf is eenvoudig: de Berserkers trekken op naar Camelot en worden daar tegengehouden door de Rode Ridder en co. Geen hoogstaand plot maar er zit wel vaart in het verhaal. Enkele aangename tafereeltjes zoals de scéne in het dorpje houden de dunne verhaallijn interessant. Buiten het redden van Walunda (die zich waarschijnlijk zelf wel had kunnen redden) en het (tevergeefs) verdedigen van Camelot pleegt Johan in dit album geen heldendaden. Er worden geen grote geheimen ontsluierd, behalve dan iets over het liefdesleven van Merlijn en de macht van Excalibur wordt nog maar eens bevestigd.
N.B.: Ik ben maar een beginnende RR lezer en kan dus nog niet veel vergelijkingen maken tussen de kwaliteit van de albums. Het is dus moeilijk om een quotering te geven van dit album. Toch vond ik het persoonlijk aangenaam om te lezen en (daar ik nog niet veel RR's in mijn bezit heb) te herlezen. Ondanks of dankzij mijn beperkte RR kennis geef ik dit album drie sterren.
6/2001
De kronieken van Merlijn...
Een schip is onderweg van Brittannië naar onze kust. Aan boord bevindt zich de Rode Ridder, die door Merlijn is meegestuurd met de monnik Ligerius om iemand op te sporen. Die verdwenen persoon is de abt Idesbald. Hij is in Coxye (nu Koksijde) door Noormannen ontvoerd. Idesbald draagt een groot geheim met zich mee dat bewaard moet blijven. Aan wal gekomen worden Johan en Ligerius onmiddellijk aangevallen door 4 Noormannen. Dezen worden door Johan in de pan gehakt, maar ook Ligerius blijkt niet zo'n vredige monnik te zijn. Zijn houten kruis is eigenlijk een zwaard. Een overlevende Noorman wordt ondervraagd. Ligerius dreigt ermee hem op de "Doodskoppenheuvel" achter te laten en de man vertelt dat Idesbald op de zwarte drakkar gevangen gehouden wordt. Ze laten de man lopen, omdat verraders toch niet durven terugkeren naar de andere Noormannen.
Ligerius toont Johan de "Doodskoppenheuvel", eigenlijk een Keltische grafheuvel. Tijdens het bezoek ontdekken ze dat ze bespied worden. Johan achtervolgt de gestalte en grijpt haar. Het blijkt Zorina te zijn. Ze behoort tot een bende strandjutters. Ligerius kent haar en nodigt haar en Johan uit om voor de komende storm in zijn kapel te schuilen. Van op zee horen ze een akelig gehuil. Ze gaan buiten een kijkje nemen en ontwaren een reusachtige zeeslang in de woeste golven. Volgens Ligerius is het monster ook op zoek naar Idesbald, omdat die hem vertelde dat hij met een "grote zeebewoner" bevriend was.
Om Idesbald te bevrijden schakelen ze de hulp in van enkele strandjutters. Johan kan met goudstukken 3 kerels overhalen hen te helpen: Ragar, Monke en Dimitri. Ze gaan op weg en zien het Noormannenkamp ophet vasteland (Coxye is een eiland). 's Nachts steken ze met een vlot over, terwijl Monke bij de paarden blijft. Bij de zwarte drakkar aangekomen schakelen ze enkele schildwachten uit, maar lopen toch in een hinderlaag. Het lijkt wel of ze werden verwacht. Ze worden neergeslagen en opgesloten bij Idesbald in de zwarte drakkar. Idesbald vertelt dat hij het geheim ondanks foltering bewaard heeft. De gevangenen krijgen bezoek van Baldur, de man die ze ondervraagden en lieten lopen. Hij is toch aanvaard door de Noormannen, omdat hij de broer van Freya de koningin is. Koningin Freya dreigt ermee de andere gevangenen te laten folteren om het geheim los te krijgen. Idesbald krijgt tot de volgende ochtend bedenktijd.
Ondertussen is Monke het wachten bij de paarden beu en gaat op zoek naar zijn metgezellen. Zwemmend snijdt hij de touwen van de drakkar los die weg begint te drijven. In het ruim kan Idesbald zichzelf en de anderen bevrijden uit de boeien. Ze vinden hun wapens terug en aan dek ontdekken ze dat de schildwachten werden uitgeschakeld door Monke. 4 drakkars volgen de zwarte drakkar echter en proberen die in te sluiten. Met een slim manoeuvre laten de vluchtelingen een van de schepen op een zandbank vastlopen. Freya slaat bewusteloos overboord en wordt door Johan gered. De zwarte drakkar gaat aan wal en Johan, zijn metgezellen en hun gevangene Freya gaan aan land.
Freya is ongemerkt bij bewustzijn gekomen en bedreigt Johan met een mes.
Idesbald heft de armen naar de hemel en met een zwaar gezang roept hij de zeeslang op die de 3 overblijvende schepen vernield. Door dit schouwspel verslapt de aandacht van Freya en Johan overmeestert haar. De volgende morgen spoelen de wrakstukken en de lijken aan. Onder hen is Bladur, Freya's broer. Ze belooft Idesbald dat ze alles zal doen als hij haar broer weer tot leven kan brengen. Met zijn befaamde elixir wekt Idesbald Baldur weer tot leven. Als tegenprestatie vraagt hij Freya het gebied te verlaten. Zij stemt hiermee in. De strandjutters besluiten met hun loon in goudstukken een schip te kopen en vissers te worden.
Dit verhaal wordt vervolgd in het volgende album. Toch is het een op zichzelf staand album. Het geheim van Sint-Idesbald komen we echter nog niet te weten. Zijn bekende levenbrengende elixir blijkt het niet te zijn (de dodecaëder album 186).
Een avontuur in onze streken is natuurlijk altijd speciaal. Dit verhaal leest af en toe als een geschiedenisles. Zo wordt uitgelegd hoe Koksijde er vroeger uitzag en komen we iets te weten over de Keltische bewoners en hun grafheuvels. Ook wordt er iets verteld over de invallen van de Noormannen aan onze kust en de gevolgen ervan.
Het cliché "waar een leger zou kunnen falen, heeft één vastberaden man meer kans op slagen", is het uitgangspunt van zeer veel albums. Tel maar eens na in hoeveel albums deze spreuk in een of andere vorm terugkomt.
Mijn favoriete personage is Ligerius. Hij is echt geweldig als zeer vrome, maar opvliegende monnik. Zijn als groot kruis vermomde zwaard is een goede vondst. Zijn taalgebruik is echt grappig en zijn uitval tegen de strandjutters, omdat ze enkel voor geld willen helpen is grappig.
Zorina vind ik er persoonlijk een beetje bijgesleurd omwille van het mannelijke lezerspubliek. Ze draagt niet veel bij tot het verhaal. Freya daarentegen is een interessanter personage. Een knappe dame die een groep woeste Noormannen onder de knoet houdt. Toch is ze erg bezorgd over haar broer. Ze verontschuldigd zich zelfs bij de gevangenen omdat zij immers toch haar broer gespaard hebben. Op het einde van het album komt ze tot inkeer. Dit is een thema dat tegenwoordig vaak in de RR-albums opduikt: de slechterik met berouw. Denk maar aan borsos in "Het Zwarte Teken", Azizah in "De Wraak van de Nachtridders", de Kauki in "De Dodecaëder" en Jork in "De Spookvallei".
De zeeslang Kopstaart zorgt voor het Fantasy-element in dit album. Wel makkelijk in te zetten als "Deus ex machina", maar verder hebben we het raden naar het waarom van zijn daden. Hoe heeft Idesbald hem ontmoet? Vanwaar komt het monster? Ook in het volgende album krijgen we geen verdere uitleg. Dit had iets meer uitgediept moeten worden. Nu lijkt het net alsof de zeedraak alleen handig uitkwam om de drakkars te verwoesten.
Ik beëindig deze beoordeling met een pleidooi om Ligerius zo snel mogelijk weer een gastrol te geven! Omdat ik zo van dit personage hou, ben ik een beetje bevooroordeeld om deze strip te quoteren. Ondanks dat het een eerste deel van 2 is, is het een behoorlijk verhaal. De losse eindjes die blijven hangen (de schedels in de grafheuvel, de zeedraak) neem ik er graag bij.
Een aangenaam album met (buiten de zeeslang) weinig hocus-pocus en als smaakmakers: Noormannen, onze eigen streek, stormweer, mysterieuze monniken, een mooie koningin en een zeemonster.
8/2001
Na de gebeurtenissen in album 185 vertoeft Johan nog steeds met Idesbald en Ligerius in Koksijde. Tijdens een ochtendlijk strandritje ziet Johan een schip voor de kust. Nadat Johan de vlag van het schip beschrijft aan Idesbald, legt deze uit dat dit de Kauki zijn, een soort zeerovers. Het schip is echter stuurloos omdat de bemanning hun roes uitslaapt. Hun kapitein, Ahab, schudt hen echter wakker en er wordt koers gezet naar de kust. De Kauki kwamen in het bezit van een schatkaart en gaan op schattenjacht in Koksijde. Daar ontdekken ze echter de sporen van de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Ahab stuurt een trio op pad om hen uit te schakelen. De rest start het graafwerk naar de schat. Na een poos ontdekt de rover Garoch een ondergrondse tempel, nadat hij in een kloof valt.
Ondertussen zijn ook Johan en zijn metgezellen op zoek naar een plaats waar Idesbalds ‘geheim’ begraven ligt: de druïdenput. Ze worden echter ontdekt door de 3 achtervolgende rovers. In het treffen dat daarop volgt, doodt Johan de rover Jonas en geraakt Ligerius dodelijk gewond. Idesbald redt hem echter het leven dankzij zijn elixir. Een van de vrouwelijke zeeroofsters wordt gevangengenomen, de andere kan ontsnappen om verslag uit te brengen aan Ahab en zijn bende. Johan besluit de rovers op te wachten. Idesbald wil met hen onderhandelen. Ondertussen verdrinkt Garoch, die nog steeds bij de ondergrondse tempel vertoeft, bijna door het wassende water. Ahab redt hem om informatie te krijgen over de tempel.
Bovengekomen is Garoch buiten bewustzijn en verneemt Ahab van de ontsnapte Isabel de dood van Jonas en de gevangenname van Gabriella. Woedend zweert hij wraak te zullen nemen. De rovers trekken eropuit, terwijl Isabel bij de graafwerken en Garoch blijft waken. Ze wil de ontdekking van Garoch zien, maar stort te pletter in de kloof. Garoch komt weer bij bewustzijn en besluit Ahabs schip te kapen, uit wraak omdat Ahab hem slechts redde uit winstbejag. Aan boord van het schip van de Kauki waakt echter Beatrijs. Garoch kan haar overhalen het spel mee te spelen. Ze ontdekken de schatten van de kapitein in diens hut en beginnen samen een nieuw leven.
De Kauki komen aan bij de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Idesbald stelt voor dat de Kauki naar zijn ‘schat’ graven in ruil voor een deel van de buit. Ahab stemt toe, al is het duidelijk dat hij zich niet aan de afspraak zal houden en de schat helemaal voor zichzelf zal houden. Voordat de graafwerken aanvangen, ontstaat er een gevecht tussen Ahab en de Rode Ridder uit wraak voor de moord op Jonas. De Rode Ridder schakelt Ahab uit en wordt zo volgens de regels de nieuwe aanvoerder van de Kauki. Na heel wat graafwerk wordt het kostbare geheim dat de druïden begraven hadden gevonden. Ahab poogt met een laffe aanslag alsnog terug kapitein te worden, maar wordt uitgeschakeld door Ligerius. De schat blijkt een dodecaëder te zijn (twaalfzijdige kubus) die multifunctioneel blijkt te zijn. Niet alleen toont hij Ahab zijn gekaapte schip dat reeds ver van de kust verwijderd is, maar het zendt ook een straling uit die de Kauki doet bekeren tot brave burgers. Ook krijgt Ahab zijn rechteroog terug en een andere rover zijn been.
Dit verhaal is deel van een tweeluik (185-186) maar best op zichzelf te lezen. In album 185 zijn het de Noormannen die het de Rode Ridder moeilijk maken, in dit album zijn het zeerovers. Een klein anachronisme dacht ik eerst, maar ik veronderstel dat KB zijn research wel gedaan zal hebben en dat er wel degelijk “Kauki” bestaan zullen hebben.
De personages zijn vrij interessant. De rovers worden niet gewoon als bende beschreven, maar worden als individuen beschreven: de furieuze Ahab, de sluwe Jonas, de opportunistische Garoch en de voorzichtige Mankepoot hebben allemaal hun deel in het verhaal. En ook de vrouwelijke rovers staan best hun mannetje. Mijn favoriet Ligerius (zie mijn bespreking van 185) is weer grandioos in zijn opmerkingen en citaten, maar Idesbald blijft een vlak personage, wijs en menslievend, maar met weinig pit. Waarschijnlijk bedoeld als contrast met Ligerius.
Net als in het vorige album zijn er echter weer enkele losse eindjes: nog steeds worden de opgegraven schedels als fait divers opgevoerd, zonder een echte rol in het verhaal. Ook de ondergrondse tempel, die een veelbelovende spanning in het verhaal opbouwt, heeft uiteindelijk geen echte deelname aan het plot. De dodecaëder zelf dient enkel als “Deus ex machina” op het einde. Ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat dit tweeluik verdacht veel op een toeristisch pamflet voor deze kuststreek lijkt, zodat KB er verschillende elementen in samenbracht, die echter niet als een echt samenhangend geheel overkomen. Wat is de link tussen de graven, de tempel, de schedels, de zeedraak (uit 185), de dodecaëder, de druïden en de geestelijken? Dat is niet altijd even duidelijk.
Er zit minder sfeer in dit deel van het tweeluik, dan in het eerste deel. De personages zijn echter wel leuker. Hier en daar zit er zelfs een licht humoristisch tintje in: de uitlatingen van Ligerius, de manier waarop Johan Ahab uitschakelt en de verwelkoming van Johan als nieuwe kapitein. De tekeningen zijn zeer te pruimen: duin- en zeegezichten, de ondergrondse scénes zijn knap en er zit veel dynamiek in de manier waarop de personages getekend zijn.
10/2001
In het duistere en verlaten kasteel Blackstone komt de illustere figuur Niemand de kamer van Kerwyn binnen op het moment dat die even zijn masker afgelegd heeft. Niemand schrikt zich meteen een aap: het is Merlijn! Of nee, toch niet, zo verduidelijkt Kerwyn: hij is de tweelingbroer van Merlijn, wiens bestaan tot nu toe steeds verhuld is gebleven; zelfs Merlijn vermoedt niet dat zijn tegenstander eigenlijk zijn eigen broer is. Diezelfde nacht kent Kerwyn eindelijk een naam toe aan Niemand: tijdens een ritueel in een brandend pentagram geeft hij hem de naam Bahaal, Prins der Duisternis.
Inmiddels blijkt in Camelot Johan vermist te zijn. Een dozijn ridders zwermt uit om de Rode Ridder te zoeken, maar het is Lancelot die het spoor van Johan vindt dat hem uiteindelijk naar Blackstone zal leiden. Daar heeft intussen Kerwyn een gesloten doodskist getoond aan Bahaal. In de kist bevindt zich de enige overlevende der Titanen: een vrouw, Galaxa genaamd. Deze Titaanse schone bevindt zich in schijndode toestand in de kist, maar indien zij aan het daglicht zou worden blootgesteld zou ze ontwaken en haar vroegere reuzengestalte terug aannemen. Met haar als wapen wil Kerwyn Camelot en zijn inwoners platwalsen. Op de koop toe heeft Kerwyn vorige nacht een hypnotisch bevel naar Johan gestuurd, zodat deze willoos geworden op weg is naar Blackstone. Inderdaad, even later meldt Johan zich als een mak schaap aan de poort van het kasteel aan. Hij herkent de twee booswichten niet en wordt in een kerker opgesloten.
Kerwyn en Bahaal openen bij het ochtendkrieken de kist van Gorgonia, die door de eerste zonnestralen gewekt wordt en onmiddellijk uitgroeit tot een reuzin. Kerwyn legt haar uit dat ze Camelot moet verwoesten, maar eerst mag ze korte metten maken met de Rode Ridder.
Ondertussen is Lancelot heimelijk Blackstone binnengedrongen en bevrijdt Johan, die hij door een stevige klap op het hoofd zijn geheugen terugschenkt. Op de trappen worden ze echter ontdekt door Gorgonia. Ze zien kans om Blackstone te ontvluchten en rijden naar de rotskust. Johan hoopt immers om daar Gorgonia met een list te verschalken, en dat lukt zowaar nog ook: Johan en Lancelot verbergen zich onder een overhangende rots en Gorgonia volgt hen tot op de klip, die onder haar ontzaglijk gewicht afbrokkelt. Ze stort in zee en komt niet meer boven. Johan en Lancelot rijden naar Camelot om met versterking Blackstone te doorzoeken, maar Kerwyn en Bahaal kiezen eieren voor hun geld en laten Blackstone brandend achter.
Uit de kronieken van Merlijn is dit voorlopig het laatste verhaal waar Kerwyn en Niemand/Bahaal de poppen aan het dansen brengen. Ik ben daar alvast niet rouwig om. En eindelijk zijn we verlost van de verwarrende naam Niemand; iedereen zag natuurlijk al lang aankomen dat dit Bahaal ging worden. Dat Kerwyn de broer van Merlijn zou zijn had waarschijnlijk niemand (woeha!) verwacht, maar dat kan moeilijk anders wanneer ineens een tweelingbroer uit de trukendoos opduikt.
Eigenlijk rammelt dit verhaal aan alle kanten. Zeg nu zelf: Johan die mijlenver verwijderd gevolg geeft aan een hypnotisch bevel van Kerwyn, daarbij zijn eigen wil verliest en in trance naar Blackstone rijdt om er opgesloten te worden? Waarom dacht Kerwyn daar niet veel eerder aan? En waarom gaf hij geen dergelijk bevel aan Arthur? Of een bevel aan de ridders van de ronde tafel om te emigreren naar China?
Ook vreemd: op plaat 55 heeft Gorgonia de naar de kust vluchtende ridders bijna ingehaald, en moet blijkbaar nog slechts enkele stappen doen om die "kleine ellendelingen" bij hun nekvel te vatten, maar deze slagen er toch nog in om tot aan de kust te geraken en zich daar nog te verschansen ook. Gorgonia was waarschijnlijk druk bezig om een rotsblokje uit een van haar laarsjes te verwijderen? Een einde met Gorgonia die van de rotsen stort en in de golven verdwijnt is ook wel wat te gemakkelijk. Herinner je nog de Golem uit "Het Sprekende Zwaard"? Dát was pas een eindstrijd! En dan nog Johan die Gorgonia achterna wil duiken om haar te redden, hahaha! Bon, toch nog eens kunnen lachen.
De tekeningen zijn in de eerste helft van het verhaal nog van een redelijk niveau, maar daarna gaat het helemaal de dieperik in. Toch vind ik de sobere tekening van Kerwyn en Bahaal op plaat 17 sterk: uit vogelperspectief langs een dominerende pilaar zie je hen en hun schaduwen nietig in de diepte.
Met de verhoudingen in de tekeningen van dit verhaal zit het fout: kijk bijvoorbeeld eens naar de grote Johan in de achtergrond en de kleinere Bahaal op de voorgrond in plaat 26. Of de rare weergave van Lancelot aan de voet van Blackstone in plaat 29. Dergelijke missers helpen dit ongeïnspireerde verhaal helemaal niet, waaruit alleen de onthulling van Kerwyn's identiteit te onthouden valt. Een van de zwakste verhalen van de reeks.
11/08/2004
Cumberland, midden Engeland. Johan nadert de grens, op weg naar heer Rodrick, de landvoogd. Aan de grens wordt hij tegengehouden door soldaten. De soldatenkapitein meent Johan echter te herkennen en fluit zijn soldaten terug. Hij raadt Johan aan de nacht in Crackwick door te brengen. Daar bovenop wil hij Johan nog een escorte aanbieden ook. De tocht eindigt te Crackwick aan herberg “De witte zwaan”. De soldatenkapitein keert naar de grens terug, terwijl Johan de herberg binnengaat.
In de herberg heerst een bedrukte sfeer, blijkbaar wordt Johan er verwacht. Irina het dienstmeisje breekt het ijs en vraagt wat Johan wenst. In tegenstelling tot de andere gasten die slechts water en brood krijgen worden Johan de lekkerste gerechten voorgeschoteld. Stomverbaasd deelt Johan de gerechten uit aan de andere gasten , die hierop al minstens even verbaasd reageren. Bram en Seppe, 2 mannen die in de herberg aanwezig zijn meenden in Johan de gezant te herkennen. Dit schouwspel doet hen ernstig twijfelen. Een geluk voor Johan, want de gezant mocht de herberg niet levend verlaten.
Hierop betreden de Schout en zijn mannen de herberg. Het feit dat de mensen in de herberg lekkernijen eten maakt de Schout woest, er ontstaat een rel. Wanneer de Schout Irina vastneemt grijpt Johan in en geeft de soldeniers een pak rammel. Als de Schout weer bij kennis komt verontschuldigt hij zich bij Johan en smeekt om genade. Hij meent dat Johan een “Machtige” is en vreest represailles door de heer Rodrick. Johan jaagt de Schout en zijn manschappen weg.
Met de rust weergekeerd, daalt een man de trap van de herberg af. Het is Thorbold, de grootvader van Irina. Deze vertelt Johan over de trawanten van heer Rodrick, die allemaal in het rood gekleed gaan. Heer Rodrick verwacht een “machtige” uit een ver land die nieuwe belastingswetten zal opstellen. Vandaar dat Johan aan de grens verkeerdelijk voor deze Rode gezant aanzien werd. Johan besluit de rol van gezant verder te spelen en wil de opstandelingen in hun strijd aanvoeren. Irina brengt Johan tot bij deze groep weerstanders. Zij houden zich schuil in het woud, het is een klein groepje onder leiding van Rupert, de verloofde van Irina. Seppe en Bram zijn hun spionnen en gaan geregeld naar het dorp om er hun oor te luisteren te leggen. Er wordt besloten de echte gezant te onderscheppen en zijn papieren te ontvreemden, zo kan Johan de rol van gezant zonder problemen blijven spelen.
De echte gezant, Zackay is ondertussen aan de grens van Cumberland aangekomen. Al snel heeft men door dat er een vergissing gebeurd is. Bij het tonen van zijn rode gewaad wordt de echte rode gezant herkend, er wordt snel koers naar de herberg gezet. De gezant gaat naar binnen en eist eten en drinken van Irina. Hij vraagt of er nog gasten in de herberg zijn, Irina’s bevestiging maakt hem overmoedig, hij wil meteen de kamer van de gast zien. Zackay is met open ogen in de val gelopen, Johan overmeestert hem.
Hierop zet Johan koers naar Cumberstone, waar hij met open armen ontvangen wordt door heer Rodrick. Rodrick stelt ook zijn mooie vrouw Roxanna voor aan Johan. Niet veel later arriveren Irina en Rupert, verkleed als personeel van Zackay (alias Johan). Aan tafel wordt er meteen ter zake gekomen. Johan legt de nieuwe wetten uit. Rodrick tekent ze meteen maar, hij kan niet lezen. Een grapje van Roxanna hierover maakt hem ziedend van woede.
In de herberg weet de echte Zackay ondertussen te ontsnappen. Hij zet meteen koers richting Cumberstone.
Te Cumberstone komen ondertussen Brick de rentmeester en Brack de jachtopziener terug van hun dagdagelijkse bezigheden. Ze ontmoeten er Johan. Brick vindt het eigenaardig dat Johan een zwaard draagt en daagt Johan uit voor een tweegevecht. Na een hevig duel verliest Johan zijn zwaard. Hierop wordt het feest verder gezet, de wijn vloeit rijkelijk. Een dienaar laat echter per ongeluk een dienblad vallen, Rodrick zit onder de wijn en laat zich van zijn brutaalste kant zien. Zijn onmenselijk gedrag lokt bij Johan een reactie van afschuwen uit. Hij heeft zich daarmee verraden. Dat ogenblik komt ook de echte Zackay binnen. De poppen gaan aan het dansen. Irina en Rupert beginnen hun opdracht te vervullen, terwijl Johan de soldaten op een afstand houdt. Roxanna biedt Johan een schuilplaats aan, waardoor de achtervolgende soldeniers Johan kwijtspelen.
Roxanna betuigt Johan haar sympathie en kiest de zijde van de opstandelingen. Brick gaat ondertussen ook achter Johan aan. Johan wacht hem op en er volgt wederom een duel met het zwaard. Johan maakt zichzelf bekend als ronde tafelridder en verslaat zijn tegenstander in no time. Irina en Rupert hebben de opstandelingen geholpen het kasteel binnen te dringen. Ze zijn er in geslaagd de ophaalbrug neer te laten. Net op dat moment naderen zwaar geharnaste ruiters de burcht. Het zijn ridders van de ronde tafel onder leiding van Lancelot. Rodrick en zijn trawanten beseffen dat het spel gespeeld is en geven zich over. Koning Arthur zal over de gevangenen oordelen, de nieuwe belastingswetten vormen het bewijs van hun wandaden.
Een ridderverhaal dat inslaat als een bom. Origineel op vele vlakken en een deftige dosis humor. Zo hebben we de rode ridderverhalen graag. Biddeloo weet hier optimaal het beperkte aantal bladzijden te benutten. Het intrigante figuurtje Zackai maakt zijn heroptreden in een rol die hem van oudsher gegoten zit. Yes, we love him!
Minpuntje iw wel het heroptreden van de ronde tafelridders, zitten we nu nog met kronieken of niet? Dan nog, een minpunt is dat niet echt, de plaats waar het verhaal zich afspeelt rechtvaardigt het heroptreden van Lancelot en zijn makkers.
Met roxanna en Irina heeft Biddeloo weer eens 2 bloedmooie dames neergezet, we zijn het van hem gewoon, maar het mag gezegd worden, hier heeft hij extra zijn best gedaan. De kwaliteit van de tekeningen is overigens gedurende het hele verhaal van hoge kwaliteit. Mooi !
12/2001
Johan arriveert in Wellborough, het kasteel van Baron Bradsford. Bradsford, een ouwe getrouwe van Arthur wil de Rode Ridder inschakelen om een mysterie op te lossen: bewoners en bezoekers van het moerasdorpje Misty Moor zijn spoorloos verdwenen. Ook de soldeniers die Bradsford op verkenning stuurde keerden niet weer. Op het kasteel maakt Johan kennis met Bradsfords vrouw Madeline en Sir Thorpe de ritmeester. Johan besluit er op uit te trekken om het mysterie van Misty Moor te ontsluieren en vraagt om een gids. Bradsford zou het zelf doen, maar kampt met hevige jicht en ritmeester Thorpe kent de streek nog niet goed. Plots verschijnt er hulp in de vorm van de zwerver Pipput, die zich aanmeld in het kasteel om zijn geboortedorp, waaruit hij als kind door nomaden werd ontvoerd, te onderzoeken. Pipput en Johan besluiten samen te vertrekken.
Die nacht is Johan echter stiekem getuige van een verboden romance tussen Bradsfords vrouw Madeline en ritmeester Thorpe! Ze koesteren blijkbaar onfrisse plannen. Johan besluit dat de opdracht belangrijker is dan deze liefdesperikelen en vertrekt 's morgens met Pipput. Tijdens hun tocht bemerken ze dat de temperatuur in het moeras stijgt en dat de fauna en flora getransformeerd is. Tijdens een rustpauze kan Pipput Johan ter nauwernood redden van een monsterlijke waterslang met zijn kruisboog.
Het dorp Misty Moor ligt er desolaat bij wanneer ze arriveren, maar ze worden ongemerkt bespied door onmenselijke ogen. Toch zijn er nog tekenen van leven zoals een smeulend vuur en een nog warme stoofpot. Johan doet de vreselijke ontdekking dat het stoofpot is van mensenvlees! De mannen besluiten het dorp te doorzoeken naar de menseneters. Bij de waterput aangekomen wijst Pipput Johan op enkele verweerde tekens op de rand van de put. Johan kijkt over de rand en ziet dat het waterpeil zeer laag is. Pipput vertelt dat het waterpeil in de put snel kan stijgen en dalen.
Een paalwoning trekt de aandacht van Johan. Pipput zegt dat het de laatste rustplaats is van Xanax, de witte magiër die een eeuw eerder in het dorp woonde. Plots bemerken de mannen dat er mist en een groen schijnsel uit de waterput komen. Ook het water is gestegen en kookt. Ze besluiten zich in veiligheid te brengen in een hut waar Pipput het verhaal van Xanax vertelt: op een dag kwam Xanax aan in Misty Moor, waar hij een geliefd man werd en huwde. Volgens de legende zou Xanax het dorp ooit van een onheil hebben gered. En naar men zegt, zou zijn geest ook ooit in een vlammenzee weerkeren om Misty Moor weer te redden.
Ondertussen in Wellborough betrapt Bradsford zijn vrouw en Thorpe in een omhelzing en hoort hoe zij van plan zijn hem te doen 'verdwijnen'. Het komt tot een duel waarin blijkt dat Bradsford helemaal geen last heeft van jicht. Hij veinsde dit zodat de tortelduifjes zouden denken dat ze vrijspel hadden, terwijl hij ziek te bed lag.
Terug in Misty Moor. Nacht. Het is Johans wachtbeurt en hij ziet weer die gloed uit de put komen. Hij gaat een kijkje nemen. Hij ontmoet daar de knappe dame Sissigo die hem probeert te hypnotiseren. In de hut wordt de slapende Pipput wakker omdat er gruwelijke wezens uit de vloer omhoog kruipen! Hij verweert zich tegen de monsters en hun gekartelde messen, maar ze blijven terugkomen ondanks zijn slagen. Hij roept Johan om hulp, die hierdoor uit zijn trance ontwaakt. Hij bedreigt Sissigo, die de put induikt, en snelt Pipput ter hulp. Tijdens het gevecht ontdekken de strijdmakkers dat het hoofd van de monsters hun zwakke plek is. Met zwaard en boog drijven ze de kannibalen terug.
Intussen wint Bradsford het duel tegen Thorpe en Madeline vlucht overstuur weg. Ze maakt een dodelijke val wanneer ze van de kasteeltrappen loopt. Bradsford beveelt zijn soldeniers om haar lichaam op te baren en snel op de paarden te springen om Johan en Pipput te helpen.
In Misty Moor vermoeden Johan en Pipput dat de wezens de getransformeerde dorpelingen zijn. Daar verschijnt Sissigo weer met een bende kannibalen. Voor de ogen van de helden verandert ze in een reptielmens die het gemunt heeft op hun vlees. Tijdens een gevecht blijken de schubben van Sissigo te hard om haar te verwonden. Johan herinnert zich de oude legende en werpt op hoop van zege een fakkel op de hut waar Xanax opgebaard ligt. De geest van de oude tovenaar rijst op uit de vlammen en met lichtstralen uit zijn ogen brandt hij de tekens op de rand van de put dieper uit. Sissigo duikelt de diepte in en zal daar moeten blijven zolang de magische tekens op de rand de put beschermen. Ondertussen brandt het hele dorp af en komen de monsters om in de brand. Nu de magie van Sissigo verbroken is krijgt de natuur zijn normale uitzicht weer. Johan kan het goede nieuws melden aan Bradsford die net komt aanrijden.
Een fantasierijk album met een hoog griezel-gehalte: moerasmonsters, kannibalisme, transformaties, monsters, een reptielenvrouw, en een wandelende dode (Xanax). De tekeningen zijn meer dan gemiddeld: het dorpje Misty Moor is sfeervol en troosteloos afgebeeld, de scènes met de monsters zijn knap getekend. Er zit vaart in het verhaal. Kijk maar eens na wat er allemaal gebeurt in de eerste 5 bladzijden: de personages worden voorgesteld, het mysterie uitgelegd, de romantische subplot krijgt een aanvang, de tocht begint en trotseren onze helden al het eerste gevaar. Deze bladzijden lijden dan ook niet aan het vaak bekritiseerde "te weinig en te grote tekeningen op 1 blad". Trouwens als een verhaal of een scène erom vraagt, heb ik niets tegen mooie grote prenten.
Het hoofdverhaal is mooi opgebouwd en dankzij de loerende ogen, de stoofpot van mensenvlees en de haast voelbare stilte in het dorpje wordt de spanning goed opgebouwd. Het subplot lijkt op het eerste zicht niet veel te maken te hebben met het hoofdverhaal, maar na even nadenken kan je er toch een boodschap in lezen. Bradsford heeft liefdesproblemen. Zijn vrouw, die hij van hoer tot barones maakte, bedriegt hem en deze zaak houdt hem meer bezig dan de verdwijning van zijn onderdanen. Pas wanneer zijn eigen problemen opgelost zijn, gaat hij de Rode Ridder tegemoet.
Ik vind dit een zeer behoorlijk album en heb slechts enkele punten van kritiek: Sissigo wordt op het einde wel erg snel overwonnen en de getransformeerde dorpelingen komen om in de brand, terwijl de rest van het getransformeerde moeras zijn oorspronkelijke vorm terugkrijgt. Was het te veel gevraagd om deze mensen ook te sparen? Maar langs de andere kant: zo'n rampzalig einde past wel in de sfeer van de strip.
Pipput is een nogal vlak personage: grimmig en moedig, maar met weinig diepgang. Hij deed me wat denken aan Artmann uit "Nosferatu" (nr. 189), maar die heeft een beter uitgewerkt verleden.Bradsford is een sympathiek maar tragisch personage: hij verliest zijn vrouw en kon zijn onderdanen niet beschermen. Sissigo is dan wel verdwenen, maar Misty Moor ook.
2/2002
Opnieuw krijgen we een verhaal uit de kronieken van Merlijn voorgeschoteld. In dit verhaal krijgt Johan opdracht naar Transsylvanië af te reizen om een oude vriend van Merlijn bij staan. Het is Artmann, de vampierenjager. Nog in Camelot stelt Artmann de Rode Ridder op de hoogte van de gevaren die hen te wachten staan - en niet zonder reden want ze worden bespied door een vampier. Gewapend met een toverdrankje van Merlijn reizen beide mannen naar de Balkan waar ze om onderdak vragen bij pater Gregorius, een bekende van Artmann.
De pater nodigt beide mannen uit binnen te komen, in zijn kapel zijn ze immers veilig voor de vampiers. Achteloos stijgt Johan van zijn paard. Slechts blikemsnel ingrijpen van Artmann redt het leven van de Rode Ridder. Hij doodt pater Gregorius die door de vampiers te pakken was genomen en er nu zelf ook een was. De Rode Ridder en Artmann bespreken hun plannen om door te dringen tot de schuilplaats van Nosferatu, de 'oervampier'. Johan ondervindt dat zijn gezel een dodelijk haat koestert jegens vampiers en er genoegen in schept ze te vernietigen. Artmann erkent dat; Nosferatu heeft hem ooit zijn vrouw afgenomen. Zij is nu ook een vampier. Artmann zwoer wraak en nu is de tijd gekomen, hij kent de schuilplaats van Nosferatu.
De volgende dag rijden Johan en Artmann de vampierenstreek binnen. Met listen weten ze de verspieder-vampieren van Nosferatu uit te schakelen en door te dringen tot de vervallen burcht waar hij zich schuil houdt. Daar vindt een bloedige confrontatie plaats die eindigt in een gevaarlijke patstelling. Nosferatu verschijnt met Artmann's vrouw aan zijn zijde, ingrijpen zou het leven van de dame/vampier ingevaar kunnen brengen. Johan laat zich bijten door de vrouw en Nosferatu ruikt de overwinning. Echter, Johan werd beschermd door Merlijn's toverdrank en is ontkwetsbaar voor een vampierenbeet. En toen Artmann's vrouw van zijn bloed dronk, genas ze. Verschrikt probeert Nosferatu te vluchten maar Artmann is hem te snel af en doodt hem. De dreiging is afgewend.
In een recent interview heeft Karel Biddeloo dit album één van de beste van de laatste tijd genoemd. Zowel qua verhaallijn als qua tekeningen steekt het wat hem betreft boven de andere uit. Eerlijk is eerlijk, ik vind dat hij gelijk heeft. De afgelopen tijd heeft Biddeloo veel kritiek gehad op zijn werk maar met dit verhaal revancheert hij zich. Het verhaal is spannend, daar kun je niet om heen. Uiteraard kijk ik nu anders tegen de Rode Ridder dan twintig jaar geleden en zie je eerder door het verhaal heen. Maar het album Nosferastu heeft voldoende spannende elementen, zoals de gevaalijke missie, de lange reis en de machtige tegenstander. Johan en Artmann winnen de strijd door een combinatie van list, kracht en een beetje tovenarij.
Ook blijft de vaart in het verhaal en geeft Artmann een paar mooie staaltjes van zwarte humor ten beste. Kortom, ik heb me prima vermaakt bij het lezen van dit verhaal. Een ook wat de tekeningen betreft, geef ik Biddeloo gelijk. Het is mooi gedaan. Toegegeven, mijn favoriete tekenstijl vind je in de albums 50-130. De stijl de Biddeloo tegenwoordig hanteert is anders, moderner wellicht. Maar als je naar de tekeningen kijkt, zie je dat ze gedetailleerd en met zorg gemaakt zijn - en dat is wat mij betreft wel eens anders geweest.
In het genoemde interview gaf Biddeloo aan dat hij de sfeertekeningen in Nosferatu zeer geslaagd vindt. Kijk eens naar blad 37-38 of 49-50 en overtuig je zelf. Mooi vakwerk. Kortom, dit album is wat mij betreft een van de beste van de laatste jaren.
4/2002
Ergens in het oosten ronselt Robur, een ruige schattenjager, in een herberg van een haven stoere avonturiers die bereid zijn om samen met hem een tocht aan te vatten naar een spookvallei, waar zich een schat bevindt. Hij is er ooit een keer geweest en kon maar een klein deel van de schat meenemen. De tocht is niet zonder gevaar want er wacht hen gevaarlijk klimwerk langs steile rotsen, maar ook met de Kropatchoks, woeste bergnomaden, zal rekening moeten gehouden worden. Robur is vergezeld van Marysa; zij is een Kropatchok die door Robur het leven werd gered toen haar stamgenoten haar wilden terechtstellen. Dat ze geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken ondervindt Jork, een van de avonturiers, wanneer hij haar wil vastgrijpen. De Rode Ridder is toevallig in de herberg aanwezig en komt tussenbeide door Jork buiten westen te slaan. Robur nodigt Johan uit om aan de avontuurlijke tocht deel te nemen, en deze stemt toe.
De volgende ochtend zeilt het schip met Robur, Marysa, Johan en zes avonturiers over een rivier het binnenland in, op weg naar de Spookvallei. Een van de avonturiers is Jork, die wraakgevoelens koestert jegens Johan. De volgende dag legt het schip aan in een doods gebied, aan de voet van een adembenemend steile rotsmassa. Marysa demonstreert meteen waarom Kropatchoks als akrobaten op en af de steile rotswanden kunnen klimmen: ze trekt handschoenen en schoeisel aan die allen voorzien zijn van weerhaken. Katachtig klautert ze naar boven en werpt vanaf de top touwen naar beneden zodat de anderen de kisten met materiaal omhoog kunnen takelen.Wanneer zowel Johan als Jork omhoog klimmen, ziet deze laatste zijn kans schoon op het moment dat hij met een zware kist boven Johan bengelt. Hij snijdt het touw van de kist door en Johan kan slechts door een snelle reactie het vallende gevaarte ontwijken. Wanneer de kist beneden neerstort resulteert dit onmiddellijk in een krachtige ontploffing! Jork wordt door een wegvliegende steen aan het hoofd geraakt en tuimelt naar beneden. Johan kan hem echter bij zijn pols vastgrijpen, waarna ze beiden worden omhoog gehesen. Jork is Johan uiteraard dankbaar omdat deze zijn leven gered heeft en verklaart hem zijn onvoorwaardelijke trouw. Robur heeft inmiddels iets uit te leggen: de ontplofte kist zat vol explosieven, die als wapen moesten dienen tegen de Kropatchoks. Gelukkig beschikken ze nog over zo een kist.
Drie Kropatchoks zijn ongemerkt naderbij geslopen; net op tijd kan Jork Johan waarschuwen, die zo een scherpe granietkei van hun geduchte katapulten kan ontwijken. Dat Marysa goed uit de voeten kan met een blaaspijp bewijst ze door er onmiddellijk een van haar vroegere stamgenoten mee uit te schakelen. Johan liquideert de andere twee inboorlingen. Even later staat het gezelschap te kijken naar een gapende diepte waar een dichte mist de Spookvallei verhult. Marysa waarschuwt dat de inboorlingen tijdens de tocht naar beneden wellicht opnieuw zullen toeslaan. Haar woorden zijn nog niet koud of een groep inboorlingen beklimt snel de rotswand en valt hen zonder dralen met hakmessen aan. De avonturiers verkopen hun huid duur tot plots een zware ontploffing een bres slaat in de vijandelijke rangen: Robur heeft zich immers bediend van enkele explosieven. Een volgende ontploffing schakelt ook de vluchtende inboorlingen uit.
Terwijl de avonturiers aan de gevaarlijke afdaling beginnen, verzamelen de Kropatchoks zich op volle sterkte, onder aanvoering van hun stamhoofd Gropak met aan zijn zijde Zulma, de vrouw voor wie hij Marysa uit de stam verstootte. De jaloerse Zulma laat Gropak beloven dat Marysa een pijnlijke dood zal sterven. Tijdens de afdaling vertelt Marysa aan Johan dat de Spookvallei meestal in nevelen gehuld is, en dat de Kropatchoks uit bijgeloof beweren dat er soms schimmige gestalten waar te nemen zijn in de mistslierten. In de Spookvallei bevinden zich de verlaten graftempels van de vroegere koningen der Kropatchoks, die zich eeuwen geleden met gouden sieraden en kostbare juwelen tooiden. Haar uitleg wordt abrupt onderbroken omdat de Kropatchoks eensklaps de avonturiers vanuit alle hoeken en kanten beginnen bekogelen met katapultprojectielen en rotsblokken, waar enkelen dodelijk door getroffen worden. Maryssa roept Johan toe om haar te volgen en werpt zich in de afgrond! Vertwijfeld waagt Johan zich ook aan deze dodensprong. Even later wordt hun val door de dichte plantengroei van de Spookvallei gebroken; ook Robur en Jork blijken op deze manier ontsnapt te zijn. De anderen werden gedood door de blitzaanval van de inboorlingen.
Vallend steengruis verraadt dat de Kropatchoks alweer op komst zijn en het viertal vlucht de mistige spookvallei in. De achtervolgers naderen snel, maar Johan kan hen met de rest van de explosieven uitschakelen. Gropak bleef echter ongedeerd en valt Johan met geheven hakmes in de rug aan. Jork bemerkt het gevaar en offert zich op door met zijn lichaam de slag op te vangen. Johan rekent onmiddellijk met Gropak af. Maar ook Zulma heeft de explosieven overleefd en legt vanuit het struikgewas haar katapult aan om haar rivale te doden. Instinctief draait Marysa zich om en treft Zulma dodelijk met een pijl uit haar blaaspijp.
Eindelijk komt het drietal aan bij een vervallen tempel, waar de schat zich zou bevinden. Johan gaat als eerste binnen en ontdekt dat het toegangshek werd geforceerd. Hij bemerkt nog andere sporen die uitwijzen dat iemand hem voor was, tot hij opgebaarde mummies van de koningen bemerkt midden een hele hoop goud en juwelen die door grafschenners bijeengeraapt zijn. Dan realiseert hij zich met een schok dat die grafschenners niemand anders dan… Robur en Marysa kunnen geweest zijn tijdens hun eerste bezoek!
Robur merkt dat Johan hen door heeft en slaat hem met een zware steen buiten westen. Marysa heeft er haar plezier in, want ze laat Robur weten dat ze nu niet met Johan moeten delen. Dan worden ze opgeschrikt door een sterk opkomende mist, waar schrikwekkende, met sieraden getooide gestalten uit opdoemen: het zijn de geesten van deze laatste rustplaats der koningen. Ze vervloeken Marysa omdat ze haar eigen volk uit wraak heeft opgeofferd. Omdat het de tweede keer is dat zij en Robur hun eeuwige rust verstoren, laten de gedaanten het tweetal stikken door de mist. Johan ontwaakt als het duo reeds gestorven is. Omdat Johan geen kwade bedoelingen had laten de geesten hem levend terugkeren naar zijn wereld. Als enige overlevende verlaat Johan met een vlot over een rivier de lugubere Spookvallei …
Eindelijk nog eens een rasecht avonturenverhaal! Van een groezelige oosterse havenbuurt gaat het via een zeilschip naar een desolaat rotsmassief om er door te stoten naar een tropisch woud om uiteindelijk aan te belanden in een verlaten tempel met mummies. Ingrediënten genoeg om er een gevarieerd verhaal van te maken. Vooral de enscenering op de steile rotsen is origineel uitgewerkt. De snode plannen van Jork zorgen daar voor de nodige commotie. En de Kropatchoks doen hun naam als tegenstanders alle eer aan: onverdroten zitten zij Johan en zijn gezelschap op de huid. De gestalte van Gropak met het volledige legertje aan zijn zijde is imposant omdat je weet dat deze inboorlingen nu pas tot het uiterste zullen gaan.
Dat Robur en Marysa uiteindelijk ontmaskerd worden als grafschenners is een coup de theatre van jewelste. Deze ommekeer bevestigt nog maar eens het oud-Chinese spreekwoord "verwacht je altijd aan het onverwachte", en je tuint er wel mooi in omdat tijdens de gevaarlijke tocht immers een zekere vorm van de kameraadschap ontstaan was tussen Johan en het duo. Wanneer je er dieper op ingaat wordt duidelijk dat dit verhaal verscheidene lagen heeft: niet alleen is dit een queeste naar een fabelachtige schat, het is ook een spannende bedoening tijdens adembenemende klauterpartijen en nimmer aflatende vijandigheden van de Kropatchoks. Dan is er de dreiging van het nevelige oerwoud en de lugubere tempel. Ook zijn de karaktertrekken van zowel de hebzuchtige Robur en de jaloerse Marysa als de moedige Jork goed uitgewerkt.
De afrekening door de geesten neemt slechts een bladzijde in beslag, en je kan je afvragen of dit niet wat weinig is, afgezien van het feit dat het maximum aantal pagina's bereikt was. Aan de andere kant kan je zeggen dat er na hun optreden geen behoefte meer was aan een gezellig onderonsje van Johan met de geesten: door deze korte en effectieve presence bewaren ze hun mystiek en hun onaantastbaarheid. Na dit wervelende verhaal waar geen enkele saaie pagina in te bespeuren valt, vind ik het allerlaatste plaatje nog het sterkste, waar Johan als enige overlevende op een vlot de rivier van de Spookvallei afvaart met de tempel op de achtergrond: de stilte klinkt bijna oorverdovend.
De tekeningen zijn van een goed niveau. Ook de inkleuringen zijn mooi, bijvoorbeeld bij het contrast rotshoogten-wolkenhemel of de blauwgroene nevelwaas in de vallei. De explosies zijn met eenvoudige oranjegele kleurencombinaties treffend weergegeven. Maar wacht eens… het was toch wel even wenkbrauwen fronsen toen Johan in de herberg zomaar een groep avonturiers vervoegde die op zoek gaan naar een schat? Of wou hij zich een wild folieke permitteren? Anyhow, aangezien de gevolgen dermate positief waren mag Johan zich van mij voortaan altijd in gore drankgelegenheden ophouden om er met allerlei gespuis op uit te trekken!
6/2002
Op een tiental kilometer ten noordoosten van Antwerpen bevindt zich Schoten. Het ziet er heel rustig uit ,maar dat is slechts schijn!In het park sluipt iemand van boom tot boom. Hoefgetrappel doet de man opschrikken (die Daniel heet).Hij verbergt zich in het riet en herkent de Rode Ridder op zijn paard. Johan denkt dat hij iets gezien heeft,en gaat kijken in het riet . Maar hij vindt niets.
Vlakbij het kasteel ligt een grote herberg die druk bezocht wordt. Johan gaat binnen kijken. De deur vliegt opeens open en er vliegen 2 mannen uit.Het blijkt dat het dronken Brabanders zijn die ruzie hebben met andere klanten.Robrecht van Wezemael, 1 van de 2 klanten, wil Johan een lesje leren omdat hij zich heeft gemoeid. Net op tijd krijgt Robrecht een ploertendoder (korte knuppel) tegen zijn hoofd. De Brabanders druipen af. De man met de ploertendoder was niemand minder dan Ludovic,waard van de Riddershoeve. Johan bestelt een maal en laat het zich smaken. De andere gasten trekken zich terug. Dan vertelt Johan over zijn moeilijke opdracht tegen Ludovic. Johan zegt:'We bevinden ons op het grensgebied tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. Onderlinge afgunst neemt steeds toe en zorgt voor gewelddadige incidenten! Als dat zo blijft doorgaan komt er oorlog van! De kasteelheer van Schoten,Hendrik van Boutersem,heeft al doodsbedreigingen ontvangen en vreest een aanslagop zijn leven. De graaf van Vlaanderen stuurde mij om dit nog te verhinderen.'
Ondertussen sluipt Daniel weer rond het kasteel terwijl een lichte mist opstijgt. Daniel vindt verse voetafdrukken in het gras en ze leiden naar de duiventoren(van het kasteel). Opeens ziet hij iemand in een kapmantel. Daniel trekt zijn mes en rent de onbekende achterna. Hij heeft hem kunnen pakken ,maar dan komen Johan en Ludovic buiten uit de Riddershoeve. Daniel is afgeleid en de onbekende vlucht naar het kasteel. Johan gaat de onbekende achterna en Ludovic achtervolgt Daniel, waar hij hem kwijt raakt in de mist. Johan achtervolgt de kapmantel tot in het kasteel en de onbekende heeft zijn kapmantel achtergelaten op de trap. Hij volgt de trappen tot boven. Daar staan 2 soldeniers die niemand hebben gezien. Ze brengen Johan naar heer Hendrik en zijn vrouw Joanna. Nadat ze kennis gemaakt hebben vertellen ze hun plannen. Maar ondertussen werd er aan de trap een raam geopend en de onbekende gritst zijn mantel mee. Daarna begint hij langs de buitenmuren naar boven te klimmen. Terug in de ridderzaal bij de RR. Al het personeel werd geroepen en is gekomen. Het zijn: Jorgen, jachtopziener en Matilda , kokkin Rupert de rentmeester en en ten slotte Remco de nar. Maar ze hebben allemaal droge schoenen en dus worden ze niet verdacht. Daarachter gaat iedereen weg. De dader is in het kasteel en hij heeft droge schoenen aangedaan voor hij naar hier kwam,zegt Johan. De onbekende was intussen in de schoorsteen gekropen en heeft Johan gehoord. De onbekende stuurt wat later een postduif naar zijn opdrachtgever met de boodschap een huurmoordenaar te sturen voor de RR.
De volgende dag wordt de duif vermoord door een roofvogel en valt op de grond. Ludovic vindt het dier met zijn boodschap. Johan rijdt net voorbij. Ludovic laat het papiertje zien aan Johan. Hij rijdt terug naar het kasteel. Daniel ,verstopt tussen de bomen,kijkt Johan na.
In het kasteel onderzoekt Johande trappen en ziet het raam. Hij had er helemaal niet aan gedacht. De RR gaat naar heer Hendrik die juist aan tafel zat. Matilda komt er net aan met de soep. Johan vraagt aan Matilda of de soep niet vergiftigd is. Matilda laat van de schrik haar kom soep vallen. Johan vindt dat heer Hendrik en jonkvrouw Joanna beter in de Riddershoeve eten. Onze held gaat er heen. Maar tussen het riet zit de onbekende verstopt met een kruisboog! Maar hij schiet niet. In de herberg ontmoet Johan Ludovic. Dan komen er ineens
5 Bourgondiers aan. Ze drinken zich dronken en dan beginnen ze voor de lol te vechten met Ludovic en de Rode Ridder. Ze worden (zoals gewoonlijk) snel verslagen. Rupert kwam even langs en begon mee te vechten. De soldeniers van heer Hendrik komen ook helpen en de Bourgondiers worden in de boeien geslagen. Heer Hendrik kwam uit het raam kijken om te zien wat er aan de hand was. De onbekende legt aan en wil schieten, maar Daniel is daar en is hem voor. Er ontstaat een gevecht tussen die twee en Daniel word bewusteloos geslagen met de kruisboog. De onbekende legt aan en schiet! Heer Hendrik wordt recht in zijn borst geraakt en valt in de kasteelvijver. De onbekende laat zijn kruisboog achter bij Daniel en vlucht.
De soldeniers en Johankomen buiten en halen heer Hendrik uit het water. Ze vinden ook Daniel met de kruisboog. Het blijkt dat Daniel en Johan elkaar kennen. Daniel heeft het gezicht gezien van de onbekende en zag hem vluchten richting de duiventoren. Hij vertelt het tegen Johan ,die de onbekende achterna gaat.
De onbekende wou net een duif sturen naar zijn opdrachtgever om te zeggen dat zijn werk klaar is. Maar de RR is daar! De onbekende is niemand minder dan: Remco de nar! Remco wordt in bedwang gehouden door Johan en ze gaan naar het kasteel. Maar Remco heeft een dolk en wil Johan de fatale slag geven, maar Ludovic redt Johan met zijn ploertendoder. Ze gaan samen naar het kasteel en heer Hendrik is nog springlevend! Hij droeg namelijk een mailenkolder onder zijn kleren en dat redde zijn leven. Johan en Daniel zijn alletwee meesterlijk geslaagd in hun opdracht. De Bourgondiers worden naar huis teruggestuurd en Remco wordt verbannen. Voortaan zullen herrieschoppers flink gestraft worden! De goede afloop wordt met een luisterrijk feest gevierd in de Riddershoeve.
Het verhaal is heel goed. Het is een detectiveroman maar dan met de Rode Ridder. Maar heer Hendrik is veel te mild! De tekeningen zijn heel mooi getekend.