1963
We treffen onze held aan op een slagveld waar hij ontwaakt uit zijn verdoving na gewond geraakt te zijn. Wanneer hij het slagveld tracht te verlaten treft hij een stervende ridder aan. De ridder noemt Reyhold en vraagt de rode ridder zijn gade aan te sporen de Berkenburcht te verlaten. Met zijn laatste woorden,… de zeven zullen sterven en … de zwarte wolvin , laat hij Johan achter met een raadsel. Op zoek naar het kamp van de zijnen treft hij lijkplunderaars aan, bij het daaropvolgende treffen wordt hij neergeslagen , Johan ontwaakt in het kamp van de zijnen. Door de slag is Johan een deel van zijn geheugen kwijt.
Enkele weken later is hij voldoende hersteld om weer op pad te gaan. Op zijn weg helpt hij een groepje zigeuners om hun wagen uit de sloot te halen. Uit dank voorspelt een zigeunerin hem de toekomst , weer duikt de zwarte wolvin op in het verhaal. Een regenbui noopt Johan onderdak te zoeken in een herberg. Bij het uitspreken van “ zwarte wolvin “ zoeft een dolk hem rakelings langst het hoofd. Het was ridder Houtijn die de dolk wierp onder invloed van de nodige wijn. Johan wordt door Houtijns gezellen uitgenodigd om mee te luisteren naar wat zij te bespreken hebben. Houtijn is door zijn gouwheer gezonden om de gebeurtenissen omtrent de zwarte wolvin te onderzoeken.
Ondertussen is een ruiter aangekomen en wenst ridder Houtijn in de stallen te spreken. Later wordt Houtijns levenloze lichaam in de stallen aangetroffen. Johan en Houtijns gezellen zetten de achtervolging in. Het paard van de moordenaar is ondertussen dood onder hem neergevallen. De vluchtende heeft zijn intrek genomen in een oude molen. De molen wordt omsingeld . Een van de achtervolgers gaat naar binnen maar wordt snel uitgeschakeld door een katrol. Daarop vallen ook Diederik en Johan de molen binnen. Diederik wordt ook uitgeschakeld , wat een tweestrijd tussen Johan en de moordenaar oplevert. Johan verslaat zijn tegenstander die met zijn laatste woorden prijsgeeft dat hij een huurling is van de zeven. Johan blijft achter met een raadsel. Bij het zien van een bosje berkenbomen komt alles weer terug. Hij gaat op zoek naar de berkenburcht.
Daar aangekomen weigert de edeldame echter een onderhoud met Johan. Johan is genoodzaakt af te druipen. In het omringende berkenbos zoeft hem plots een pijl naast het hoofd. De pijl bevat een boodschap van de kasteelvrouwe , zij wil Johan ontmoeten ergens in het bos. In afwachting bezoekt Johan een plaatselijke herberg , waar hij het gevoel krijgt bespied te worden. Hij maakt het zadel van zijn achtervolger onklaar , zodat deze hem die avond niet kan volgen. Bij zijn ontmoeting met de kasteelvrouw komt hij meer te weten over Reyhold. Hij was lid van een geheim genootschap, de zeven. De zeven zijn ridders van de gouwheer Garwin die zich bezighouden met roven en plunderen. Reyhold trachtte zijn eer te herstellen door eervol te sterven op het slagveld. De zwarte wolvin zou een legende zijn , verspreid na de brand van het wolvensteen. Johan zweert de kasteelvrouwe dat hij de zeven zal ontmaskeren.
Op zijn weg wordt Johan plots overvallen door zijn bespieder. Na een heftig gevecht sterft deze laatste door zijn eigen wapen. Johan gaat op weg naar de ruines van het wolvensteen. daar is hij getuige van een twist tussen 2 landlopers en Gonda de heks. Johan komt tussenbeide en jaagt de landlopers weg. Gonda is echter verdwenen.
Wanneer Johan zich te ruste legt droomt hij over de brand van het wolvensteen. Wanneer hij verschrikt ontwaakt ziet hij een wolf voor zich. Een vrouw in wolvenkledij roept de wolf echter tot zich , de wolf gehoorzaamt.
Even later wordt Johan helemaal wakker , de beelden zijn verdwenen. Johan verkleedt zich als troubadour om toegang te krijgen tot Robard , heer van Maalslot. Bij het entertainen van de kasteeldames tracht hij meer te weten te komen over de zwarte wolvin en de zeven. Zij vertellen hem dat de zeven het slot wolvensteen hebben platgebrand uit wraak en dat de zwarte wolvin zich wil wreken op de zeven. Robard is uit op het domein van wolvensteen. Garwin de gouwheer is te gast en deze moet daar uitspraak over doen. De gouwheer heeft echter slecht nieuws , Robard’s aanspraak wordt verworpen. Een getuige beweert dat er overlevenden van de brand zijn, dit moet eerst opgehelderd worden. Gonda de heks zou deze overlevenden geholpen hebben het brandende slot te verlaten. Zij moet dan ook helpen om de zeven te ontmaskeren.
Johan die het gesprek afluisterde wordt opgemerkt door de kasteelvrouw en valselijk verdacht van banden met de zeven. Johan weet te ontsnappen. Enkele soldeniers zijn hem echter op het spoor , maar Gonda de heks verjaagt ze met een van haar toverkunsten, Bengaals vuur. Johan’s paard vluchtte naar de ruïne van het Wolvensteen. Johan volgt het dier en merkt plots dat de zeven een geheime vergadering houden in de ruïne.
Hij verneemt er hun plan om Gonda op te sporen en uit te schakelen. Alvorens hun klopjacht begint, verschijnt Gonda voor hen. Johan verschijnt ten tonele en staat de oude heks bij. Een rookwolk dekt de aftocht van Johan en Gonda , die de site verlaten via een geheime gang. Van Gonda verneemt Johan dat de kasteelvrouw van Wolvensteen, Agnes, en haar dochtertje Karin de brand overleefden. Agnes stierf van verdriet en Gonda voedde de kleine Karin zelf op. Ze leerde haar de wolven te onderwerpen. Johan gaat op pad om Garwin de waarheid mede te delen , op zijn weg komt hij echter een van de zeven tegen. Hij weet de krijger te ontvluchten maar wordt achterna gezeten door alle zeven . Johan’s paard komt ten val , hij kan niet anders dan te vechten. Dapper houdt hij stand , wanneer hij echter op instorten staat valt een horde wolven onder bevel van Karin aan. De zeven vluchten weg. Een van de wolven keert echter niet terug en Gonda gaat op zoek naar het dier. De wolf is gewond en keert terug naar zijn schuilplaats , waar Johan en Karin het halssnoer van Gonda vinden. Gonda is het slachtoffer geworden van het zwaard van een van de zeven. Haar laatste woorden verwijzen naar een koffertje met een perkament. Karin vindt het perkament maar er staat echter niets op. Karin gaat op zoek naar een middel om de letters weer zichtbaar te krijgen , terwijl Johan tracht Garwin op de hoogte te brengen. Hij maakt een afspraak met Garwin in de ruïne. Het blijkt echter een valstrik te zijn , Garwin is namelijk de aanvoerder van de zeven. Er ontstaat een gevecht op leven en dood. Hij kan enkele van de zeven doden maar dan vallen ze allemaal tegelijk aan. Gelukkig duiken Karin en haar horde wolven net op tijd op. De roofridders worden verscheurd door de wolven.
Met behulp van de landvoogd worden de goederen en landerijen van de zeven verbeurd verklaart. Karin trekt naar het hof van koning Arthur om er tot edeldame gesmeed te worden. Het is een geladen afscheid dat hierop volgt.
-Dit is een zeer spannend album. Geheimzinnigheid , achtervolgingen ,zeven gemaskerden en onbekende roofridders, kortom qua sfeer een van de beste Vandersteen albums naar mijn mening.
Opvallend in dit album is dat de hoofdpersonages pas halverwege het album een rol beginnen te spelen.
Toch een beetje onconventioneel voor de verhaalindeling van Vandersteen. Niettemin een welgekomen afwisseling.
Het tekenwerk is van een bijzonder hoge kwaliteit , met zorg afgewerkt. Het zwart wit komt de sfeer enkel maar ten goede.
Kortom , een ijzersterk ridderverhaal met veel suspens en een verscheurende climax. Absoluut een van de must read Vandersteen albums!
1963
Op een van zijn eerste zwerftochten komt de rode ridder ‘s avonds bij een Brabants dorp aan. Bij een zwartgeblakerd ruïne ziet hij een duistere gedaante, gehuld in een kapmantel. De man vlucht voordat Johan hem kan benaderen. Bij latere navraag blijkt het om de beruchte vuurgeest te gaan. Het bouwvallige huis was van ene Kerstian. Johan schenkt er weinig aandacht aan en iets later redt hij alweer een gezin in nood van een stel overvallers. Als dank mag hij bij zijn redders, het echtpaar Tolnaer, op de Tolnaerhoeve de nacht doorbrengen. Hij maakt kennis het echtpaar manders, dat samen met Tolnaer de machtigste hereboer in de omtrek is, de heer Kronberg en zijn dochter Greetje. De geschiedenis met de vuurgeest wordt die avond druk besproken. De vuurgeest teistert de streek door huizen in de brand te steken. De angst voor de vuurgeest is niet onterecht, want die nacht maakt Tolnaer kennis met de kapmantel van de geest. De hoeve gaat in vlammen op en Tolnaer komt om.
Er gaat een tijdje overheen, tot een dag dat Greetje op het marktplein in het dorp een bedelaar ontmoet. Greetje gaat achter de geheimzinnige bedelaar aan en belandt in de gevaarlijke achterbuurten van het dorp. Ze wordt direct opgemerkt door het tuig uit de verboden wijk. Maar dan springt Johan tussen de boeven! Greetje vlucht weg en het ‘galgenaas’ maakt kennis met Johan’s zwaard. Als de rust is weergekeerd in de verboden wijk en Johan genoeg geravot heeft, brengen de rabauwen de bedelaar naar hun hoofdman, Klaus. Hij vindt het gedrag van Molter, de bedelaar maar verdacht en volgt hem persoonlijk als Molter de stad verlaat.
’s Avonds is het groot alarm! Nu is ook de Reigershoeve van Manders volledig uitgebrand. Manders kan nog enkele woorden ijlen: ”Vrees niet meer…De vuurgeest…heeft voor het laatst…toegeslagen…” Enkele boeren die het rampgebied te hulp schieten, ontmoeten de dader in kapmantel en waarschuwen de rode ridder. Johan gaat achter hem aan en kan de geest eindelijk overmeesteren. Maar de kapmantel vat weer vlam en de geest kan ontsnappen. Op slot Kronberg overleggen heer kronberg en Johan de situatie. Dezelfde avond gebeurt er nog iets: Molter probeert de kamer van Greetje te bereiken. Het mislukt en de bedelaar vlucht weg. Iets later doorzoekt Johan Greetje’s kamer, maar ontdekt niets. Ook niet een wel heeeel geheimzinnig koffertje.
Enkele dagen later heeft de vuurgeest een nieuwe hobby. Hij is boeren aan het afpersen door hun huis af te branden als ze geen geld bij de ruïne van Kerstian neerleggen. Het plan mislukt en Johan ontdekt dat de dader uit de verboden wijk afkomstig is. Na het nodige zwaard- en vechtwerk belandt onze held in het hol van Klaus. Hij ziet daar Greetje die probeert een gestolen sleutel weer uit handen van de boeven te krijgen. Voor de tweede keer moet Johan Greetje weer uit de handen van de boeven redden en het lukt opnieuw! Maar op haar vluchtroute ontmoet Greetje de vuurgeest. Hij ontvoert haar en als Kronberg haar tracht te bevrijden raakt hij door de vlammen van de mantel gewond. Als Johan terug op het slot is, bekent Kronberg hem dat Greetje zijn dochter niet is. Johan vermoedt dat de bedelaar haar afkomst wel kent en even later ontdekt Johan het koffertje! Het bevat het levensverhaal van Kerstian, de vuurgeest! Hij stak Manders’ en tolnaers boerderij in brand omdat zij hem met behulp van de rabauwen wilden verdrijven. Vermomd als bedelaar ontdekte hij de daders en strafte hen met hulp van zijn eigen kapmantel.
Johan gaat direct naar de ruïne. Hij wil weten wie er later als vuurgeest de boeren afperste. Het was Klaus. Hij kreeg Molter, alias Kerstian, in de gaten en dwong hem zijn uitvinding prijs te geven. Hierbij kwam Kerstian om het leven. Nu Johan alles weet, probeert Klaus hem te uit te schakelen. In een allesbeslissend gevecht wordt Klaus door Johan gedood. Hij bevrijdt Greetje en de sage van de Vuurgeest is nu voorbij…
De verhaallijn van dit 13e rode ridder-album is knap in elkaar gezet. De twee hoofdlijnen, 1) de straffing van Manders en Tolnaer, 2) de geschiedenis van Greetje, worden als het ware met elkaar verbonden. Op het laatste moment vallen dan alle puzzelstukjes in elkaar. Het verhaal blijft continue spannend door de vele mysteries die nog opgelost moeten worden. Wie is de vuurgeest? Waarom worden Manders en Tolnaer gestraft? Wat is de rol van de bedelaar in dit verhaal en wat is de inhoud van het koffertje?
Persoonlijk vind ik het ook erg geslaagd om niet te veel hints door het album heen te geven wat tot de oplossing van de clue leidt. Hierdoor is de ontknoping een complete verrassing. Het enige wat ik jammer vindt, is dat Vandersteen geen echte verklaring geeft voor de brandende kapmantel.
We weten dat Kerstian de mantel heeft uitgevonden door een beetje met scheikundige stoffen te rommelen. Maar doordat Klaus op het einde op de schap met alle stoffen valt, blijft de verklaring van de werking een geheim. Dat vind ik wel een beetje een makkelijke uitweg, maar goed…
De tekeningen zijn fantastisch! Zelden zal de sfeer in een rode ridder verhaal zo mooi worden weergegeven. Er hangt een echte middeleeuwse, mysterieuze sfeer in het verhaal. Sommige tafereeltjes zijn echt een lust voor het oog. Bijvoorbeeld strook 38, waarin de vuurgeest door enkele boeren wordt opgemerkt, of strook 40-41: de vuurgeest versus Johan! De twee omgevingen waarin dit verhaal zich afspeelt, het platteland en de achterbuurten, worden tot in de kleinste details uitgewerkt. Let maar eens op de brand bij de Tolnaershoeve. In de achtergrond kun je zelfs nog zien dat enkele mensen het vee proberen te redden. Ook mooi is het eerste gevecht tussen Johan en de boeven, waarbij zelfs is te zien dat iemand nog een kruk uit het raam gooit.
Kortom, dit is voor mij een van de allerbeste rode ridder verhalen ooit.
1962
We vinden onze held ditmaal terug aan de Noorse Fjorden , waar hij kennis maakt met een groepje vikings. De kennismaking verloopt vlot tot een viking hem uitdaagt tot een tweekamp.
Johan kan niet anders en neemt de uitdaging aan. Na een hevig gevecht verslaat Johan zijn tegenstander , die hem echter in de rug wil aanvallen. Gelukkig is Tanjar , een volgeling van de ondertussen aangekomen koning Horak de lafaard te vlug af en doodt hem.
Onder de indruk van Johan's kunde met het zwaard nodigt koning Horak hem uit om mee te gaan naar zijn Hal.
Het gevolg van de koning is onder te verdelen in 2 kampen , beide kampen hebben nadrukkelijk een toekomstige opvolger voor de koning in gedachten , Tanjar en Gorm.
Op de terugweg wordt een onweer koning Horak fataal. In zijn laatste woorden geeft hij Tanjar en Gorm de voorwaarden om koning te worden mee. Zij moeten op zoek naar Solveig , in een moeilijke tocht over de bergen . Zij bezit de gouden appel en de hoorn van koning Horak. Hij die beiden bezit wordt koning.
Tanjar blijkt als enige op zoek te gaan naar de appel en de hoorn . Johan sluit zich bij hem aan.
Wanneer ze de bergen ingaan komen ze een eerste hindernis tegen , de kobolden. Gurun , de
elfenkoningin weet johan en Tanjar ervan te overtuigen niet op de aanbieding van Orwin , koning der kobolden in te gaan. Nietsvermoedend volgen ze haar. Tijdens Tanjars wachtbeurt lokt Gurun hem mee naar een watervalletje en vertelt de viking dat hij onoverwinnelijk zal worden indien hij van het water drinkt. het is echter een list en Tanjar krijgt een onweerstaanbare drang om Johan te doden. Een vuistslag brengt Tanjar terug tot zichzelf.
Nadien is een welgemikte pijl van Johan genoeg om de elfenkoningin te doden.
Gurun was echter de vrouw van Orwin , deze laatste zal nu alles op alles zetten om de 2 mannen te doden. Tanjar en Johan worden in de val gelokt , Johan weet te ontkomen , maar Tanjar wordt gevangen genomen.
Wat later redt Johan het leven van een oud vrouwtje , uit dankbaarheid bewerkt ze Johan's zwaard ,zodanig dat het een tijd in brand kan staan , de kobolden hebben immers schrik van vuur.
Johan dringt de grotten van de kobolden binnen en bevrijdt Tanjar met behulp van zijn vlammende zwaard. Eindelijk kunnen ze hun zoektocht verderzetten.
Ze betreden nu het verboden woud , waar ze al na enkele dagen aangevallen worden door een groepje Berserkers , deze zijn moordlustig en uitzinnig van woede ten gevolge van een toverdrank die ze drinken. Na een helse strijd weten Johan en Tanjar de Berserkers uit te schakelen.
Eindelijk hebben de beide krijgers de schuilplaats van Solveig gevonden , echter geen Solveig te zien.
plots worden ze aangevallen door gemaskerde mannen. Het pleit is echter vlug beslecht en 1 van de stervende aanvallers klapt uit de biecht , ze werden gestuurd door Gorm die Solveig liet ontvoeren om gemakkelijk de gouden appel en de hoorn in handen te krijgen.
Gorm is intussen in het bezit van de gouden appel maar heeft Solveig nog niet zover gekregen om te verklappen waar de hoorn zich bevindt . Bij hun inval in de hal van Horak worden Johan en Tanjar gevangen genomen. Solveig moet nu praten, of ze sterft.
Solveig geeft toe en verklapt de bergplaats van de hoorn. Wanneer Gorm de hoorn opent treft een giftige gaslading hem in het aangezicht en hij sterft ter plekke . Tanjar wordt de nieuwe koning. Het was Solveig's taak degene die oprecht de hoorn in zijn bezit kreeg er van te overtuigen hem nooit te openen , een onrechtmatige eigenaar zou gestraft worden.
Johan is in dit verhaal voor het eerst in Scandinavië. Prachtig decor voor een sterk verhaal.
Dat had het ook kunnen zijn, zei het niet dat het geheel wat te langdradig geworden is.
Vooral dan het stuk dat zich bij de kobolden afspeelt is langdradig en moet dan uiteindelijk snel afgehandeld worden. Ik had liever ietsje meer aandacht voor de Berserkers gezien, die al bij al zeer makkelijk verslagen worden.
Wanneer je dit verhaal voor het eerst leest, dan houdt het je tot het einde in spanning , de ontknoping is verrassend en origineel.
Herlezen is dus iets moeilijker.
Niettemin is aan dit album heel wat voorbereiding besteed. Kobolden, Berserkers, een flink stuk mythologie verwerkt in een historisch correct kader. Toch knap, iets wat we later zo gulzig naar binnen spelen met Karel Biddeloo.
Een minder Vandersteen album, maar de ingrediënten verheffen het toch lichtjes boven de middenmoot.
1962
Johan, de Rode Ridder, en twee landgenoten, Berthold van Damburg en Eric van Ravensteen zijn, zeer succesvol, aanwezig op een steekspel in het Rijnland.
Plots wordt de ervaren Berthold uitgedaagd door een (te) jonge knaap die strijdt onder het blazoen van een zilveren adelaar. Berthold weigert te kampen tegen een "kind" en de uitdaging wordt inderdaad afgewezen. De strijdmakkers van de knaap willen zijn taak overnemen en maken zich klaar om Van Damburg en Van Ravensteen te bekampen. Maar er is bedrog in het spel. De twee Vlamingen winnen makkelijk en tot hun verbazing blijkt hun beider tegenstander toch de jonge knaap geweest te zijn. De jongen is dood en zijn twee zonderlinge strijdmakkers banen zich gewapenderhand een weg door het tentenkamp van het toernooi. De drie vrienden zijn aangeslagen en gezamenlijk zweren zij de twee mannen op te sporen.
Zij verlaten daarop de stad, gevolgd door een geheimzinnige troubadour.
Dagen later, na vruchteloos zoeken, krijgen de drie ridders plotseling bezoek van hun achtervolger die hun voorstelt om de ballade van de Zilveren Adelaar te zingen in ruil voor een maaltijd. Het lied gaat over de gebeurtenissen op het toernooi. De jeugdige kamper had door magische krachten onoverwinnelijk moeten zijn en de twee ridders die hem gedood hebben zullen hiervoor boeten.
Opeens springt de troubadour uit het raam en verdwijnt. Johan en zijn vrienden gaan er achteraan. Met vreemde verschijnselen zoal die van een oplichtend blazoen met de Zilveren Adelaar worden zij steeds verder meegelokt.
Johan bedenkt een list om de troubadour te pakken te krijgen en dat lukt.
Wanneer de man bijkomt van de verrassingsaanval, waarschuwt hij de ridders dat hij hen moest uitleveren aan een onbekende vijand. Op dat moment, terwijl hij op het punt staat alles te onthullen, verschijnt er een agressieve Magyaar te paard, die enkele pijlen op hen afschiet. De ruiter verdwijnt weer snel maar één van zijn pijlen blijkt de troubadour gedood te hebben.
De drie ridders rijden verder richting een burcht die zij in de verte hadden ontwaard. Even later stuiten zij op een bende Magyaren, die bloed ruiken. Na felle strijd breken onze vrienden door, maar Johan verliest hierbij zijn paard en vlucht strijdend het dichte bos in. Uiteindelijk weet hij zijn achtervolgers af te schudden en uitgeput en zonder te weten wat er is geworden van Berthold en Erik, valt hij in slaap. Hij wordt even later overvallen door wolven, maar op tijd gered door een oude heer en zijn gezel.
De heer blijkt de Graaf van Sebald te zijn en bewoner van de burcht. Hij biedt Johan gastvrijheid aan maar verzoekt hem wel op zijn kamer te blijven omdat hij de ridder een pijnlijke ontmoeting met zijn zwakzinnige vrouw wil besparen.
Wanneer Johan enkele dagen later bij toeval een beker ontdekt met het blazoen van de Zilveren Adelaar erop, beseft hij dat hij de gevangene is van Sebald en gaat op onderzoek uit. Hij vindt de Gravin, opgesloten op haar kamer. Zij vertelt hem dat de gedode knaap hun zoon was, dat haar man alchemie beoefent, maar ook dat Johans vrienden in de kerker zitten.
Op dat moment wordt de Rode Ridder gesnapt door Sebald en zijn soldeniers. Hij weet echter met een dolk op de rug van de graaf af te dwingen dat hij naar Erik en Berthold gebracht wordt.
Bevrijd en wel gaan zij naar de wapenzaal, maar daar weet de graaf te ontsnappen. De ridders maken zich op voor een beleg, terwijl Sebald een magische drank wil bereiden om zijn soldeniers grote kracht te geven.
Maar voordat het zover kan komen, valt de bende Magyaren de burcht binnen, doodt alle soldeniers en zet de vluchtende graaf na. Sebald smijt zijn schatkist door het open dak de wapenzaal in waardoor hij de plunderaars op de nek van de 3 ridders stuurt.
Een felle strijd ontbrandt en Johan en zijn vrienden houden met veel moeite stand. Als er brand is uitgebroken en de Rode Ridder de aanvoerder van de Magyaren weet te vellen, slaan de aanvallers op de vlucht.
De ridders stoten bij hun uitweg op de stervende graaf, die hun nog de sleutel van de kamer van zijn vrouw geeft. Ze bevrijden de gravin en brengen haar de brandende burcht uit. Wenend vertelt zij haar droevige geschiedenis. Haar trotse man brouwde met zijn kennis van alchemie ophitsende dranken die zijn krachten verdubbelden. Zo won hij op toernooien titels en rijkdom. Hun zoon moest dat voortzetten, maar zijn brouwsels faalden. De dood van de knaap moest gewroken worden, maar het leidde tot hun eigen ondergang.
De gravin beslist zich terug te trekken in een klooster. Het mysterie is opgehelderd en de Rode Ridder neemt afscheid van zijn vrienden en trekt alleen verder,...verre en onbekende horizonten tegemoet....
De Zilveren Adelaar is een echt ridderverhaal in optima forma. Het verhaal heeft een typisch middeleeuwse en beetje magische sfeer, met de prachtige toernooiscènes in het begin, de geheimzinnige troubadour, de stenen burcht van de graaf en de wrede plunderaars uit de steppen van Oost-Europa. En het draait natuurlijk om ridders, die hun eer en glorie op toernooien zoeken. Maar daarboven zijn Erik, Berthold en Johan hun riddereed en plicht verschuldigd om op zoek te gaan naar de kornuiten van de jonge knaap die het leven liet. Deze jongen droeg de Zilveren Adelaar in zijn blazoen, zijn wapenschild, dat in die tijd iemands afkomst toonde.
De hoofdlijn van het verhaal wordt een aantal keren prettig gestoord door de Magyaren. De eerste schiet de troubadour dood met een (verloren?) pijl, de bende onder leiding van Ugara slaat Johans groepje uiteen en valt later de burcht van de graaf binnen met alle noodlottige gevolgen van dien.
Het tekenwerk vind ik geweldig. Karel Verschuere op zijn best! Prachtige decors en goeie koppen. Meteen op de eerste pagina al, scherp in klare lijn getekend. Neem nou die kop van Johan in strook 3, daar straalt karakter van af. De fijnproevers zal opvallen dat de stroken 87 en 88 ineens door dezelfde medewerker lijken te zijn getekend en geinkt als de albums 6, 7 en 8. Kijk maar eens goed.
1962
Het is 1383, Johan vaart langs de Vlaamse kust richting Damme. Een lichtbaken lokt het schip naar de kust. Te laat bemerken de opvarenden dat het een misleiding is en het schip loopt op een zandbank. Vele opvarenden verdrinken, anderen vallen onder de wapens van de strandschuimers die de val opgezet hebben. Johan houdt stand maar raakt gewond. Op het nippertje wordt zijn leven echter gered door enkekle ruiters die ten tonele verschijnen. Hun aanvoerder is Frans Ackermans, leider van de rebellen van Gent die in opstand zijn gekomen tegen de Franse bezetter. Johan wordt verder verzorgd door een plaatselijke visser. Hij wordt er op de hoogte gebracht van de toestand tussen Vlamingen en Fransen.
Een Franse patrouille doorzoekt wat later de vissershut. Johan kan niet anders dan zich voor de Vlaamse zaak in te zetten. De patrouille wordt geleid door niemand minder dan de Rogier van Ghistelles, aanvoerder van het Franse garnizoen te Damme.
Johan en de visser weten te ontsnappen, Johan lokt de Fransen mee, terwijl de visser Ackermans gaat verwittigen dat Damme zonder aanvoerder zit en dus een makkelijke prooi is.
Wanneer Johan's achtervolgers hem ingehaald hebben barst een bloedig treffen los. Het is echter een oneerlijke strijd, die abrupt afgebroken wordt wanneer de Fransen kanonschoten horen en beseffen dat Damme onder vuur ligt.
De Vlamingen hebben Damme veroverd en Johan leert Ackermans nu beter kennen .Deze ontvouwd de plannen om Brugge te veroveren. Hiervoor hebben de Engelsen steun beloofd, als de Franse vloot bij Sluis vernietigd wordt tenminste. Johan en Maarten Halvoet (vertrouwensman van Ackermans) worden met deze taak belast.
Wanneer de plannen stilaan naar de uitvoerende fase neigen, worden de saboteurs verraden. Niemand minder dan Maarten halvoet heeft Johan en de andere samenzweerders verraden.
Enkel Johan weet aan de dood te ontsnappen.
Damme wordt ondertussen belegerd door de Fransen. Johan weet verkleed als een Franse soldaat de muren van Damme te bereiken.
Ackermans beseft dat de strijd verloren is en wil met zoveel mogelijk overlevenden de stad verlaten via het kanaal achter Damme. Om daarin te slagen moet het loodsvuur echter branden, zodat de strijdmakkers een richtingaanwijzing hebben. Dit vuur staat op de toren van Moerkerke en deze toren wordt zwaar bewaakt. In zijn Franse vermomming verlaat Johan Damme weer en haast zich naar Moerkerke, waar hij zich een weg baant door de Franse verdediging. Johan raakt hierbij gewond aan het hoofd en weet maar op het nippertje het vuur aan te steken. De Vlaamse rebellen kunnen ontkomen richting Gent.
Opnieuw beleeft Johan een stuk vaderlandse geschiedenis. Het beeld weergegeven van de haat jegens de Fransen is sfeervol en correct. Zoals reeds eerder is Johan op zijn best naast een bestaande historische figuur. Op die manier verricht hij heldendaden die 100 % op waarheid zouden kunnen berusten (er moet toch iemand toen dat vuur aangestoken hebben).
Het verhaal gaat razendsnel en Vandersteen (of Karel Verschuere) kan als geen ander met tekeningen de middeleeuwse sfeer weergeven. Johan is in deze eerste 10 rode ridderverhalen een zelfbewuste held geworden.
De periode waarin het verhaal zich afspeelt is de voorhoede van wat zich in de 100 daaropvolgende jaren gaat afspelen. Het strijdtoneel verandert drastisch, getuige de bombarden die gebruikt worden in de strijd.
Mijn mening: een ijzersterk ridderverhaal dat het kunnen en kennen van Vandersteen of zijn rechterhand Karel Verschuere dik in de verf zet. Het is een geslaagde mix van waarheid en fictie. In mijn ogen een topverhaal.
1961
We vinden onze held terug in de buurt van het stadje Moerdal , waar hij na het winnen van een steekspel zijn intrek heeft genomen in een herberg.
Wanneer een aantal boeren de 2 andere gasten van de herberg (Ivar en Gwenda, 2 rondreizende kunstenaars) bedreigen neemt Johan het voor hen op. Het komt tot een handgemeen , dat bruusk verstoord wordt door de komst van de Soldenierskapitein van Moerdal en zijn manschappen. De kapitein steekt hierbij zijn wantrouwen naar de rode ridder niet onder stoelen of banken.Wanneer de rust is weergekeerd maakt Johan nader kennis met Gwenda en Ivar. Hij hoort er het verhaal over de draak die in het moeras huist en zijn meesteres , Wanda de heks. De draak zou mensenoffer eisen en deze werden aangeduid met een zwart kruis op de voordeur.
Na zijn vertrek uit de herberg wordt Johan in een hinderlaag gelokt . Na enige schermutselingen weet hij de boeren te bedaren en verneemt er een gelijkaardig verhaal . Ter bescherming voor de draak mogen de boeren schuilen in de burcht van de Graaf.
Het mysterie laat Johan nu niet meer los en hij besluit dit nader te onderzoeken . Aangekomen in stad , is hij er getuige van hoe Wanda en haar zoon Koenraad door de bewoners weggepest worden. Ook hier neemt Johan het op voor de verdrukten . Wanda en Koenraad kunnen vluchten terwijl Johan het tegen de soldeniers met hun kapitein voorop opneemt. Ditmaal is het de graaf in hoogsteigen persoon die het gevecht doet stoppen.
Een duel met de kapitein tijdens het jaarlijks feest van de graaf is de gelegenheid om de kapitein mores te leren.
Opnieuw verschijnen zwarte kruisen op de deuren van de bewoners , de schrik jaagt de boeren en bewoners naar de burcht van de graaf. Hieromtrent verneemt Johan wat de prijs is die de boeren moeten betalen voor de bescherming van de burcht. Deze is absurd en nekt de boeren. Bij het uiten van zijn mening valt de graaf uit zijn rol en beveelt de aanhouding van de rode ridder. Deze weet echter te ontsnappen . Na een achtervolging redt Koenraad Johan van zijn belagers. Hij leert nu Wanda en Koenraad beter kennen . Johan en Koenraad gaan de volgende morgen op onderzoek uit in het moeras . En jawel , ze zien daar de draak. Ijzeren drietanden doen Johans paard struikelen, wat hen noodzaakt om terug te gaan naar hun schuilplaats.
Koenraads nieuwsgierigheid lokken hem echter terug naar het moeras , waar hij gevangengenomen wordt door soldeniers. Zijn eekhoorn weet echter de hut te bereiken en kan zo Johan waarschuwen via een kleine boodschap.Op weg om Koenraad te bevrijden merkt Johan een schom op tussen de bomen , na een achtervolging begaat deze echter een misstap en komt dodelijk ten val , het blijkt Gwenda te zijn . Een van haar laatste woorden leidt Johan naar de zandgroeve , waar hij de ware draak ontdekt , een stoffen draak , tot leven gewekt door de toneelspelers die er onder lopen. Ivar blijkt hierachter te zitten , met de bedoeling de graaf rijk te maken door de bange boeren naar de burcht te drijven. In een gevecht doodt Johan Ivar. Johan gaat nu Koenraad bevrijden en stoot op de graaf en zijn soldeniers. Hij verslaat de graaf , die een dodelijke val maakt en weet gesteund door de boeren de soldeniers te dwingen de wapens neer te leggen .Koenraad en Wanda worden feestelijk in de stad onthaald , waarna Johan zijn zwerftocht verderzet.
Het is een typisch ridderverhaal . Johan op zijn best dus. Verschillende aspecten van de middeleeuwen komen aan bod.
1961
We vinden Johan weer terug in zijn Vaderland. Op een avond wordt hij overvallen door een noodweer, en hij klopt aan bij een schamele hut op zoek naar onderdak. De hut wordt bewoond door twee oude mensen, die hem onderdak verlenen. Johan ziet nog net hoe de oude vrouw kostbare kleren wegstopt in een koffer, en hij krijgt het vermoeden dat de twee vaker reizigers overvallen. Als de man 's nachts zijn tas doorzoekt, zet Johan hem het zwaard op de keel. Dan geeft de man een verklaring: Een zwaargewonde ridder verblijft in een aangrenzende kamer, die in het woud werd gevonden. De man doorzocht zijn tas op verzoek van de ridder om te kijken of er geen gouden sikkel in verborgen was. Hij heeft namelijk machtige vijanden. Johan zoekt de ridder op. Hij blijkt onderweg te zijn naar het slot van heer Gawain, die zijn hulp inriep omdat hij wordt bedreigd door een geheime sekte: De Gouden Sikkel. De ridder deed echter een zware val, en kan zijn tocht niet voortzetten. Hij vraagt Johan om zijn taak over te nemen. De ridder zou tijdens zijn reis Rolf van Herzele ontmoeten op een afgesproken plek. De ridder sterft, en Johan zweert zijn taak te zullen volbrengen. Als Johan ter plaatse komt vindt hij Rolf gewond op de grond. Na verzorging verklaart hij te zijn overvallen door de Gouden Sikkel. Samen gaan ze verder op weg. Johan vraagt om uitleg, maar voordat Rolf kan spreken komt een jonkvrouwe met gevelde speer te paard uit het woud, in achtervolging van een grote beer. Het dier draait zich echter plots om, en de vrouw is in gevaar. Maar Johan is uiteraard snel ter plaatse, en redt de vrouw. Ze bedankt de Rode Ridder, en waarschuwt hem ook om meteen het woud te verlaten. Het vreemde gedrag van de vrouw wordt hem verklaart door Rolf: Zij was het die de aanval op hem leidde... Rolf vertelt het verhaal van heer Gawain: Op zijn landgebied groeide uit een groep fanatieke bijgelovigen de sekte van De Gouden Sikkel, die mensenoffers bracht aan een godheid die zij in de maretak eerden. Gawain verjoeg de sekte, en de leider Thoran zwoer dat de dochter van Gawijn, Hilde, op haar elfde verjaardag geofferd zou worden. Deze dag is nabij, en Gawain heeft ridders uit de omtrek om bijstand gevraagd en Hilde te beschermen.
Vlak voordat Johan en Rolf de burcht bereiken, worden ze overvallen door de sekte. Rolf kan te paard vluchten, maar Johan wordt in het nauw gedreven. Johan ontsnapt, en kan met een sprong in de rivier ontkomen. Zijn achtervolgers zijn in de waan dat hij is omgekomen, en keren terug naar hun schuilplaats. Johan achtervolgt hun, maar loopt in de val, en wordt alsnog gevangengenomen. Hij wordt ter dood veroordeeld, als offer aan de Maretak. Dan komt echter Karin ten tonele, het meisje dat Johan het leven redde in het woud. Zij is de dochter van Thoran, en eist stopzetting van het ritueel. Volgens de wet moet zij Johan als slaaf nemen, een taak die de Rode Ridder moeilijk valt. Intussen is Rolf in de burcht aangekomen, en samen met twee andere ridders, Reyhold en Kunar, zullen zij de dochter van Gawain beschermen. Gawain is blij met de opkomst, maar vreest voor verraad... Johan is inmiddels als slaaf aan het werk gesteld. Thoran wil echter van Johan af, en rekent op de jaloerse Gildor, de geliefde van Karin, om af te rekenen met onze held. Gildor lokt een gevecht uit, maar Johan weet hem te verslaan. Hij beschikt nu over zijn leven, en dwingt hem te helpen met een ontsnappingspoging. Gildor stemt toe, maar wil samen met Karin de streek ontvluchten. Samen bedenken zij een plan, en na een wilde ontsnapping en achtervolging, weten de drie te ontkomen. Johan neemt afscheid van Karin en Gildor, en voegt zich bij de ridders in het slot. Gawain is blij met de hulp van Johan, maar vreest nog steeds een verrader. Daarop wordt besloten om al het personeel weg te sturen om het risico te verkleinen. Toch sluit er onderling wantrouwen in de ridders.
Als de verjaardag van Hilde aanbreekt is iedereen op zijn hoede. De ridders beginnen hun wachtrondes, en plots vindt Johan Kunar bewusteloos, en een touwladder uit een van de ramen. Johan snelt naar Hildes Kamer, en treft ook Reyhold bewusteloos op de grond. In de ridderzaal komt Johan achter de waarheid: Gawain en zijn dochter zijn gevangengenomen doorn Thoran, en Rolf van Herzele blijkt in waarheid Nabor, de broer van Thoran. Dit kon omdat Gawain Rolf nog nooit ontmoet had, en niet wist hoe hij eruit zag. De situatie lijkt hopeloos, maar plots kan Hilde bij Thoran ontsnappen. Johan vecht met Nabor, en deze wordt gedood. Ook Thoran, in een uiterste poging om bij Hilde te komen, moet het ontgelden. Daarna stuurt Gawain zijn soldaten naar het kamp van de Gouden Sikkel, en de sekte wordt uitgeroeid. Johan vertrekt kort daarna op zoek naar nieuwe avonturen.
Na enkele verre reizen vinden we Johan terug in Vlaanderen. En meteen zien we dat de verhaallijn op een andere wijze wordt opgebouwd. Net als de eerste avonturen zit de verhaallijn goed in elkaar, vol met plotwendingen en verrassingen. Dit met name is een album dat zelfs iets langer is dan normaal, en we maken kennis met wel tien karakters. Voor een strip behoorlijk uitgebreid. Dit in tegenstelling tot de twee albums hiervoor. Deze waren niet zozeer geïnspireerd op een goed doortimmert verhaal vol verrassingen en onverwachte wendingen, maar meer op de geschiedkundige achtergrond van de setting. In deze verhalen speelt de verbeelding van het verleden een iets grotere rol dan het eigenlijke verhaal, en je krijgt daardoor toch een andere "sfeer" in de strip. Ondanks de sterke plot van het verhaal en het gedetailleerde tekenwerk vind ik persoonlijk het uitgangspunt van een geheime sekte wat dunnetjes, en de opbouw van het verhaal is wat aan de trage kant. Verder een degelijke Rode Ridder.
1960
Na zijn avontuur in het Verre Oosten trekt Johan weer door onze streken. Als dolende ridder heeft hij niet veel bezittingen, en hij is dan ook op zoek naar een manier om zijn lege geldbuidel aan te vullen. Van een boerin verneemt hij dat er in Berkendael een boogschutterswedstrijd wordt gehouden, waar de heer van Bokkensteen een mooie geldprijs beschikbaar heeft gesteld. Johan gaat op weg, maar krijgt nog een waarschuwing om niet de route door het woud te kiezen, daar het er niet veilig is voor een edelman. Onze held trekt zich daar weinig van aan, en waagt zich in de uitgestrekte wouden. Het duurt dan ook niet lang of de problemen kondigen zich aan: langs alle zijden wordt hij ini het nauw gedreven door boogschutters. Maar Johan kan hun slechts zijn lege beurs tonen, en een gemaskerde leider van deze vrijschutters jaagt de Rode Ridder het woud uit.
Eenmaal in Berkendael schrijft Johan zich met zijn laatste penningen in voor de wedstrijd. Al snel weet hij uiteraard een plaats in de finale te veroveren. Diedrich, de heer van Bokkensteen, is geïntrigeerd door de schietkunsten van Johan, en hij biedt hem een "baan" op het kasteel aan, maar de vrijheid van Johan is niet te koop. Maar hij wil zich wel bewijzen, en Diedrich maakt de wedstrijd nog een graadje moeilijker. Als een echte Willem Tell legt Johan ook deze laatste vuurproef af, en hij wint het toernooi. Maar als hij zijn prijs in de wacht wil slepen, dient zich de gemaskerde vrijschutter aan, die het toernooi op zijn kop zet. Hij daagt Diedrich uit, en hij schiet met een meesterschot het schild van Diedrich van Bokkensteen op de grond. Soldeniers snellen toe, maar de vrijschutter ontkomt. Johan neemt als gast zijn intrek in Bokkensteen, om de slotheer bij te staan tegen deze bedreiging.
De slotheer vertelt zijn verhaal: sinds de dood van zijn broer, een paar maanden eerder, beheert hij de burcht. Omdat de vrouw van zijn broer al langer overleden was, kwam het beheer eigenlijk aan zijn dochter Godelieve toe. Maar een zware ziekte maakte haar ongeschikt voor deze taak. De vrijschutters, een bende rovers, maken de taak voor Diedrich erg moeilijk, en hij vraagt de Rode Ridder om hem bij te staan. De kapitein van het garnizoen te Bokkensteen twijfelt echter aan de Rode Ridder, en een krachtmeting tussen de twee is onvermijdelijk. Maar de kapitein komt er snel achter dat onze held even handig is met het zwaard als met de boog.
Na het duel ontmoet Johan een nieuwe persoon: Geeraard, de alchemist. Zonder uitleg volgt Diedrich de alchemist naar de " stompe toren", een bouwwerk in de burcht waar niemand het geheim van kent. Uit deze toren worden vaker gegil wordt waargenomen,en tevens is het de werkplaats van Geeraard. Johan probeert her en der mensen uit te horen, maar niemand waagt zich aan een uitleg. Na dit mysterie wacht hem op zijn kamer een andere verassing; een dreigbrief van de vrijschutters. De dreiging van deze bende doet zich meteen die nacht gelden: een hoeve wordt in brand gestoken, het vee wordt geroofd. Diedrich gooit zich onverschrokken in de vuurzee, en redt vrouw en kind. Alles wijst in de richting van de vrijschutters als daders. Diedrich schenkt de slachtoffers tijdelijk onderdak en geld om een nieuw bedrijf te starten. Deze grootmoedigheid trekt Johan over de streep, en hij besluit de slotheer te helpen de bandieten uit te roeien.
Hij besteedt dagen de tijd aan het opstellen van een strijdplan. Dat bestaat uit het plannen van een valstrik, met een grote som geld als lokaas. Tijdens het bespreken van dit plan met Diedrich springt de Rode Ridder op, omdat hij een gordijn van een berghok meende te zien bewegen. Maar dit hok is leeg, en heeft slechts 1 uitgang. Toch is Johan er van overtuigd dat zijn gesprek door iemand werd afgeluisterd. Hij besluit het berghok waar hij iemand meende te zien aan een nader onderzoek te onderwerpen. En inderdaad treft hij een geheime gang aan, die uitkomt in de werkplaats van Geeraard de alchemist. Hier leert hij het geheim van de "stompe toren....
Met getrokken zwaard betreedt Johan de toren, en loopt Godelieve, de dochter van Diedrich's broer tegen het lijf. Zij is echter niet bij haar volle verstand, en als Diedrich en Geeraard ten tonele verschijnen wordt hem alles uitgelegd: bij het vernemen van het overlijden van haar vader kreeg Godelieve een toeval en werd zwakzinnig. Diedrich zonderde haar af in de toren om haar ontoerekenbare gedrag in toom te houden. Geeraard omringt haar sindsdien met de beste zorgen en hoopt haar te genezen. Godelieve bezoekt Diedrich via de geheime gang om de spot van het personeel te vermijden. Toch blijft Johan bij het idee dat iemand het plan afgeluisterd heeft. Diedrich laat alle voorbereidingen treffen om het plan geheim te houden, en daags daarop wordt een postduif onderschept met een bericht aan de vrijschutters. Dit bewijst dat iemand daadwerkelijk het plan heeft afgeluisterd, en dat de valstrik in gevaar is. Johan laat de duif verder vliegen met een vervalst bericht, en het plan kan zijn doorgang vinden.
De daarop volgende ochtend zet een klein konvooi met lege geldkisten zich in beweging, onder leiding van Johan. De vrijschutters komen inderdaad opdagen, maar net als de val dichtslaat, komt de gemaskerde leider van de vrijschutters aandraven en kan zijn kameraden waarschuwen voor het naderende gevaar. De valstrik loopt uit op een fiasco, en de gemaskerde vrijschutter kan ontkomen. Eenmaal terug beschuldigd Johan Geeraard van verraad, omdat hij de enige kan zijn die achter het gordijn het gesprek afluisterde. Deze onkent echter, en de dood van de duivenverzorger in de burcht ontslaat hem van verdere verdenking. Enkele vrijschutters die gevangen genomen werden, blijven in alle toonaarde zwijgen.
De Rode Ridder besluit daarop zelf in actie te komen, ditmaal zonder dat iemand daarvan op de hoogte is. Hij vemomt zich als vrijschutter, en sluipt naar de kerkers. Onderweg komt hij Godelieve tegen, maar zij ziet hem nauwelijks staan. Bij de kerkers ovemand hij de cipier, en bevrijdt de gevangen genomen vrijschutters. Johan wint hiermee hun vertrouwen, en hij wordt diep in het woud meegenomen naar het kamp der verijschutters. De gemaskerde hoofdman laat niet lang op zich wachten. Eer johan van zijn verbazing bekomen is, rukt deze zijn vermomming af, en de Rode Ridder wordt gevangen genomen, waarna de gemaskerde weer vertrekt. Johan vraagt om een verklaring, en men vertelt hem dat Diedrich een vuil spelletje speelt. Hij en zijn aanhangers wachten tot zij het bewind in handen hebben om rooftochten tegen buurstaten te ondernemen. Reeds nu al plegen zij overvallen op boerderijen en schuiven de schuld in de schoenen van de vrijschutters. Gezien de gezondheid van Godelieve zal het niet lang duren eer de leenheer Robrecht, Diedrich het leen zal laten regeren. De vrijschutters trachten dit te voorkomen.
We leren dat Diedrich inderdaad Geeraard heeft opgedragen om Godelieve drankjes te voeren, zodat haar toestand zou verergeren. Tijdens het bezoek van de leenheer Robrecht eist Diedrich dan ook het beheer van Bokkensteen en Berkendael op, op grond van de toestand van zijn nicht Godelieve. Plots treedt Geeraard naar voren, en beschuldigd Diedrich van zijn misdaden. Ook de gemaskerde vrijschutter treedt ten tonele, en maakt zich bekend als....Godelieve van Bokkensteen. Zij verklaart dat diedrich de dood van haar vader als het sein zag om rooftochten te ondernemen. Godelieve riep daarop de vrijschutters in het leven, om dit tegen te werken. Met de hulp van Geeraard deed zij net of ze zwakzinnig was, om niet onder verdenking te komen, en via haar kennis van geheime gangen kon ze de burcht ongemerkt verlaten.
Diedrich laat dit alles niet zomaar over over zich heen komen, en eist van zijn leenheer een tweekamp, om zich te verdedigen. De Rode Ridder verschijnt in de ridderzaal, en zal voor de jonkvrouw kampen. Hij is intussen in staat geweest om de vrijschutters te overtuigen van zijn ridderlijke goede trouw. De kamp verloopt gemakkelijk, en dan blijkt dat een soldenier de plaats van Diedrich in een harnas heeft ingenomen. Diedrich ontvoerd Godelieve, en ontvoert haar naar de burcht. Terwijl soldeniers een schijnaanval doen op de poort, dringt Johan de burcht binnen via een geheime gang. Diedrich is inmiddels op de kantelen van een toren verschenen en dreigt Godelieve naar beneen te gooien als niet iedereen vertrekt. De Rode ridder ziet de bedreiging vanuit een tegenoverliggende toren, en besluit tot een laatste redmiddel: met een welgemikt schot treft hij Diedrich en deze stort naar beneden. Het leen blijft onder beheer van Godelieve, en eens te meer vertrekt Johan naar nieuwe avonturen.
Na het uitstapje naar het verre Oosten in deel vier is dit wederom een klassieke Rode Ridder in de detective-sfeer zoals de eerste drie albums. Degelijk verhaal (alhoewel lichtelijk voorspelbaar...) met leuke plotwendingen. Ook de tekeningen zijn mooi en gedetailleerd, iets dat bijvoorbeeld iets minder was in deel drie Het Veenspook. Johan ontwikkelt zich verder als de Recht-door-zee-ridder, vol plichtsbesef en zijn zwaard in dienst van gerechtigheid. Na twee iets mindere albums weer een sterk avontuur van de Rode Ridder!
Scenario en tekeningen: Claus
Inkleuring: Studio Leonardo
Uitgiftedatum: 22 juni 2011
Aantal pagina's: 30 (2 banden per pagina)
Johan, Merlijn en Yorimoto hebben Japan en China achter zich gelaten en varen als passagier mee op een schip richting Europa. Ter hoogte van de eilanden van Thailand wordt voor anker gegaan. Per sloep trekken de Rode Ridder, Merlijn en drie matrozen er op uit om vers drinkwater kunnen inslaan. Om het schip tegen rondtrekkende piraten te beschermen zal Yorimoto aan boord blijven. Merlijn besluit van de gelegenheid gebruik te maken om de plaatselijke fauna en flora te bezichtigen. Wanneer de tovenaar niet terugkeert, besluit de Rode Ridder hem te gaan zoeken.
De zoektocht brengt alleen maar grotere mysteries met zich mee: Merlijns tas en toverstaf liggen achtergelaten in de jungle en even verder vindt de Rode Ridder de halsketting van een inboorling. Wanneer hij terugkeert om de matrozen te verwittigen, vindt hij de roeiboot onbewaakt weer. Ook zij zijn in handen van de inboorlingen. Johan laat Merlijns spullen in de boot en trekt opnieuw de wildernis in.
In het avondgloren staren Yorimoto en de scheepskapitein vanop het schip naar het land. De kapitein kan niet verklaren waarom zijn vijf bemannigsleden nog niet zijn teruggekeerd. Er is makkelijk water te vinden en hij heeft geen weet van inboorlingen in deze contreien…
De volgende ochtend vangt Johan zijn zoektocht opnieuw aan. Ook Yorimoto, die zich zorgen maakt om zijn vrienden, trekt er op uit. Plots botst hij op een groep piraten en moet zich verdedigen. Slechts Pumwaree kan ontkomen, maar Yorimoto volgt hem tot bij zijn kameraden in hun piratenschip. Hij ziet dat ze onder leiding van kapiteinen Sriwat en Ratchata aanmeren om op plundertocht te trekken en houdt hen van op afstand in het oog.
De Rode Ridder kent tijdens zijn tocht alleen maar moeilijkheden. Een dodelijke val wordt hem bijna fataal, maar zijn overwachte redders blijken niemand minder dan de ontvoerders van zijn vrienden te zijn. Allen zijn vrouwen. Hij wordt meegevoerd en bij de anderen opgesloten. Merlijn heeft intussen zijn ogen de kost gegeven en vrees dat de vrouwen mannen haten.
Even later wordt Antonio, een van de matrozen, meegevoerd. Vanuit hun gevangenis zien ze niet hoe de man boven een put vol krokodillen voor zijn leven moet strijden, maar zijn laatste kreten gaan bij de anderen door merg en been. Daarna is het Johans beurt. Na een harde strijd weet hij Tanna, zijn zwaar gespierde tegenstandster, in de krokodillenput te werpen, Een dergelijke dood wenst hij echter zijn ergste vijand niet toe en snelt haar onmiddellijk ter hulp.
Johans moedige actie heeft indruk gemaakt op Rashane, de leidster van de groep, en nodigt Johan en zijn vrienden op een onderhoud uit. De dames hebben gekozen voor een teruggetrokken leven; vrij van het juk der mannen. Schattenjagers vielen hun domein echter binnen en ze moesten vechten voor hun leven, waardoor ze nu op alles bedacht zijn. Hoewel er wederzijds begrip is, valt wel duidelijk te merken dat Carlo, Antonio’s vriend, de dood van zijn medevaarder nog niet heeft verwerkt.
Later op de dag komen enkele dames die op jacht waren gegaan terug gesneld. Er werden piraten waargenomen en ze zijn op weg naar het dorp. Onmiddellijk wordt het dorp in staat van verdediging gebracht: valstrikken worden aangebracht, afgerichte olifanten worden naar het dorp gebracht en Merlijn gaat zijn toverstaf in de achtergelaten sloep ophalen.
Niet veel later bereiken de piraten het dorp. Ondanks de vele verdedigingswerken raken ze tot aan de omheining van het dorp. Johan en Panna merken het gevaar op en storten zich op een groep die via een bres het dorp dreigt binnen te vallen. Als ook Yorimoto, die de piraten vanop afstand had gevolgd, zich in het gevecht mengt, is de strijd helemaal losgebarst.
Ook Ananda, de begeleidster van de olifanten, werpt haar dieren in de strijd. Carlo, ruikt zijn kans op wraak en wil naar de piraten overlopen, maar wordt tijdens zijn verraad gedood. Om de verwarring compleet te maken, besluit Merlijn om de krachten van zijn toverstaf aan te wenden. De meeste pirate slaan reeds op de vlucht voor de illusie van een reuzengrote olifant. De anderen houden de strijd voor bekeken wanneer Ratchata sneuvelt. Het dorp is gered. Nadat de meeste schade van de inval tijdens de nacht hersteld werd, trekken Johan, Merlijn, Yorimoto en Roberto, de enige overlevende matroos, terug naar het schip dat hun naar huis zal brengen.
Het album kan als apart verhaal gelezen worden.
Het heeft geen verwijzingen, maar komt chronologisch vermoedelijk vlak na het vorige album, De Vreemdeling.
Thailand
Toverstaf van Merlijn
Met het tekenwerk blijft Claus op het zelfde gedetailleerde elan verder pennen. De vaste effecten waarin een personage of voorwerp gedeeltelijk uit zijn kader komt, blijven bewaard. Naar het einde van het verhaal toe verlaat hij als maar meer het standaard concept van 2 rijen van rechthoekige prenten en werkt verwerkt hij per band alsmaar vaker vier onregelmatige viervlakken.
De dialogen zijn in normale spreektaal geschreven. Ook de vertellersvakjes zijn in deze verteltaal geschreven, maar eindigen vaak niet als volledige zinnen. Met drie puntjes sluiten bijna alle deze vakken af, waarna de lezer het vervolg zelf kan afleiden uit de volgende tekening.
Een kleine domper op dit nochtans vlot leesbaar verhaal zijn misschien enkele flagrante dt-fouten.
Claus is met ‘De Amazones’ erin geslaagd om een standaard piratenverhaal te combineren met een Rode Ridder die als dolende ridder vanzelf in het avontuur belandt.
Amazones, piraten en een ontvoerde Merlijn zijn reeds enkele keren in De Rode Ridder voorgekomen. Toch komen ze in dit verhaal op een geloofwaardige, spannende manier samen.
De inkleuring is rijk en warm. Toch komen door de avondscene en donkere oerwoud verschillende banden tamelijk duister en groen over. De schaduweffecten die hierdoor ontstaan zijn echter vaak subliem.
Diverse albums wordt de lucht echter geel in plaats van blauw ingekleurd.
Persoonlijk heb ik gedurende heel het verhaal genoten. Helaas stelde Panna in het gevecht plots haar borsten tentoon. Een volledig overbodige en zelfs totaal ongeloofwaardige scene die het leesplezier gedurende enkele banden heel even bedierf.
10/1983
Bij het vallen van de avond breekt een zwaar onweer uit. In de striemende regen zoekt Johan, de Rode Ridder, een onderkomen voor de nacht. Een lichtschijnsel trekt de aandacht van de dolende ridder. In de hoop er beschutting te vinden geeft Johan zijn paard de sporen. Tot zijn verbazing gaat het licht niet uit van een hut of nederzetting, maar van een kerkhof waar een uitdovende flambouw zijn laatste licht verspreidt.
De ridder meent op het grimmige kerkhof beweging te ontwaren. Zijn vertwijfelde roepen wordt op een wel zeer onverwachte manier beantwoord: een haveloos geklede man, met een vale huid en ogen die een witte gloed uitstralen stormt rauw brullend op Johan af. Bij het aanschouwen van deze verschrikking begint het paard van de ridder wild te steigeren. Wanneer hij tenslotte z’n rijdier terug onder controle heeft, is de belager reeds verdwenen.
Aan de horizon merkt de ridder nu een machtige burcht en een nabijgelegen dorp op. Zich nog steeds afvragend wat er zonet gebeurd is, rijdt Johan naar het dorp. In het dorp wordt Johan allesbehalve gastvrij onthaald. Een enigszins nerveuze nachtwacht maakt de ridder er attent op dat het verboden is na zonsondergang op straat te komen, omdat de nacht de komst van “de levende doden” betekent. Alle verdere uitleg weigerend, verwijzen de soldeniers de ridder door naar een herberg.
De waard en zijn gade Mona verwelkomen de ridder. Ze brengen hem op de hoogte van de situatie; sinds enkele maanden wordt het dorp door onverklaarbare sterfgevallen geteisterd. Kwatongen beweren dat deze doden uit het graf zijn opgestaan en ’s nachts ronddwalen. Terwijl de herbergier en zijn vrouw Johan meer uitleg verschaffen, dwalen twee donkere gestalten rond in de straten.
Plots doet rumoer op straat de ridder verschrikt opspringen. Met getrokken zwaard stormt Johan de straat op. De soldeniers hebben een man en een vrouw aangehouden en ranselen ze duchtig af. Johan neemt het uiteraard voor de belaagden op en roept de soldeniers hardhandig tot de orde.
Het tweetal stelt zich voor als de reizende heelmeesters Ermijn en Drusilla. Ze voeren een geheime opdracht op bevel van de koning uit. Ze moeten het mysterie van de levende doden uitklaren. Enkele maanden geleden werd immers een naburige stad door levende doden bestormd. Deze bleken niet vatbaar voor pijn en verwondingen en beschikten bovendien over een ongeziene lichaamskracht.
Nadat Johan, Ermijn en Drusilla zich naar hun kamer begeven blijkt plots de gruwelijke waarheid: de herbergier en zijn vrouw zijn handlangers van de levende doden. De waard ontgrendelt de achterdeur en drie levende doden sluipen de herberg in. Een naar voorgevoel dwingt Johan ertoe een kijkje op de gang te nemen. Hij merkt onmiddellijk de levende doden op en barricadeert de kamerdeur. Deze maatregel blijkt quasi nutteloos te zijn, daar de levende doden onweerstaanbaar door de deur breken. Ook het zwaard van de Rode Ridder blijkt geen verweer te bieden. In een wanhopige poging om zich tegen de grimmige aanvallers teweer te stellen, giet Ermijn een brandbare vloeistof over de levende doden. Drusilla gooit er een kandelaar achterna, waardoor de belagers in wandelende toortsen worden herschapen. Johan en zijn metgezellen kunnen via het dak ontsnappen. De drie levende doden worden onder het puin van de instortende herberg bedolven.
Om te vermijden dat ze door de nachtwacht zullen worden opgepakt op verdenking van brandstichting, ontvluchten Johan, Ermijn en Drusilla het dorp. Aan het kerkhof wacht hen wederom een onaangename ontmoeting. Een oude vrouw waarschuwt hen dat ze een volgende keer niet aan de levende doden zullen ontsnappen. Johan wil de vrouw verdere uitleg vragen, maar ze blijkt spoorloos verdwenen tussen de graftomben.
Bij zonsopgang verzoekt het drietal bij de burcht van heer Solon om onderdak. Solon schijnt de oude vrouw die op het kerkhof ronddwaalde te kennen; ze zou Kunegonde heten en totaal ongevaarlijk zijn. De burchtheer wijst het gezelschap kamers toe.
Vanuit het raam van z’n kamer merkt de Rode Ridder een begrafenisstoet op. Ermijn stelt onmiddellijk voor om op onderzoek uit te gaan. De stalmeester weigert echter halsstarrig om het duo te laten vertrekken. Het komt zelfs tot een handgemeen tussen hem en Johan. De burchtheer komt tussenbeide en stelt voor om Johan en de heelmeester te vergezellen. Ermijn krijgt van de familie van de overledene toestemming om het lichaam te onderzoeken. Hij stelt vast dat de dode weliswaar geen hartslag meer heeft, maar toch is zijn lichaam nog warm. Om tot verder onderzoek te kunnen overgaan neemt Ermijn enkele druppels bloed van de dode.
Die nacht ligt het kerkhof er allesbehalve dood bij. De aarde van het vers gedolven graf wordt van onderuit omgewoeld. Uit het graf werkt zich een levende dode naar boven. Kunegonde wacht haar nieuwe discipel op. Ze neemt hem mee naar een afgelegen graftombe. Die verschaft toegang tot een duistere tunnel die naar de burcht van Solon leidt. Kunegonde geeft de levende dode onmiddellijk een eerste opdracht: de gasten van Solon uitschakelen!
De nietsvermoedende Ermijn en Drusilla merken niet op hoe de deur achter hen geruisloos wordt opengemaakt. De levende dode grijpt Ermijn vast en dwingt hem uit een kleine kruik te drinken. Ook Drusilla zou hetzelfde lot ondergaan, ware het niet dat de Rode Ridder met getrokken zwaard naar binnen stormt. De agressor keert zich onmiddellijk tegen de ridder. Deze beseft dat hij in een klassiek gevecht niet kan winnen, dus lokt hij de levende doden achter zich aan. Tijdens een finaal handgemeen op de burchtwallen slaagt Johan erin de levende dode over de kantelen te werpen. Met een luide plons belandt deze in het water en komt niet meer aan de oppervlakte.
Inmiddels ontfermt Drusilla zich koortsachtig over haar broer. Ze blijkt echter machteloos te staan. Enkele ogenblikken later overlijdt Ermijn.
Tijdens een speurtocht door de burcht stoot de Rode Ridder, vergezeld van Solon, op Kunegonde. Tot zijn afgrijzen duiken ook verscheidene levende doden op. Solon slaat Johan buiten bewustzijn. De weerloze ridder wordt door de levende doden naar de ondergrondse schuilplaats van Kunegonde gebracht.
De wantrouwige Drusilla besluit de burcht van Solon te ontvluchten. Terwijl ze op het paard van Johan de burcht uit raast, ontwaakt Ermijn uit zijn schijndode toestand. Ook hij is nu … een levende dode!
Wanneer Johan ontwaakt beseft hij in wat voor een wanhopige situatie hij is terechtgekomen. Hij bevindt zich geboeid in de schuilplaats van Kunegonde, omringd door levende doden. In haar arrogante overmoed brengt ze Johan honderduit op de hoogte van al haar plannen. Ze onthult Johan zelfs de enige zwakte van de levende doden: daglicht. Met het uitzicht om zelf een levende dode te worden, treedt Johan impulsief in actie. Met een trap zet hij het mechanisme in werking dat de schuilplaats van Kunegonde afschermt. De grafzerk schuift open en Johan snelt naar buiten. De levende doden proberen de ridder tegen te houden, maar het daglicht wordt hen fataal. Kunegonde zet het op een lopen, terug de burcht van Solon in.
Terwijl Johan in afwachting van een treffen met Solon en zijn soldaten een barricade opwerpt, begint Drusilla aan een tegengif te werken. Johan slaagt er schijnbaar moeiteloos in de soldeniers tegen te houden. De roekeloze Solon valt al gauw onder het zwaard van de Rode Ridder. De overblijvende soldaten zoeken hun heil in de vlucht.
Drusilla heeft ondertussen een tegengif bereidt. In een ultieme poging om de levende doden te doen ontwaken, gooit ze een glazen karaf met het tegengif tussen de levende doden stuk. Het inademen van de dampen zorgt ervoor dat de handlangers van Kunegonde terug zichzelf worden.
Kunegonde beseft dat haar rijk uit is. In een poging om aan een schandelijk proces te ontsnappen, werpt ze zich op het zwaard van de Rode Ridder. Zo eindigt de horror van de levende doden voorgoed.
“De Levende Doden” is het eerste Rode Ridder-album dat in kleur verscheen, alweer een hele tijd geleden; in 1983. Ik vond het album al die jaren geleden geweldig, en ik ben diezelfde mening nog steeds toegedaan.
De basis van het verhaal is in essentie niks speciaals: een “zombieverhaal”. Toch slaagt Biddeloo erin om aan een universeel en reeds ettelijke malen uitgemolken plot een eigen draai te geven. Het is iets waar hij destijds blijkbaar zeer goed in was (en later al veel minder; zoals bijvoorbeeld het latere “Nosferatu” getuigt).
Het tekenwerk is van een vrij hoog niveau. De tekeningen zijn verzorgd en gedetailleerd. De decors zijn prachtig uitgewerkt. In dit album bedient Biddeloo zich van bijzonder geslaagde perspectieven. De traphal in de herberg (band 17), de strijd van Johan met een levende dode op de kantelen (band 48), … zijn mooie voorbeelden. Er zijn helaas ook een aantal minder geslaagde tekeningen in dit album terug te vinden, zoals het hoofd van Drusilla in band 12 of de eigenaardige gelaatsuitdrukkingen van Johan in band 33 en 34.
De naargeestige inkleuring gaf dit album daarbij ook nog eens net die extra sfeer mee dat een duister verhaal nodig heeft.
Slotsom: “De Levende Doden” is een uitstekend verhaal dat ik graag met vier sterren bedenk.
Dit is niet bepaald een historisch ridderverhaal dus moeten we een aantal onrealistische stellingen door ogen durven zien. Het geknoei met toverdranken, anti-toverdranken, mensen die sterven en terug tot leven komen met lichtgevende ogen is op z’n zachtst gezegd onrealistisch, maar zorgt bij deze wel voor aangenaam vermaak – en dat is tenslotte wat telt.
Ook de typische arrogante houding van de “slechterik” die op het finale moment net even z’n plan uit de doeken doet en er de zwakheden bij vernoemt en daarbij nog es impliciet de ontsnappingsweg toont zijn klassiek materiaal.