1977
Banjas, een haven aan de Libanese kust. Johan, de Rode Ridder, scheept zich in op de Albatros, een schip onder leiding van kapitein Zartos en stuurman Derrick. Nog andere passagiers maken hun opwachting: het is Philippe de Taverny, vergezeld van een aantal soldeniers. Philippe blijkt een koffertje met kostbare inhoud bij zich te hebben en sluit zich op in zijn kajuit.
Wat later hoort de Rode Ridder opgewonden stemmen op de kade. Het zijn York en Muulsh, de geleerde alchemisten uit Yarkand *. Ze willen hun kennis uitbreiden door een reis om de wereld. Tenslotte gaat nog een grote kist mee aan boord, waarvan de eigenaar onbekend is, maar de overtocht wel werd betaald.
Kort nadat het schip afgevaren is, komt het in een storm terecht. Als Johan naar zijn kajuit gaat, hoort hij geschreeuw bij Philippe de Taverny. Hij duwt de soldeniers opzij en ziet de jonge edelman woelen in zijn bed, gekweld door een angstdroom. In het kistje dat op Philippes tafel staat, bemerkt de ridder een grote diamant.
Nadat de storm is gaan liggen, verschijnt Philippe de Taverny in de grote kajuit bij alle andere passagiers. Daar vertelt hij dat de diamant “de Ster van het Oosten” wordt genoemd. Hij kwam in het bezit ervan nadat hij een maharadja het leven gered had tijdens een tijgerjacht. Uit dankbaarheid schonk de maharadja hem de diamant. Philippe vertelt verder dat hij gekweld wordt door nare dromen sinds hij in het bezit is van de diamant.
Even later merkt het gezelschap dat de Albatros gevolgd wordt door een groot aantal haaien die almaar in aantal toenemen. Als Johan de volgende ochtend ontwaakt, ligt de Albatros stil wegens een onverklaarbare windstilte. Volgens kapitein Zartos drijft het schip af in de richting van de zandbanken van Lebbe Lebbe, een echt scheepskerkhof. De windstilte houdt aan en na enkele dagen komt de onheilsplaats in zicht. Johan stelt voor een vlot te maken om zich op een schipbreuk voor te bereiden. En inderdaad, het schip loopt te pletter, ondanks stuurman Derricks stuurmanskunst.
Allen haasten zicht naar het vlot, maar Philippe, die als laatste de Albatros verlaat, mist zijn sprong. Johan duikt hem onmiddellijk na en weet de haai die Philippe bedreigt, uit te schakelen. Vooraleer aan boord van het vlot klimmen, bemerkt de ridder nog dat de geheimzinnige kist leeg is.
De schipbreukelingen spoelen aan op een eiland en weten, dankzij een enorm vuur van York en Muulsh, de aandacht te trekken van de plaatselijke bewoners. Ze worden in hun dorp hartelijk ontvangen en rijkelijk van spijs en drank voorzien. Wat echter niemand weet, is dat ze gevolgd werden door iemand die zich aan het vlot wist vast te klampen.
Nadat allen zich te ruste hebben begeven, sluipt de verstekeling naar het stamhoofd en heeft een lang onderhoud met hem. Als de opvarenden van de Albatros de volgende ochtend ontwaken, blijken ze gevangenen te zijn. De verstekeling verschijnt dan op het toneel en Philippe herkent hem als Randishar, de fakir. Deze laatste vertelt dat Philippe de maharadja niet gered heeft, maar gewacht heeft totdat de tijger verdwenen was met de dode maharadja. Vervolgens heeft Philippe de Ster van het Oosten gestolen.
Randishar, die in de voormelde grote kist in schijndode toestand meereisde, eist nu de doodstraf voor Philippe. De schipbreukelingen schoppen echter herrie, waardoor Philippe kan vluchten. Randishar is echter vastbesloten Philippe niet te laten ontkomen. Op zijn vlucht merkt de jonge edelman dat de fakir bedreigd wordt door een bergkat. Ditmaal wil hij geen meer lafaard zijn en gaat het roofdier te lijf met enkel een steen als wapen. Philippe haalt het, maar komt zwaargewond uit de strijd.
Na weken buiten bewustzijn opent hij de ogen, omringd door Randishar en Zoarah, de dochter van het stamhoofd. Hij besluit zich op het eiland te vestigen om er samen met Zoarah een nieuw leven te beginnen. Met een door Derrick gebouwde boot kiezen de andere opvarenden opnieuw zee. Randishar zal, op wens van Philippe en Zoarah, de Ster van het Oosten terugbrengen naar de rechtmatige bezitters, de erfgenamen van de maharadja.
Een goede mix van spanning en humor, zo kan dit album het best omschreven worden. Als spanningselementen zijn er de storm waarin de Albatros terechtkomt, de haaien die het schip achtervolgen, de schipbreuk, het gevecht van Philippe met de bergkat … Actie genoeg in dit album. Het gevecht tussen de schipbreukelingen en de dorpsbewoners draagt hier nog toe bij.
Daarnaast kent dit album de nodige hilarische momenten. Daarvoor zorgt vanzelfsprekend de aanwezigheid van York en Muulsh, maar het is stuurman Derrick die de show steelt met zijn gekruide zeemansverhalen. Illustratief hiervoor is het laatste verhaal waarbij hij in het vuur van zijn betoog kapitein Zartos door mekaar schudt.
Ook de personages zijn goed uitgewerkt. Derrick bijvoorbeeld is geen hansworst die enkel straffe verhalen vertelt, maar ook een zeer kundig en ernstig stuurman. Daarnaast evolueert Philippe de Taverny van een laffe dief naar een dapper ridder.
Kortom, een zeer goed album dat zich graag laat herlezen. De mengeling van spanning en humor is in de ganse reeks (bijna) nergens beter uitgewerkt dan hier.
1975
Als Johan in Camelot arriveert blijkt de burcht verlaten op Merlijn na, op wiens verzoek Johan naar Camelot is gekomen. Johans vermoeden dat er iets ernstigs aan de hand moet zijn wordt al snel bevestigd: de door Merlijn opgeroepen Galaxa neemt met haar kortdurende verschijning niet alleen Johans neerslachtigheid weg die Merlijn zo scherp had waargenomen, maar ze kondigt ook aan dat er die nacht een "vreselijke strijd tussen goed en kwaad" beslecht zal worden. Merlijn weet er meer van en vult aan dat die strijd zal plaatsvinden in het Nimfenwoud waar de duivelaanbidders (een volgens Merlijn al sinds de oertijd bestaande sekte waarvan de leden tot doel hebben chaos in de wereld te brengen) op hun heer en meester wachten. De duivelaanbidders worden verzameld en geleid door niemand minder dan... Bahaal.
Op weg naar het Nimfenwoud geeft Merlijn meer details over deze plaats (een magisch en weinig bekend gebied, slecht op bepaalde tijdstippen toegankelijk). Johan laat de vermoeide Merlijn achter en arriveert als eerste in het Nimfenwoud waar hij meteen een bosnimf beschermt tegen een duivelaanbidder die op slag verdwijnt als Johan hem aanvalt. Kort daarop volgt een aanval van een tweede duivelaanbidder die door Johan met een zwaardworp wordt uitgeschakeld, maar niet voordat deze kans heeft gezien om op magische wijze boomwortels en takken in Johans nabijheid wurgende eigenschappen te verlenen. Johan en de bosnimf worden door de inmiddels gearriveerde Merlijn (die in het gezelschap verkeert van de overige bosnimfen) met een toverspreuk bevrijd uit dit houtige kluwen.
Johan had van de bosnimf inmiddels al vernomen dat ze moeten zoeken naar de "Kring der Ouden", een verborgen plek in het woud waar runenstenen in een kring staan en waar vanaf het begin der tijden mensenoffers aan de Duisternis werden gebracht. De plek is zó verborgen dat zelfs de bosnimfen de ligging ervan niet kennen, maar ze hebben wel een aanwijzing in de vorm van een voor hen onontcijferbaar perkament waaruit de ligging van de Kring der Ouden te lezen valt. Als Merlijn bezig is het perkament te ontcijferen wordt hem duidelijk dat een in de Kring der Ouden staand griffioenenbeeld (een monsterlijk fabeldier met een gevleugeld leeuwenlichaam en een adelaarskop) de eigenlijke inzet van de strijd is: Bahaal is in staat dit beeld tot leven te wekken met alle rampzalige gevolgen van dien, dus moet het griffioenenbeeld vernield worden voordat Bahaal er bezit van kan nemen. Er valt geen tijd te verliezen, want al snel wordt duidelijk dat dit vóór middernacht moet gebeuren.
Een verrassingsaanval van de duivelaanbidders wordt door Johan en Merlijn met succes afgeslagen waarbij aan het licht komt wie de duivelaanbidders werkelijk zijn: gemaskerde hebzuchtige edelen die met Bahaal samenwerken in ruil voor grotere macht en rijkdom. Door Galaxa's manestralen geleid begeven Johan, Merlijn en de bosnimfen zich op weg naar de Kring der Ouden waarbij ze onderweg opgehouden worden door een monsterlijke spin, een torenhoge boomreus en uiteindelijk door de duivelaanbidders zelf die tot het uiterste bereid zijn om tijd te winnen voor Bahaal - en met succes. Johan baant zich een weg tot bij het beeld maar het is telaat. Het is middernacht geworden en een plots opstekende stormwind maakt het Johan onmogelijk het beeld nog te naderen, laat staan te vernielen. Een eerste aanval van de tot leven gekomen griffioen wordt door Johan afgeweerd met een door het stormgeweld afgebroken tak (die Merlijn aan het hoofd heeft getroffen waardoor deze Johan geen hulp kan bieden).
Bahaals wraakzuchtige gebral verandert echter in onrustig gebrul als de bosnimfen zonder enige angst de Kring der Ouden betreden. De weer bij kennis gekomen Merlijn begrijpt hieruit dat Galaxa zich eindelijk in de strijd gaat mengen. En inderdaad, even later arriveert de fee van het licht in de gedaante van een ander fabeldier - de witte eenhoorn - in welke gedaante zij met de griffioen een gevecht op leven en dood aangaat. Als de duivelaanbidders de griffioen te hulp willen komen vinden ze Johan op hun weg die stand weet te houden tegen hun overmacht. Merlijn houdt zich afzijdig met als reden dat "de overwinning door Johan en Galaxa behaald moet worden", en niet door hem. Als de Eenhoorn de griffioen uiteindelijk dodelijk weet te treffen is het pleit beslecht. Bahaal is verslagen, en Galaxa en Bahaal nemen ieder weer hun eigen gestalte aan.
Bahaals reageert de woede over zijn nederlaag af op zijn overgebleven handlangers die zonder pardon worden neergebliksemd. Maar hoewel overwonnen geeft Bahaal zich niet gewonnen. Hij weigert zich terug te trekken, wat volgens Galaxa zijn ondergang wordt. Hierop spreekt Galaxa een machtige bezwering uit waarop de aarde opensplijt en zich in een wolk van rook en vuur een kolossale gedaante verheft: Galaxa heeft de Boze in eigen persoon opgeroepen. Deze constateert Bahaals falen en ziet zich verplicht zijn dienaar te straffen, waarop Bahaal krijsend in een loeiende vuurzee van het toneel verdwijnt. Nadat de Boze zijn verbazing over c.q. bewondering voor Galaxa's handelen heeft uitgesproken verdwijnt ook hij van het toneel. Zo ook Galaxa als Johan zich een ogenblik omdraait. Het hoefgetrappel dat de stilte in het Nimfenwoud verbreekt blijkt afkomstig van de Ronde Tafelridders die het woud binnenrijden, Merlijns voorzorgsmaatregel voor het geval Bahaal had overwonnen. In dit gezelschap keren Johan en Merlijn terug naar Camelot.
Enkele bekende thema's:
1975
De Rode Ridder trekt door een bergstreek en wil zijn dorst lessen bij een riviertje. Daar ontmoet hij Valeria, een zigeunerin. Ze leest Johans handpalm en voorspelt dat er bloed zal vloeien indien Johan de streek niet verlaat. Dan vlucht ze weg. Op z'n hoede zet Johan zijn tocht voort en treft even later een groepje soldaten aan dat een jonge vrouw, Ulrika, en haar kleine neefje, Kennir begeleidt. Als ze met een veer de rivier willen oversteken, voegt Johan zich bij hen. Op het laatste moment komt ook een groep bedelaars aan boord. Ze hebben het op Ulrika en Kennir voorzien en halverwege de rivier slaan ze toe. De verraste soldaten worden omgebracht. Johan laat het vlot op een rots te pletter slaan en zwemmend kan hij Ulrika in veiligheid brengen. Kennir is echter te ver afgedreven maar wordt door een grote adelaar uit het water geplukt. Aan de oever treffen ze een overvaller aan. Voor hij bezwijkt onthult hij dat Kennir nu in handen is van een bende. Vanuit het Adelaarsnest hoog in de bergen maken ze de streek onveilig en eisen nu een losprijs voor de jongen.
Johan brengt Ulrika naar het kasteel van haar oom, Baron Cedric. Deze is wanhopig als hij van de ontvoering van zijn zoon hoort. Johan heeft echter een plan en bespreekt dit met Cedric. Hij merkt echter dat hij wordt afgeluisterd, door Valeria. Als Johan haar wil ondervragen vlucht ze weg. Door in de rivier te springen kan ze ontsnappen. Daarop vermomd de Roder Ridder zich en vertrekt richting het Adelaarsnest, even later gevolgd door Ulrika. Hoewel ze van Johan opdracht gekregen had thuis te blijven. In het donker verrast Johan de bewakers van het Adelaarsnest en dringt door tot in het bolwerk. Een bewaker die door Johan K.O. was geslagen en geboeid, ziet echter Ulrika voorbijkomen als hij bij kennis komt. De Rode Ridder heeft inmiddels tot zijn schrik ontdekt dat Valeria de leidster van de bende is. Hij biedt zijn diensten aan maar moet eerst zijn krachten meten met Ruffa, de beste zwaardvechter van de bende. Johan wint maar weigert Ruffa te doden, waarop deze wordt verbannen.
Dan komen de wachters terug die Johan had uitgeschakeld. Ze vertellen van de blonde vrouw. Valeria vermoed onraad en laat haar mannen de Rode Ridder overmeesteren. Ze leest Johans handpalm en herkent de Rode Ridder. Hij wordt opgesloten bij Kennir. Ulrika is intussen ongemerkt het kamp ingeslopen en dringt Johans hut binnen. Dan komt ook Ruffa binnen. Erkentelijk voor het feit dat Johan hem zijn leven gespaard heeft, wil hij hem helpen ontsnappen. Daarop vlucht het viertal weg en sticht brand om de rovers bezig te houden. Maar Korga, de adelaar ontdekt hen. Met al haar manschappen zet Valeria de achtervolging in en achterhaald de vluchtelingen. Het komt tot een treffen waarbij Ruffa gewond raakt en Johan maar ternauwernood stand kan houden. Valeria wil persoonlijk met Ulrika afrekenen, maar ze verliest het duel en beland, wederom, in de rivier. Johan verslaat inmiddels de bende tot de laatste man en als Ruffa weer bij kennis komt vervolgt het viertal zijn weg.
Aan de voet van de berg worden ze opgewacht door Cedric die met al zijn soldaten was uitgerukt toen hij het Adelaarsnest zag branden. Ruffa komt in dienst bij Cedric en Ulrika ontfermt zich over Korga die gewond was geraakt bij het treffen. Er volgt een feest om de goede afloop te vieren. Maar laat op de avond gaat Johan er stilletjes vandoor en vervolgt zijn zwerftocht.
Het Adelaarsnest is een klassiek ridderverhaal dat goed in elkaar zit. Zijn riddereed getrouw bindt Johan belangeloos de strijd aan met de bende van het Adelaarsnest. Het verhaal is spannend en neemt en aantal min of meer onverwachte wendingen, zoals het feit dat Valeria de bendeleidster blijkt te zijn en de beslissing van Ruffa om de Roder Ridder te helpen. Dit is overigens een klassiek Middeleeuws motief: de slechterik ziet zijn fouten in en besluit zijn leven te beteren. Opmerkelijk in dit verhaal is de rol van Ulrika. Ze begint als dame in nood die de bescherming van de Rode Ridder hard nodig heeft. Daarna stuurt ze door haar eigenwijsheid Johans hele plan in de war maar heeft dan toch een beslissend aandeel in de overwinning dankzij haar vastberadenheid. Wat mij betreft een uitstekend album dat ik het volle aantal van vijf sterren waard vind.
1972
Het paaldorp aan de rand van het moeras ligt er rustig en doodstil bij. Toch niet helemaal, want een donkere gedaante sluipt dichter en giet z’n drinkbus leeg in de vergaarbak. Johan, de Rode Ridder is echter niet ver uit de buurt van het paaldorp en merkt een druïde op. Voor hij bij hem komt heeft de zwarte gedaante al toegeslagen, de druïde is dood. Z’n laatste woorden zijn o.a. Alruinman en gevaar voor paaldorp. Wanneer Johan het paaldorp bereikt, krijgt hij een niet zo aangename verrassing van formaat. Gerwina, een vrouw die in een hut verblijft, overmeestert Johan bijna. Voordat ze wou toeslaan, vertelde de de rode ridder dat hij geen kwaad in de zin had. Gerwina vertelt aan Johan haar verhaal. ‘’Boarbas, haar genadeloze vijand en slavendrijver van het dorp, die alle mensen als slaven gebruikt waaronder haar verloofde Baldwin. De ander belangrijke tegenstander is de legendarische kwelgeest uit het moeras, bekend als de ‘’Alruinman’’. Hij leeft en regeert over het hele moeras en bewaakt zorgvuldig de mandragoraplant. Deze plant bevat sap om de mensen van hun ziekten te verlossen. Nadat Gerwina haar verhaal heeft verteld, vertrekken ze beiden door het moeras naar de mandragoraplant. Hun tocht verloopt alles behalve vlekkeloos. Voor ze vertrokken, pleegde de Alruinman immers nog een aanslag door Gerwina’s hut in brand te steken. Onze held en zijn vrouwelijke gezel weten gelukkig te ontkomen en trachten de Alruinman uit te schakelen. Dat laatste lukt echter van geen kanten. Doordat deze ‘bad guy, zo snel en lenig is, schudt hij z’n achtervolgers makkelijk af en weet hij zich te verstoppen in het moeras. Johan en Gerwina trekken vervolgens door het moeras waar ze allerlei hindernissen en valstrikken moeten overwinnen. Vanop een korte afstand bemerkt de Alruinman dat het tweetal halt heeft gehouden omwille van een flinke regenbui. De schurk wil toeslaan, maar door zijn nonchalance geeft hij de rode ridder de kans het gevaar op te vangen. Hierdoor is Johan op zijn hoede en weet hij de Alruinman in een eerste treffen af te houden. Gerwina stelt voor de achtervolging in te zetten, maar Johan beslist dat het een list is en vindt dat de Mandragora prioriteit is. Wanneer de regen over is, trekken de twee dapperen verder. Uiteindelijk komen ze aan het eiland waar de mandragora groeit. Ze moeten alleen maar door het water om het eiland te bereiken.
In het water zit echter een monsterachtig reptiel dat een paar lekkere hapjes mensenvlees wel ziet zitten. Johan maakt het dier onschadelijk en zonder verdere hindernissen bereiken ze de hut met de mandragora’s. Johan en Gerwina beginnen ’s nachts bij volle maan aan het bereiden van de kruidendrank van de mandragoraplant. Een ijselijke kreet van de plant weerklinkt wanneer een mandragora wordt ontworteld. Alruinman heeft het lawaai uiteraard ook gehoord en haast zich naar onze helden. Gerwina is ongeduldig en terwijl Johan het mandragorasap bereidt, vertrekt Gerwina naar het dorp waar Baldwin en de ander slaven zijn. Baldwin weet mee te ontsnappen. Boarbas is woedend en regelt een grootscheepse aanval voor morgen. Ondertussen arriveert de Alruinman bij de hut waar Johan verblijft. In het beslissende treffen tussen Johan en de Alruinman kan er maar één levend uitkomen. Gerwina en Baldwin komen er ook aan. Gerwina redt haar verloofde van een zekere dood door de pijl van de Alruinman op te vangen. Johan, die uit het moeras is geraakt, daagt de Alruinman uit voor het laatste treffen. Woedend valt de schurk aan en in de verwarring valt hij op de punt van Johan’s zwaard.
De Alruinman is niet meer. Johan redt Gerwina met het sap van de mandragora’s. Boarbas en zijn handlangers worden door Johan en de slaven in de pan gehakt. Het dorp is van het kwade verlost en op het einde zet Johan zijn zwerftochten verder. Baldwin & Gerwina staren hem nog na want aan hem hebben ze hun geluk te danken.
Na het vorige ‘zee’pareltje ‘’De Koraalburcht’’ krijgen we totaal een ander album voorgeschoteld; ‘’Mandragora’’. ‘’Mandragora’’ bevat een goede mix van avontuur, actie en rustige momenten. De schurken Boarbas en Alruinman zijn prima. Vooral Alruinman is een mooie en originele creatie en weet één van de geduchtste tegenstanders van de rode ridder neer te zetten. Ook bevat dit album wat mysterie en een boodschap: sap van de mandragora’s kan levens redden. Dat laatste zagen we ook al in de film ‘’Medicine Man’’ met Sean Connery. Onze conclusie: voor ieder rode ridderfan is deze strip een lust. ‘’Mandragora’ mag dan weliswaar geen klassieker zijn zoals ‘’De Toverspiegel’’, ‘’Het Beleg Van Crowstone’ of ‘’Ninja’’, toch is dit een zeer aangenaam, fijn en spannend album.
1972
Moorse invallers maken Zuid-Europa onveilig en Johan besluit die kant op te reizen. In de Pyreneeën redt hij een herderin uit de handen van drie lichtzinnige broers Alvarez. Het komt tot een treffen en Alvarez broertjes ontdekken dat met deze noorderling niet te spotten valt. Hun zuster, Carmelita is net op tijd om het slot van de kloppartij te zien en dankt Johan hartelijk voor deze les. Ze nodigt Johan uit naar haar burcht te komen.
Daar krijgt Johan het onmiddellijk aan de stok met de kok die het jongetje Jimeno een pak slaag wilde verkopen. Johan slaat de kok naar buiten, tot groot vermaak van de drie Alvarez broers. Carmelita vertelt Johan over het dreigende Moorse gevaar en dat haar burcht niet meer in staat is die dreiging het hoofd te bieden. Op hulp van de edelen uit de buurt hoeft ze niet te rekenen. Haar broers hebben zich daar onmogelijk gemaakt. Johan sluit vriendschap met Jimeno die hem vertelt over de kluizenaar Don Fernando. Hij staat in verband met Roeland, de ridder van de legendarische keizer Karel de Grote die bij de bergpas van Ronceval in een Moorse hinderlaag liep. Maar door op zijn hoorn te blazen wist hij Karel te waarschuwen zodat deze nog kon afrekenen met de Moren. Don Fernando houdt zich schuil bij de bergpas en gelet op de nieuwe Moorse dreiging wil Johan met hem spreken.
De ontmoeting verloopt erg stroef, Don Fernando blijkt ondanks zijn leeftijd een uitmuntend zwaardvechter. Pas als Johan vertelt van zijn vriendschap met Jimeno draait de kluizenaar bij. Don Fernando voorspelt dat de Moren opnieuw dood en verderf zullen zaaien. Even later zien ze door de bergpas al een groep vluchtelingen naar het noorden trekken. Johan vraagt de Alvarez broers de mensen op te nemen in hun burcht, maar ze willen alleen op zijn verzoek ingaan als Johan zich aan een levensgevaarlijke durft te onderwerpen. De Rode Ridder aarzelt niet en wint. Intussen rekent Don Fernando af met enkele Moorse verkenners en doet de Moren geloven dat de geest van Roeland nog rondwaart en korte metten met hen zal maken zodra ze zich bij de bergpas van Ronceval vertonen.
Intussen wordt de Alvarez burcht in staat van verdediging gebracht en Johan krijgt de Alvarez broers zelfs zover dat ze de vluchtelingen leren omgaan met wapens. Er komt zelfs hulp van een jeugdvriend van de Alvarez broers. Hij brengt een legertje boogschutters mee. De andere edelen uit de streek blijven echter afzijdig. Ze hebben wel een legermacht verzameld maar weigeren de Alvarez burcht bij te staan. De broertjes hebben het verbruid en moeten zichzelf maar redden.
De eerste stormloop van de Moren op de burcht wordt teruggeslagen. De Alvarez broers slaan echter aan het drinken en dobbelen omdat het vechten hen niet interesseert. Maar als de Moren hun zus neerslaan worden ze pas echt boos en slaan ze als woestelingen op de Moren in. Toch verloopt de strijd in het voordeel van de Moren. Don Fernando hijst zich in zijn wapenrusting en blaast op de legendarische hoorn van Roeland. Dan mengt hij zich in de strijd. Vlakbij hebben de overige edelen uit de streek de hoorn ook gehoord. Ze aarzelen, totdat er één opspringt en met zijn ruiters uitrukt naar de Alvarez burcht. De rest volgt dan ook. Ze komen juist op tijd en bezorgen de Moren een bloedige nederlaag. Door deze overwinning zijn de verhoudingen in de streek weer hersteld. Don Fernando neemt zijn plaats als burchtheer weer in en de Alvarez broers zullen zich voortaan netjes gedragen. En Johan zet zijn zwerftocht voort.
De historische overheersing van het Middeleeuwse Spanje door de Moren vormt de achtergrond van dit verhaal. Nadat het thema "Koning Arthur" min of meer uitgewerkt was, werden eind zestiger en begin zeventiger jaren andere historische en/of mythologische thema's in de Rode Ridder verhalen verwerkt, zoals bijvoorbeeld in albums 45 (de hamer van Thor), 46 (de Lorelei) en 47 (de weerwolf). In deze verhalen speelt de klassieke strijd tegen de onderdrukking steeds de hoofdrol en vormen de historie en de mythologie de achtergrond van het verhaal.
Dat resulteert in dit geval in een bijzonder geslaagd album waarin spanning en humor elkaar afwisselen. De Alvarez broers hangen ondanks de dreiging voortdurend de clown uit en hun grappen blijven ook na velen keren herlezen leuk. Opvallend is dat ook nu weer een belangrijke rol is weggelegd voor een zelfbewuste vrouw: Carmelita. Zij speelt een rol in de Middeleeuwen, en zeker in tijden van crisis, normaliter niet voor vrouwen was weggelegd. Het maakt het verhaal des te interessanter. Overigens blijft de relatie tussen Johan en Carmelita vrij oppervlakkig en dat is in veel albums meestal anders.
Verder blijft het verhaal dicht bij wat je van een klassiek ridderverhaal mag verwachten en ver verwijderd van het "magic and sorcery" dat in de jaren negentig prominent naar voren kwam. Een lezer die van dergelijke moderne elementen houdt, zal dit waarschijnlijk album niet zo waarderen. Persoonlijk houd ik er wel van. Bovendien is het verhaal, zoals gezegd, spannend en humoristisch met verschillende leuk uitgewerkte personages.
1969
Johan, Lancelot en Parcifal zijn op weg naar de burcht van heer Kendall. Langs de weg bemerken ze een vervallen hut en besluiten om daar de nacht door te brengen. Even later sluipt er een landloper behoedzaam voorbij, die het gesprek van onze vrienden afluistert. Hij vangt iets op over de nieuwe koning en gaat op weg naar heer Wardon omdat hij weet dat dit nieuws hem klinkende munt zal opleveren. Even later komt de man aan bij de burcht van heer Wardon en vertelt deze wat hij gehoord heeft. Deze geeft de landloper de opdracht om onze vrienden te bespieden en een spoor na te laten voor de volgende krijgsbende. Enkele uren later heeft de landloper onze vrienden ingehaald.
Opeens blijft Johan staan, hij licht zijn vrienden erover in dat ze gevolgd worden, en ze besluiten in een hinderlaag te gaan liggen. De landloper loopt in de val en is ingesloten langs alle kanten. Opeens horen ze dat er iets mis is met de paarden. Door de verwarring slaagt de landloper erin te ontsnappen en onze vrienden haasten zich al snel naar de paarden. Daar aangekomen zien ze de paarden net verdwijnen, gestolen door rovers. Johan heeft echter nog een verassing voor hen, hij fluit even op zijn vingers. Zijn paard komt al snel terug naar zijn meester en werpt zijn berijder voor diens voeten neer. Johan besluit dat de dief een lesje verdient en daagt hem uit tot een vuistgevecht. De kolos verliest al snel het pleit en blijft versuft liggen. Even later wordt Parcifal aan een boom gespijkerd door een pijl en wordt Lancelot ontwapend door een zweep. De kolos die reeds bij zijn positieven is komt tussenbeide en stelt zijn vrienden voor de paarden terug te geven. Johan stelt hen voor bondgenoten te worden, wat het drietal afslaat. Als het drietal zijn weg verder zet hoort Lancelot plots ruiters. Vanuit de bossen merken onze vrienden de landloper op aan het hoofd van een gewapend escorte.
Inmiddels is het gewapende escorte op een boerengezin gestuit. De landloper vraagt achter onze drie vrienden, en gebruikt zijn zwaard als extra dwang. Dit kan Parcifal niet aanzien en hij mengt zich in het conflict. Hij raakt gewond door het zwaard van de landloper.
Opeens worden de soldeniers aangevallen door het zonderlinge drietal, en samen met onze helden worden de soldeniers op de vlucht gejaagd. Met zijn laatste adem waarschuwt de landloper Johan voor de grote legermacht onder de leiding van heer wardon. De 3 helden sluiten zich aan bij de zaak van onze helden en ook de dorpsbewoners scharen zich aan hun zijde.
Lancelot vertrekt met een paardenspan om Parcifal naar Merlijn te brengen. Ondertussen krijgt Johan van Alban, Baldon en Sligurt een demonstratie van hun kunnen. Even later begint het viertal met het dorp is staat van verdediging te brengen. ‘s Nacht gaat Sligurt poolshoogte nemen van de troepensterkte van de vijand en brengt Johan hiervan op de hoogte.
De volgende ochtend begint de belegering van het dorp, en met behulp van enkele listen worden de soldaten tot terugtrekken gedwongen, dit tot grote woede van heer Waldon.
Dit is echter nog niet alles want tijdens de nacht heeft onze held nog een kleine verassing voor het vijandelijke leger. Samen met enkele getrouwen veroorzaakt hij een heuse lawine van stenen die dood en vernieling zaait in het vijandelijke kamp.
Waldons wraak is niet mals! Met een regiment boogschutters, gewapend met brandende pijlen, steekt hij het dorp in brand. Iets wat de dorpelingen zou moeten overwinnen. Doch dit is buiten Baldon gerekend. Als een enorme kolos begint hij zware stenen in de rivier te werpen zodat de rivier buiten haar oevers treed en zo de dorpelingen van het nodige water voorziet. Deze heldendaad bekoopt hij echter met zijn leven.
Na de hindernis opgeruimd te hebben gaat Waldon over tot een gehele charge van zijn leger. De hele dag wordt er een zware strijd geleverd en bij valavond druipt het vijandelijke leger af met zware verliezen. De volgende dag zet Wardon zijn zware ruiterij in,en worden er vele levens geëist in een zware veldslag. Onder hen ook Alban en Sligurt. De gehele tijd duurt het wapengekletter verder doch door het luiden van de klok krijgen de dorpelingen nieuwe moed en kracht. Ze drijven de schamelijke resten van hun belagers op de vlucht.
De volgende morgen bemerkt Johan in de verte ruiters op en haast zich om de dorpelingen te waarschuwen. Dit echter zonder dat het nodig was, Lancelot is wedergekeerd samen met heer Kendall en zijn wapenknechten. Hier bedankt Johan de dorpelingen uit naam van Parcifal en vertelt hij aan Lancelot hoe de drie vechtersbazen zich opofferden voor de goede zaak.
Een pracht van een strip, gevuld met moed en ridderlijke waarden. Persoonlijk mijn favoriet in de “Parcifal” Trilogie. Een must om in je bezit te hebben alsook om te lezen!!
We mogen niet vergeten dat dit het eerste solo album was van Karel Biddeloo, een topper van formaat!!
1967
De Rode Ridder wordt door Koning Arthur naar de kust gestuurd om de geruchten van een vloot Moorse kapers voor de kust te onderzoeken. Eens ter plaatse stuit onze held op een groep moorse verkenners en redt hun aanvoerder uit een hachelijke situatie. Deze stelt zich voor als Haram de Zeearend en is de Rode Ridder dankbaar, maar weigert beleefd (en met de steun van zijn toegestroomde soldaten) om Johan te vergezellen en verantwoording af te leggen bij de koning, en verwijst naar een persoonlijke afrekening.
Wat later stuit Johan op Thuline, de Duinenheks en een beoefenaarster van de zwarte kunsten, die niet echt in haar nopjes is met de aanwezigheid van de Rode Ridder en haar eenhoorn bevel geeft om hem te doden. De eenhoorn delft het onderspit en Thuline zweert wraak. De Rode Ridder (minus paard, dat het moest afleggen tegen de eenhoorn) bereikt dan Crowstone, waar hij er meteen in slaagt om de burchtvrouw, Marion tegen zich in het harnas te jagen. Malvor de burchtheer kent Haram: ooit slachtte hij de volledige bemanning van een Moors galjoen af, waarbij enkel Haram kon ontkomen. Wanneer de Rode Ridder aandringt om het landvolk in veiligheid te brengen, reageert Malvor onverschillig. Onder invloed van Marion en de nar van Crowstone wordt deze onverschilligheid al snel agressie en na een duel met Malvor (waarbij Marion de Rode Ridder een kandelaar op het hoofd gooit) belandt de Rode Ridder al snel in de kerker.
Marion jut haar man nog verder op en zet hem ertoe aan om de Rode Ridder tentoon te stellen op een feestmaal waarop de naburige burchtheren aanwezig zullen zijn. Na een zware woordenwisseling, is Malvor ziedend genoeg om het duel verder te zetten. Johan wint ditmaal en eist dat Malvor zijn verantwoordelijkheden als burchtheer zou opnemen. Malvor komt tot inkeer en besluit om de volgende dag de poorten open te zetten voor zijn onderdanen. Die nacht gebeuren er echter twee dingen. Marion zint op wraak en haar nar overtuigt haar om Thuline binnen de muren te halen, opdat deze wraak zou kunnen nemen op de Rode Ridder voor de dood van de eenhoorn. Ten tweede kiest Haram precies deze nacht uit om een landing uit te voeren.
Wanneer de Moren opgemerkt worden, is het al te laat en hebben Haram's troepen de onderdanen van Malvor reeds gevangengenomen.Haram kondigt aan deze allen te zullen afslachten en vervolgens Crowstone tot de laatste steen af te breken en al zijn inwoners af te maken, behalve de Rode Ridder. De Rode Ridder wenst te onderhandelen en brengt een voorstel van Malvor over: Malvor zal zich overgeven en al de schatten van Crowstone overdragen indien Haram zijn onderdanen laat gaan. Haram lanceert een tegenvoorstel: behalve Malvor mag iedereen die dat wil Crowstone verlaten, maar voor elke ridder die blijft, zal hij twintig gijzelaars laten gaan. De ridders die willen blijven, moeten blijven totterdood, zoniet...
Ik zal eerlijk zijn: ik ben traditioneel een fan van de Rode Ridderverhalen met een hoog sword & sorcery gehalte (vanaf nummer 50 en hoger, dus eigenlijk), maar toch is het beleg van Crowstone een van mijn favoriete verhalen. Het gaat hem niet om de tekeningen. Persoonlijk vind ik deze een beetje te hoekig en niet zo goed als de tekeningen vanaf de nummers 50 en hoger. Nee, het gaat hem om de teneur van het verhaal. Alles draait hier om eer, denk ik: Haram's eer dicteert dat hij bij de Rode Ridder in de schuld staat. Haram komt wraak nemen op de eerst toch wel behoorlijk eerloze Malvor. Ik ben niet zo dol op citaten, maar ik denk dat deze monoloog er toch mag zijn:
Haram: "Johan, ik wilde je sparen! Maar je woorden hebben dit onmogelijk gemaakt. Toch voel ik mij tegenover jou verplicht. Daarom zal ik je een voorstel doen. Jullie schelden ons voor barbaren uit! Ik zal je de gelegenheid geven om de ridderlijkheid van je riddervrienden op de proef te stellen. Iedereen mag Crowstone verlaten, behalve Malvor! Voor elke ridder die blijft laat ik twintig gijzelaars vrij!"
En nu jij. De ridders, die de dag voorheen nog een bende zuiplappen waren, nemen als één man hun verantwoordelijkheid op en ruilen hun leven voor dat van de gijzelaars. Kijk, ik weet dat het een beetje melig is, en dat deze verheven vorm van riddereer misschien eerder legende dan werkelijkheid is, maar toch... Na dit album onlangs te hebben herlezen heb ik mij waarachtig de vraag gesteld: "zou ik in hetzelfde geval hetzelfde kunnen, durven, willen doen?"
Aangezien er steeds evenwicht moet zijn, zal ik nu een beetje zeuren, pro forma: het beleg duurt een aanzienlijke tijd. En wat doet Arthur ondertussen? Hij weet dat er piraten zijn gesignaleerd (dat is de reden waarom hij de Rode Ridder op verkenning stuurde), en de vrijgelaten (en, naar ik vermoed, gevluchte) bevolking moet toch wel iemand op de hoogte gebracht hebben die dan eventueel een ontzettingsleger zou kunnen uitsturen? En dan nog iets: als Thuline dan toch een echte heks is, waarom verdoet ze dan haar tijd met pijlen op de Rode Ridder af te schieten? Waarom gebruikt ze haar magische krachten niet, om hem toch op z'n minst zware jeuk op delicate plaatsen te bezorgen? (Als Bahaal het kan in "De laatste droom", waarom dan zij niet? ZO moeilijk kan dat toch niet zijn?)
Hmmm... Heb ik jou al niet ergens anders gezien?
Nog niet, nee, maar dat komt nog: de Moren zijn een regelmatig terugkerende vijand van de Rode Ridder: ze zijn de handlangers van de zoon van Bahaal in "Excalibur" (#51), ze zijn gewoon de slechterikken in "De Kluizenaar van Ronceval" (#54) en ze zijn meedogenloze plunderaars in "Het Spook" (#83). Het dient opgemerkt dat in dit album de Moren, ook al zijn ze de vijand, niet door-en-door slecht zijn. Haram wil wraak nemen voor een onrecht dat hem indertijd door Malvor werd aangedaan. Hij is eervol en handelt naar zijn eer: hij is bereid zijn wraak te beperken tot Malvor en zijn ridders en de bevolking met rust te laten. Haram is zonder twijfel één van de meest aangename tegenstanders van de Rode Ridder. Goed, hij is een moordende plunderaar, maar toch: ik denk dat we diep in ons binnenste wel een zeker begrip kunnen opbrengen voor Haram's motieven.
En dan nog de eenhoorn: zo eentje hebben we dus wel al eens gezien: in "De Wilde Horde" (#21). Alweer aan de zijde van een boze heks. Enigzins grappig, aangezien eenhoorns traditioneel een symbool van puurheid en zuiverheid zijn.
Genoeg gezeurd: samengevat: top of the line album.
1967
Johan is onderweg naar het Nevelland. Het is Koning Arthur ter ore gekomen dat Gorkwin de burchtheer er zijn horigen behandelt als slaven en weigert hun vrijbrieven te ondertekenen. In de nabijheid van de burcht worden een boer en zijn dochter, Wenda, gemolesteerd door twee soldeniers. Zij worden op hun beurt afgerost door de Rode Ridder, die hen zijn komst naar de burcht aankondigt.
Johan besluit te wachten tot de volgende morgen en slaat zijn kamp op in een verlaten toren. Daar maakt hij kennis met Trodamus, een bizarre goochelaar. Daags nadien ontmoet Johan heer Gorkwin en diens zuster Zelma. Gorkwin is niet bereid om zijn horigen hun vrijheid te schenken en de Rode Ridder stuurt aan op een duel. Tijdens het gevecht doet Trodamus zijn intrede in de burcht. Gorkwin moet het onderspit delven en is gedwongen de vrijbrieven van alle boeren te tekenen waarop Johan terugkeert naar Camelot. Trodamus gooit het op een akkoordje met Zelma, die met het vertrek van de boeren ook haar inkomsten ziet verdwijnen. Zelma stuurt Gorkwin naar Trodamus om te ontdekken hoe hij zijn macht over de boeren kan behouden.
Trodamus toont twee houten poppen, een koe en een beeltenis van Zelma. Hij splijt de koe in tweeen prikt de Zelma-pop in de hand. Op de terugweg naar zijn burcht ziet Gorkwin een gezin rond een dode koe. Gorkwin begint te geloven in de krachten van de tovenaar en vertelt de boeren zich die nacht te begeven naar de vervallen toren, alwaar de tovenaar zijn bedoelingen kenbaar zal maken. Op de koop toe heeft Zelma zich bezeerd aan de hand omwille van een scherf.
Die avond gooit Trodamus voor de ogen van de verzamelde boeren een houten hoeve in het vuur en tegelijk gaat één van de boerderijen in vlammen op. De boeren kunnen verder onheil voorkomen door, net als voorheen, de oogsten af te leveren aan de burchtheer. Op zijn weg terug naar Camelot moet Johan halt houden vanwege een blessure aan het been van zijn paard. Hij besluit om te voet terug te keren naar het Nevelland ter kontrole. Aan de voet van de torenruïne stuit Johan op Trodamus die net een schatting ontvangt van de boeren. De ridder wil Trodamus ontmaskeren als een handige schavuit en daagt hem uit om een pop te maken met de beeltenis van Johan en daarop zijn macht te laten gelden. De tovenaar snijdt het beeldje en splijt het doormidden, Johan valt voor dood neer.
De boeren zijn nu nog meer overtuigd van de duivelse krachten van de tovenaar en vluchten naar huis. De ridder is echter niet dood, doch bewusteloos gemept door de handlangers van Trodamus. Wenda, de boerendochter ziet hoe ze tevoorschijn komen uit het struikgewas, één van hen met de slinger nog in de hand. Zij zal proberen de boeren te overtuigen om Johan te bevrijden en Trodamus en zijn handlangers te verjagen. Intussen groeit de voorraad van de burcht stevig aan en Trodamus wil meer goudstukken als beloning. Maar ook Zelma wil haar deel, dus eist ze de helft van Gorkwin's verborgen geldkist.
Wenda krijgt geen hulp van de doodsbange boeren en keert terug naar de gevangen ridder met voedsel en materiaal om te ontsnappen. Nadat ze alles heeft afgegeven wordt ze gevangen genomen en opgesloten in een ander deel van de ruïnes. De Roder Ridder ontsnapt. Op het kasteel ontstaat een flinke ruzie tussen Zelma en haar broer. Gorkwin sluit haar op in haar kamer, van waaruit zij ontsnapt via de slotgracht. Ze gaat naar Trodamus en vraagt hem de boeren op te ruien tegen Gorkwin om hem zo zijn geld afhandig te maken.
Trodamus denkt de zaak volledig te kontroleren en heeft Zelma niet meer nodig om zijn zakken te vullen. De vrouwe van het Nevelland informeert de boeren maar wordt gedood via de eerder beproefde slinger methode vanuit het struikgewas. De Rode Ridder verschijnt echter ten tonele en de handlangers worden ontmaskerd. Het komt tot een massaal gevecht waarbij Trodamus Wenda gebruikt om te kunnen vluchten naar de burcht. Trodamus wil Gorkwin nog meer afpersen en ze geraken slaags. De soldeniers ontzetten hun heer en Trodamus laat hierbij het leven.
Intussen staan de boeren en de Rode Ridder voor de poorten om een eind te stellen aan de valse praktijken van de burchtheer. Ze moeten echter afdruipen onder de bedreiging dat Wenda het met haar leven moet bekopen. Johan geraakt echter op zijn eentje in de burcht en kan Wenda bevrijden. Het meisje moet een vuur ontsteken op één van de torens ten teken dat de boeren hun aanval mogen inzetten, ze wordt hierbij geraakt door een pijl, maar overleeft. Johan slaagt er maar net in om de valbrug te laten zakken alvorens de hele zaak mislukt. Eens de boeren binnen de muren zijn is het pleit snel beslecht en kan de Rode Ridder terug naar Camelot.
Een verhaal dat bol staat van hebzucht en oplichterij. Het is voor de Rode Ridder en de lezer heel snel duidelijk wat hier aan de hand is. Zijn tussenkomst is echter te voorbarig en zo verdwijnt hij voor een poos uit de cirkulatie. Het is dan eigenlijk de onderlinge rivaliteit tussen de protagonisten van het verhaal die de beslissende rol speelt. Ze schakelen als het ware elkaar uit.
Het scenario vertoont geen echte zwakke punten maar is ook geen uitschieter.