Back to Top

Albums

078. Het verloren legioen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1977

De Rode Ridder verkent de bergwouden van een hoogvlakte in het zuiden...

Een witharige oude man staat te kijken hoe hij tussen de rotsen nadert. Aan de middelvinger van zijn rechterhand draagt de oude man een zonderlinge gouden ring. Plots ziet Johan dat de oude man wordt aangevallen door een kolossale beer. Johan grijpt in en red de man van de dood. De oude man, Orozam, verleent Johan onderdak in zijn woning en vertelt zijn verhaal.

Orozam vertelt dat zijn huis grenst aan een gevaarlijk gebied waarin zich “De muur der Zandstormen” bevind. Een dodelijk gevaar voor iedere reiziger. Volgens de legende dolen de geesten van een eeuwenoud leger veroveraars in de zandstormen rond tot het einde der tijden. Johan gaat natuurlijk op onderzoek uit om te onderzoeken of de legende op waarheid berust. Orozam geeft zijn ring aan Johan en beweert dat hij Johan tegen onheil zal beschermen.

Onderweg vindt hij al gauw enkele lijken van gestorven reizigers. Als er plots een zware storm opsteekt valt Johan in een diepe kloof waar hij bewusteloos gevonden wordt door een patrouille Romeinse (!) soldaten. Hun leider geeft opdracht om Johan te doden. “Ons bestaan moet geheim blijven voor de buitenwereld!”. De soldaat die de opdracht moet uitvoeren aarzelt als hij de ring aan Johan’s vinger ziet. De ring wordt herkent als het zegel van de hogepriester, Orozam die 10 jaar eerder uit hun midden verdween. Ze besluiten Johan niet te doden en mee te nemen.

Als Johan ontwaakt is Alida, de dochter van gouverneur Octavius, bij hem. Zij laat hem zien dat Johan terecht lijkt te zijn gekomen in een herbouwd Rome van voor onze jaartelling. Alida vertelt dat haar voorvaderen - een Romeins legioen - deze stad eeuwen geleden bouwden toen ze na een zandstorm van de buitenwereld afgesloten werden door een grondverschuiving. Plots komt Magnus, opperbevelhebber van het legioen, binnen en hoort Alida spreken. Hij is woedend dat zij zo vrij over hun geheimen met Johan spreekt. Als Johan tussenbeide komt ontstaat er een gevecht waarbij Magnus door Johan op de grond wordt geworpen. Als ook de gouverneur Octavius en zijn pretoriaanse garde arriveren zweert Magnus wraak op Johan.

Johan vertelt zijn verhaal aan Octavius en wordt rondgeleid door de stad. Al gauw wordt duidelijk dat Johan niet zal worden toegestaan om terug te keren naar de buitenwereld. Johan ziet enorme hoeveelheden legioensoldaten. Het blijkt dat Magnus plannen heeft om de buitenwereld te veroveren. Octavius is de enige die hier niet aan mee wil werken.

Ondertussen overlegt Magnus met Beric, de voornaamste hoge priester van de stad. Beric wil Magnus de macht in eigen hand laten nemen en een nieuw keizerrijk stichten in de buitenwereld. Met zijn magische krachten zal hij het legioen door de muur der Zandstormen leiden. Magnus wil tevens Alida als zijn vrouw meenemen. Hiervoor wil hij haar vader, Octavius, vergiftigen. Uiteraard worden er ook plannen tegen Johan beraamt.
Johan maakt kennis met de gladiatoren en hun gevechten in het amfitheater. Hij neemt de uitdaging aan om het tegen hun beste zwaardvechter, Mordoek, op te nemen in een vriendschappelijke krachtproef. Johan wint het gevecht en dit wordt door Magnus met tandengeknars gadegeslagen. Mordoek vat zijn verlies echter sportief op en schudt Johan de hand. Hij vraagt of Johan in het komende arena gevecht aan zijn zijde wil strijden. Aangezien Johan bloedvergieten om het volk te vermaken waanzin vindt weigert hij.

Als tijdens een feest Magnus voorstelt om te drinken op de macht en glorie van het Oude Rome levert dit een discussie op met Johan. De drinkbeker van Octavius is door Magnus vergiftigd en hij sterft onmiddellijk. Een handlanger van Magnus verstopt kostbaarheden op Johans kamer waardoor hij verdacht wordt van diefstal en wordt veroordeeld om in de arena te vechten als gladiator.

Johan vertelt de gladiatoren van het complot tegen Octavius en heeft in ieder geval een vriend in Mordoek. Een tweetal gladiatoren is echter omgekocht door hogepriester Beric en pleegt een aanslag op Johan die uiteraard wordt afgeslagen. Alida luistert een gesprek af tussen Beric en Magnus waarin ze de moord op Octavius noemen en waarin Beric uitlegt hoe ze met behulp van een magisch kristal door de muur der zandstormen kunnen komen om in de buitenwereld de macht en glorie van het oude Rome te doen herleven.

Ze laat een bericht bezorgen bij Torgal, de oppasser van de wilde dieren in het amfitheater met een verzoek om hulp. Hierop bereid Torgal de vlucht van Johan voor die tijdens het Gladiatorengevecht moet plaatsvinden.
Johan vecht heldhaftig in de arena als plots onrust ontstaat op de tribunes. Een dolle stier is ontsnapt en stormt richting hoofdtribune. Hoge priester Beric wordt door de stier op de horens genomen. Alida kan zich in de opschudding meester maken van het magisch kristal en voegt zich snel bij Johan die op haar wacht. Ze worden echter snel ontdekt door Magnus en zijn troepen. Een heftige strijd ontbrand waarbij Mordoek sneuvelt door een verraderlijke zwaardstoot van Magnus als hij de aftocht van Johan en Alida dekt.

De stervende Beric adviseert Magnus om dadelijk met het voltallige leger de achtervolging in te zetten naar de buitenwereld. Magnus rijdt op kop en heeft de strijdwagen van Johan en Alida bijna ingehaald. Als de strijdwagen omslaat krijgt Magnus het magisch kristal in handen en lijkt niets nog in de weg te staan van de opmars van de Romeinse legers naar de buitenwereld. Magnus wil echter nog wraak nemen op Johan en beide mannen hakken woest op elkaar in. Magnus raakt hierbij dodelijk gewond en sterft met het kristal in zijn vuist als ook het legioen arriveert.

Plots verschijnt Orozam, de hogepriester, met het kristal in zijn hand en waarschuwt de soldaten om terug te keren naar hun stad. Als de legionairs geen gehoor geven aan zijn waarschuwing gebruikt Orozam de volle kracht van het kristal en een verschroeiende lichtstraat vernietigt het complete leger. “Het noodlot voltrekt zich. Dit is de ondergang van een wrede en oorlogszuchtige beschaving. ..Niet één zal het overleven !” De Romeinse stad trilt op haar grondvesten als ook hier de totale vernietiging aanbreekt.

Orozam wijst de weg naar de buitenwereld voor Johan en Alida die buiten westen is. Johan laat haar achter bij Orozam die belooft haar te genezen. Als Johan afscheid neemt belooft hij ooit terug te keren. De Rode Ridder bevindt zich weer in z’n vertrouwde wereld, maar het Romeinse avontuur is voor altijd in zijn geheugen gegrift.

Weer een sterk Rode Ridder avontuur met een originele verhaallijn. De machtige Romeinse beschaving spreekt natuurlijk zeer tot de verbeelding en was nooit eerder onderwerp in een Rode Ridder avontuur. Biddeloo heeft dit in dit spannend verhaal perfect uitgewerkt.

068. Het labyrinth

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1975

Na zijn avontuur in Yarkand reist Johan op het schip van Tesora de vrouwelijke kaper uit "De verrader van Yarkand" langs de Afrikaanse kust naar het westen. Als ze het schiereiland Dferfat passeren gaat Johan van boord. Aangetrokken door de verhalen over Kalief Kahdi-Sha wiens paleis is omringd met een dodelijk labyrint, gaat hij op avontuur.

Johan is nog niet ontscheept en hij wordt al aangevallen door Akka-Bha, de bewaker van de oase waar een nomadenstam zijn tentenkamp heeft. Als Johan vraagt of vreemdelingen altijd op deze manier onthaalt worden oppert Akka Bha dat de gastvrijheid van zijn stam juist erg groot is, maar dat hij De Rode Ridder voor een rover hield. En aangezien onze vriend Johan dit uiteraard niet is, wordt hij door Akka Bha naar de oase gebracht.

Johan wordt voorgesteld aan Shildar, de hoofdman en hoort dat men de volgende morgen zal vertrekken richting het pales van Pacha Kahdi-Sha. Tijdens het gesprek met Shildar ziet Johan een gesloten huifkar die door wachters bewaakt wordt. Volgens Shildar bevat de kar de watervoorraad van de stam, maar Johan vertrouwt dit niet. Shildar stuurt Akka Bha achter Johan aan om hem in de gaten te houden. Hij vermoedt dat Johan een spion is van een zekere Olaf de kruisvaarder.

Voor een aalmoes hoort Johan van Ouacha, een blinde slangenbezweerder, dat de huifkar geen water bevat en dat Johan maar eens een blik moet werpen in die kar. Ouacha helpt hem de bewakers weg te jagen en Akka Bha uit te schakelen. In de huifkar wordt de blonde Gloriana, zus van Olaf de kruisvaarder, gevangen gehouden.
Het is de bedoeling dat zij op de slavenmarkt zal worden verkocht aan Pacha Kahdi-Sha.

Johan vertrekt naar de stad op een paard van Ouacha die hem nog waarschuwt voor het labyrint van de Pacha. "Kom je daarin terecht dan is alles verloren !" Als Johan vertrokken is trekt Ouacha de woestijn in om Olaf de kruisvaarder te zoeken.Als de nomaden ontdekken dat Johan is verdwenen trekken ze direct naar de stad.

Tijdens de slavenmarkt koopt Johan een tiental (!) slaven vrij. Als Gloriana verschijnt op het slavenpodium is de aanwezige Pacha verrukt en wil haar toevoegen aan zijn harem, maar plots verschijnt Johan die strijd aanbindt met de lijfwacht van de Pacha. Als hij door de stad vlucht word hij geholpen door een koopman, Didi ben Jarr, die hem onderdak biedt. Samen concluderen ze dat de enige mogelijkheid om Gloriana uit het paleis te bevrijden via het labyrint is.

Inmiddels in het paleis blijkt dat Gloriana niet echt geschikt is als lid van de harem als ze een glas wijn in het gezicht van de Pacha gooit. De Pacha besluit dat Shildar de nomadenleider hiervoor gestraft moet worden omdat hij haar geen manieren heeft bijgebracht. Shildar wordt in het labyrint gegooid en al spoedig wordt zijn doodskreet gehoord.

Yasmin, de favoriete van de Pacha is jaloers op Gloriana en sluipt door de gangen van het paleis om haar te vermoorden als Johan reeds het labyrint is doorgedrongen om haar te bevrijden. Hij ontsnapt aan diverse verraderlijke valstrikken. Als Gloriana zich van Yasmin heeft ontdaan springt ze uit het raam het Labyrint in. Johan is net op tijd om Gloriana tegen een hongerige leeuw te beschermen, maar raakt zwaargewond. Samen ontvluchten ze ternauwernood het labyrint. Als ze het labyrint uit zijn wacht de voltallige lijfwacht van de Pacha Johan op en lijkt de situatie hopeloos als een donderend gedreun uit de woestijn opklinkt. Het is het leger van Olaf de kruisvaarder, gewaarschuwd door Ouacha de blinde slangenbezweerder. Het leger rekent af met de lijfwacht van de Pacha.

Ouacha heeft nog een laatste taak te vervullen. Hij wacht de vluchtende Pacha op bij de uitgang van een geheime vluchtweg uit het paleis. Ouacha blijkt de bouwer van het labyrint te zijn die door de Pacha blind werd gemaakt om het geheim te bewaren. Een van Ouacha's slangen rekent af met de Pacha. Ouacha's wraak is hiermee voltrokken en hij verdwijnt in de woestijn.

Bij zijn afscheid beloofd Johan Gloriana ooit nog eens te komen opzoeken in de burcht van haar familie in Zuid-Frankrijk

Ook het plot van dit verhaal bevat een paar slordige scenariowendingen zoals ze wel vaker in RR verhalen voorkomen. Niet erg storend, maar ik noem ze toch even. Waar haalt Johan, een zwervende ridder, het geld vandaan om 10 slaven te kunnen vrijkopen ? Ouacha gaat lopend en zonder watervoorraad in de woestijn op zoek naar het leger van Olaf de kruisvaarder. Johan gaat alleen te paard "in vliegende vaart" op weg naar het paleis van de Pacha. Als hij na een hele nacht reizen is aangekomen komen de nomaden vlak na hem eveneens aan in de stad. Die moeten dan wel erg snel kunnen reizen met hun huifkarren.

Tot slot is het eind van het verhaal een beetje clichématig. Het leger van Olaf de kruisvaarder komt wel weer heel erg "net op tijd" om Johan te redden. Als je hier doorheen kijkt dan is dit verder wel weer een prima ridder avontuur.

063. De Walkure

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1974

"Herhaalde invallen van de gevreesde vikings teisteren Neder-Saksen met nietsontziende wreedheid. Tot de landvoogd een besluit neemt......." Zo begint dit album van De Rode Ridder dat naar mijn mening een van de beste verhalen uit de serie is.
Deze recensie bevat een aantal zgn. "spoilers". Niet lezen dus als je het album nog niet kent !

De landvoogd stuurt herauten naar iedere burcht van de streek om al zijn ridders te verzamelen. Spoedig trekken grote aantallen krijgslieden naar de burcht van de landvoogd aan de kust om zich te verzamelen voor de beslissende veldslag tegen de vikings. Ook Johan heeft de oproep gehoord en is onderweg naar de burcht in Altona als hij een eenzame reiziger ontmoet die hij de weg wil vragen. Het is Od de Sakser die zijn diensten als gids en verkenner wil aanbieden en met Johan meereist. Als het onweert vertelt Od over de dondergod Thor en andere goden van het Noorse / Germaanse godenrijk (Johan : "Ik weet niet veel af van het Germaanse godenrijk, Od. Vertel me meer !" Hierbij moet opgemerkt worden dat de Noorse goden op het vaste land van europa andere namen hadden dan op het Scandinavisch schiereiland. Zo heet Odin bij op het vasteland Wodan en Thor, Donar, PvN).

Als ze in het tentenkamp van de landvoogd Arngrim zijn aangekomen wordt Johan gevraagd om geruchten te onderzoeken van de aankomst van een grote vloot drakars die voor de kust is gesignaleerd. Hij reist af met Od als gids. Ze ontdekken dat de geruchten waar zijn en zien dat de vikings al zijn ontscheept. Johan stuurt Od terug naar het tentenkamp om alarm te slaan en biedt in zijn eentje het hoofd aan de plunderaars. Dit is natuurlijk een hopeloze strijd want de overmacht is enorm. Johan raakt zwaargewond en is stervende (!!) net voordat hulp arriveert. Als hij uitgeput zijn hoofd opricht ziet hij vrouwen op gevleugelde paarden neerdalen in het strijdperk. Het zijn de Walkuren die de dappere gesneuvelden op het slagveld komen halen. Hildegonde, een van de (fraaie) Walkuren ziet Johan. Blijkbaar zijn ze naar hem op zoek want ze roept "Gudrun ! Daar is de uitverkorene !". Johan is echter nog niet dood. De andere Walkuren vinden het hoogst ongebruikelijk, maar Hildegonde handelt onder directe instructies van Odin "himself". Ze geeft Johan het water uit de godenbron en spoedig keren zijn krachten terug. "Je zult ze hard nodig hebben" prevelt ze als ze via de hemelboogbrug "Bifrost" in het Walhalla arriveren. Ook Heimdall, de bewaker van het Walhalla is verbaast door Johans komst, omdat de levenden geen toegang hebben tot het Walhalla. Hildegonde gebiedt hem echter Odin van hun komst te informeren en de poorten van het Walhalla openen zich. Tot Johans verbazing verschijnt daar ook Od de eenogige zwerver. Hij vertoont al snell zijn ware gedaante, die van oppergod Odin ! In de Hal der Dapperen neemt Johan zijn plaats aan Odins rechterhand en zal hem de reden van zijn aanwezigheid onthult worden.

Johan neemt plaats op Odins troon en Odins raven Hugin - de gedachte - en Mugin - het geheugen - strijken neer op zijn schouders. In ruil voor hun wijsheid offerde Odin een oog op. Johan ziet een beeld voor zich van een landschap bedekt met sneeuw en ijs. De vorstreuzen, vijanden van de goden bedreigen alle leven met uitsterven. Zelfs Odin is machteloos. Hij, en de overige goden (zoals Thor) kunnen zich niet rechtstreeks in deze strijd mengen aangezien dit zal leiden tot een totale strijd....De Godenschemering. Er rest slechts één mogelijkheid om de macht van de vorstreuzen te breken. Surtur, de vuurgeest, werd door toverij in een diepe slaap gedompeld en opgesloten in de ijsgrotten. Sutur moet gewekt worden met de magische vuurstenen die bewaakt worden door het monster Urias. Odin heeft Johan uitverkoren, als meest dappere krijgsman (ooit) om deze taak te volbrengen ! Hildegonde is het hier niet mee eens en is teleurgesteld dat Odin gewone stervelingen verkiest boven de Walkuren. Johan voorkomt een crisissituatie en stelt voor dat Hildegonde en Johan samen deze opdracht zullen vervullen.

Johan krijgt de mantel van Odin mee voor zijn opdracht. Deze zal hem beschermen tegen hitte en koude. Bovendien schenkt hij onzichtbaarheid. Hildegonde krijgt de speer van Odin, een magisch wapen dat nooit zijn doel mist. De geringste aanraking van de punt is dodelijk. Hildegonde en Johan worden door Thor gebracht naar de ijsgrotten in het Noorderland. Tijdens hun reis moet Thor nog met zijn hamer, Mjolnir, ingrijpen om een stormreus, Thiassi, te verslaan.

Zodra ze zijn aangekomen ontstaat al direct een rivaliteit tussen Hildegonde en Johan en Hildegonde daagt Johan uit tot een zwaardduel om "eens en voorgoed uit te maken wie hier beveelt". Johan is haar (uiteraard J) al gauw de baas en begint zijn geduld met haar te verliezen. Tijdens het gestoei hoort Johan het geluid van een beer die het tweetal bespiedt. Johan is er zeker van dat dit Urias is.

Ze slaan kamp op voor de nacht en houden om beurten de wacht. Tijdens Johans wacht wordt hij door een hongerige ijsbeer verrast. Hij overleeft de aanval ternauwernood en Hildegonde moet ingrijpen met Odins speer. Als Hildegonde de wacht overneemt wil ze er alleen op uit om Urias te vinden. Johan wordt pas wakker als ze reeds bij Urias' grot is aangekomen. Ze lokt hem uit de grot en het monster verschijnt in de gedaante van een draak. Plots veranderd het monster in een valk en speurt de omgeving af. Hildegonde gebruikt Odins mantel om haar onzichtbaar te maken, maar de valk ontdekt haar voetstappen in de sneeuw. De bewaker van de ijsgrotten stort zich als een reuzen wurgslang op zijn prooi en Hildegonde verkeert in een hopeloze situatie.

Johan is inmiddels op zoek naar Hildegonde, maar kan in de sneeuwstorm geen sporen van haar ontdekken. Als het einde voor Hildegonde nabij is roept ze "Odin sta me bij !" en de magisch speerpunt straalt een schitterend licht. Als bij toverslag houdt ook het sneeuwen op. Nu mengt ook Johan zich in de strijd en Urias transformeert weer tot draak........tot sabeltandtijger. Beiden belanden in een inham van de grond waar de strijd zich voortzet. Als Hildegonde er achteraan gaat ziet ze met afgrijzen Johans bebloede zwaard op de grond liggen. Johan blijkt de strijd echter overleefd te hebben en Urias is uitgeschakeld. Het is aandoenlijk om te zien dat de Walkure haar koppigheid verloren is. "Ik heb je veel last bezorgd...Het spijt me Johan !". "Onzin, je was erg kranig !"

Na een lange tocht door het labyrint der ijsgrotten bereiken Johan en de walkure een uitgestrekte zaal waarin zich de betoverde vuurstenen bevinden. Als Johan de vuurstenen gebruikt springen knetterende vonken te voorschijn waaruit de schitterende gestalte van Surtur, de vuurgeest ontstaat. Onmiddellijk beginnen de ijswanden van de grot te smelten en Johan en Hildegonde vluchten voor hun leven naar de uitgang. Als ze eenmaal ontsnapt zijn breekt ook Surtur uit zijn gevangenis als een laaiende orkaan van vuur. Onmiddellijk smelt alle sneeuw en bij zonsopgang heeft het barre winterlandschap plaats gemaakt voor een stralende lente.

Hildegonde ziet op tegen de terugkeer en Odins toorn voor haar ongehoorzaamheid. Als Johan haar beloofd niets tegen Odin te zullen vertellen bevind deze zich plotseling voor hen. "De edelmoedigheid siert je, Johan ! Maar ik ben reeds op de hoogte !" Voor ongehoorzaamheid kent Odin slechts één straf, de dood ! Johan plaatst zich beschermend voor Hildegonde. "Zou je het wagen je zwaard tegen mij te trekken, Johan ?" Langzaam trekt Johan zijn zwaard, "U dwingt me ertoe Odin". Plots is de gespannen sfeer gebroken als Odin buldert "Bravo ! Ik had geen ander antwoord verwacht. Je ziet Hildegonde, dat ik me niet in Johan vergist heb !"

Tijdens de feestelijke huldiging van de twee helden is Hildegonde treurig als Odin haar verteld dat hij moet terugkeren naar Asgaard, de aarde. Haar vurigste wens is het om Johan te vergezellen, maar Odin staat het niet toe. "Jouw plaats is hier Hildegonde !. Trouwens eens zal Johan naar het Walhalle terugkeren.......voorgoed !"
Hildegonde schenkt Johan een ring als aandenken en als blijk van haar dankbaarheid en waardering. "Dank je Hildegonde. Ik zal er nimmer afstand van doen !" Als Johan drinkt uit de Beker der Vergetelheid spreekt Odin nogmaals zijn dankbaarheid en respect voor Johan uit "Wij zullen nooit vergeten wat je gedaan hebt Johan. Drink nu......vaarwel !"

Johan wordt wakker in een hoeve bij de kust. Een boeren gezin heeft hem na de veldslag tegen de vikings opgenomen en verzorgd. De boer vertelt Johan dat hij in z'n koortsdromen sprak over het Walhalla, Odin, Thor Urias, de walkure. Johan wijt dit aan de verhalen van Od, de zwerver.

Als Johan weer geheel hersteld is neemt hij dankbaar afscheid van de boer en zijn vrouw. "Blijkbaar hebben Ods verhalen door mijn hoofd gespookt tijdens mijn bewusteloosheid....". Verbaast kijkt hij echter naar zijn rechter hand en naar de fraaie ring om zijn vinger...

Ja, ik zei het in het begin van de recensie al. Ik vind dit echt een van de beste rode ridder verhalen uit de serie. Een helden epos in optima forma. De combinatie van de Noorse mythologie, vikingen, romantiek (Hildegonde is een geduchte concurrent van Galaxa als je het mij vraagt), een goed plot en een zeer origineel en mooi einde maken dit een uitmuntend album. Vandaar ook mijn verbazing dat het niet in de top 10 op de site voorkomt. (PS: Helaas vergeet Biddeloo, als ik het goed gezien heb, in de latere albums Johans ring te teken.).

050. De terugkeer

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1971

Na Merlijns dringende oproep, reist de Rode Ridder terug naar Engeland. Hij is vergezeld door Malivar, een vertrouwensman van heer Kendall (zie album "Het Testament"). In Engeland zou een groot onheil voor Parcifal dreigen zo heeft Merlijn voorspeld. Alleen Johan zou het ergste kunnen voorkomen.

Voor de kust zien ze een drakkar. De beide ridders schenken er verder geen aandacht aan en zetten hun tocht verder door de duinen. Ze besluiten in een herberg in de haven nog wat te eten alvorens in te schepen voor Engeland. Plots komt een groep Noormannen de herberg binnen die onmiddellijk mot zoekt met Johan en Malivar. Ondanks de overmacht verloopt de strijd in het voordeel van de twee ridders die hun aanvallers uit de herberg drijven. Malivar wordt tijdens het gevecht echter dodelijk gewond en sterft. Johan spoedt zich naar de steiger waar zijn schip wacht. Het lijdt geen twijfel dat de Noormannen de terugkeer van Johan willen verhinderen.

Wanneer de zon opkomt blijkt dat de Drakkar het schip van Johan achtervolgt. Door een list van Johan weet de bemanning een entering te voorkomen. Zij werpen namelijk vaten olie op het dek van de drakkar en zetten vervolgens het schip van de vikingen in brand. Terwijl de Rode Ridder verder naar Engeland zeilt is Merlijn in Kendalls burcht somber gestemd. Hij voorspelt dat de burcht van Kendall nog diezelfde nacht geplunderd zal worden en in vlammen zal opgaan. Lancelot en Parcifal worden door Merlijn weggestuurd om Johan op te halen. Een stalknecht luister Merlijn en Lancelot af en schakelt Merlijn uit (Merlijns voorspellende krachten konden dit blijkbaar niet voorzien :-).

Inmiddels verschijnen drie Drakkars op de rivier nabij Kendall's burcht en het beleg vangt aan. De stalknecht licht de vikings in over het vertrek van Lancelot en Parcifal en zij zetten de achtervolging in terwijl de burcht geplunderd en gebrandsticht wordt. Merlijn en Yolande van Kendall ontsnappen via een geheime tunnel. Lancelot en Parcifal hebben inmiddels de kust bereikt en zien het schip van Johan reeds naderen als van alle kanten de Vikings opdoemen. Lancelot vecht als een leeuw om Parcifal te beschermen als ook Johan zich in de strijd mengt. De kapitein van Johan's schip (Ogram) weigert zijn bemanning in te zetten in de strijd en Parcifal valt in handen van de Vikings. Lancelot is zwaar gewond. De situatie is hopeloos.

Een zware storm steekt op en een van de Vikings slaat over boord van het schip dat Parcifal vervoerd. Johan redt de Viking en deze vertelt dat Parcifal in opdracht van hun meesteres Apulya naar het eiland Crippen wordt gebracht. Johan sleept Lancelot naar de verwoeste Kendall burcht en ontmoet Merlijn en Yolande. Onder het puin horen ze het gekerm van een gewonde. Het blijkt heer Kendall te zijn, de enige overlevende van het beleg. Als Merlijn hoort van Apulya wordt hem het een en ander duidelijk. Zij blijkt een dochter van een heks te zijn die ooit door koning Arthur naar het Eiland Crippen verbannen werd. Zij wil nu wraak nemen op Parcifal. Merlijn vertelt dat slechts vuur, wind en water verenigd de tovermachten van Apulya kunnen breken. Merlijn ziet de kansen van Johan somber in, maar de toekomst van het land staan op het spel en als iemand parcifal kan redden is het de Rode Ridder natuurlijk.

Johan vertrekt alleen naar het vulkanische eiland Crippen. Apulya blijkt een machtig kreeft-achtig zee wezen, "de grote Krigton", te bezitten. Parcifal wordt geboeid in een grot en moet dienen als voer voor de grote Krigton. Voor de vloed komt moet Johan hem redden. Johan slaagt er (uiteraard) in om Parcifal te bevrijden. Op Merlijn's instructies slaat hij met een grote hamer en houten wiggen een barst in een van de rotswanden. Hierdoor komt lava vrij en een aardscheuring wordt opgewekt. Inmiddels is een zware storm opgestoken. Water, wind en vuur hebben zich verenigd en Apulya's macht is gebroken. De (bijgelovige) vikings stuiven in paniek uiteen als er een enorme vulkaanuitbarsting plaatsvindt. Johan en Parcifal kunnen ternauwernood in hun bootje ontkomen als de grote Krigton roet in het eten gooit en het bootje aanvalt. Johan's zwaard breekt (!) in de scharen van de Krigton. Met een dolksteek op een kwetsbare plek weet Johan de Krigton onder water echter uit te schakelen.

Johan en Parcifal moeten met het kleine bootje Engeland zien te bereiken, maar dobberen een week lang stuurloos in zee. Bijna is alles tevergeefs geweest, maar zij worden uiteindelijk gered door het schip dat Johan naar Engeland voerde. Kapitein Ogram wilde zijn fout goedmaken en ging op zoek naar Johan. Als ze de Engels kust bereiken wachten Merlijn en Lancelot, die van zijn verwonding hersteld is hun vrienden op. In het hele land is een wederopbouw nodig.....ook figuurlijk. "Alle hoop rust op Parcifal om dat te verwezenlijken."

"De Terugkeer" is een verhaal dat ik in mijn herinnering erg goed vond. Minimaal drie sterren dacht ik. Bij herlezing vindt ik toch dat het verhaal hier en daar wat rammelt en onlogisch is.

Het gemak waarmee Merlijn door een stalknecht uitgeschakeld wordt, drie Drakkars bevatten "een enorme overmacht" aan vikings die een machtige burcht binnen no-time binnenvallen. Deze burcht blijkt aan het eind van het verhaal al weer bewoonbaar te zijn (binnen ca. 10 dagen !).

055. De koraalburcht

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1972

Op een rotsachtige kust merkt Johan toevallig het wrak van een galjoen op. In het wrak ontdekt hij slierten zeewier die naar het ruim leiden. Enkele vissers vertellen hem dat er regelmatig wrakken aanspoelen zonder enig spoor van lading noch bemanning. Zij verwijzen hem naar vrouwe Iris, die in de nabije burcht woont in gezelschap van haar kleine zusje Sigrid. Iris bestempelt de vertelsels als bijgeloof, net zoals een andere fabel: op de zeebodem zou zich de Koraalburcht bevinden, waarin de zeeheks Murena woont, die heerst over de zeeduivels: half-mens half-vis gedrochten.

Johan blijft in de burcht overnachten, maar wordt wakker geschreeuwd door Iris: zij werd in haar slaapkamer bedreigd door Murena, die wil dat Johan het slot verlaat. Johan vindt enkel een spoor van zeewier terug en een amulet in de vorm van een oester. Tegen de ochtend verschijnt Merlijn in een visioen aan Johan en laat hem het amulet openen, waarin zich de steen van het kwaad bevindt, die toebehoort aan Murena.

Johan rijdt de volgende dag naar een herberg. Het embleem van de herberg is een argant: een reusachtige octopus. De waard vertelt Johan dat de arganten in feite vrienden van de mensen zijn omdat zij reeds menig drenkeling gered hebben. Plots betreden een aantal in pijen gehulde mannen de herberg in het gezelschap van een jonge vrouw. Al gauw beginnen de geheimzinnige mannen te vechten met de herbergbezoekers, tot Johan orde op zaken stelt.

Later die dag bemerkt Johan de jonge vrouw nabij een scheepswrak. Opeens wordt ze gegrepen door een argant die haar het water insleurt - onverklaarbaar, want normaal vallen arganten geen mensen aan. Met zijn zwaard kan Johan haar bevrijden, en voor hij het bewustzijn verliest merkt hij op de zeebodem de Koraalburcht op. Hij wordt gered door vissers en herstelt in de herberg, waar hij door een visioen van Merlijn net op tijd ontwaakt om een aanslag van de zeeduivels af te slaan. Ze ontvoeren in hun vlucht de jonge vrouw, en Johan achtervolgt hen tot aan een vastgelopen schip, waar de zeeduivels de opvarenden overvallen. Johan staat de bemanning bij, maar resteert als enige overlevende op het moment dat Iris met haar garnizoen de overblijvende zeeduivels verjagen. De jonge vrouw is echter verdwenen.

In de burcht blijkt dat tijdens hun afwezigheid Sigrid werd ontvoerd door Murena. Via een verschijning laat Murena weten dat ze Sigrid wil ruilen tegen de steen van het kwaad. Nog voor de avond heeft het hele garnizoen de burcht verlaten: zij werden omgekocht door Murena. De kapitein overleeft een gevecht met Johan niet, en met zijn laatste woorden waarschuwt hij Johan dat er hem een hinderlaag wacht in de geheime gang naar de Koraalburcht.

Die avond ontmoeten Johan en Iris op de kustrotsen Murena en de gegijzelde Sigrid. Nadat Murena het amulet met de steen van het kwaad krijgt van Johan, verdwijnt zij met Sigrid in de golven. Daarop lopen Johan en Iris de geheimzinnige jonge vrouw met de haar vergezellende mannen in pijen tegen het lijf. De vrouw weet waar de Koraalburcht is. Ondanks hun wantouwen laten Johan en Iris zich overtuigen om haar door de geheime gang naar de Koraalburcht te volgen. Daar haalt de jonge vrouw Sigrid te voorschijn. Wanneer Johan opmerkt dat de mysterieuze vrouw het amulet draagt, ontmaskert zij zichzelf als Murena! De geheimzinnige mannen laten hun pijen vallen: het zijn zeeduivels!

Ondanks hevig verweer moet Johan zwichten voor de overmacht, waarbij hij ernstig gekwetst wordt. Wanneer Johan het aanbod van Murena om deelgenoot te worden van de steen van het kwaad afslaat is het lot van hem, Iris en Sigrid bezegeld: zij worden geboeid in een kamer van de Koraalburcht gelegd, waar de vloed hen weldra zal verzwelgen. In de kamer is een raam, waarachter de arganten zich verdringen omdat ze mensen opgemerkt hebben. De gevangenen kunnen zich bevrijden, en Johan overtuigt Iris en Sigrid om te ontsnappen; zelf is hij immers te zeer verzwakt. Met zijn laatste krachten versplintert hij het raam, waarop de arganten de Koraalburcht binnenstromen en korte metten maken met hun aartsvijanden Murena en de zeeduivels.

Op de rotskust wachten Iris en Sigrid tevergeefs op Johan, tot ze een argant bemerken die voorzichtig het roerloze lichaam van Johan op de rotsen legt. Na een spoedig herstel in de burcht zegt Johan Iris vaarwel en rijdt langs de rotskust de einder tegemoet.

In dit verhaal wordt voluit voor het fantastische en mysterieuze gegaan: de Rode Ridder krijgt te maken met visioenen en verschijningen, gedrochten met menselijke trekken, reusachtige octopussen met intelligentie, en een onderwaterburcht, die geen onbekende is in de mythologie. Het is allemaal redelijk overdonderend en tevens profetisch voor veel latere Rode Ridder-verhalen. Toch wordt er met deze ingrediënten nergens overdreven, al is het soms wel op het randje.

Iris is tevens haar tijd in de Rode Ridder-verhalen vooruit omdat zij een wulpse verschijning is, alhoewel alles binnen de perken blijft, dus veel minder uitgesproken dan bijvoorbeeld in de recente verhalen. De arganten boezemen door hun reusachtigheid ontzag in en spelen een stilzwijgende doch belangrijke rol, die beangstigend wordt vanaf het moment dat de jonge vrouw de zee wordt ingesleurd. Je weet dat ook deze arganten waarschijnlijk een kwade rol vervullen, waarmee dit verhaal met tegenstanders als Murena, de zeeduivels en de arganten bijna gedoemd lijkt om slecht af te lopen. Pas wanneer de jonge vrouw als Murena wordt ontmaskert kan men zich realiseren dat de arganten vijanden zijn van Murena en de zeeduivels.

Over het hele verhaal hangt een nadrukkelijke duisternis, goed in de verf gezet door de enscenering op de sinistere rotskust. Ik zou de sfeer van dit verhaal kunnen vergelijken met enkele donkere Britse zwart-wit films uit de jaren veertig en vijftig, waar weinig hoop uitstraalt maar wel veel vaart in zit. Weliswaar overleven Johan, Iris en Sigrid dit verhaal ongedeerd, toch kan niet gesproken worden van een happy end omdat de dreigende sfeer bij het afscheid blijft overheersen, en daarmee voor een bijna tastbare triestheid zorgt als einde.

De tekeningen zijn van een goed niveau, vooral in het begin van het verhaal. Hierbij kan ik concluderen dat dit een van de betere Rode Ridder-verhalen is.

Encyclopedie

Personages

062. Het sprekende zwaard

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1974

Wanneer Johan op doortocht gebruik maakt van de gastvrijheid in de burcht Tanelor, ontmoet hij er de bedlegerige burchtheer Albar, die sedert zijn terugkeer van een speurtocht naar het Sprekende Zwaard nog slechts in wartaal spreekt. De aandacht van Johan wordt getrokken wanneer Albar raaskalt dat Bahaal op zoek is naar het Sprekende Zwaard. Kornos, de zoon van Albar, vertelt Johan dat Albar in een oud perkament het bestaan van het Sprekende Zwaard ontdekte; dit zwaard zou zich ergens in een ruïne aan de andere kant van de woestijn bevinden en zowel de wensen van de eigenaar vervullen als de toekomst voorspellen.

Tegen de zin van Johan vergezelt Kornos hem op de gevaarlijke zoektocht door de woestijn. Ze overnachten bij Ord,een pottenbakker die hen tevergeefs hun voornemen uit het hoofd tracht te praten. Die nacht laat Ord een giftige woestijnspin los in de kamer van zijn gasten. Johan wordt door een manestraal gewekt en kan op het nippertje de spin vermorzelen, maar voor Kornos komt alle hulp te laat. De vluchtende pottenbakker schreeuwt Johan nog de verwittiging toe om hem niet te volgen, zoniet zal Bahaal met hem afrekenen. Johan begraaft Kornos en volgt het spoor van Ord tot hij Zaroah ontmoet, een vrouw die naar eigen zeggen verdwaalde reizigers een onderdak verschaft.

Johan doorziet onmiddellijk dat zij een discipel is van Bahaal, maar laat zich quasi onwetend meetronen naar de Tempel van de Ouden voor onderdak. In de bliksem van een opstekende zware storm lichten de contouren van de tempel onheilspellend op. Johan ontmoet er nog twee andere vrouwen: Acheach en Shih. Zaroah legt uit dat zij er samen de erediensten uitvoeren omdat vroeger op deze plaats het Sprekende Zwaard vervaardigd is. Tijdens het gesprek bemerkt Johan de inderhaast onder een kast weggemoffelde Magische Vijfhoek, het teken van Bahaal. Op dat moment barst boven de tempel de storm in alle hevigheid los. De vrouwen maken van de opschudding gebruik om in een nabij gelegen ruïne weg te vluchten.

Een afgematte Johan dommelt in, maar wordt gewekt door Galaxa. Zij licht Johan in over de drie vrouwen: zij zijn priesteressen van Bahaal, maar Ord is een meer te duchten tegenstander. Vooraleer te verdwijnen maant ze Johan aan om het Sprekende Zwaard te vinden. Die morgen vat Johan zijn zoektocht aan in de ruïne wanneer plots de aarde voor hem opensplijt en het Sprekende Zwaard blootlegt. Voor Johan het zwaard kan grijpen wordt hij echter door de naderbij geslopen Ord buiten westen geslagen. Johan komt tot bewustzijn in de tempel, waar hij vastgebonden aan een pilaar geconfronteerd wordt met Ord en de drie vrouwen.

In een magische vijfhoek prijkt Tintor, het Sprekende Zwaard. Ord en de vrouwen roepen Bahaal op, die triomfantelijk verschijnt en hen opdraagt een golem te kneden uit klei. Deze golem zal dan de geest van Bahaal dragen en samen met Tintor onoverwinnelijk zijn. Bahaal verdwijnt en om beurten houden de vrouwen de wacht bij Johan. Wanneer buiten de kollosale golem wordt voltooid begint Tintor plots te spreken tegen Johan en Acheah: hij zegt dat zijn macht die van Bahaal evenaart. Tevens waarschuwt hij hen voor hetgene dat zich op dat moment buiten afspeelt: Johan en Acheah zien dat een bliksemstraal de golem treft, die daardoor tot leven komt en onmiddellijk Ord vermoordt. Daarna achtervolgt hij Shih tot zij een noodlottige val van de rotsen maakt.

Vervolgens richt de kolos zijn schreden naar de tempel. Door het afgrijselijke schouwspel tot inkeer gekomen wil Acheah Johan bevrijden, maar dit wordt haar verhinderd door Zaroah, die lag te slapen en niets van het gebeurde afweet. Een vechtpartij ontstaat tussen beide vrouwen; hierbij stoten zij een toorts om die de tempel in lichterlaaie zet. Johan kan zich bevrijden en grijpt onmiddellijk Tintor vast om de clash met de binnenstormende golem aan te gaan. Dank zij de kracht en de aanwijzingen van Tintor kan Johan zich de kolos van het lijf houden. Uiteindelijk slaagt hij er in om hem van de rotsen te laten storten, doch de golem werk zich langs de rotsrand terug omhoog. Tintor laat Johan een rotsblok loswrikken waardoor een lawine veroorzaakt wordt die de golem meesleurt en bedelft.

Nog is het niet afgelopen, want Zaroah ruimt het puin en bevrijdt de golem. Haar wacht hetzelfde lot als Ord. Inmiddels wil Acheah Johan bijstaan, maar hij jaagt haar op zijn paard de woestijn in zodat zij het onheil kan ontvluchten. Opnieuw komt de golem tot bij de achtergebleven Johan; het lijkt een uitzichtloze strijd te worden tot Tintor het licht oproept, waarop de donkere wolkenmassa wijkt voor een stralende zonsopgang. Galaxa verschijnt naast Tintor; het was haar geest die over Tintor heerste! Ze laat een stevige ochtendbries opsteken die de golem in stofwolken doet uiteenwaaien. De geest van Bahaal verlaat de golem terwijl Johan en Galaxa elkaar in de armen vallen. Een emotioneel moment later verdwijnt Galaxa met Tintor, maar niet zonder Johan een verrassing na te laten: een prachtige witte hengst. Johan doopt zijn nieuwe paard…Tintor.

De confrontaties die Johan tot dusver met Bahaal heeft gehad laten vermoeden dat we in dit verhaal weer een allesomvattende strijd tussen goed en kwaad tegemoet gaan. Inderdaad, ook deze variante werkt zich weer doelgericht naar de clash between good and evil toe, maar er is meer: Galaxa verblijdt Johan nog eens met haar bevallige verschijning en bovenal is er de manier waarop het kwaad met zichzelf afrekent. De genadeloze wijze waarop Ord en de twee priesteressen door de golem worden uitgeschakeld is onthutsend omdat deze volgelingen Bahaal trouw blijven tot het te laat is; tijdens hun laatste momenten kunnen zij enkel nog het onvermijdelijke ondergaan. Deze op het Monster van Frankenstein geënte gebeurtenissen zijn tekenend voor de deprimerende teneur van dit verhaal; je zou je er zowaar bijna ongemakkelijk bij beginnen voelen - tenzij je kickt op het evilgenre.

Een golem is in de mystiek een kunstmatig gevormde mens en dit metershoge exemplaar straalt een onoverwinnelijke robuustheid uit; met de geest van Bahaal in zich hoeft het niet te verwonderen dat alles en iedereen voor hem moet wijken. De onverzettelijkheid waarmee hij tijdens de eindafrekening telkens weer rechtkruipt om opnieuw Johan te lijf te gaan is indrukwekkend. De genadeslag door Galaxa lijkt daarbij vergeleken op een gemakkelijkheidsoplossing. Daarentegen kan het door haar opgeroepen zonlicht als een opluchting ervaren worden omdat het de eindeloos durende storm en regen verdrijft, en daarmee de verdrijving van de donkere gesel passend visualiseert. Johan houdt aan dit avontuur nog een mooi souvenir over: de prachthengst Tintor.

Toch even een markante schoonheidsfout signaleren: vanaf plaatje 87 wordt Acheah door iedereen Shih genoemd, maar deze legde nochtans in plaatje 83 het loodje. Dit verhaal wordt door de dominerende zwartgalligheid naar een hoger niveau getild en verdient daarmee vier sterren.

064. Het dodenschip

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1974

Vlakbij het bedevaartsoord Mont Saint Michel snelt Johan een monnik tegemoet die wordt aangevallen door een reuzenhagedis. Hij overwint het reptiel, maar de monnik is stervende. Met zijn laatste woorden vraagt hij Johan om de abt te waarschuwen: er dreigt gevaar van de vijand wegens een Dodenschip. Op weg naar de abt ontmoet Johan in de dodenbaai een kluizenaar bij een hut. Hij vertelt Johan meer over het mysterieuze Dodenschip: dit zou tijdens nachtelijke stormen de overledenen komen halen, maar degenen die tijdens hun leven teveel kwaad bedreven hebben worden op het strand achtergelaten, wat meteen de naam dodenbaai verklaart. Terwijl een storm opsteekt zet Johan zijn zoektocht naar de abt verder tot hij duizelig wordt van - zo realiseert hij zich nu - de drank die de kluizenaar hem aanbood. Voor hij het bewustzijn verliest merkt hij het Dodenschip op: roerloze witte gedaanten staan stilzwijgend op het dek.

De volgende ochtend ontwaakt Johan en ziet dode lichamen aanspoelen op het strand. Twee ruiters hebben Johan opgemerkt en rijden hem tegemoet : het zijn vrouwe Marivoniq en haar aanbidder, heer Alain. Ze nemen Johan mee naar de burcht van Marivoniq en horen verbaasd van Johan dat er zich een kluizenaar in de dodenbaai bevindt. Op dat moment komt heer Kerrud aan in de burcht. Kerrud is de rivaal van Alain, maar Johan herkent hem onmiddellijk als de kluizenaar. Kerrud ontkent echter alles. Marivoniq stelt voor om met Johan mee te gaan naar de dodenbaai om vast te stellen of zich daar wel of niet een hut van een kluizenaar bevindt. Daar aangekomen wijst Johan haar de exacte plaats aan maar… geen spoor van een hut ! Onverrichterzake keren ze terug naar de burcht. Wanneer Johan opnieuw vertrekt om de abt op te zoeken, vergezellen Marivoniq en Alain hem.

Die nacht woedt er een onweer en bij het ontwaken zien ze dat er zich roerloze lichamen op het strand bevinden. Ze snellen erheen, maar plots richten de lichamen zich op : het zijn dezelfde witte gedaanten als degene die het Dodenschip bevolken. De gedaanten gaan het drietal te lijf en slagen er in om Marivoniq mee te nemen naar het Dodenschip en weg te zeilen. Johan en Alain blijven machteloos achter en moeten aanhoren hoe de bootsman hen toeschreeuwt om Mont Saint Michel niet te verwittigen, zoniet zal Marivoniq het moeten bekopen. Johan wil onmiddellijk vertrekken om versterking op te trommelen, maar Alain slaat hem buiten westen en sluit hem op in een grot om te vermijden dat Johan met zijn aktie het leven van Marivoniq in gevaar zou brengen. Wanneer Johan bij bewustzijn komt dwaalt hij door de grotten op zoek naar een uitweg. Verrast stoot hij op een groep aapachtige wezens, die zichzelf aardgeesten noemen, en Johan terug naar de buitenwereld tot bij het Dodenschip leiden.

Johan zwemt naar het schip en ontdekt tot zijn verbazing dat de witte gedaanten eigenlijk poppen zijn. In het ruim treft hij de vastgeboeide Marivoniq aan. Hij schakelt haar bewaker uit en bevrijdt haar. Ze licht hem in dat Kerrud de bootsman is en het Dodenschip gebruikt om Engelse soldaten naar Frankrijk te smokkelen. Johan poogt het Dodenschip de baai uit te zeilen, maar ze worden opgemerkt door Kerrud, die zijn boogschutters Johan laat bestoken. Het Dodenschip loopt vast op een zandbank en wordt bestormd door de Engelse troepen van Kerrud. Net wanneer Johan dreigt te bezwijken onder de grote overmacht komen de lansiers van Mont Saint Michel, onder aanvoering van Alain en de abt, op de Engelsen ingestormd. Het pleit wordt beslecht in het voordeel van het garnizoen van de abt; hij had uit de boodschap van Alain over de laatste woorden van de stervende monnik opgemaakt dat Mont Saint Michel eens te meer door een Engelse inval werd bedreigd. Naar Kerrud wordt vruchteloos gezocht onder de gevangenen en de gesneuvelden. Ongemerkt heeft Kerrud zich echter aan boord van het wegdrijvende Dodenschip gehesen.

Iedereen keert terug naar de burcht, waar Alain en Marivoniq hun trouwplannen bekendmaken. Even later komen enkele soldaten op bevel van de abt bij Alain en Marivoniq de wacht houden omdat gevreesd wordt voor een wraakaktie van Kerrud. Die nacht vertrekt Johan onder een zware storm naar de dodenbaai om Kerrud te zoeken. In het bliksemlicht bemerkt hij het stuurloze Dodenschip. Wanneer de storm geluwd is wordt door het ochtendlicht het op de klippen gelopen Dodenschip onthuld. Even verder vindt Johan het levenloze lichaam van Kerrud. Johan beseft hiermee dat de legende van het Dodenschip waarheid wordt: de doden die in hun leven teveel kwaad bedreven hebben zullen de ochtend na een storm op het strand worden teruggevonden…

Met de titel van dit verhaal mag je verwachten dat er zich spookachtige toestanden manifesteren. Dit blijkt echter slechts gedeeltelijk het geval te zijn : het Spookschip is wel een bepalende factor, maar het verhaal wordt vooral gedragen door de aanwezigheid van Kerrud. Hij is het immers die zich eerst als kluizenaar en daarna als spook vermomt. Tevens is hij degene die rivaliseert met Alain naar de gunsten van Marivoniq, terwijl hij tegelijkertijd hele scheepsladingen Engelsen naar Frankrijk smokkelt. De aardgeesten vormen een leuk intermezzo in dit verhaal ; eigenlijk had het met hen nog alle kanten kunnen opgaan. Jammer genoeg waren er slechts enkele plaatjes voor hen gereserveerd.

Vooral het begin en einde van dit verhaal zijn veelbelovend : de stervende kluizenaar die Johan mysterieuze woorden over een Dodenschip influistert leidt tot verwikkelingen die gelukkig niet steeds voorspelbaar maar toch weinig verrassend zijn. Het feit dat de bemanning van het Dodenschip poppen blijken te zijn is eerder een ontnuchtering. Wanneer de lansiers van Mont Saint Michel Johan ter hulp snellen in zijn moedige strijd tegen de Engelsen legde ik onbewust de link met enkele beroemde westernscenes. Geef mij dan maar het einde van het verhaal : de Engelsen zijn verslagen, Alain en Marivoniq zitten knus in elkaars gezelschap in de burcht terwijl buiten een storm opsteekt die een voorbode lijkt van naderend onheil ; Kerrud is immers niet teruggevonden en dat geeft aan dat hij hoogstwaarschijnlijk nog een en ander in petto heeft voor onze vrienden.

De tocht van Johan in de gierende storm lijkt het verhaal naar een crescendo te leiden, vooral wanneer het bliksemlicht de aanwezigheid van het Dodenschip onthult op de torenhoge golven. Enigsins teleurstellend is het wanneer Johan het lijk van Kerrud aantreft, er had immers meer in gezeten. Wat wél in zijn plooi valt is dat door het aantreffen van de levenloze Kerrud de legende zichzelf bewijst ; toch nog een mooi orgelpunt.

081. De vluchtelingen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1978

Samenvatting

In een woud ontmoet Johan een blinde bedelaar, die hem in ruil voor een aalmoes de toekomst voorspelt. Wanneer de bedelaar een flonkerend licht aan de nachthemel voorspelt dat een voorbode van gevaar betekent, denkt Johan er het zijne van en vervolgt zijn weg. Onmiddellijk daarna stormen vier woeste ruiters over het pad en rijden spoorslags de bedelaar onderuit. De rabauwen zijn verdwenen voor Johan iets kan ondernemen. Hij bekommert zich over de zwaargewonde bedelaar, die hem nogmaals waarschuwt voor het flonkerende licht. Tot Johans verbazing kan de blinde man zelfs een heuvel in de verte aanwijzen waar het licht zal neerkomen. Daarna bezwijkt hij aan zijn verwondingen.

Bij valavond komt Johan aan op de top van de dichtbeboste heuvel en ontdekt er een granieten megaliet. De megaliet blijkt warmte uit te stralen; Johan begint nu meer en meer in de woorden van de overleden bedelaar te geloven en speurt de nachtelijke hemel af tot hij een ongewoon sterk licht bemerkt dat eerst aangroeit tot een soort vallende ster en uiteindelijk aanzwelt tot een reusachtige witgloeiende bol. Het gevaarte komt vlak bij Johan en de megaliet neer. Plots wordt de hele omgeving in een dichte nevel gehuld.

Johan ontwaart in de optrekkende nevel een vreemde machine - een duivelstuig volgens onze middeleeuwse ridder, die uiteraard nog nooit een vliegende schotel heeft gezien. Nog voor hij van zijn verbazing kan bekomen stapt er een futuristisch geklede jongedame uit. Johan grijpt verschrikt naar zijn zwaard, maar wordt onder bedwang gehouden door het laserpistool van de vrouw, die even de werking van haar wapen demonstreert op een boom zodat Johan de nutteloosheid van enig verweer inziet. De vrouw laat merken geen kwade bedoelingen te hebben en nodigt Johan uit aan boord van het ruimteschip. Binnen ontmoet hij Raszlik, de partner van de vrouw; haar naam is Aïmara. Ze leggen aan Johan uit dat ze vluchtelingen zijn van een andere wereld en op aarde een nieuw bestaan willen beginnen. Ze landden op de heuvel omdat de megaliet in feite een baken is dat lang geleden door andere ruimtereizigers werd opgericht. De betrachting van Raszlik en Aïmara is nu om ergens een burcht te kopen, waar ze vreedzaam kunnen wonen; ze vragen Johan om hen bij deze zoektocht en de aankoop te begeleiden.

Wanneer Johan hen vraagt hoe ze de aankoop van een burcht denken te betalen, tonen ze hem honderden edelstenen: waardeloos op hun planeet, maar een vermogen waard op aarde. Johan voorspelt dat ze door dit fortuin een hoop moeilijkheden tegemoet gaan, maar stemt toch in om de ruimtereizigers bij te staan in hun opzet. Het koppel verkleedt zich in de plaatselijke klederdracht. Plots bemerkt Aïmara vier ongure individuen op de monitor: het zijn de vier rabauwen die in de verte het lichtfenomeen opgemerkt hadden en nu op weg zijn naar de heuveltop. Aïmara wil geweld vermijden en daarom verlaten ze het ruimteschip. Aïmara laadt de zak met edelstenen in de zadeltassen van Johan's paard, maar niemand merkt hoe hierbij een robijn in het gras valt. Johan is stomverbaasd wanneer hij ziet hoe Raszlik door een druk op zijn halssnoer het ruimteschip onzichtbaar maakt door het in een andere tijdsperiode te plaatsen.

Tegelijkertijd wordt de megaliet niet langer actief en verliest zijn warmteuitstraling. Samen dalen ze de heuvel af, op zoek naar een hoeve, waar Johan paarden wil kopen voor de ruimtereizigers. Wanneer de rabauwen bij de megaliet aankomen vindt een van hen de robijn in het gras. Hij ontdekt tevens dat door in de robijn te kijken er mijlenver mee kan gekeken worden. Jerdal, de leider van het viertal, ontneemt hem de edelsteen en speurt er de horizon mee af: zo ziet hij Johan en zijn gezellen in de verte. Hij vermoedt dat zij nog meer van die edelstenen hebben en zet samen met zijn kompanen de achtervolging in.

Johan en de ruimtereizigers arriveren op de grote hoeve van de argwanende Hannes, die hen de twee gevraagde paarden verkoopt. Johan betaalt met goudstukken om niet nog meer argwaan bij Hannes te wekken. Hij vraagt hem naar de locatie van het dichtstbijzijnde kasteel, en wordt de weg gewezen naar het kasteel van heer Rudbert. Onwennig op de paarden - dieren die hen niet vertrouwd zijn - volgen Aïmara en Raszlik Johan naar het kasteel. Wanneer het paard van Aïmara op hol slaat is Johan alert genoeg om haar net op tijd van een zware val te behoeden. Het compliment dat Johan van haar krijgt kan tellen: ze zegt zich nog nooit zo veilig gevoeld te hebben als in Johan's armen. Inmiddels zijn de rabauwen bij de boerderij aangekomen; Hannes herkent hen als Jerdal en zijn drie al even ongure broers. Hannes weigert te zeggen waarheen de drie bezoekers vertrokken zijn, maar een getrokken zwaard brengt hem op andere gedachten. De vier broers zijn verheugd te horen dat hun prooien op weg zijn naar heer Rudbert, want dat is hun oom.

Wanneer de vier wegrijden slaat de hebzucht ook bij Hannes toe: hij heeft uit de onderlinge conversatie van de broers kunnen opmaken dat zij op het spoor zijn van een kostbare buit. Vergezeld van zijn gewapende knechten vatten zij op hun beurt de tocht aan naar het kasteel van heer Rudbert. Aïmara vertelt Johan onderweg over hun vijanden in de ruimte: de Zadoks en de Grywyls, die beiden ook nog eens in oorlog zijn met elkaar. Ze wil er op aarde voor waken dat deze vijanden hen niet kunnen ontdekken. Wanneer ze in het kasteel aankomen, onthaalt heer Rudbert hun voorstel op hoongelach, maar verandert onmiddellijk van idee wanneer Johan hem enkele edelstenen toont en hem vraagt wat zijn prijs is. Rudbert wil dit bij een beker wijn bespreken. Johan vertrouwt het boeltje niet en verwisselt zijn beker met die van Rudbert. Wanneer Rudbert zijn beker leegdrinkt volgen de anderen. Toch voelen Johan, Aïmara en Raszlik zich meteen bedwelmd; Rudbert verklaart hen lachend dat er een slaapmiddel in de wijn zit, waar hij zelf immuun voor is. De bewusteloze bezoekers worden in de kerker vastgeketend en Rudbert eigent zich de edelstenen toe.

Lang duurt zijn plezier niet, want de broers zijn het kasteel binnengedrongen en bij het zien van de schat jagen ze hun oom zonder scrupules over de kling. De rabauwen verzekeren zich van de medewerking van Rudbert's soldaten door hen een deel van de schat te beloven. De soldaten rekenen meteen af met Hannes en zijn knechten, die niet verder geraken dan de poort van het kasteel. De broers begeven zich naar de kerker om meer te weten te komen over de herkomst van de edelstenen. Ze weten echter niet dat Raszlik er net voor hun binnenkomst in geslaagd is om een laserwapen samen te stellen door zijn riemgesp met deze van Aïmara samen te voegen. Wanneer de boeven geweld willen gebruiken, brandt Raszlik met het laserwapen de ketenen door en schakelt met de hulp van Johan de boeven uit.

Het drietal vlucht naar het binnenplein, maar krijgt de soldaten op hun nek, die nu hun kansen op het fortuin ruiken. De kansen voor onze vrienden zien er niet goed uit wanneer het laserwapen van Raszlik zonder energie raakt en hij ook nog ernstig wordt verwond; op de koop toe breekt het zwaard van Johan. Gedwongen door de situatie activeert Aïmara het ruimteschip door op het halssnoer van Raszlik te drukken, goed wetende dat deze plotse energieopstoot hun vijanden kan alarmeren. Het ruimteschip materialiseert zich en doodt ogenblikkelijk met laserstralen alle soldaten. Johan en zijn gezellen begeven zich in het ruimtetuig, waar Raszlik door middel van een medisch apparaat binnen enkele ogenblikken herstelt van zijn zware verwonding. De stilte wordt al gauw verstoord door een alarmsignaal: op de monitor zien ze verschrikt dat de materialisatie van het ruimteschip en het gebruik van de lasers hun vijanden niet ontgaan is: een vijandelijke oorlogsvloot is op komst!

Raszlik en Aïmara hopen nog op de minst dramatische mogelijkheid: de Grywyls hebben respect voor moed en zijn voor rede vatbaar, in tegenstelling tot de Zadoks die meedogenloos zijn. Helaas, het is Kara Hissar, de leider van de Zadoks die op de monitor verschijnt en de onvoorwaardelijke overgave eist van Raszlik en Aïmara; deze weten echter dat dit slechts een middel is om hun ruimteschip in handen te krijgen, waarna de Zadoks hen zullen doden. Zij weigeren dan ook elke medewerking, waarop Kara Hissar lachend afsluit. Aïmara en Raszlik beseffen dat tijd nu kostbaar is, en maken zich klaar voor vertrek. Johan neemt afscheid van zijn ruimtevrienden; Aïmara belooft hem dat ze hem later nog eens komen opzoeken… indien ze dit overleven.

Johan blijft alleen achter in het kasteel terwijl het ruimtetuig wegraast. Door goede stuurmanskunst en slim gebruik van hun afweer kunnen Raszlik en Aïmara enkele vijandelijke tuigen vernietigen en een doorbraak forceren. De resterende ruimteschepen achtervolgen de vluchtelingen, die ontzet zien dat ook nog een oorlogsvloot van de Grywyls op hen afstevent. De Grywyls storten zich onverschrokken op de Zadoks, hun aartsvijanden. Even later is de hele Zadokvloot vernietigd; alleen het ruimteschip van Kara Hissar kon de dans ontspringen. De Grywylvloot zit nu in het zog van de vluchtelingen. Op de monitor verschijnt de leidster van de Grywyls: ze spreekt Aïmara en Raszlik toe dat ze hun moed bewondert en dat ze dank zij hen de Zadoks een gevoelige klap konden toebrengen. Daarom wil ze hen voor deze ene keer vrije baan laten. Opgelucht zien de vluchtelingen hoe de Grywylvloot verdwijnt.

De hele tijd stond Johan op het binnenplein van het kasteel naar de nachtelijke sterrenhemel te kijken, waar hij af en toe de lichtflitsen van de ruimtegevechten kon waarnemen. Vertwijfeld stelt hij zich de vraag of Aïmara en Raszlik dit geweld hebben overleefd, tot hij hun ruimteschip opmerkt dat als laatste groet een wijde boog om de omgeving maakt en dan in de ruimte verdwijnt. Weemoedig vraagt Johan zich af of hij Aïmara en Raszlik ooit nog zal terugzien. Nog een ding staat hem te doen: hij werpt alle edelstenen in een meer omdat te veel mensen er hun leven door hebben verloren…

Destijds ontstond bij de verschijning van dit verhaal een polemiek: velen vonden het maar sneu dat de Roder Ridder op de kar sprong van de toen heersende Star Wars-mania. Het komt inderdaad vreemd over om Johan geconfronteerd te zien met oorlogsvloten uit de ruimte. Ook zijn aanwezigheid in een vliegende schotel doet onwennig aan (hierbij laat ik uitwassen in recentere Rode Ridder verhalen buiten beschouwing). Ook ik behoorde tot de lezers die trouw de avonturen van de Rode Ridder volgden in de krant en dit verhaal maar minnetjes vonden. Waarschijnlijk was mijn aversie voor het toentertijd hippe science fiction gedoe zo groot dat ik het verhaal minderwaardig achtte aan de roemruchte middeleeuwse avonturen van onze held, en ik was echt niet de enige.

Desondanks heeft dit verhaal zijn kwaliteiten, meer zelfs dan op het eerste zicht kan vermoed worden. In tegenstelling tot de meeste Rode Ridder verhalen, die vanuit het eenzijdige perspectief van Johan worden verteld, speelt dit verhaal zich immers op verschillende niveaus tegelijk af: zowel de belevenissen van de vier broers als van Hannes leiden een eigen leven, en uiteindelijk wordt alles mooi met elkaar vervlochten. De afrekening in de ruimte staat zelfs volledig los van Johan, die op dat moment af en toe in een plaatje getoond wordt terwijl hij in het ongewisse blijft over hetgeen zich ver boven zijn hoofd afspeelt.

Het verhaal heeft meerdere krachtlijnen: zo is er bijvoorbeeld de voorspelling van de blinde bedelaar die bij de lezer verwachtingen schept die volledig ingelost worden: leuk om zien is hoe Johan zijn ongeloof geleidelijk aan moet bijstellen. Dan is er de megaliet - met connotaties naar "2001: A Space Oddyssey" - die de ontmoeting symboliseert tussen verleden en toekomst. De menselijke hebzucht weegt echter het zwaarst door in dit verhaal: een na een sneuvelt elk individu dat uit pure hebzucht zijn begerige klauwen op het fortuin aan edelstenen wil leggen. Zelden vertoond, dergelijke systematische afrekening met de kleine kanten van de mens.

Wat mij echter het meeste bijblijft is het in aanvang oprechte geloof van Aïmara en Raszlik in de mensheid: onbevangen leggen zij hun lot in handen van Johan en betrouwend op zijn eerlijkheid vertrouwen zij hem de schat toe. Zij gaan er tevens van uit dat hun eerlijke bedoelingen niet door de mensen zullen geschaad worden. Wanneer je je er rekenschap van geeft dat Aïmara en Raszlik hun wereld in de steek hebben gelaten om met de beste bedoelingen op de hen onbekende aarde een nieuw bestaan uit te bouwen, kan je niet anders dan met hen meeleven, zeker wanneer, met uitzondering van Johan, iedereen zich uit hebzucht tegen hen keert. Tekenend is de weerzin waarmee Raszlik uitschreeuwt dat ze hem tot deze reactie dwingen, wanneer hij in de kerker het laserwapen tegen de rabauwen en de soldaten moet gebruiken omdat zij op het punt staan om Aïmara te folteren.

Dat deze vluchtelingen geen brave sulletjes zijn blijkt wanneer zij op hun vertrouwde ruimteterrein met een leeuwenhart de confrontatie met de Zadoks aangaan. Dit gevecht in de ruimte is trouwens van hoog niveau en spannend uitgewerkt. Uiteindelijk komt het enige mooie gebaar aan de vluchtelingen nog van de leidster van de Grywyls, die hun leven spaart en hen vrije doorgang verleent.

Ongezien bij de Rode Ridder tot dan toe is hoe de laatste vier bladzijden - in feite het hoogtepunt van dit verhaal - zich volledig buiten de aanwezigheid van Johan afspelen. Machteloos en vervuld van twijfels komt Johan tijdens deze afrekening slechts even in beeld. Op het einde vraag je jezelf samen met Johan af of we de vluchtelingen ooit nog eens zullen terugzien. Die hereniging gebeurt sneller dan verwacht, namelijk in het volgende verhaal, maar dat is voor een andere keer. Ik, die dit verhaal in de onderste schuif had gelegd en het na twintig jaar met zoveel scepsis begon te herlezen, moet tot mijn eigen verbazing constateren dat dit niet alleen het eerste Rode Ridder verhaal is dat ik nu veel beter vind dan in mijn jeugdjaren, het is voor mij bovendien een van de beste Rode Ridder verhalen.

082. Karpax, de stalen man

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1978

Samenvatting

Johan houdt op een van zijn zwerftochten halt wanneer hij een zonderling voetspoor opmerkt. Het lijkt wel of de diepe voetsporen door een geharnast zwaargewicht achtergelaten zijn. Plots staat Johan oog in oog met de verklaring van het raadsel: een uit de kluiten gewassen persoon, volledig omhuld door een blinkend harnas. Wanneer de metalen verschijning een beweging maakt naar Johan toe, reageert hij alert, maar zijn zwaard laat zelfs geen schrammetje na op het harnas. De vreemdeling blijft kalm en stelt zich met een metaalachtige stem voor als KR-PX, in mensentaal is dat Karpax, en vervolgt dat hij gezonden is door Aïmara (die we nog kennen van het voorgaande verhaal, "De Vluchtelingen").

Ze bevindt zich op Kaluga, een verre planeet, waar haar partner Raszlik wordt gevangen gehouden door de vijandige Zadoks (ook allemaal bekenden uit "De Vluchtelingen"). Karpax is de perfecte reisleider en licht Johan in dat er op Kaluga een tropisch klimaat heerst, weliswaar met allerlei prehistorische monsters die er de omgeving onveilig maken. Ook de inboorlingen - agressieve blauwhuidige barbaren - zijn dan misschien wel bezienswaardigheden maar alleszins te duchten. Uiteraard heeft Karpax voor transportmogelijkheid gezorgd: om het hoekje wacht een grote doorzichtige bol. Johan is sedert het vorige verhaal al het een en ander gewoon op dat gebied en laat zich niet pramen om in te stappen. Een ogenblikje later komen ze reeds op Kaluga aan.

De praktisch aangelegde Karpax verkleint de bol tot zakformaat en neemt hem in een vakje van zijn harnas mee. Ze moeten al snel dekking zoeken voor enkele Zadoks die zich als futuristische Aladdins verplaatsen op een vliegend platform. De Zadoks voeren een inboorling gevankelijk mee. Karpax laat zijn metalen stem nog eens ronken en verklaart Johan dat de Zadoks de Djawür-inboorlingen gevangen nemen en hen als slaven inzetten in de Tyrgam-mijn. Tyrgam is een onverwoestbaar en kostbaar metaal - Karpax is er uit vervaardigd - en de Zadoks willen er ruimteschepen mee bouwen. Karpax ronkt verder wanneer Johan hem vraagt zijn helm af te zetten: hij is geen persoon, doch een zelfstandig functionerend werktuig. Eventjes schrikken is dat voor Johan, want van het bestaan van robotten had hij tot dan toe nog nooit gehoord.

Iets minder schrikt hij wanneer plots een prehistorisch monster de aanval inzet op hem en zijn buddy. Geen probleem voor Karpax: hij hakt met één arm een enorme boom om en deelt er een ferme tik mee uit aan het monster, die in het vervolg wel twee keer zal nadenken voor hij nog eens een robot aanvalt. Karpax laat niet na eventjes aan te stippen dat hij slechts halve kracht gebruikte; kwestie dat Johan op de hoogte is van zijn kunnen en zijn bescheidenheid. Ze komen aan in de grot waar Aïmara verblijft: het is een wanhopige Aïmara die Johan omhelst. Johan is verwonderd waarom zijn hulp gevraagd wordt, omdat ze de kant-en-klare probleemoplosser Karpax ter beschikking heeft. Aïmara verduidelijkt dat de Zadoks gealarmeerd zouden zijn door Karpax' komst, en onmiddellijk Raszlik en de andere gevangenen zouden doden. Net als de andere slaven wordt Raszlik immers ingezet in de Tyrgam-mijn.

De drie besluiten om niet te dralen, maar eerst plaatst Aïmara een tijdelijke energiecel in het zwaard van Johan, zodat hij er zelfs mee door rotsen en metaal kan klieven. Het presentje voor Karpax is iets explosiever: hij krijgt van haar een bom, die hij netjes wegbergt in een van zijn vele handige bergvakjes. De bom dient om de mijn te vernietigen wanneer Raszlik en de andere gevangenen bevrijd zijn zodat er geen reden meer is tot slavenarbeid. Op weg naar de mijn horen Johan en zijn gezelschap plots rumoer: een bataljon Zadoks is een dorp van de Djawürs binnengevallen en steekt met hun laserwapens de hutten in brand. Ze zijn immers op zoek naar verse werkkrachten om hun slavenbestand in de mijn aan te vullen. Uit de vlammen duikt ineens Karpax voor hen op. De laserstralen deren hem niet en proper is hij ook, want hij past nauwgezet het principe "opgeruimd staat netjes" toe op de geschrokken Zadoks. Slechts enkele Zadoks kunnen zich terugtrekken in een hut, waar ook een bange inboorlinge zich schuilhoudt.

Wie gedacht had dat Johan tevreden zou zijn met een bijrol in dit verhaal heeft het verkeerd voor: met zijn energetische zwaard in de knuist kuist hij het boeltje op en bevrijdt de plaatselijke schone, die ook nog eens de dochter van het stamhoofd blijkt te zijn. Die Johan toch! Het wordt eventjes gezellig, maar de ridderplicht roept en Johan trekt met Karpax, Aïmara en de Djawürkrijgers in zijn zog naar de mijn. Zilyussa, de vrouw die door Johan werd gered, wijkt geen centimeter van zijn zijde. Bij de mijn aangekomen zijn ze er getuige van hoe een vloot ruimtejagers van de Grywyls de Zadoks aanvallen. De aanval wordt afgeslagen, maar niet zonder dat Karpax nog een staaltje van zijn kunnen kan geven: een neerstortende ruimtejager duikt recht op Johan en zijn gezelschap af, waarop Karpax een omvangrijk rotsblok neemt en er het ruimtewrak mee uit de weg kegelt. Ze maken meteen van de verwarring gebruik en vallen de Zadoks aan, die zich in de mijn terugtrekken.

Even willen twee omvangrijke robotten de pret nog bederven, maar dat was zonder Karpax gerekend, die de snoodaards in elkaar timmert. In de mijn heeft Raszlik door het oproer kans gezien om een controlepaneel te bedienen, zodat het Karpax-Team het laboratorium van de mijn kan binnendringen. Via een monitor roept Kara Hissar, de leider van de Zadoks, zijn soldaten toe om het laboratorium tot het uiterste te verdedigen. De strijd woedt in alle hevigheid verder: een van de Zadoks vuurt naar Johan, maar Zilyussa springt voor Johan om de dodelijke straal op te vangen en bekoopt dit met haar leven. Inmiddels heeft Raszlik kans gezien om een laserwapen te bemachtigen, en werpt zich samen met de slaven in de strijd. Kara Hissar verneemt dat nu ook nog Grywyljagers rond de planeet cirkelen en kiest eieren voor zijn geld. Hij knalt zijn naaste medewerkers omver en verlaat met een klein ruimteschip de planeet, maar wordt door enkele Grywyljagers tot gruis herleid.

Karpax begeeft zich ondertussen met de bom in de liftkoker, maar de Zadoks vernietigen de liftkabels zodat Karpax neerstort en geblokkeerd zit. Onder aanhoudend weerwerk van de Zadoks beseffen Johan en zijn vrienden dat ze niets meer voor Karpax kunnen doen en ze ontvluchten de mijn. Even later ontploft de mijn: iedereen beseft nu dat Karpax zichzelf opgeofferd heeft door de bom tot ontploffing te brengen. Weken gaan voorbij… Aïmara is ontroostbaar wegens het verlies van haar gepolijste vriend en Johan zit met een klein probleempje: Karpax had de doorzichtige bol bij zich die hem moest toelaten om naar de aarde terug te keren. Gaan de Rode Ridder avonturen zich voortaan noodgedwongen op de planeet Kaluga afspelen? Nee, want Johan merkt op een dag hoe een molshoop zich manifesteert op het dorpsplein. Deze bescheiden molshoop neemt buitensporige proporties aan, en uiteindelijk kruipt Karpax uit de aarde; hij had zich dagenlang een weg naar de oppervlakte gewerkt! Dat is even boffen voor Johan, die afscheid neemt van zijn vrienden en met de bol een enkeltje naar de aarde doet.

Dit verhaal is eigenlijk een vervolg op "De Vluchtelingen". Nu heb ik niets tegen sequels, op voorwaarde dat het op een aanvaardbaar niveau gebeurt. Helaas, in dit geval valt het volgende op te merken:

  • Het voorgaande verhaal vereiste geen vervolg, het kende zelfs een mooi open einde met de vraag of Johan ooit nog zijn vrienden uit de verre ruimte zou terugzien.
  • Een vervolg is meestal kwalitatief minder goed dan zijn voorganger. Wanneer dat vervolg echter véél minder goed is, schort er iets.
  • "De Vluchtelingen" blonk onder meer uit in de persoonlijkheidsschetsen van Raszlik en vooral Aïmara; niets van dat alles in dit verhaal, waar beiden gereduceerd zijn tot karakterloze randfiguren. Dit maar om aan te geven dat er geen nood was aan een vervolg.

    Vele lezers van Het Nieuwsblad en De Gentenaar, de kranten waar de Rode Ridder destijds dagelijks in verscheen, ergerden zich aan "Karpax de stalen man", niet alleen omdat het een tweede Rode Ridder verhaal op rij was in de science fiction-sfeer, maar vooral omdat op dat moment de twee andere Vandersteenstrips die in deze kranten verschenen (Suske en Wiske & Robert en Bertrand) óók over robotten gingen. Tja, dat was wel wat teveel koek van hetzelfde deeg. Bij de Rode Ridder kwam er dan nog bij dat dit verhaal zich volledig op een andere planeet afspeelde, in omstandigheden die totaal onherkenbaar waren. Het vereist een erg goed scenario om van een dergelijk gegeven iets mooi te maken, en daar knelt het schoentje.

    Wat Zilyussa in dit verhaal kwam doen is mij een raadsel (tenzij zo vriendelijk zijn om als schild voor Johan te dienen): nog nooit een schone in een Rode Ridder verhaal gekend die zich zo kleurloos opstelde (en dat voor een blauwhuidige kleurlinge!).

    Karpax deed mij vooral denken aan Archie uit de reeds lang ter ziele gegane stripreeks "De Man Van Staal": dezelfde "lichaamsbouw" en tropische locatie, zelfs de titel verwijst ernaar - zou het misschien een bedekte hint zijn van Karel Biddeloo? Maar zelfs Archie had zijn beperkingen, in tegenstelling tot Karpax die ongeveer dezelfde capaciteiten als Jerom heeft. Gelukkig zijn er nog de flegmatieke replieken van Karpax, bijvoorbeeld: "Een dwaze energieverspilling, heren!", wanneer de Zadoks hem vruchteloos trachten te vellen met hun laserwapens, of zijn bedenking wanneer de inboorlingen Johan als redder van Zilyussa inhalen: "Primitieve taal! Nu ja, wilden…". Die lichtpuntjes redden dit verhaal. Ik weet het, reden tot juichen is er niet, maar een mens moet leren tevreden te zijn met de kleine dingen in het leven.

035. Het derde wapen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1967

Tijdens één van zijn dooltochten komt de Rode Ridder terecht in een hutje dat men ‘de hut van de zwarte dame’ noemt. Johan is er meteen door geïntrigeerd en vraag meer uitleg. Blijkt dat deze dame vroeger een heks was waarvan de geest nog steeds zou ronddwalen. De Rode Ridder is echter verre van onder de indruk en plaats dit verhaal onder de categorie ‘bijgeloof’. Vervolgens is Johan te gast bij Othir, de grootste herenboer van de hele streek. Terug is de zwarte dame het gespreksonderwerp, tot een reizende handelaar aan de hoeve arriveert. Deze laatste doet in opdracht van een onbekende persoon een bod op de hoeve, Towerstone genaamd. Othir kan daar niet mee lachen en het komt tot een ruzie waarin Johan tussenbeide moet komen. Van dan af zal de rust nooit meer weer keren en moeten Johan en Othir het opnemen tegen schijnbaar duistere machten waartegen ze niet opgewassen lijken…

Het derde wapen is een spannend en erg mysterieus ridderverhaal dat de lezer geen moment rust gunt. Een suggestieve dreiging komt in de loop van het verhaal langzaam dichterbij terwijl de waarheid zich maar heel traag laat ontdekken en pas op het laatste moment zijn geheim prijs geeft. Hiervoor heeft men geen spectaculaire gevechten of luid om zich heen roepende monsters nodig. Neen, het blijft allemaal heel sober terwijl de Rode Ridder als een echte detective de ware toedracht achter de feiten zoekt. Het hele verhaal baadt bovendien in dat typisch donkere en Middeleeuwse sfeertje van sagen en legenden zodat dit album een echte aanrader is!

Subcategorieën

Pagina 4 van 18