1968
Wanneer Johan , de Rode Ridder, op een inspectietocht de streek Cambor bereikt, leven de arme bewoners in de ban van angst en verwarring door de mysterieuze verdwijning van enkele boeren. Men verdenkt een monster dat in de moerassen leeft. Johan meldt zich bij de burcht van Cambor, die bewoond wordt door vrouwe Herzel en haar zoon Orlis.
Orlis had zojuist al zonder succes een poging gedaan het monster te doden maar aangeslagen keerde hij terug.
Met de Rode Ridder keert hij de volgende nacht terug naar het moeras en samen slagen ze er nu wel in het logge monster te verslaan.
De zaak lijkt nu al opgelost en Johan vervolgt zijn weg. Maar kort na zijn vertrek ontdekt hij het lijk van een van de verdwenen boeren. Het lichaam draagt ketenen en ook sporen van wit gruis en dus kan de boer geen slachtoffer zijn geweest van het monster. Het witte gruis brengt de ridder op het spoor van een kalkstenen toren die zich stroomafwaarts bevindt. Hij onderzoekt de ruïne van de toren, vindt niets bijzonders maar wordt dan plotseling belaagd door een haveloze kerel. Johan ontsnapt aan de aanslag maar de dader weet te ontvluchten.
De Rode Ridder keert terug naar de burcht van Cambor om de zaak verder te kunnen onderzoeken. Hij hervindt Herzel en Orlis in een jachthuis en vraagt hun of zij de dader van de aanslag gezien hebben. Moeder en zoon ontkennen maar gedragen zich verdacht. Er ontstaat ruzie en Johan, die erop gebrand is de gebeurtenissen op te helderen zoekt voorlopig zijn toevlucht in een hut in het bos.
Enkele dagen later wordt hij ontdekt en samen met de opgehitste boeren komen Herzel en Orlis hem manen te vertrekken. Johan laat zich echter niet wegjagen.
De volgende nacht komt plotseling de haveloze kerel, Dromed genaamd, bij hem opdagen. Hij is tegen baar geld bereid opheldering te geven. Hem wordt echter het zwijgen opgelegd met een pijl, die Johan herkent als zijnde van Orlis. Dromed rept nog van de toren maar blaast dan zijn laatste adem uit.
Wanneer Johan later Herzel confronteert met de pijl, brengt de burchtvrouw hem getergd naar Orlis, die zwaargewond t.g.v. een noodlottige jachtpartij in bed blijkt te liggen. Vervolgens wil ze de ridder door haar onlangs gehuurde soldeniers te grazen laten nemen maar hij weet te ontsnappen uit de burcht Hierbij verliest Johan wel zijn paard. Lopend probeert hij de toren te bereiken en uit handen van de soldeniers te blijven. Uiteindelijk lukt hem dat en in de toren ontdekt hij nu 3 geketende mannen die met houwelen gaten hakken in een muur. De ridder wil hen helpen ontkomen maar een bedwelmende rook die uit de muur komt doet allen bewusteloos neerstorten.
Even later worden ze ontdekt door de verraste soldeniers van Herzel. Zij vertrouwen de boel niet en wanneer dan ook opeens de zwaargewonde en stervende Orlis verschijnt, die nu niets blijkt te mankeren, grijpt paniek de bijgelovige soldaten aan. Halsoverkop gaan ze er vandoor.
Orlis wil Johan, nu ook geketend, en de 3 mannen, dwingen weer nieuwe gaten te hakken, maar de Rode Ridder weigert. Wanneer Orlis Johan dreigt te doden verschijnt plotseling een wanhopige Herzel in het gewelf. Zij wil haar zoon beletten de gevangenen te doden In de worsteling die ontstaat valt Orlis op zijn eigen zwaard en sterft.
Hevig geëmotioneerd verklaart Herzel dat dit Goran was, de tweelingbroer van Orlis, die aan zijn verwondingen bezweken was. Haar man had vroeger de buit van onwettige strooptochten verborgen in de toren. Maar hij had daarbij giftige walmen in de diverse bergplaatsen toegevoegd. Na zijn dood wilden de weduwe en haar zoons leven van de buit. Daarom ontvoerde Goran boeren om het gevaarlijke werk te laten doen. Maar helaas, deze misdadige opzet heeft haar naar de ondergang gebracht.
Er rest de Rode Ridder weinig anders dan Herzel als zijn gevangene naar Camelot te brengen.
“Noodkreet uit Cambor” is een detective-achtig verhaal dat ondanks alle goede bedoelingen toch illustreert dat de Rode Ridder-reeks op zijn einde dreigde te lopen. Voor de liefhebbers is het een aardig verhaal, maar ik denk niet dat andere lezers echt enthousiast zullen worden. Het scenario is een beetje saai, er zit weinig sfeer in het album en de tekeningen zijn matig. Duidelijk zichtbaar is dat er diverse tekenaars c.q. inkters bij betrokken waren, onder wie ook de jonge Karel Biddeloo, de latere grootmeester. Gelukkig volgden op dit verhaal nog 2 uitstekende albums die de klassieke Vandersteen-reeks zouden gaan voltooien.
Er zit overigens een aardige woordgrap, al dan niet bedoeld als zodanig, in strook 21. Johan vraagt aan Orlis hoe hij aan het verband komt om zijn arm. Hij verdenkt hem van betrokkenheid bij een aanval op een boer die zijn belager aan de arm verwondde. Orlis vraagt dan serieus ontstemd: “Zoek jij soms een verband?” Heel geestig!
1969
Het verhaal begint in een herberg in Sussex, waar de vogelvrijverklaarde Cymm en zijn bende binnenvallen om te feesten vanwege een geslaagde overval op een konvooi van heer Kendall, wiens dochter Yolande ze tevens ook ontvoerd hebben. Wanneer ze ongemanierd proberen het meisje te laten dansen, mengt een gast van boven zich in het conflict. Het is onze held, Johan de rode ridder. Hij en Cymm kruisen de zwaarden en deze laatste moet het onderspit delven tegen onze held. Hij zegt tegen Cymm dat hij zijn leven zal sparen als deze zijn roversbestaan opgeeft. Cymm maakt hem duidelijk dat heer Kendall hen geen keuze laat, de mensen worden sinds de dood van de koning behandeld als slaven en worden zo gedwongen buiten de wet te leven. Johan vertelt hem dat hij heer Kendall op zijn plichten zal wijzen, hetgeen Cymm betwijfelt of het gaat lukken.
Even later brengt de rode ridder Yolande terug naar haar vader. Wanneer Johan heer Kendall op zijn plichten wijst, roept deze zijn soldeniers en neemt hem gevangen. Wanneer heer Kendall Johan met de zweep wil geven snort er plots een pijl naast zijn hoofd! Door de ramen komen plots Cymm en zijn vogelvrijverklaarden die hem letterlijk en figuurlijk het zwaard op de keel zetten. Als ook Yolande zich aan de zijde van Johan en Cymm schaart, komt de burchtheer tot inkeer wat door alle aanwezigen op een luid gejuich wordt ontvangen.
Enkele weken later verlaat Johan de burcht en stuit op sporen van een veldslag. Verder bemerkt hij een bloedspoor dat hij besluit te volgen. Bij een bron vindt hij een zwaar gewonde krijger, die hij meteen herkent als Timar een vroegere rode tafel ridder, die hem de hele geschiedenis vertelt van de roofridders die samenwerken met de Picten. En dat het hun doel is Merlijn te vermoorden. Hij vertelt ook dat Coldred en enkele Picten zich nog steeds in het woud bevinden. Even later vindt Coldred Timar terwijl Johan zijn paard is gaan halen. Onze held is echter nog net op tijd terug om Timar te redden van een wisse dood. Na het bloedige treffen brengt Johan Timar onder bij enkele bevriende boeren die hem gaan verzorgen. Hij vertrekt om Merlijn te zoeken.
Ondertussen brengt Coldred verslag uit aan zijn meesters, die onmiddellijk een postduif sturen om onze held in de val te lokken. Door een list wordt Johan gedwongen de nacht door te brengen bij weduwe Anne, een aanhangster van de roofridders. Zij doet een slaapmiddel in de beker van Johan en laat die nacht Coldred en enkele Picten binnen om Johan te doden. Hetgeen echter mislukt daar deze op zijn hoede was. Hij slaagt erin de versterkte hoeve te ontvluchten. Even later weet Johan zijn achtervolgers van zich af te schudden door zich voor te doen als veerman. Hij slaagt erin hen op te houden maar geraakt toch gewond door een overgezwommen Pict, die hem neersteekt met zwaard.
In een snelle reactie slaagt hij er in zijn aanvaller te doden, maar is zwaar gewond en besluit zich op te stellen tussen de rotsen. Waar hij zich met zijn laatste krachten verdedigt nu hij Baldur, de uil van Merlijn heeft zien vliegen. Wanneer zijn einde nabij is wordt hij ontzet door zijn wapenbroeder Lancelot die zijn wonden verzorgt. Wanneer ze even later hun reis verder zetten treffen ze het levenloze lichaam van Coldred, gedood door de Picten voor zijn mislukking en maken ze kennis met een gemaskerde ridder die onbekend wenst te blijven. Deze laatste verbiedt hen de toegang tot de kuststreek en valt onze helden aan. De onbekende stormt plotseling op Lancelot af, maar Lancelot is een betere zwaardvechter en slaagt erin de ridder te ontwapenen. Opeens vliegt Baldur al krijsend over en de onbekende zet meteen de achtervolging in richting kust.
De ridders zetten de achtervolging in maar door een regenbui moeten ze hun achtervolging staken. ‘s Nachts merkt Lancelot Baldur op en ziet deze neergeschoten worden door Picten. Lancelot keert meteen terug naar Johan en ze vertrekken terstond. Ze achtervolgen de Picten en zien hoe Merlijn stand houdt tegen zijn belagers. Onze vrienden mengen zich in de strijd maar worden beiden geveld. Opeens worden ze ontzet door een bende ruiters met de geheimzinnige ridder op kop. Op vraag van Lancelot onthult de ridder zijn gelaat, het is Yolande van Kendall, dit tot grote verbazing van onze vrienden. Binnen vertelt Merlijn Johan en Lancelot over Parcifal, een geheime zoon van koning Arthur, die zou opgegroeid zijn in een versterkte hoeve in het woud. Als hij verder vertelt stort hij in, de oude man vertelt hen nog wel dat zij verantwoordelijk zijn voor de opleiding van Parcifal. Hierna wordt Merlijn per draagberrie overgebracht naar de burcht van heer Kendall. Het verhaal eindigt als Johan en Lancelot een bezoek brengen aan de ruïne van Camelot.
Een redelijk zwak verhaal met weinig inhoud en verhaal. Gewoon even de zoektocht naar Merlijn met Picten als vijand, dat is alles. Dus niet om over naar huis te schrijven.
1973
In het steppenland wordt onder een brandende zon een uitgeputte jonge vrouw meegevoerd door een zestal woeste Thughkrijgers. Wanneer de Thughs de jonge vrouw willen aansporen met de zweep, merken ze dat ze bespied worden door een vreemdeling, onze held Johan. Hij wil weten wat de vrouw misdaan heeft. Eens het meisje onthuld dat ze prinses Chimera is en dat ze werd ontvoerd door de barbaren trekt de rode ridder van leer en hakt meedogenloos in op zijn vijanden. Dit wekt een enorme bewondering op vanwege zijn beschermelinge, zeker wanneer er slechts één overlevende kan vluchten. Het meisje vertelt hem dat ze afdwaalde tijdens een jacht en dat ze toen in contact kwam met de Thughs. Johan vertelt haar dat hij uit het noorden komt en dat hij verscheidene vorstendommen op zijn weg gevonden heeft die door de Thughs onder de voet waren gelopen. Tijdens de rit naar Arakos vertelt de prinses hem over de grote onenigheid tussen de zeven steden, die eens hun krachten gebundeld zouden zijn, een enorm en machtig leger zouden kunnen vormen die zo de vloedgolf van Thughs zou kunnen stoppen.
Opeens verschijnt er een woest everzwijn, dat zich aanvallend keert tegen onze held. Op het laatste moment wordt het beest gelukkig geveld door een reddende speer, geworpen door Rojo de vogelvrijverklaarde, die aan het stropen was in het bos. Een ogenblik later verschijnt de voogd van prinses Chimera, Hertog Brakk met zijn jachtstoet die Rojo ondanks zijn goede daad wil gevangen nemen. Toch weet deze laatste te ontsnappen.
Terwijl de stoet terugrijdt naar Arakos maakt de hertog Johan duidelijk hoezeer hij de vrijbuiter haat.
In Arakos heerst een drukte van jewelste en zijn er tal van edelen aanwezig, dit omdat er volgende week op de verjaardag van de prinses een groot toernooi gehouden zal worden en de overwinnaar de hand van de prinses krijgt.
Opeens bemerkt Johan dat er een galg opgericht wordt voor Rojo.
Even later wordt hij voorgeleid aan de heersers van de zeven steden, die zich afvragen of Johan ook naar de hand van de prinses zal dingen in het nakende toernooi.
Wanneer Johan kenbaar maakt dat hij niet deelneemt aan het toernooi zijn er enkele edelen opgelucht, echter in Chimera’s ogen is er teleurstelling te lezen.
De prins van Medina, Egbert beledigt onze held door hem te vragen of hij hen vreest of dat hij de prinses te min vindt als bruid. Een twist die net op tijd gestopt kan worden door de prinses.
Opeens wordt er een zwarte pijl in de kamer geschoten, Rojo is in de stad. Dit doet hij echter om de rode ridder bij hem te krijgen zodat hij hem kan waarschuwen over Thughs die in de stad zijn. De Thughs slagen erin de prinses te kidnappen. Doch treffen zij langs alle zijden soldeniers en zij worden allen over de kling gejaagd.
Hertog Brakk is van mening dat de Thughs handlangers zijn van Rojo en laat hem opsluiten in de kerker. Voor hij opgesloten wordt waarschuwt hij hen dat er enorme Thugh krijgsbenden over de grote vlakte trekken. Hierop krijgt Johan twee dagen de tijd om Rojo’s onschuld te bewijzen.
Achter de rug van Johan zijn de edelen terug samengekomen en beraden zij een smerig plan om zich van Johan te ontdoen alsook om Rojo te sarren en te vernederen. Prinses Chimera heeft echter alles gehoord en slaagt erin onze held tijdig te waarschuwen.
De rode ridder raakt slaags met de huurlingen die Rojo proberen de scanderen en moet door toedoen van de soldeniers de stad onder een pijlenregen verlaten.
De edelen besluiten om zelf achter Johan aan te gaan en zo zekerheid te verwerven betreffende de dreiging van de Thughs. Eens in de vlakte vinden ze de restanten van de huurlingen die compleet in de pan gehakt zijn door de Thughs. Wanneer zij de rookpluimen vaststellen aan de horizon gaan ze behoedzaam uit op onderzoek om aldaar vast te stellen dat er een enorme legermacht in het midden van de vlakte legert.
Nog steeds weigert Brakk Rojo vrij te laten , dit terwijl Chimera hem erom had verzocht.
Ondertussen is de beul aangekomen in de burcht. Wanneer de hertog hem verzoekt zijn kap af te zetten weigert hij beleefd , dit voor zijn eigen veiligheid. De beul wenst eerst uit te rusten en terwijl Chimera hem naar zijn kamer brengt verraad een bloedende beenwonde zijn identiteit , even later komt onze held terug in vermomming naar beneden en gaat de galg inspecteren.
De volgende morgen word Rojo samen met de beul voorgeleid. Terwijl Johan Rojo de strop omdoet verraad hij zijn identiteit en slaagt er in samen met Rojo te ontsnappen.
Even later word alles in gereedheid gebracht voor de veldtocht tegen het leger van de Thughs. In tussentijd zijn Johan en Rojo even verder in het bos in gesprek en komt Johan te weten dat de prinses gevoelens heeft voor hem. Toch verzekert hij Rojo dat hij een oplossing vinden zal.
In de vroege ochtend begeeft het leger der Thugs zich op pad om ten strijde te trekken tegen het leger van Arakos. Maar wat ze niet weten is dat ze daar ook reeds vertrokken zijn voor de veldslag. Onder dat leger bevinden zich ook twee heren met kapmantels, Johan en Rojo.
In een poging indruk te maken op de prinses stormen de edelen in colonne op de vijand af! En laten ze hierbij het leger zonder leiding achter. Hun charge is echter van korte aard wanneer zij op de hoofdmacht stuiten van de Thugs. Een voor een worden de edelen afgemaakt door de woeste Thugs. Ten einde raad wil de prinses zelf het bevel voeren over de legermacht, dit is echter buiten onze held gerekend, als een ware veldheer organiseert hij de aanval en slaagt er zo in de nog overlevende ridders te ontzetten uit hun benarde situatie en Thughs op de vlucht te jagen. Doch voor Hertog Brakk kan geen hulp meer baten, nu hij stervende is krijgt hij berouw van zijn daden en vraagt Johan zijn zwaard. Met zijn laatste krachten slaat hij Rojo tot ridder en vermaakt hem al zijn bezittingen. Even later sterft de man.
Eens teruggekeerd in Arakos zoekt Rojo Chimera op, hij vertelt haar dat hij weet wat ze voor Johan voelt. Wanneer ze echter door het venster kijkt merkt ze op dat onze held vertrekt naar andere oorden. Rojo laat weten dat hij hoopt op een toekomst met haar, zij laat hem weten dat ze eerst tijd nodig heeft om Johan te vergeten. Twee jaar later treden ze ten slotte in het huwelijk en regeerden nog lang en gelukkig over de zeven steden.
Persoonlijk vind ik het een van de beste albums van de rode ridder. Het klassieke verhaal van een jonkvrouw in nood, een naderende veldslag, de boze stiefvader (voogd) en een onwaarschijnlijke romance zijn de ingrediënten voor deze fantastische strip.
1979
In Egypte heerst een wankele vrede tussen kruisvaarders, Egyptenaren en tempeliers. Johan, die als bemiddelaar actief is geweest brengt verslag uit bij Garwein, grootmeester der tempeliers, op diens schip in de havenstad Damiëtta. De sekte van de zwarte Cobra tracht Saracenen en Kruisvaarders tegen elkaar op te zetten. Garwein weet dat het hoofdkwartier van de sekte in Memphis te vinden is maar kan niets ondernemen, daar zijn dochter Daphne ontvoerd werd. Hij geeft Johan de opdracht haar terug te vinden. Wanneer hij er in slaagt komen de plaatselijke tempeliers in actie. Johan hoort plots een verdacht geluid en bemerkt een grote zwarte cobra. Zijn zwaard slaat meteen toe. Johan gaat verder op onderzoek en bemerkt een bewusteloze dienaar; Horeptah. Het schip wordt verder doorzocht, zonder resultaat. Johan kan zich niet van de indruk ontdoen dat Horeptah niet helemaal zuiver op de graat is. Niettemin vertrekt hij die avond met twee tempeliers en Horeptah als gids naar Memphis. Na een tijd stuurt Horeptah het bootje in het riet, een Saraceense patrouille komt voorbij. Blijkbaar zijn zij op zoek naar Johan ??! Aan de verlaten dodentempel van Menephteor houdt het viertal halt om de nacht door te brengen. Johan gaat op verkenning. Tevens vragen de tempeliers Horeptah het verhaal van de tempel te doen. Menephteor was een afvallige hogepriester van de zwarte cobra die in de tempel door Nijlkrokodillen verslonden werd. Het gezelschap gaat slapen, terwijl Johan de eerste wacht houdt. Niet veel later sluipen een groot aantal krokodillen de tempel binnen. De zwaarden hebben geen uitwerking, en het gezelchap is omsingeld door krokodillen. Een van de tempeliers is reeds ten prooi gevallen. Plots zoeven pijlen door de lucht, de krokodillen moeten zich terugtrekken. Het zijn de Saracenen die ter hulp kwamen. Hun aanvoerder, Ahrmad, raadsman van de Sultan, wil Johan helpen in zijn opdracht om zo de vrede te bewaren. Ahrmad dringt erop aan de tocht verder te zetten door de woestijn. Horeptah en de overgebleven tempelier Jarl zijn echter wantrouwig jegens de Saracenen. Ze besluiten de Saracenen te verlaten bij de eerste kans die zich voordoet. Niet veel later steekt een zandstorm op. Het drietal vlucht weg. Jarl volgt echter niet meer, Johan en Horeptah gaan een eindje terug en treffen de tempelier dood aan. Het lijkt een ongeval! Net voor al het water op is bereiken Johan en Horeptah de oase van Hammud-Ramsa. Rond een een tent verzamelen zich toeschouwers voor Nefisti de slangendanseres. Het meisje doet een levensgevaarlijke dans met twee zwarte cobra’s. Wanneer ze Johan bemerkt lijkt ze even van slag. Toch weet ze de slangen de baas te blijven. De feestelijke stemming wordt doorbroken wanneer een delegatie Byzantijnse soldaten het meisje meevraagt naar een kroeg. Het meisje weigert en een van de Byzantijnen verliest zijn beheersing. Johan weet echter tijdig tussenbeide te komen en leert de man een lesje. Zijn makkers willen hem ter hulp schieten. Nefisti werpt echter haar mand met slangen, de soldaten deinzen terug. Hierop vluchten Johan, Horeptah en Nefisti weg. Nefisti vreest represailles en vraagt Johan om haar mee te nemen. Wanneer ook de saracenen de oase bereiken besluit het drietal meteen verder te trekken. De Byzantijnen krijgen Johan in het oog en wagen een aanval. Daar zijn de Saracenen echter om Johan te verdedigen, zodat deze kan ontkomen. Wanneer de Byzantijnen afgeslagen zijn zet Ahrmad meteen de achtervolging op Johan in.
Die nacht wordt haltgehouden in een rotsachtige streek. Het drietal lijkt niet alleen te zijn, leden van de zwarte cobra wagen een aanval. Johan slaat de krijgers af en kan met Nefisti op zijn paard ontkomen. Horeptah lijkt van de aardbol verdwenen, zijn hoofddoek is al wat Johan kan vinden. Nefisti zal Johan nu verder gidsen naar Memphis. Die middag bereiken ze dan ook de eeuwige stad. In de stad zijn enkele mensen verbaasd Johan te zien, meteen wordt de sekte op de hoogte gebracht. Johan en Nefisti gaan meteen naar de herberg van Kadesh de Nubiër, een vriend van Nefisti. Iemand werpt van achter een gordijn een dolk naar Johan. Gelukkig mist het wapen zijn doel. De moordenaar is reeds gevlucht. Johan besluit komaf met de sekte te maken en wil Daphne gaan bevrijden. Kadesh geeft de laatste aanwijzingen. Plots blijkt Nefisti verdwenen te zijn. Dit is de druppel, Johan zet meteen koers naar de oude koningsgraven. Al snel bereikt hij de piramiden. In de verte bemerkt hij de vuren van de tempeliers, een geruststelling. Johan begint aan de beklimming van de piramide en treft al snel zijn vriend Horeptah aan. Deze leidt Johan naar de ingang, waar ze de getuigen zijn van een gruwelijk schouwspel. Daphne wordt naar een centrale offerplaats gebracht. Plots gaat Horeptah de leden van de sekte tegemoet. Hij wisselt van kledij en ontmaskert zo zichzelf. Hij is de hogepriester van de sekte. Johan zal samen met Daphne geöfferd worden. Een vrouw komt tevoorschijn en verzoekt om een eervolle dood voor Johan. Het is Nefisti, die ook lid is van de sekte. Horeptah verklaard zijn beweegredenen; kruisvaarders en Saracenen tegen elkaar uitspelen om zo de oude dynastie der Farao’s te herstellen. Om zijn leger aan te voeren wordt de mummie van de gevreesde veldheer Mentu-Hotpe weer tot leven gewekt. Meteen ook Johan’s directe tegenstander. Johan heeft echter nog een troef.
Kadesh is hem gevolgd en heeft het vuur aangestoken dat de tempeliers moet mobiliseren. De sarcofaag opent zich echter, de mummie gaat meteen op Johan af. Johan kan de mummie op afstand houden maar hem uitschakelen is een andere zaak. In de nawerking van de bezwering komt ook het stenen beeld van de zwarte cobra tot leven. Dit gedrocht gaat de mummie van de veldheer te lijf in een gevecht op leven en dood. Dit is de kans voor Johan en Daphne om te ontkomen. De mummie schakelt de slang uit en gaat Johan achterna. Johan weet een toorts in zijn richting om te stampen, de mummie staat in lichterlaaie en keert zich tegen Horeptah en Nefisti. Nefisti sterft tezamen met de mummie, terwijl Horeptah wegvlucht. De tempeliers zijn ondertussen in volle strijd met de sekteleden. Vader en dochter worden spoedig herenigd. Wanneer de Saracenen de Tempeliers ter hulp komen is het pleit snel beslecht. Johan neemt een paard en gaat op zoek naar Horeptah. Kadesh volgt hem op een afstand. Horeptah vlucht naar de tempel van Menephteor. Wanneer hij hem daar aantreft spreekt de hogepriester een bezwering uit om de Nijlkrokodillen op johan af te sturen. Kadesh kan de hogepriester echter tijdig uitschakelen met een mooie mesworp. De krokodillen verscheuren hun meester. Er is nu plaats voor vrede. Enkele dagen later brengt een schip Johan naar nieuwe horizonten.
Een mix van tempeliers en Egyptenaren. Fantasy van de bovenste plank. Biddeloo neemt een loopje met de wereldgeschiedenis door verscheidene Egyptische namen te verdraaien. Dit bracht tal van vernieuwende elementenvoort. Toen dit album uitkwam moet het dan ook bijzonder origineel geweest zijn. Het is in niets te vergelijken met Vandersteen’s Egyptische verhaal “ De groene mummie”. Dit verhaal is veel spannender en roept bij momenten een zeer bijzondere sfeer op. Mocht een album verfilmd worden, dan zou dit een hit worden.
Let trouwens op de mummie, hij heeft wat weg van Boris Karloff!
1982
Een woestijn in het nabije oosten. Johan is op weg naar de stad Offir, wanneer hij in de verte een rookwolk opmerkt. Hij gaat op verkenning, wat hij vindt tart alle verbeelding, de restanten van een karavaan, de eigenaars gruwelijk vermoord. In het zand bemerkt hij vreemde afdrukken. Plots hoort hij wapengekletter achter een heuvel, meteen snelt hij de ongelukkigen ter hulp. De restanten van de karavaan worden overvallen door groene wezens. Op een van de wagens zit een jonge vrouw die plots aangevallen wordt door een monster, ze roept een man, Boreas genaamd ter hulp. Boreas weet de aanvaller uit te schakelen, maar reeds doemen nieuwe aanvallers af. Ditmaal is het Johan die voor de benodigde ademruimte zorgt. In allerijl tracht hij de karavaan te organiseren. De overmacht is echter geweldig. Als bij wonder komt het garnizoen van de stad Offir ter hulp. De monsters, ook wel Bergduivels genoemd slaan op de vlucht. Booras stelt zichzelf en de jonge vrouw, zijn danseres, Ithys voor. Ook de kapitein van de garde stelt zich voor, zijn naam is Azuur. Het gezelschap gaat verder op weg naar de stad Offer. Onderweg vraagt Booras Ohaën om zijn lijfwacht te worden. Ohaën voelt aan dat Booras een bekende is en dat hij hem kan vertrouwen. Hij neemt het voorstel dan ook aan.
De karavaan komt aan in Offer, waar het gezelschap naar een herberg gebracht wordt om zich op te kunnen frissen. Nadien worden ze verwacht in het paleis van Kan Kevin. Johan inspecteert de kamer van Boreas, alvorens men zich gaat klaarmaken.
Buiten smeden enkele gemaskerde mannen moorddadige plannen. Wanneer Johan op het terras van zijn kamer gaat staan bemerkt hij de twee gemaskerde mannen. Ze werpen hem een mand tegemoet met enkele Cobra’s. Johan weet het ongedierte te doden en vangt de aanval van de eerste doder op. Na deze geveld te hebben gaat hij achter de andere aan. Een halsbrekende tocht eindigt met de val van de tweede doder. Hij is op slag dood. Yazur is snel ter plaatse en belooft Johan het voorval te onderzoeken. Een oude man spreekt van de vloek die op de stad rust. Johan’s nieuwsgierigheid is geprikkeld en hij vraagt naar het geheim van de toren. Niemand mag de toren betreden op straffe des doods. Hier leefde de zwarte magiër Isombol voor zijn verbanning. De man vertelt hem dat volgens enkele verhalen Isombol in de grotten bij de bergduivels woont.
Johan keert terug naar de herberg en wordt er bedankt door Ithys. Hij vraagt ook naar de reden waarom Boreas zijn gezicht verbergt. Ithys geeft als reden een zware verminking. Wanneer Boreas de kamer betreedt tokt het gesprek, Johan heeft de stem van Boreas herkend…
Aan het paleis staat Yazur het drietal op te wachten, hij brengt hen onmiddellijk naar de Khan en zijn vrouw Shira. Khan Kevin praat met Boreas. Hij meent dat hij en Boreas een gemeenschappelijke vijand hebben, Isombol, de tovenaar. Shira wil echter van geen probleemgesprekken weten en zorgt ervoor dat het avondfeest van start gaat. Hierop treden Ithys en Boreas op, wat ze laten zien tart de verbeelding. Boreas heeft net een illusie gecreëerd, en bij aanvang van zijn tweede nummer duikt Isombol plots op in een visioen. Hij zweert wraak voor zijn verbanning, het is bovendien meteen duidelijk dat het hoogtepunt van de strijd tussen Isombol en Boreas zal gaan. Boreas jaagt het beeld weg. Hierop worden de hoofden bij elkaar gestoken en vertelt Khan Kevin alles wat hij weet over Isombol.
Isombol gaf zich uit voor dokter. Aanvankelijk verrichtte hij wonderen, zo stond er op een dag zijn toren. Een massa mensen zochten de wonderdokter op, waarna ze nimmer weerkeerden. Hierop liet Khan Kevin de tovenaar gevangennemen, wat lukte na zijn toren in brand te steken. Isombol ontkende alles, er werden geen bewijzen gevonden, dus al wat Khan kevin kon doen was Isombol verbannen uit de stad. Isombol vertrok maar zweerde wraak. Hierop teisterden allerlei plagen de stad. Onder leiding van Isombol kwamen de Bergduivels uit hun grotten en begonnen karavanen te overvallen. Ithys en Khan Kevin hebben bovendien vreselijke dromen. Boreas en Johan willen er werk van maken, Shira nodigt hen bovendien uit om hun intrek in het paleis te nemen.
Wanneer Johan die avond een bezoek aan Boreas wil brengen hoort hij geruzie in de gang. Het is Shira, die blijkbaar een affaire had met Yazur. Shira wijst de man af en maakt duidelijk dat ze de stad wil verlaten. Johan heeft echter andere katten te geselen, hij betreedt de kamer van Boreas, waar hij verwacht wordt door Ithys en Boreas. Op aangeven van Johan maakt Boreas zich bekend, het is niemand minder dan Merlijn, wiens hulp ingeroepen werd om Isombol, de handlanger van Bahaal te verslaan. Johan keert naar zijn kamer terug, waar Shira hem opwacht. Ze biedt hem een kist vol juwelen aan. Voor deze kleine schat moet Johan haar meenemen naar de buitenwereld. Johan weigert dit echter en Shira loopt razend van woede weg. In gedachten verzonken legt Johan zich op bed. In een vreselijke droom valt Isombol hem aan. Johan ligt verlamd op bed, terwijl enkele Bergduivels de kamer binnenkomen. Merlijn weet net op tijd de droom te doen stoppen, zodat Johan nog op het nippertje aan de aanslag van de Bergduivels ontsnapt. Johan weet Merlijn te bereiken. Shira heeft minder geluk, de Bergduivels hebben haar te pakken. Yazur valt hen echter onverwachts aan, hij weet Shira te bereiken maar valt dan onder een mokerslag van een van de Bergduivels. Johan komt ook ter hulp en na een ontlading uit Merlijn’s toverstaf druipen de Bergduivels af. Met zijn laatste woorden vraagt Yazur Johan het bevel van het garnizoen op zich te nemen. Deze aanvaardt dit. Meteen zetten Johan en Merlijn koers naar de toren van Isombol, ze vermoeden dat de Bergduivels alle sporen daar willen uitwissen. Hun vermoeden wordt bevestigd. Vele sporen werden uitgewist, gelukkig heeft Merlijn een document van cruciaal belang gevonden. Een bezweringsformule waarmee men zielen van mensen in andere lichamen kan plaatsen, dit resulteerde in de Bergduivels. Terwijl Merlijn en Ithys in Offir verder onderzoek verrichten trekt Johan er met een groep soldaten op uit om een bergduivel te vangen. Dit lukt hen vrij snel, ware het niet dat Johan door een slag geveld wordt. Op zijn bevel keren de soldaten met de bergduivel terug naar Offir. Wanneer hij bijkomt, ontmoet hij Isombol, die hem meeneemt naar zijn hoofdkwartier. Hier brandt een onaards vuur, dat gevoed wordt door de resten van de bewoners van Offir. Eensklaps verschijnt Bahaal, die meteen met de deur in huis valt. Hij wil met de Bergduivels de wereld veroveren. Hij zoekt daarvoor een aanvoerder en liefst vanal Johan. Johan vraagt bedenktijd om een ontsnappingspoging te kunnen ondernemen. Johan wordr geboeid en naar Isombol’s studeerkamer gebracht. Daar raakt hij in gedachten verzonken en slaapt in. In een droom verschijnt Galaxa. Zij belooft hem hulp te sturen. Ze houdt woord, want ogenblikkelijk nadert een Bergduivel met Johan’s zwaard. Hij schakelt een andere bergduivel uit en bevrijdt Johan. In een grote spelonk zweept Isombol intussen de bergduivels op voor de aanval op de stad Offir. Johan en de bergduivel weten intussen te ontsnappen. In Offir aangekomen verklaart Merlijn het gebeurde. Hij zette de geest van Ithys over in de Bergduivel. Merlijn keert het proces nu om, waarna Ithys ontwaakt. In allerijl worden de voorbereidingen op een aanval getroffen .
Wanneer de Bergduivels aankomen, zetten ze meteen hun niet te stuiten aanval in. Snel krijgen ze vaste voet op de wallen. Wanneer Khan Kevin gedood dreigt te worden werpt Shira zich voor haar man en redt zo zijn leven. Het kost haar wel haar eigen leven. Plots doemt een groengele rook op boven de stad, die de Bergduivels dood doet neerstorten. De rook blijkt echter onschadelijk voor de verdedigers. Merlijn bedacht deze tactiek, die overigens enkel maar bestaat uit allerlei specerijen en kruiden. Isombol vlucht naar zijn schuilplaats, gevolgd door Johan, Merlijn en Ithys. In de grot presenteert Bahaal Isombol de rekening voor zijn falen. Wanneer Bahaal ook met Johan en Merlijn wil afrekenen stapt Ithys naar voren, ze trekt haar masker af… Het is Galaxa herself die Bahaal wegjaagt. Het drietal verlaat snel de grot, die met een luide knal explodeert. Terug in Offir vinden ze Khan Kevin terug, als een gebroken man. Merlijn besluit dan ook een tijdje als zijn raadsman te zullen dienen. Het goede heeft gelukkig maar weer eens gezegevierd over het kwade!
Een extra lang verhaal met Biddeloo’s favoriete ingrediënten. We worden getrakteerd op Merlijn, Galaxa en Bahaal. Allerlei intriges afgewisseld met keiharde actie. Dit album was lang geleden al een van mijn favoriete albums, welnu het is het nog steeds. Het heeft na al die jaren nog niets van kracht ingeboet. Wie er destijds snel bij was kon de eerste druk kopen in een speciale tas met toernooispel en poster. Weer zo’n leuk hebbedingetje!
Het tekenwerk is van uitzonderlijk hoog niveau, Biddeloo was klaarblijkelijk trots op zijn 100 ste rode ridderverhaal!
1979
Johan doolt rond aan de kust van een afgelegen gebied. De nacht valt en hij ziet zich genoodzaakt een onderkomen te zoeken. In het zand bemerkt hij de afdruk van een enorme klauw. Gelijktijdig hoor hij ook hulpgeroep vanop de nabijgelegen rotsen. Hij snelt er heen en doet een onheilspellende ontdekking. Iets heeft een slagveld achtergelaten. Slechts 1 overlevende. De stervende man spreekt over de zeeduivel en maant Johan aan te vluchten. Een eindje verderop bemerkt Johan de ruïne van een burcht. De ruïne lijkt bewoond vanwege het licht dat binnen aangestoken werd. Johan betreedt de bouwval en wordt nauwlettend in het oog gehouden door een paar monsterlijke ogen. Ook de laatste verdedigers van de bouwval houden Johan in de gaten. Hun pijlen missen echter doel en Johan weet de soldeniers snel uit te schakelen. Een jonge vrouw komt tijdig tussenbeide en nodigt Johan uit haar te volgen voor een verklaring. De jonge vrouw heet Solita, samen met Irma, de keukenmeid en de twee soldeniers Bertram en Garnold zijn zij de laatste bewoners van het eens zo prachtige kasteel? Solita vertelt over de voortvarende streek waar vrede en welvaart heerste. Het gesprek wordt echter abrupt onderbroken wanneer Johan onraad ruikt. Zijn paard deelt zijn onrust. De zeeduivel weet zich echter tijdig te verstoppen. Johan gaat terug naar binnen, Solita gaat verder met haar verhaal. Op een dag kwam een verlaten schip met vol voorraadruim aan. Solita’s vader besloot de dreiging op zee aan te pakken en ging zwaarbewapend op pad, niemand keerde weer. Steeds meer en meer schepen werden aangevallen door zeemonsters, aan de kust verdwenen mensen in het niets. Daarop verlieten vele inwoners de streek, een arme, verlaten en vervallen buurt bleef over.
Gegrepen door het verhaal biedt Johan zijn zwaard aan. Solita gaat er graag op in. Tijdens een inspectieronde bemerkt Johan onraad en gaat op onderzoek. De zeeduivel valt ondertussen Bertram en Garnold aan, die zwaargewond achterblijven. Dit afleidingsmanoeuvre geeft de zeeduivel de kans om zijn opdracht verder uit te voeren, Solita ontvoeren. Johan volgt onmiddellijk het spoor van Solita en belandt in de grotten waar alle sporen ophouden aan een onderaards meer.
Johan duikt onder maar wordt meteen angevallen door reuzenkwallen. Hij weet ze af te schrikken en komt in een stroming terecht. Johan’s longen staan op barsten, alvorens het bewustzijn te verliezen bemerkt hij een onderzees bouwwerk. Wanneer hij weer bijkomt bevindt hij zich in een futuristisch uitziende kamer. Met zijn zwaard in de hand gaat hij op verkenning. Al snel ontmoet hij een knappe vrouw. Onder dreiging van zijn zwaard vertelt ze Johan dat hij even daarvoor nog dood was. Hij werd opnieuw tot leven gewekt door Kogorka een groot geleerde. De vrouw, Kalidiah genaamd bewijst dat Johan’s zwaard geen nut heeft, ze wordt immers bewaakt door Zywiecz, een afgrijselijke vliegende zeedraak. Hierop gaan beiden naar Kogorka. Onderweg bemerkt Johan nog meer monsters uit de diepte. Johan vraagt wie De vrouw eigenlijk is. Er volgt een klinkend antwoord. Kalidiah is de koningin van de stad en tevens de laatste afstammeling van de bewoners van Atlantis. Om in hun behoeften te voorzien zijn ze verplicht bovenzees te roven.
Dan duikt Kogorka plots op. Hij brengt Johan tot bij Solita die in een waterbassin ondergedompeld ligt. Een experiment van Kogorka zorgde ervoor dat Solita onder water kan ademen. In ruil voor haar vrijheid moet Johan zijn medewerking garanderen. Het wemelt trouwens van de monsters in de buurt van Kogorka’s gebouw, allemaal hebben ze een menselijk brein. De zeeduivel was het laatste experiment. Kogorka vraagt Johan het bevel te voeren over een leger van monsters en zo het binnenland te plunderen. Johan gaat akkoord maar wil Solita laten ontwaken. Ondertussen zal kalidiah Johan een rondleiding geven. Ze vertelt Johan dat Kogorka haar broer is. Plots slaat Kogorka alarm, Johan en Kalidiah worden aangevallen door een kever. Kalidiah’s lijfwacht grijpt onmiddellijk in, maar moet het onderspit delven. Wanneer Kalidiah verscheurd dreigt te worden werpt Johan zich vol overgave op het monster. Kalidiah bereikt ondertussen een console en laat het monster ontploffen. Dit spektakel was slechts een proef om Johan te testen. Meteen betreden Solita en Kogorka dezelfde kamer. Kogorka doet zijn ziekelijke plannen nog eens uit de doeken en kiest Solita als zijn toekomstige vrouw. De emotionele reactie van Solita noopt Johan om even met haar alleen te praten. Hij kan haar overhalen het spelletje mee te spelen tot het ogenblik komt om het heft in eigen handen te nemen. Het gezelschap gaat daarop aan boord van een onderzeeër. Het schip verlaat de stad via zijn zwakste schakel, de enorme sluisdeur. Na enkele minuten wordt het schip aangevallen door een reuzenrog. Een torpedo vernietigd het ongedierte, maar beschadigt tevens de onderzeeër. Kogorka kan niet anders dan naar de oppervlakte te gaan. Wat verder bemerken ze een schip. Kalidiah kan Kogorka ervan weerhouden het schip te venietigen en wil de bemanning gevangennemen. Johan en Solita moeten benedendeks gaan, onder bewaking van de zeeduivel. Johan wil zijn kans grijpen en valt de zeeduivel aan. Ook Solita wil haar steentje bijdragen, zij valt Kalidiah aan. Johan werpt de zeeduivel in zee en gaat op Kogorka af. Hij weet de geleerde te overmeesteren. De naderende vissers worden ondertussen aangevallen door de zeeduivel maar weten deze op afstand te houden met hun roeispanen. Solita heeft haar gevecht uiteindelijk ook weten te winnen, Kalidiah ligt bewusteloos op het dek, getroffen door een ontlading van haar eigen wapen.
In plaats van Kogorka en Kalidiah uit te leveren aan de kapitein van het schip, gaat Johan met de kapitein praten. Hij weet de man te overtuigen hen te laten gaan om hun bolwerk te vernietigen. De kapitein zal op zijn beurt Solita naar huis brengen. Johan gaat op weg met Kogorka aan het roer. Net wanneer het zuurstofniveau kritiek wordt, bereiken ze de stad. Achtervolgd door de zeeduivel! Ook Solita volgt het trio, zij dook in het water bij de rotsen. De mogelijkheid onder water te kunnen ademen komt goed van pas.
Johan verplicht de Atlantiërs de poort te openen, waardoor hun bolwerk vernietigd wordt. Wanneer de zeeduivel Johan aanvalt kan Kalidiah een wapen nemen, de rollen lijken weer omgekeerd. Een eerste schot mist Johan en vernietigt de zeeduivel. Kalidiah vuurt een tweede maal op Johan maar mist, het schot vernietigt de console waarmee de enorme sluisdeur gecontroleerd wordt. Deze begint zich langzaam te openen. Alvorens Kalidiah een tweede maal kan vuren grijpt Solita in. In de vernietiging weten Johan en Solita te ontkomen. Solita redt Johan op het nippertje van de verdrinkingsdood. Het onheil is voorgoed afgewend. Maar wat is er van Kalidiah en Kogorka geworden?
Wederom een bewijs dat ridderstrip en science-fiction hand in hand kunnen gaan, mits een goede scenariobewerking. Het verhaal verveelt geen ogenblik. Integendeel, soms gaat het echt wel te snel, wat de lezer aan het einde laat zitten met een karakteristiek gevoel, dat later nog dikwijls zal terugkeren, waarom waren er niet meer bladzijden. Ware dit een tweeluik geweest, dan had dit wel eens een van de allerbeste albums kunnen zijn. Met name het einde wordt er echt doorgejaagd. Jammer, een gemiste kans.
Niettemin een album van zeer respectabel niveau uit een inspiratierijke periode in Karel’s carrière. Een poging ook om albums als De vluchtelingen en Karpax, de stalen man te evenaren.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat vooral de sci-fi liefhebbers dit een goed album zullen vinden.
Het tekenwerk is niet van superkwaliteit maar toch naar Biddeloo’s goede gemiddelde. Een album dat ik persoonlijk met plezier lees en herlees!
1976
Wanneer Johan de brede Urashrivier wil oversteken via de enige brug in de omgeving, een tolbrug met een kasteel in het midden, is hij er getuige van hoe een man, Gammon geheten, er met zijn bootje vandoor gaat en uit het zicht verdwijnt, spotlachend om de pijlen waarmee de soldeniers hem tevergeefs trachten te raken. Als Johan de buitensporig hoge tol verneemt voor het oversteken van de brug, komt het tot een handgemeen tussen de ridder en de soldeniers, die hij hardhandig in de rivier doet belanden. De tussenkomst van de mooie Viola, pleegdochter van tolmeester Kerkid en tevens de vrouw die Gammon tevergeefs trachtte te ontmoeten, voorkomt dat alle soldeniers een nat pak halen.
Johan betaalt de gevraagde tol, liever nog dan de vrije doortocht te aanvaarden die hem door Viola werd aangeboden, en begeeft zich naar een nabijgelegen vissersdorp aan de monding van de rivier, waar de tolmeester, heer Kerkid, bezig is zijn wekelijks tol in parels te eisen van de bewoners, een tol die hij ditmaal te gering bevonden heeft. Als Johan de tolmeester aanspreekt op diens wanbeleid, lijkt een gevecht onvermijdelijk. Dan verschijnt Zamul ten tonele, de hogepriester van de riviergod zoals hij zichzelf aankondigt, een rijzige grijsaard in een lang gewaad, die over het water aan is komen lopen vanaf een eilandje in de riviermonding! Zamul maant Johan te vertrekken, maar de ridder laat zich niet afschrikken en stormt met getrokken zwaard op deze onheilsprofeet af, die de ridder op raadselachtige wijze buiten gevecht stelt, naar het lijkt met een magisch blaasinstrument.
Als de bewusteloze ridder vervolgens op aanwijzing van Zamul met zijn zwaard in een bootje wordt gelegd en de riviermonding uitdobbert, op weg naar zee en een zekere dood, komt Gammon tussenbeide en brengt de ridder in veiligheid. Gammon vertelt Johan meer over het wanbeleid van de tolmeester en beide mannen ondernemen een moedige poging om de vlam van verzet bij de bewoners van het vissersdorp wakker te roepen door hun vrouwen te bevrijden die onder bewaking van Kerkid's soldaten naar parels moeten duiken. Hoewel de soldeniers worden uitgeschakeld, blijven de dorpsbewoners even bang als voorheen, de wraak vrezend van de riviergod, die in een ver verleden vernietigend heeft toegeslagen. Barsan, de dorpsoudste, is de enige nog levende getuige van dit drama uit het verleden, en om herhaling te voorkomen, sommeert hij Johan en Gammon om het dorp te verlaten.
Dan blijkt dat Gammon geen visser is, maar een ridder des konings die naar het gebied was uitgezonden om het beleid van de tolmeester te onderzoeken. De koning zelf blijkt op veldtocht, maar kan elk moment terugkeren. Een signaalvuur, door Gammon op het goede moment te ontsteken, is het afgesproken teken waarop de koning en zijn leger zich naar het gebied zullen begeven, maar zover is het nog niet, want de koning levert nog strijd tegen 'roofzuchtige Picten uit het Oosten'. Afgesproken wordt, dat Gammon de wacht houdt om bij de terugkeer van de koning het signaalvuur te kunnen ontsteken, terwijl Johan naar het eilandje in de riviermonding zwemt om af te rekenen met Zamul. Zamul is evenwel goed voorbereid op de komst van onverwachte bezoekers, en Johan valt in Zamuls handen.
Als Johan weer bij kennis komt, is hij stevig vastgebonden aan een afschrikwekkend beeld dat de kop van een gehoornd monster moet voorstellen... de riviergod! Zamul verklaart hoe hij in staat is om het water te lopen (leren kuipjes aan zijn voeten die door zijn lange gewaad aan het zicht worden onttrokken) en dat zijn blaasinstrument in werkelijkheid een blaasroer is waarmee hij verdovende pijltjes afschiet. Hoewel Zamul dus openlijk toegeeft geen magiër te zijn in bovennatuurlijke zin, houdt hij evenwel vol dat de riviergod meer is dan bijgeloof, véél meer... Vervolgens wordt Zamul op kerkid's kasteel ontboden, en onderweg merkt de hogepriester het signaalvuur op dat inmiddels door Gammon werd onstoken. De sluwe Zamul ruikt dadelijk onraad, en stelt voor aan Kerkid om de buit van hun gezamenlijke afpersingen te verdelen en het land te verlaten. Zamul wil de riviergod laten toeslaan om hun aftocht te dekken en geen levende getuigen in het gebied achter te laten.
Viola, die achter een gordijn stond mee te luisteren, wordt neergeveld door de blaasroer van de hogepriester en wordt vastgebonden achtergelaten in de hoogste torenkamer van het kasteel. Als Zamul weer terug is gekeerd op zijn eiland, moet hij constateren dat Johan ontsnapt is. De hogepriester bereidt onmiddelijk een kruidenbrouwsel waarmee hij het beeld van de riviergod overgiet, en gaat er vervolgens vandoor, maar struikelt ironisch genoeg over een door hemzelf gespannen alarmdraad. Zijn deel van de parels ligt verspreid in het gras, en de hogepriester slaat verwoed aan het rapen. Dit oponthoud wordt Zamul echter fataal. Het 'beeld' van de riviergod blijkt de kop te zijn van een reusachtig monster dat jarenlang in het slijk van het eiland verzonken is geweest, eer het door Zamul uit zijn sluimertoestand werd gewekt. De vluchtende Zamul eindigt tussen de vreselijke kaken van de 'godheid' waar hij zich de hogepriester van noemde.
Vanuit de verte zijn Johan, Gammon en de dorpsbewoners getuige van het gebeuren, en de dorpsbewoners kunnen tijdig vluchten voor het naderende monster dat hun dorpje van de kaart veegt. Johan begeeft zich in een bootje naar Kerkid's kasteel, en weet zo, doelbewust, de riviergod achter zich aan te lokken. De aandacht en de woede van het monster richten zich vervolgens op het vertrekkensklare konvooi van de tolmeester en zijn soldeniers, die tevergeefs trachten de opmars van het monster met speren en pijlen te stuiten, en hierop het kasteel binnenvluchten. Johan slaagt erin om Viola te bevrijden en net op tijd, want het volgende moment ramt de riviergod met zijn gehoornde kop dwars door de muur heen, wat het begin is van de totale verwoesting van het kasteel door het woedende monster.
Kerkid, ziende dat alles verloren is, daagt Johan uit tot een tweegevecht om wraak te nemen voor zijn verijdelde plannen, in welk gevecht Kerkid het onderspit delft en door Johan's zwaard getroffen van de brug valt. Een vluchtende Viola was inmiddels op enkele ridders van de koning gestuit die zich in een stoutmoedige stormloop op het monster te pletter liepen. Johan, en de enige overlevende ridder, begeven zich prompt naar het nabijgelegen tentenkamp van de koning die zich, met oorlogsmaterieel en al, direct naar het gebied had begeven op het zien van Gammon's signaalvuur. Als het monster aan komt stampen, wordt het bestookt door katapulten en aanhoudende salvo's van kruisboogpijlen. Aan de kop getroffen door een reusachtige kei, sleept de riviergod zich naar het water, waar het monster de geest geeft, en voorgoed naar de bodem zinkt. De riviergod is niet meer.
De koning stelt dadelijk orde op zaken. Kerkid, die het treffen met Johan blijkt te hebben overleefd, wordt na een volksgericht voorgoed uit de streek verbannen, de parels zullen worden aangewend om de getroffen vissers schadeloos te stellen en Gammon's moed blijft niet onbeloond; de koning geeft hem opdracht het kasteel te herbouwen, waar Gammon zich met Viola mag vestigen. Het verhaal besluit: "wanneer Johan later zijn toch verderzet, laat hij in de vallei slechts dankbare en gelukkige mensen achter", en zo is het maar net.
Qua verhaal en tekenwerk zonder twijfel een van de beste albums uit de reeks. De karakters zijn overtuigend en geloofwaardig, het verhaal heeft een aangenaam tempo en steekt goed in elkaar. Opvallend is, dat Johan tot tweemaal toe het onderspit delft in een confrontatie met Zamul. De sluwheid van de hogepriester blijkt machtiger dan Johan's zwaard, en daarmee heeft Zamul wat mij betreft een plaats verdiend in de reeks meest gevaarlijke tegenstanders van de rode ridder ooit. Beide keren had hij de ridder ter plekke kunnen (laten) doden. Er schuilt een wrede rechtvaardigheid in het feit dat Zamul aan zijn einde komt door de gruwel waarmee hij dood en verderf had willen zaaien. De romantiek die tussen Gammon en Viola zou bestaan is naar mijn mening het enige verhaalelement dat maar niet wil overtuigen, maar dat doet aan het verhaal als geheel geen afbreuk.
bekende thema's:
1. Een reusachtig monster dat uit een jarenlange sluimer gewekt wordt, met alle verwoestende gevolgen van dien. Denk bijvoorbeeld aan het monster onder het hunebed in "Kerwijn de magiër" en de reuzenspin uit "Het nimfenwoud".
2. De schurk die ten prooi valt aan zijn eigen monster of monsters, in dit geval Zamul die werd verslonden door de riviergod. Vergelijk hoe Ashastaak het slachtoffer werd van de door hem opgeroepen Brindikils en Qrander werd belaagd door het monster van De watermolen.
3. Dorpelingen die te bang zijn om zich tegen onrecht en onderdrukking te verzetten, met uitwijzing tot gevolg. Vergelijk de dorpsoudste uit "Zygmud en de beren van Kragero".
4. Johan die door de koning een vaste positie aan het hof wordt aangeboden. Vergelijk het aanbod van Amfortas in album "De graalkoning".
pakkend citaat:
"Ik laat me liever afpersen dan gunsten te aanvaarden van uitbuiters!"
1972
Tegen zonsondergang nadert Johan een oude Keltische ruïne. Alvorens zich ten ruste te begeven inspecteert hij de bouwval. Plots bemerkt hij in het aangrenzende woud een lichtschijnsel. Meteen loopt hij er heen, en merkt al snel dat het een bende rabauwen is die zich rond het kampvuur verzameld hebben. Hun aanvoerder Boggolt neemt het woord en vertelt zijn manschappen het verhaal van de Keltische ruïne. De spiegel der geheimen die zich in de burcht bevond gaf zijn eigenaar, de sterrenwichelaar Kuroda en zijn discipelen ongekende krachten. Niemand kon de burcht veroveren. Nu leven Kuroda en zijn gezellen niet meer. De spiegel echter zou zich nog in de ruïne bevinden. Boggolt is van plan om zich meester van de spiegel te maken.
Johan weet genoeg en tracht ongehinderd te verdwijnen. Het maanlicht steekt daar echter een stokje voor! Boggolt geeft bevel Johan te doden. Meteen zetten zijn manschappen de achtervolging in. Johan weert zich met felle zwaardhouwen, maar een boogschutter dreigt hem te treffen. Plots verschijnt een oude man, die bezwerend zijn armen opheft. De rovers schrikken zich rot. Terwijl enkelen al willen terugkeren, besluit een boogschutter het spookgehalte te testen. De oude man wordt getroffen, maar geeft geen kik, het signaal voor de rovers om zo snel mogelijk op te krassen. Nauwelijks zijn de rovers weg, of de oude man zakt in elkaar. Met zijn laatste woorden maakt hij zichzelf bekend als de laatste discipel van Kuroda. Hij bewaakte jarenlang de spiegel, hopende dat een man als Johan zou opdagen. Hij geeft Johan instructies om naar de spiegel te gaan en er Galaxa, de goede fee te bevrijden. De man sterft en krijgt een laatste rustplaats van Johan.
Na enige twijfel besluit Johan toch de burcht eens nader te onderzoeken. Hij daalt de trappen af, naar de ondergrondse gewelven, waar hij het graf van Kuroda vindt. Johan knielt om de inscripties beter te kunnen lezen. Plots zakt de bodem onder hem weg, Johan maakt een zware val en is een tijdje buiten bewustzijn. Als hij bijkomt, merkt hij dat er geen uitweg is. Hij volgt een lichtschijnsel en komt aan een deur omgeven door lichtgevende zwammen. Meteen maakt hij de deur vrij. Na de zware klus beginnen de dampen van de paddestoelen echter vat op hem te krijgen. Hij valt in slaap. Tegen middernacht ontwaakt hij weer, de deur is open. Voorzichtig gaat hij binnen, voor hem, “De toverspiegel”. Hij kijkt in de spiegel en bemerkt er zichzelf. Zijn spiegelbeeld spreekt tot hem, en daagt hem uit een kijkje te nemen aan de andere zijde van de spiegel. Een ogenblik later verschijnt een ander beeld op de spiegel, Galaxa, de fee van het licht. Meteen slaan de vonken over, Johan belooft Galaxa zijn zwaard en onvoorwaardelijke trouw.
Het is dan ook even verschieten wanneer een draak Galaxa hardhandig vastneemt en meevoert. Johan ontwaakt terug in de kamer, voor de deur. Het was een droom, maar als een bezetene werkt hij de deur verder vrij en gaat de kamer binnen. Na enige aarzeling stapt hij de spiegel binnen en bevindt zich in een lange gang. Hij bemerkt sporen van de draak en weet dat hij op de juiste weg is. Aan het einde van de gang doemt een grot op. Wanneer hij de paddenstoelen die er groeien nader wil bekijken hoort hij het beuken van hamers en houwelen. Meteen volgt hij het geluid en komt in een andere sectie van de grot terecht. De kamers worden er verlicht met lichtgevende kristallen. Kleine mannetjes werken er als bezetenen om de kristallen uit de wand te houwen. Elfen brengen de losgemaakte kristallen dan weer weg.
Bij het bemerken van Johan zetten de dwergen het op een lopen. Wanneer Johan de naam Galaxa uitspreekt komen de dwergen tot rust. Ze vertellen hem dat Galaxa door de draak Gorgontar gevangengehouden wordt. Om de vraatzucht van het monster te stillen moeten de dwergen de kristallen brengen. Een grote zandloper geeft het tijdstip aan, wanneer de oogst van de dag volledig moet zijn. Johan besluit er Gorgontar met zijn zwaard op te wachten. De draak nadert en valt Johan aan. Johan weert zich echter kranig en jaagt het monster op de vlucht. De dwergen geven Johan een bloem mee, die zal openen wanneer hij in de buurt van Galaxa komt. Meteen zet Johan koers richting draak en Galaxa. Na een lange zoektocht openen de blaadjes zich. In een spelonk vindt hij de vastgeketende Galaxa. Haar ogen kunnen Johan tijdig waarschuwen voor een aanval van de draak. Een kort maar hevig gevecht betekent meteen het einde voor Gorgontar. Galaxa werpt zich in Johan’s armen. Plots stijgen vanuit het lijk van de draak vreemde dampen op. Een figuur wordt zichtbaar. Het is Bahaal, die ondanks zijn dood in andere lichamen kan terugkeren. Eens te meer biedt hij Johan aan om aan zijn zijde te strijden. Johan weigert, en Galaxa laat haar macht zien, de hellevorst wordt letterlijk weggeveegd. Voor Johan en Galaxa breekt een gelukkige tijd aan, ook de dwergen zijn bijzonder opgetogen. Galaxa neemt hen mee naar hun woonplaats, een klein paradijs, onkwetsbaar door invloeden van buitenaf. Galaxa is echter ongerust, ze kan haar kleine rijk nooit verlaten en vreest dat Johan op een dag zal vertrekken. Johan is echter zodanig weg van zijn grote liefde, dat hij dat er allemaal voor over heeft. Er volgt een groot feest, waarin gegeten en gedanst wordt. Bij het zien van een standbeeld van Kuroda vertelt Galaxa Johan, dat hij de spiegel bouwde die twee werelden met elkaar verbond. Wanneer zijn burcht belegerd werd zorgden Galaxa en de dwergen voor de bevoorrading. Meteen beseft Johan dat de rovers ook op zoek waren naar de spiegel, zij kunnen elk ogenblik de spiegel vinden en het rijk betreden. Johan houdt de wacht aan de ingang. De kabouters komen hem aflossen en hebben een gong bij, die ze zullen luiden wanneer er gevaar dreigt. Johan haast zich naar zijn geliefde, die in zak en as zit. Ze heeft een slecht voorgevoel.Plots luidt de gong. De dwergen weten de aanvallers even op afstand te houden. Johan komt ter plaatse en de strijd neemt in hevigheid toe. De aanvallers worden door een pijlenregen uitgeschakeld. Echter, de rovershoofdman wordt niet getroffen en dreigt Johan met een mokerslag te doden. Galaxa springt door de spiegel en tovert de knots om in een bloementuil. Johan krijgt weer een kans en schakelt de rovershoofdman na een fel gevecht uit. Uit dit lijkt duikt Bahaal weer op, Johan heeft een duurbetaalde overwinning behaald, hij is zijn geliefde Galaxa kwijt. Meteen belooft hij ook niet meer te rusten alvorens Johan uitgeschakeld is. Johan neemt de uitdaging aan en zweert overal en altijd Bahaal te zullen bestrijden. Hierop verdwijnt Bahaal. Er volgt nog een laatste hartstochtelijke kus, waarna Galaxa verdwijnt. Ze belooft Johan echter onder verschillende gedaanten steeds contact met hem te houden. De spiegel barst, Johan komt terug tot de harde realiteit, hij moet zijn tocht verder zetten, met een levensgevaarlijke vijand op de loer, en een verloren liefde!
Ongetwijfeld een van de mooiste en meest memorabele rode ridderalbums. Wie was er in zijn jeugdjaren niet verliefd op Galaxa. Het is tevens een pakkend verhaal van een liefde die niet mocht zijn. Moed en zelfopoffering. Karel bracht een origineel liefdesverhaal dat de toekomst van de gehele rode ridderreeks zou veranderen. Goed en kwaad zouden voortaan pertinent aanwezig zijn. Magie en demonen zouden meer en meer de hoofdrol gaan spelen.
Een sleutelalbum van uitzonderlijke kwaliteit. Prachtige tekeningen, een waanzinnig mooie Galaxa en een onervaren Johan, wat de liefde betreft. Overigens, dit album mocht niet goed aflopen, want dan zou Johan voorgoed zijn zwaard aan de spelonk gehangen hebben.
1968
Tijdens een steekspel te Camelot onderscheidt ridder Gawan, een gast van koning Arthur, zich buitengewoon. Zijn drijfveer is indruk maken op de schone jonkvrouw Elaine en verder laat hij zich laatdunkend uit over de Ronde Tafelridders. Maar ondanks zijn succes op het toernooiveld wint hij niet het hart van zijn grote liefde. Ten einde raad volgt hij het advies van Hugon de Hofnar op om de heks Moïra te raadplegen.
Deze gemaskerde en hebzuchtige dame belooft hem, tegen twee kisten met goudstukken, te zullen verklaren hoe Gawan haar liefde kan winnen. De ridder vraagt eerst Merlijn of Moïra te vertrouwen is en die vertelt hem dat de heks nog nooit iemand bedrogen heeft.
Gawan betaalt de hoge prijs en Moïra legt uit dat Elaine lijdt onder de vloek van de Zwarte Roos. Hij die deze roos terugvindt in een Hunnebed bij de grote bergpas en zal aanbieden aan de jonkvrouw, zal haar van de vloek bevrijden.
Gawan is vastbesloten om de Zwarte Roos te vinden in het gevaarlijke gebied.
Op datzelfde moment besluit Arthur op advies van Merlijn om een verkenner naar diezelfde bergpas te sturen. Het is mogelijk dat zich daar nog Hunnen bevinden na hun recente nederlaag tegen Arthur. Johan, de Rode Ridder, wordt belast met de opdracht.
Beide ridders ontmoeten elkaar bij de bergpas en zonder begrip voor elkaars drijfveren betreden zij afzonderlijk het gevaarlijke terrein. Direct daarna worden beiden gevangen genomen door de Hunnen, die inderdaad daar bezig zijn onder leiding van hun Khan een vesting te bouwen en een leger te vormen dat het rijk van Arthur zal vernietigen.
Johan en Gawan worden met een lange ketting aan elkaar geboeid en moeten slavenarbeid verrichten.
Enkele dagen later weten ze wel te ontsnappen aan de Hunnen maar niet aan elkaar, door de ketting. Door hun zeer uiteenlopende belangen, Johan wil Camelot waarschuwen en Gawan zoekt de Roos, werken ze elkaar flink tegen. Ternauwernood blijven ze nog uit handen van de wrede Hunnen.
Wanneer na een fikse klauterpartij Johan bewusteloos valt, worden ze gevonden door vluchtende boeren die hun van de ketting bevrijden. Gawan, die alleen aan zichzelf denkt en gedreven wordt door blinde zucht om de Roos te vinden, laat Johan in beroerde toestand in de steek. De Rode Ridder weert zich daarna nog dapper tegen enkele Hunnen die hem weer op het spoor kwamen, maar valt, gewond door een pijl in de schouder, toch in hun meedogenloze handen.
Intussen vindt Gawan nog steeds niet zijn doel, maar wel wordt hij keihard geconfronteerd met de wreedheid van de Hunnen die een dorp totaal geplunderd hebben. Eindelijk komt hij tot inkeer en beseft hij zijn eigen dwaasheid.
Hij bevrijdt Johan die er inmiddels vreselijk aan toe is. Bij hun barre terugtocht ontmoeten ze een geitenhoeder die voorkomt dat de ridders uit een vergiftigde beek drinken. Hij geeft hen drinkbaar water en de eerste zorg. Johan, fysiek uitgeput maar geestelijk nog helder, komt op het idee om het drinkwater van de Hunnen te vergiftigen door de loop van de beek naar hun rivier te verleggen. Met veel pijn en moeite klaart Gawan die klus. De Hunnen moeten de aftocht blazen.
De ridders keren terug naar Camelot en Gawan blijkt daar toch meteen het hart van Elaine veroverd te hebben. Merlijn legt het de Rode Ridder allemaal uit. Moïra, Hugon de nar en hij speelden onder één hoedje. Gawan moest op de proef gesteld worden en zijn ware ridderlijkheid ontdekken in het gevaarlijke gebied van de bergpas. “De Zwarte Roos was het egoïsme en de zelfzucht die hij moest kwijtraken door zich in te zetten voor een edeler doel.”
Wat direct opvalt aan dit verhaal is het verschil in kwaliteit tussen het scenario (geweldig!) en het tekenwerk (dieptepunt!). Studio Vandersteen moet eind 1967 in crisis geweest zijn. Inkter Eduard de Rop, verantwoordelijk voor albums 30 t/m 35 is blijkbaar gestopt en omdat de show door moest gaan heeft men medewerkers ingeschakeld die hopelijk meer verstand van verzekeren hadden. Wat een broddelwerk en wat jammer! Kon Biddeloo, bezig met o.a. de Karl May-reeks, niet eerder De Rode Ridder gaan inkten? Blijkbaar niet, hoewel ik in sommige, meer geslaagde stroken toch weer wel zijn hand meen te herkennen.
Laten we het scenario erbij nemen. Lang geleden, als kind van pakweg 12 jaar, vond ik het een beklemmend verhaal. Mijn held werd zo verschrikkelijk aangepakt door de Hunnen en was zo vaak machteloos dat ik altijd een beetje meelij met hem had. Gelukkig kwam toch weer alles goed!
Nu ik het anno 2005 herlees vallen andere zaken meer op. Ik vind de plot goed in elkaar steken en de thematiek helder: eerzucht, eigenbelang en blinde liefde bij Gawan, ridderlijkheid, plichtsgevoel en onverzettelijkheid bij Johan en aan het einde ook bij zijn tegenspeler. De moraal van het verhaal is natuurlijk dat een eigenzinnige ridder tot inzicht en inkeer moet komen door extreem moeilijke omstandigheden. Saillant detail is wel in dit verband dat Merlijn in strook 135 spreekt van een “kleine komedie”! Voor de grap stuurt hij even twee ridders, onder wie zijn zeer gewaardeerde Johan op een lévensgevaarlijke missie.
Historisch gezien maakt Vandersteen er als scenarist een potje van. Húnnen die het rijk van Arthur in Brittannië bedreigen? En dan wordt dit wrede volk, afkomstig uit de steppen van Azië ook nog in verband gebracht met de welbekende Hunebedden, die een paar duizend jaar eerder al in Noordwest-Europa gebouwd werden door inheemse volkeren zoals de Trechterbekers in het huidige Drenthe. Nou ja, het zij hem vergeven.
Het is mogelijk dat Vandersteen zich, opnieuw, liet inspireren door Prins Valiant en de Hunnenjagers van Harold Foster. Daar is niets mis mee.
1965
Johan maakt een inspectietocht in het noorden. Wanneer hij een Ierse boot op een rivier ziet, besluit hij die van dichtbij te gaan bekijken. Johan vraagt waar het schip heen gaat, maar krijgt als antwoord een speer naast zijn hoofd geslingerd. Hij trekt zich terug maar geeft niet op. Hij vraagt die nacht onderdak in een versterkte hoeve.
Golmar de herenboer en zijn vrouw verlenen Johan gastvrijheid. Zij stellen ook Conor, hun stomme zoon, voor. Johan vertelt zijn wedervaren van die middag. Conor schrikt hierbij merkbaar. De volgende morgen vertrekt Johan weer, Conor lijkt Johan iets duidelijk te willen maken, maar rent dan weg.
Na een tijdje komt Johan de Ieren weer tegen, ze hebben hun schip verlaten en zijn aan wal gegaan. Voorzichtig sluipt Johan dichterbij. Een geheimzinnig voorwerp “ Het oog van Kian“ wordt door Decca, de mysterieuze leidster van het gezelschap, omhoog gehouden en wijst een richting aan. Een man klimt een boom in en roept dat het oog een hoeve aanwijst. De Ieren gaan op pad !
Vallende stenen verraden de aanwezigheid van Johan en in een mum van tijd is hij omsingeld. Na een fel gevecht verliest hij zijn evenwicht en valt in een afgrond. Johan is echter niet dood, tegen de avond ontwaakt hij uit zijn verdoving.
De Ieren zijn inmiddels bij de hoeve aangekomen en dringen binnen. Johan komt ook aan de hoeve aan en slaat de gebeurtenissen gade. De aanvallers zijn op zoek naar een prinses, Deirdre, die de hand van hun meester Kian weigerde. De boer ontkent dat Deirdre aanwezig is, waarop Decca haar rechterhand Kemoc bevel geeft het oog van Kian te raadplegen.
Alvorens het oog iemand aanduidt slaat Conor het oog uit Decca’s hand. Conor blijkt Deirdre te zijn, prinses van de Fjorden uit het Noordland. Decca wil Deirdre een kroon op het hoofd zetten als straf. Golmar komt op dat ogenblik tussenbeide, geholpen door zijn knechten en Johan, die uit zijn schuilplaats tevoorschijn komt.
Decca steekt het dak met een toorts in brand en blaast de aftocht, de indringers voeren Deirdre met zich mee. Golmar’s buurman komt te hulp en er wordt een ploeg achtervolgenden samengesteld. Net voor de Ieren de boot weer willen ingaan worden ze ingehaald , er volgt een bloedig treffen. Deirdre is bevrijd, Decca weet te vluchten en wordt op de hielen gezeten door Golmar’s mannen. In een wanhoopspoging springt Decca van een klif.
Terug in de hoeve geeft Golmar Johan een verklaring voor Deirdre’s aanwezigheid. De vader van Deirdre , Ronjar is koning van het Noordland. Kian heeft het schip dat Deirdre vervoerde gekaapt en dwong haar hem te huwen. Deirdre wist te ontsnappen en is zo bij de hoeve terechtgekomen, waar de bewoners bereid waren haar te helpen. Ronjar denkt dat Deirdre op zee omgekomen is.
Johan besluit dat Deirdre best met hem mee naar Camelot gaat. Deirdre stemt toe , en beiden gaan op weg. Johan neemt ook de kroon mee die Decca op Deirdre’s hoofd wilde plaatsen. Decca heeft de val overleefd en ligt op de loer.
Terug te Camelot buigt Arthur zich over de zaak. Lancelot is ogenblikkelijk verliefd op Deirdre en wil Haar samen met Johan terug naar het Noordland brengen.
Merlijn wordt ondertussen om advies gevraagd betreffende de kroon. Hij waarschuwt iedereen, nooit de kroon op te zetten. Om dwaasheden te voorkomen, werpt hij de kroon in de slotgracht. Decca ziet de kroon vliegen en duikt haar op. Merlijn heeft die nacht een nachtmerrie. Hij trommelt Johan op om Deirdre te gaan bewaken. Zij onderscheppen Decca, die de kroon op Deirdre’s hoofd heeft gezet. Een wachter doodt Decca met een goedgemikte pijl. Deirdre wordt ondertussen door hevige pijnen gekweld, de kroon kan ze niet meer afzetten. Merlijn beseft nu wat er gaande is. Kian maakte een beeld van Deirdre, elke prik die hij het beeld geeft bezorgt Deirdre enorme pijnen. Uiteindelijk zal zij eraan doodgaan. Merlijn kan niets beginnen. Johan en Lancelot worden op pad gestuurd om het beeld te vernielen.
In Ierland aangekomen nadert een ruiter hen. Zij betreden het land van koning Nuada en moeten tol betalen. Johan en Lancelot weigeren en treffen de zonen van Nuada. Zij worden gedwongen geblinddoekt te strijden met de speer. Johan verslaat de oudste krijger, Burdoch, maar spaart zijn leven. Intussen duikt koning Nuada zelf op. Hij laat Johan en Lancelot doortrekken en stuurt Burdoch mee om hen te leiden.
Spoedig bereiken de ridders de grens met het land van Kian. Burdoch blijft echter bij de ridders, om zijn dwaze houding goed te maken. In het veld, tussen de menhirs, worden ze al gauw aangevallen door Morna, de reus. Johans paard wordt geveld; Burdoch drijft zijn speer echter in Morna’s flank. De andere twee reuzen vallen aan. Lancelot is de reus Keelta te vlug af, terwijl de derde reus, Dermot, achter Johan en Burdoch aangaat. Dermot raakt zijn tegenstanders echter kwijt. Johan verbindt de gebroken arm van Burdoch, die daarna huiswaarts keert. Johan gaat nu op zoek naar Lancelot, die gevangen genomen werd door Keelta en Dermot. Hij treft de derde, gewonde reus Morna aan en helpt hem.
Morna belooft Johan te helpen zijn vriend vrij te laten. Johan vindt zijn vriend en raakt verwikkeld in een gevecht met beide reuzen. Morna komt hem ter hulp, met zijn tweeën verslaan ze de andere reuzen. Morna bezwijkt ook aan zijn verwondingen.
Lancelot en Johan trekken te voet verder.
Kian droomt die nacht van Decca, die hem waarschuwt voor Johan en Lancelot. Kian gaat naar een slottoren en overziet de omgeving. Twee lichtgevende gestalten jagen hem vrees aan. Er heerst vrees binnen de muren van Kian’s burcht Het waren Johan en Lancelot die zich vermomd hadden met takken en eendenveren. De volgende dag schakelen ze een patrouillerende wachter uit. Johan wisselt met de wachter van kledij en infiltreert zo de rangen van de bewakers. Lancelot blijft ondertussen terreur zaaien als spook. Wanneer Kian en zijn ruiters uitrijden keert Johan terug en zoekt het beeld van Deirdre. Hij schakelt enkele tegenstanders uit en bereikt het beeld. Kian is echter weergekeerd en drijft Johan in het nauw. Een uitval van Johan doodt Kian echter, zijn trawanten vluchten weg. Johan vernielt het beeld en tracht de burcht te verlaten. Alle wachters zijn echter teruggekeerd en een overmacht staat de ridder nu op te wachten. Plots duikt Lancelot verkleed als spook weer op en jaagt de wachters de stuipen op het lijf. De ridders branden de burcht plat en keren dan terug naar Camelot, waar ze gelauwerd worden door de koning. Deirdre is volledig hersteld en wacht haar redders op. Johan maakt zich op om de jongedame te vergezellen aan de vijver. Lancelot is hem echter te snel af ! Love is in the air !
Opnieuw een verhaal van Vandersteen waarin ontzettend veel gebeurt. Dat blijkt al uit de uitgebreide samenvatting.
Vele bekende thema’s komen terug met als meest opvallende: romantiek! Onze Johan geeft zo’n beetje voor het eerst in de reeks blijk van enige gevoelens, in dit geval voor de knappe prinses Deirdre. “Ik begrijp dat de spionnen van Kian je wilden ontvoeren”, zegt hij veelbetekenend in strook 21. En aan het eind van het verhaal trekt hij vol hoop zijn mooiste gewaad aan voor een ontmoeting met de door hem geredde dame. In het volgende verhaal, Het graf van Ronjar, zal dit gegeven nog een grotere rol spelen. Zelfs zijn vriendschap met Lancelot komt onder vuur te liggen, omdat beide ridders meer dan gecharmeerd zijn door dezelfde Deirdre.
Wat mij betreft mogen de toekomstige scenario’s van Martin Lodewijk qua sfeer en thematiek een voorbeeld nemen aan verhalen als De kroon van Deirdre.
Het tekenwerk zet de lijn voort die al een tijdje was ingezet: nogal wisselvallig, maar wel voldoende. Alleen de laatste 2 pagina’s vallen uit de toon. Misschien was Sels een weekje ziek en werd hij vervangen door een inkter met een te dikke stift?
Opvallend is dat op de cover de reuzen Keelta en Dermot zwaarden dragen en in het verhaal zelf bijlen! Maar dergelijke verschillen zien we vaker en ik vraag me alleen een beetje af waarom.
Soms ook draagt Johan weer wel een maliënkolder (strook 5), maar meestal toch niet. Wat mij echter meer intrigeert: wat draagt hij nu eigenlijk om zijn hals? Een soort driedelig sieraad of amulet? Op de eerste 3 stroken heeft hij het trouwens niet om, daarna wel. Sinds nr. 17 (De zeekoning) ziet de uitrusting van de Rode Ridder er anders uit dan in de periode van Karel Verschuere. De grote kraag is verdwenen en vervangen door een halsketting met een flink aantal amuletten. Later is dat aantal gereduceerd tot 3 en ook Biddeloo heeft dat altijd zo gehandhaafd.
Wie weet dus wat Johan nou eigenlijk om zijn nek draagt?? Graag reacties!