Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Uitgiftejaar

1982

Samenvatting

Bij het vallen van de avond rennen twee kinderen, zus en broer, angstig door het grote woud. Ze zijn op de vlucht voor de Ghüüls. Plots doemt er voor hen een grote schaduw op en ze zetten het op een gillen. De rode ridder wil hen duidelijk maken dat ze geen schrik hoeven hebben maar ze zijn reeds verder gevlucht. Terwijl Johan zicht afvraagt wat de kinderen zo schrik aanjaagt komen er lelijke wezens uit de stuiken. Zijn paard wordt angstig en waarschuwt op deze manier Johan voor de verraderlijke aanval. De Ghüüls duiken op Johan in maar met een paar zwaaien van zijn zwaard weet hij ze uit te schakelen. Zijn nieuwsgierigheid is aangewakkerd en hij vraagt zich af waar die wezens vandaan komen en waarom ze de kinderen achterna zaten. Hij zet sporen naar het dorp iets verder op en hoopt dat de kinderen; Kathia en Yoni, hem meer kunnen vertellen. Ondertussen hebben de kinderen het dorp reeds bereikt, een groep gewapende mannen staan hen op te wachten, waaronder hun ongeruste vader. Iedereen vlucht naar binnen als de rode ridder het dorp nadert. Wanneer die door het dorp rijdt is er geen teken van leven meer te bespeuren. Hij klopt op verschillende deuren, maar ze blijven allemaal gesloten. De aanwezigheid van de mensen is enkel duidelijk door rook die uit de schoorsteen komt. Hij vraagt zich af waarom de mensen zich zo verbergen, en tegelijkertijd valt zijn oog op een imponerende burcht. Johan die antwoorden wil op zijn vragen en een slaapplaats nodig heeft zet zijn weg verder richting de burcht. De moeder van Kathia en Yoni vraagt of ze de ridder zijn hulp niet zouden inroepen, maar haar man vreest het ergste, in zijn eentje zou Johan de verschrikking in de Maagdenburcht nooit kunnen overwinnen, men zou hem nooit meer terug zien.
Bij de burcht aangekomen ziet Johan een hoorn hangen, op welke bezoekers moeten blazen om hun komst te melden. Hoewel hij uit alle macht blaast krijgt hij geen geluid uit de hoorn. Toch gaat de ophaalbrug omlaag. Dit alles wakkert de nieuwsgierigheid van Johan nog meer aan en hij rijdt het kasteel binnen. Tot zijn verbazing is er geen leven op het binnenplein te bespeuren. Ineens gaat dicht bij hem een toorts branden. Johan betreedt het kasteel en naarmate hij verder gaat ontbranden steeds meer toortsen die zijn weg verlichten. Johan vraagt zich af of het de bedoeling is hem de weg te tonen of hem in een valstrik te lokken. In de ridderzaal aangekomen ziet hij een ruim gedekte tafel, iemand blijkt in de stoel te zitten. De gedaante rijst op en een vrouw spreekt hem aan. Ze zegt dat de meeste bezoekers op de vlucht slaan maar dat Johan stalen zenuwen lijkt te hebben. Johan dankt haar voor het compliment en vraagt haar zich voor te stellen. Haar naam is Abigaïl, haar voorouders hebben eeuwenlang de Maagdenburcht bewoond, maar zij is 1 der laatste telgen van het geslacht. Ze kan zich voorstellen dat Johan uitleg wenst over de vreemde verschijnselen bij zijn aankomst. Johan vraagt of ze meer kan vertellen over de Güüls, de monsterlijke wezens uit het woud, en waarom de dorpsbewoners zo angstig zijn. Tijdens hun gesprek komt er een andere gedaante geruisloos de trappen af. Abigaïl zegt dat ze het bestaan van de wezens niet ontkent, maar ze er nooit één gezien heeft. De angst van de dorpsbewoners wijt ze aan bijgeloof. Ze vertelt hem ook dat zij, net zoals er mensen zijn die gedachten kunnen lezen of toekomst voorspellen, voorwerpen kan verplaatsen of doen ontbranden. Bij deze woorden maakt ze een handgebaar en een schaal vat vuur. Johan is hiervan onder de indruk en zegt dat hij kan begrijpen dat dat mensen afschrikt. Woont zij daardoor misschien helemaal alleen? Abigaïl vertelt hem dat ze niet helemaal alleen woont, maar met haar zus Aylill, welke plots op de trappen verschijnt en haar zus verwijt dat ze te loslippig is en haar gebied naar haar kamer te gaan. Abigaïl gaat hier tegenin, Aylill moet zo streng niet zijn, tenslotte heeft de verdwaalde ridder recht op wat gastvrijheid. Aylill stemt toe en biedt Johan een drankje aan. Onopvallend laat ze enkele korrels in de beker vallen, maar Johan ziet het. Hij beslist van niets te laten merken en te doen of hij drinkt. Op dat ogenblik gaat er een oorverdovend geluid door het kasteel. Johan kan het gedreun haast niet uithouden, het lijkt dwars door zijn hoofd te gaan. En dan, even plots als het geluid begonnen is, lijkt het gestopt te zijn. De zussen verklaren dit gebeuren aan Johan. Lang geleden zou het gebied door een vallende ster zijn getroffen, de krater diende als fungering voor het bouwen van de burcht. Af en toe brengen onstabiele grondlagen een gerommel voort.
In het dorp hebben ook Kathia en Yoni, alsook hun ouders het gerommel gehoord. Het is wakker en heeft honger verklaart Kathia. Hun moeder vraagt zich af of Johan nog in leven is, hun vader vreest dat als hij nog leeft, dat niet meer voor lang zal zijn.
Op de Maagdenburcht veinst Johan een toenemende vermoeidheid, de 2 zussen denken dat hun plan geslaagd is en roepen de güüls. Aylill draagt hen op Johan naar de meester te brengen want die heeft het hongersignaal laten horen. De güüls slepen de bewustenloze Johan door de gangen. Uit een donkere gang komt er echter een oude vrouw tevoorschijn, ze strompelt met geheven hand naar Johan en mompelt een paar onverstaanbare woorden, waarin een waarschuwing weerklinkt. Ze wordt weggejaagd door een ghüül en verdwijnt in de kerkergang. Waar de oude vrouw Johan wilde voor waarschuwen is hem al snel duidelijk als hij de gruwel aan het plafond van het gewelf ziet hangen. Omgeven door kleverige webben hangt het rare wezen. De rode ridder rukt zich los van de ghüüls die hem naar het monster toe duwen en gaat ze te lijf met zijn zwaard. Aan het plafond slaat het wezen, Urmürmürr, elke beweging van onze held gade. Plotseling trommelt het monster met zijn poten tegen zijn gepantserde lichaam. Dit blijkt het oorverdovende geluid voort te brengen dat hij al eerder hoorde en versuft valt Johan neer. Net als 1 van de ghüüls hem een genadestoot wil toebrengen springt de oude vrouw voor Johan en red zo zijn leven. De dood van de oude vrouw wekt een grote woede bij Johan op. Hij gaat terug in de aanval. Ondertussen hebben Abigaïl en Ayllil de roep van hun meester gehoord en haasten ze zich naar de kerkers.
Johan hoort hen aankomen en beseft dat hij moet vluchten, hij gooit eerst nog een brandende toorts naar het monster en probeert zich al vechtend een weg uit het kasteel te maken. Het dikke web rond Urmürmürr vat snel vlam en het monsterinsect dienst achteruit. Door een handgebaar van Aylill gaan de vlammen uit en is het monster gered. Abigaïl veroorzaakt op haar beurt een vlammenzee rond de rode ridder. Veel keuze blijft er voor hem niet meer over, of hij verbrand levend in de vlammenzee, of hij springt in het ongewisse. Johan komt behouden neer in op een trap, waarom Abigaïl het gewelf boven hem laat instorten. Gelukkig raakt Johan veilig door de vallende stenen door. Hij beseft dat hij zin paard moet vinden en vluchten voor ze hem te grijpen hebben.
In het dorp merkt men op dat er tumult is in de burcht. Gunnar, de vader van Kathia en Yoni besluit om Johan te hulp te snellen, hij roept de rest van de bevolking op maar niemand komt opdagen, waarop hij dan maar dapper alleen vertrekt. Vanop zolder zien Yoni en Kathia hun vader vertrekken en vluchten ze ook het huis uit om hun vader bij te staan in de strijd.
Inmiddels houdt Johan de strijd met de ghüüls aan, tot hij bij een glasraam komt dat uitgeeft op het binnenplein, waar zijn paard staat. Hij waagt zijn kans en springt door het raam. De ghüüls blijven Johan op de hielen zitten maar deze weet zich te weren met zijn zwaard, hij bestijgt zijn paard en vlucht de burcht uit. Met haar toverkracht laat Abigaïl de ophaalbrug omhoog gaan, maar Johan waagt het er op en maant zijn paard tot een wanhopig sprong. Ze komen in de slotgracht terecht, De güüls worden er op uit gestuurd om er zeker van te zijn dat de rode ridder niet ontkomt. Zijn paard wordt getroffen maar Johan ontsnapt. De güüls stuiten echter op Kathia en Yoni. Kathia wordt gevangen genomen en Yoni willen ze doodslaan. Gelukkig komt Johan net op tijd en weet hij de güüls uit te schakelen. Als hij de kinderen tot rust wil brengen is hij zich niet bewust van de ghüül in het struikgewas die hem met een speer wil uitschakelen. Plots weerklinkt een kreet. De ghüül valt neer met Gunnars bijl in de rug. Het viertal gaat terug naar het dorp waar Johan het volledige verhaal over de burcht krijgt. Lang geleden was het een welvarend dorp, tot op een dag dat er een ster neerkwam. Deze had een grote krater in de aarde geslagen. Niemand kon toen vermoeden welk kwaadaardig leven de ster had meegebracht. De leenheer besloot op de plek des onheils een burcht te bouwen, het werk vorderde snel en de maagdenburcht rees op. Op een nacht veranderden alle bewoners op de burcht een afschuwelijke verandering, ze veranderden in ghüüls. Hun inborst werd zo lelijk als hun uiterlijk. Eén enkele man wist te ontkomen, Robar, maar die werd gek. Volgens Robar huisde er een monster in de kerkers, dat monster zou de oorzaak zijn van alle onheil. Abigaïl en Aylill waren jongen vrouwen uit het dorp, zij hadden vrijwillig de kant van het monster gekozen, in ruil voor de diensten krijgen zijn hun bijzondere gaves. Johan denkt dat Robar kan helpen om het monster te verslaan, en wil hem opzoeken. Als ze naar buiten gaan staan een groep dorpelingen aan de deur, ze vragen Johan om hulp en bieden hem een geldbuideltje aan. Als man van eer wil Johan dit niet aanvaarden, hij wil de bewoners helpen, het enige dat hij van hen wil is hun hulp. Met hun allen gaan ze naar Robar, waar ze zien dat de voordeur opengebroken is. Binnen ligt Robar tussen alle gebroken huisraad op de grond met een ernstige hoofdwonde. Hij is dodelijk getroffen maar de klap heeft hem wel terug bij zijn gezond verstand gekregen en vertelt, net voor hij sterft, zijn verhaal. Het monster voedt zich met de levenskracht van zijn slachtoffers die ineens heel oud worden. Hiervoor verkoos het jonge vrouwen en meisjes, die gaven minder verzet dan de mannen. Robar had de bevolking willen waarschuwen en het monster had zijn geest overspoeld van angstgevoelens, waardoor hij krankzinnig werd.
Johan stelt samen met de dorpelingen een plan op om Urmürmürr te vernietigen.
Ondertussen in de burcht vertelt het monster de 2 boosaardige zussen dat Robar gedood is, maar de rode ridder nog steeds leeft. Het wil Johan zo snel mogelijk dood gezien het op korte termijn nog veel meer voedsel zal gaan nodig hebben. Achter in het web zien Abigaïl en Aylill een hoop larven hangen. Het monsterras moet zich over de wereld verspreiden. Aylill beseft dat hen een onaangenaam lot staat te wachten als Urmürmürr hen niet meer nodig heeft, maar ze kan niet tot Abigaïl doordringen. Ze maakt haar eigen plannetje en gaat Johan opzoeken. De dorpelingen en onze ridder hebben reeds alle voorbereidingen voor hun plan gemaakt. In afwachting van de aanval wil hij de burcht bespieden. Aylill heeft het dorp bereikt en stelt haar plan voor, Gunnar vertrouwt het niet maar Johan wil haar uithoren. Ze vertelt dat daglicht fataal is voor Urmürmürr, dat ze de burcht moeten aanvallen voor het donker wordt. Ze maken hun weg naar de burcht, Johan heeft rekening gehouden met de mogelijkheid dat Aylill hen beduvelt en alle nodige werktuigen mee om hun eigen plan uit te voeren. Boven op de kantelen van de burcht kijkt Abigaïl toe. Ze tracht hen tegen te houden door een vlammenzee, wat elke nadering tot de burcht onmogelijk maakt. Aylill gaat in de tegenaanval en laat de kantelen instorten. Dat wordt Abigaïl fataal. Bij haar dood dooft ook het vuur rondom de burcht en de dorpelingen zetten de bestorming van het kasteel in. Een groep valt de güüls aan en een groep steekt de gracht over op een vlot, ze maken een bres in de buur, onder het wateroppervlak. Dat zal ervoor zorgen dat de schuilplaats van Urmürmürr overstroomt. Terwijl de kerkers volstromen vecht Johan verder mee tegen de güüls die zich steeds meer en meer terug trekken. Het water bereikt een hoge stand en sleurt Urmürmürr en zijn larven mee de diepte in. Aylill wil zeker zijn dat haar meester dood is en gaat dichterbij het water. Plots springt Urmürmürr het water uit en grijpt Aylill en sleurt haar mee het water in. Johan duikt hen achterna, en keer op keer plant hij zijn zwaard in het reusachtig insect, tot het water bloedrood kleurt. Met zijn laatste energie grijpt hij Aylill en brengt haar terug naar de oppervlakte, ze is echter van ouderdom gestorven, in zijn laatste levensminuten heeft het monster haar nog van haar leven beroofd. Op dat ogenblik beginnen de gewelven in te storten. Iedereen rent voor zijn leven, de overzijde van de slotgracht bereikt kijkt iedereen naar de burcht, die niet meer is dan een hoop rokende puin. Gunnar is dolgelukkig dat ze verlost zijn van het kwade, maar Johan wijst hem om de larven van het monster, het is niet uitgesloten dat deze de overstroming en instorting overleefd hebben. Maar die larven zouden al vlug voedsel nodig hebben en er was niemand meer om hen dat te bezorgen. Alle mannen keren opgelucht terug naar het dorp, waar de vrouwen en kinderen in spanning op de terugkeer zitten wachten. In het dorp heerst een enorme vreugde, en als Gunnar Johan wil bedanken voor alles blijkt dat deze in de drukte onopgemerkt verdwenen is. Met een laatste blik op de maagdenburcht rijdt Johan zijn volgende avontuur tegemoet.

Ik vond dit een zeer goed verhaal, het was spannend, en boeiend. De enige spoiler is dat Urmürmürr een reuze insect uit de ruimte bleek te zijn dat de kracht had om mensen van gedaante te veranderen, krankzinnig te maken of speciale krachten te geven. Voor een album van dit kaliber kon KB toch beter doen dan een grote rups.

Encyclopedie

Personages