- Details
- Geschreven door David
Algemene informatie
Tekeningen
Inkting
Scenario
Inkleuring
Uitgiftedatum
9/1992
Samenvatting
Het is winter in Horst. Een bijtende vorst houdt het Hageland in een kille greep. De kasteelvijver is dichtgevroren en de bewoners van het kasteel zitten voor het haardvuur. Na een van Hugo’s beroemde driftbuien, waarin hij warme wijn morst over kapitein Victor, bespreken onze vrienden hun nakende bezoek aan de donkerhoeve, waar Boer Coene geplaagd wordt door een bende stropers. Na de beraadslaging gaan de meeste ridders slapen. Slechts de rode ridder blijft alleen achter voor het haardvuur. Tijdens een moment van vermoeidheid krijgt onze held een visioen, een waarschuwing over een gevecht tussen licht en duisternis. Opeens schrikt onze held! In het haardvuur tekent zich plots een schim af, de beeltenis van Bahaal, de Prins der duisternis. Bahaal vertelt Johan dat hij wraak zal nemen op hem en de andere bewoners van Horst en dat hij het kasteel zal kenmerken om middernacht. Als antwoord hakt de rode ridder toe in de vlammen in een vlaag van woede. Het volgende ogenblik stormen zijn vrienden reeds het vertrek binnen met getrokken zwaarden en vragen hem om uitleg te geven over het kabaal.
Johan geeft kapitein Victor de orders de wacht te verdubbelen en het kasteel in hoge staat van paraatheid te houden, waarna hij zijn relaas begint te doen aan zijn vrienden.
Hij vertelt hen over zijn avonturen in verre streken en dat hij in de strijd tegen het onrecht reeds meermaals de degens kruiste met Bahaal, de prins der duisternis! Hij vertelt hen over de verschijning in het haardvuur alsook over de bedreiging tegenover Horst en zijn bewoners. Vetrder vraagt hij zijn vrienden het kasteel te verlaten, wat ze natuurlijk afslaan. Ze steunen elkaar door dik en dun en begeven zich zodoende naar de rand van de kasteelvijver om daar de omgeving beter te kunnen overzien.
Plots vliegt het ijs aan stukken en een grote barst in het ijs trekt verder in de richting van het kasteel. Even later volgt er een enorme dreunende slag en met een donderend gekraak barst de torenmuur over de volle lengte uit elkaar. Onmiddellijk bestijgen de ridders de toren om te kijken naar eventuele gewonden, die er als bij wonder niet zijn. In de drukte werpt Johan even een blik naar buiten en bemerkt iets, maar verkiest er toch over te zwijgen, om paniek te voorkomen.
De volgende ochtend beginnen de soldeniers, onder leiding van kapitein Victor de toren te herstellen. Ondertussen besluiten onze vrienden naar de hoeve van boer Coene te gaan, waar de weg hen wordt versperd door verscheidene soldeniers. Terwijl Hugo, Alfons en Trudo de strijd aanbinden met de soldeniers, besluiten Johan en Chuk de donkerhoeve binnen te dringen langs de achterzijde. Terwijl zij naar binnen sluipen, gaan de anderen reeds naar binnen door de voordeur en bemerken daar dat boer Coene en zijn zoons gekneveld zijn in het gezelschap van een beul en een ander onbekend heerschap. Marianus Gillis, de drossaard van Brabant. Dit kan hij ook staven aan de hand van een perkament bezegeld door hertog Jan I. Volgens bepaalde getuigen die hij niet wenst te noemen zou Coene een grote som goudstukken verduisteren. De boer verklaart deze niet te hebben. Na deze woorden zwiert Johan de drossaard en zijn trawanten buiten.
De drossaard en zijn soldeniers vervoegen hun reis naar de herberg van Nieuwrode, waar zijn gaste reeds op hem wacht in een kamer bovenaan de trap. Wanneer hij de kamer met getrokken dolk binnenkomt wordt deze hem op een vrij hardhandige manier ontnomen en vervolgens op zijn eigen keel gezet. Er volgt een korte conversatie betreffende zijn mislukking en hij krijgt van zijn opdrachtgever de belofte om over extra manschappen te kunnen beschikken. Opeens rukt Marianus de kap van zijn opdrachtgever af en onthult diens gelaat. Onze oude bekende, Demoniah, is terug. Wanneer de drossaard de kamer verlaat voelt hij plots een koude luchtstroom en hij ziet en grote zwarte vogel wegvliegen. Onmiddellijk beseft hij met welke machten hij zich ingelaten heeft, en weet dat een weg terug niet meer mogelijk is.
In tussentijd ronden onze vrienden hun gesprek met boer Coene af en rijden terug richting Horst, waar de soldeniers de barst in de meestertoren hebben hersteld.
William de nieuwe kapelaan is aangekomen en vermoedt dat het allemaal te maken heeft met de extreme vrieskou, tot dat Johan hem vertelt uit het raam te kijken en hij het teken van Bahaal ook opmerkt in het ijs. Deze is zo onder de indruk dat hij besluit in de morgen meteen te vertrekken naar Leuven om daar het symbool op te zoeken in de geheime archieven.
In de morgen weerklinkt het alarmsignaal in het kasteel wanneer blijkt dat de barst terug verschenen is en ditmaal reikt tot het dak van de toren. Op datzelfde ogenblik werpt in de donkerhoeve boer Coene een blik naar buiten en bemerkt er een hele bende ongure types die op teken van hun leider vertrekken in de richting van de herberg van Nieuwrode.
Boer Coene en zijn zonen zijn hen op een veilige afstand gevolgd en sluipen naar de herberg om het gesprek af te luisteren. Zo vangt boer Coene in een gesprek tussen de drossaard en de huurlingenleider Raniar op dat de bewoners van Horst het zullen ontgelden en dat ze een schrikbewind willen veroorzaken in de streek om zo via een opstand de hertog van Brabant ten val te brengen. Tijdens het bespieden sluipt de beul echter dichterbij en grijpt Coene in een wurggreep. Dit is echter niet naar de boer zijn zin en deze kan zich dan ook in alle woede losrukken. Wanneer zijn zoons hem vervoegen is het pleit snel beslecht. Haastig springen de boer en zijn zonen in het zadel en rijden gejaagd door de wind naar Horst.
Gillis en Raniar, gevolgd door een aantal huursoldaten, vermomd als soldeniers, verlaten de herberg en vervolgen hun weg naar de Galgenberg te Holsbeek, alwaar Demoniah de 2 mannen ontbiedt om samen hun aanval op Horst te plannen.
Op het zelfde moment komen boer Coene en zijn zonen met een belangrijke mededeling aan op het kasteel van Horst. Ondertussen is ook de kapelaan teruggekeerd van zijn trip naar Leuven. Op bevel van de rode ridder wordt er verzameld in de ridderzaal, waar boer Coene zijn relaas doet over hetgeen hij heeft gehoord bij de herberg van Nieuwrode. De kapelaan komt ook aan het woord en weet dat volgens het “ Lexicon der Demonen” het teken toebehoort aan Bahaal, de prins der duisternis, groothertog van de hel en opperaanvoerder van de helse legioenen. Het is hier dat Johan zijn vrienden inlicht over Galaxa, de fee van het licht. Een figuur waarin de kapelaan niet schijnt te geloven.
De volgende morgen nadert er een grote groep mensen het kasteel. Het betreft vluchtelingen die op de vlucht zijn voor de drossaard en zijn mannen. Dit kunnen onze helden maar moeilijk aanvaarden. Momenteel staan ze echter nog machteloos. Het tij keert echter wanneer Galaxa verschijnt aan Johan en hem waarschuwt voor de dreiging die zich aan de rand van de vijver bevindt. Daar staan Gillis en zijn mannen reeds te wachten om de aanval in te zetten.
Terwijl de ridders van Horst zich klaarmaken voor de verdediging , trekt Galaxa naar de galgenberg om zich te meten met Demoniah.
Wanneer de huurlingen in actie komen vlak voor zonsopgang, weten ze niet wat hen overkomt. Ze worden aangevallen langs alle kanten en worden op Gillis en de beul na allen over de kling gejaagd. Wanneer de 2 overlevenden aankomen op de Galgenberg, komen ze oog in oog te staan met Demoniah. Wanneer deze hen wil straffen komt Galaxa tussenbeide en gooit een glinsterend projectiel naar Demoniah. Dit ontploft in een verblindend licht waardoor Gillis en de beul op slag verblind zijn. Demoniah kon echter ontkomen door uit het raam te springen en zich te veranderen in een vogel. Galaxa keert terug naar Horst om afscheid te nemen van onze held en om de Lente in het land te leiden.
Een heel goed boek! Zeker omdat je hier meer te weten komt over de titels en domeinen die Bahaal draagt. Tevens vind ik het heel origineel hoe Karel Biddeloo de barst in de meestertoren van Horst heeft benaderd in zijn boek.