- Details
- Geschreven door RR.be
Algemene informatie
Tekeningen
Scenario
Inkleuring
Uitgiftedatum
2/1994
Samenvatting
Het Hageland zucht onder een ware hittegolf. Johan kan die nacht de slaap niet vatten door de drukkende warmte en gaat wat rondzwemmen in de slotgracht. Nadat hij gedaan heeft met zwemmen ziet hij plots een zonderling lichtschijnsel en besluit dat te gaan onderzoeken. Bij dat licht ziet hij enkele Egyptenaren iets opgraven. Plots voelt Johan een scherp lemmet in zijn nek van een Numidische krijger, waarop hij zijn tegenstander velt en een verklaring eist voor wat er gebeurt. Op dat moment komt een tempelier, de commandeur van de nabijgelegen commanderij van Hauwaert, tussen en nodigt Johan uit mee te gaan naar de commanderij, waar hij een verklaring zal krijgen voor wat er gebeurt. Het opgegraven loden koffertje wordt zwaar bewaakt en met de grootste voorzichtigheid naar de commanderij gebracht. Ook de commanderij blijkt zwaar bewaakt door boogschutters op de muren en verschillende wachtposten. Johan wordt voorgesteld aan de grootkonstabel van de Tempelorde, Gonzaga de Eenoog en Aboe Hamed, een Egyptische hogepriester, de laatste ingewijde in bovennatuurlijke geheimen. Gonzaga doet Johan zweren om de waarheid die hij te horen zal krijgen absoluut geheim te houden.
Daarop begint Aboe Hamed zijn verhaal en vertelt over hoe de Egyptenaren onder de voet gelopen werden door de Romeinen, die belust waren op de schatten van de Egyptenaren. Hoewel ze wisten dat deze schatten beschermd waren door een vloek, drongen ze toch de graven binnen; en toen ze de graven verlieten met het gestolen goed stierven ze één voor één aan helse pijnen. Onder de Romeinse overheersing stierven veel Egyptische priesters en omdat hun kennis verloren dreigde te gaan, vluchtte hogepriester Ra-Hrj-Aa met o.a. het loden koffertje richting Brittannië. Door een storm op de Noordzee liep het schip echter op de klippen en enkel Ra-Hrj-Aa wist te ontkomen met het loden koffertje. Hij spoelde aan op de Vlaamse kust en na wat rondzwerven bereikte hij het Hageland, waar hij opgenomen werd in het midden van de druïden.
Terwijl Aboe Hamed zijn verhaal vertelt wordt de commanderij omsingeld door mysterieuze krijgers, die tot de aanval overgaan. Ondanks de pijlen van de boogschutters weten ze de muren van de commanderij te bereiken, waarop een harde strijd losbarst. Gonzaga vraagt Johan bij het koffertje te blijven om het te beschermen en zorgt voor wapenuitrusting voor beiden. De aanvallers slagen er niet in door te breken, waarop hun aanvoerder plots een glazen bol over de muur smijt, waaruit een gele damp opstijgt, en de verdedigers één voor één dood neerstorten. De aanvallers bereiken nu het middenplein, waar ze op de overlevende tempeliers stuiten die de ingang van de commanderij verdedigen. Doordat de aanvallers nu talrijker zijn weet een groep krijgers door te breken, en stoten op drie Egyptische dienaren en de lijfwacht van Aboe Hamed, die echter niet opgewassen zijn tegen de overmacht en vlug uitgeschakeld worden. Wanneer de aanvallers de deur, waarachter het koffertje zich bevindt, in stukken willen slaan, stormen Johan, Gonzaga en de commandeur naar buiten om de vijand tegen te houden. De aanvallers kunnen niet doorbreken, waarop de hoofdman beslist Johan uit te schakelen, door hem langs achter laf in de rug te treffen. De commandeur bemerkt het gevaar en weet op het nippertje in te grijpen en Johan te redden, maar hij valt hierdoor zelf onder het zwaard van de aanvoerder en sterft. Johan en Gonzaga houden hardnekkig stand en krijgen hun vijand langzaam maar zeker klein. De hoofdman probeert nog te vluchten, maar stuit op Johan die hem in een kort zwaardgevecht vlug weet neer te vellen. De strijd is gestreden: niemand anders overleefde de aanval.
Na afloop van de strijd vertelt Aboe-Hamed het geheim van het loden koffertje. In dat koffertje zit de groene steen, een overblijfsel van één van de twee tafels, waarop de tien geboden stonden die Mozes van Jahweh kreeg op de Sinaï en stuk sloeg toen hij zag dat de Israëlieten het gouden kalf aanbeden. Dit kwam terecht in handen van de Egyptische hogepriesters en bevat een krachtbron met onbeperkte mogelijkheden, waar misbruik van gemaakt kan worden. Het stuk moet dan ook teruggebracht worden naar de Sinaï. Hierop gaan Johan, Gonzaga en Aboe-Hamed onder begeleiding van een escorte naar Brugge om daar in te schepen. Wat ze niet weten is dat ze ondertussen opnieuw bespied worden door mysterieuze krijgers. Eenmaal aan boord van het schip wordt de reisweg besproken, waarbij vooral de Middellandse Zee gevaarlijk gebied lijkt te zijn, door enerzijds de Saracenen en anderzijds door Klingsor, gehuisvest in Kalot Enbolot op Sicilië en verantwoordelijk voor de aanval op de commanderij, en zijn roodharige gezellin Iblis. Wanneer het schip vertrekt worden ze gevolgd door de manschappen van Klingsor, maar wanneer de Magdala versterking krijgt van vier andere schepen, moet dat schip zijn achtervolging al vlug staken.
De reis verloopt zonder verdere problemen, maar eenmaal aan de “Zuilen van Hercules” (Gibraltar) aangekomen ziet de vloot de weg versperd door Moorse galeien en Barbarijse zeerovers, waardoor een treffen onvermijdelijk wordt. Een eerste aanvalsgolf wordt door de Tempeliersvloot meteen bekogeld met Grieks vuur, waardoor de vijandelijke schepen in lichtelaaie komen te staan. Maar een galei slaagt er toch in de Magdala te bereiken en in de poging om de Magdala te enteren ontstaat op het dek een zware strijd. Ook een tweede galei slagt er in de Magdala aan te vallen, waardoor het schip zich plots moet weren tegen een overmacht. Wanneer een groep aanvallers het achterdek van de Magdala bereikt, waar de katapulten opgesteld staan, bemerkt Johan het gevaar, en met enkele mannen dringt hij de tegenstanders terug tot ze de strijd moeten opgeven. Een vijandelijk schip werd echter uit het oog verloren en ramt met volle snelheid de Magdala, dat onmiddellijk begint te zinken. De andere tempeliersschepen schieten te hulp, maar al vlug wordt gemerkt dat Johan en Gonzaga onvindbaar zijn en een zoektocht levert niets op. De vloot zet zijn tocht verder, en net op dat moment duiken Johan en Gonzaga tevoorschijn tussen het wrakhout. De vloot is echter te ver weg en hulpeloos drijven Johan en Gonzaga rond op zee...
Het is duidelijk dat er gekozen werd voor een rustige opbouw van het verhaal. Tijdens het lezen heb je enerzijds het gevoel dat er veel gebeurt, en anderzijds dat het verhaal maar wat aanmoddert. Een tegenstrijdig gevoel dus, dat te verklaren valt door het feit dat sommige situaties weinig toevoegen aan het verhaal, niet uitgewerkt zijn en niet zorgen voor de nodige spanning waardoor je het gevoel krijgt dat het verhaal op een bepaald punt gebracht moet worden voor het vervolg op dit deel.
Dat dit album niet echt kan boeien komt doordat het hoogtepunt van dit album ligt bij de aanval van de commanderij, halverwege het verhaal. Daardoor heb je ook de indruk dat alles wat daarna komt enkel maar als functie heeft het verhaal te rekken. Denk bijvoorbeeld maar aan de manschappen die Johan en Gonzaga op weg naar Brugge bespioneren en het zwarte zeilschip dat de Magdala achtervolgt. Het beste werd blijkbaar opgespaard voor het vervolg, nl het extra-lange Klingsor.