Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/1996

Samenvatting

 “Stop maar met werken!”
Schel klinkt de commanderende stem van de opzichter naar de gravers onder hem. De hele archeologische rotssite aan de Ethiopische kust baadt in een roodgeel licht van de ondergaande zon die duidelijk maakt dat het duister weldra zal vallen.
“Hou er mee op, dan vertrekken we! Zo dadelijk is het donker en dan verschijnt het Zandspook!” Sommige gravers houden hun spade of houweel heel even rustig om de waarschuwing van hun oude opzichter te overwegen, doch na enkele ogenblikken schudden ze de raad met hoofdschudden weg en wijden zich opnieuw aan hun taak.
“Mannen, stop ermee! Ik ben weg en wie zijn leven niet moe is, doet er goed aan me te volgen!”
Het gejammer van de toezicht moe, richt Youssof zich op: “Hé, Achab!! Achab, jij bange wezel! Als dat Zandspook opdaagt, krijgt hij mijn houweel op zijn kop! Kom, mannen, doorwerken!”
Nog maar net heeft hij de woorden van de oude man weggelachen of allen horen het vreemde geluid. Een vreemd geluid. Dicht genoeg om het te horen, doch te ver om in de reeds opkomende schemering de bron te lokaliseren. Zonder het gevaar te zien, deinst Achab angstig achteruit.
Smalend komt Youssof uit de reeds diep uitgegraven put gekropen en trekt gewapend met fakkel en houweel de bergflank op. Helemaal alleen gaat hij op zoek naar de bron van het zonderlinge geluid…
Vallende stenen trekken zijn aandacht en hij besluit nog hoger te klimmen. Wanneer hij helemaal boven is, ziet hij tot zijn verbijstering dat een eind voor zich uit de aarde beweegt. Een insectachtig wezen graaft zich bliksemsnel uit de zandbodem omhoog. Het Zandspook baant zich een weg naar boven!!
Maar Youssof geeft zich niet gewonnen. Hij laat zijn fakkel vallen en slaat met zijn houweel hard toe; doch zonder resultaat. De paar slagen die Youssof kan uitbrengen kaatsen af op het harde schild van het monster en dan reageert het Zandspook. Met één verwoestende uithaal wordt Youssof meters ver weggeslingerd en suist een ravijn in.
In het duister reikt de ijzige kreet tot bij de andere gravers. Hoewel de schreeuw bij iedereen door merg een been gaat, krijgt niemand de tijd om over Youssofs verlies te rouwen, want in de verte ziet men het Zandspook reeds naderen. Een fractie van een seconde te laat slaan de werklui op de vlucht. Het monster heeft reeds een zware steunbalk bemachtigd en werp die met bovenmenselijke kracht op de groep vluchtende mannen. Enkel Achab, de opzichter, is ongedeerd en rent als een gek de woestijn in.
Achtervolgd door het Zandspook en met de moed der wanhoop perst de man alles uit zijn oude lichaam. Langzaam maar zeker wint de insectachtige terrein. Plots breekt het licht van de volle maan door de wolken heen en alsof het maanlicht hem afschrikt blijft het monster opeens staan. Uitgeput rent Achab verder tot hij opeens op een heuvel de gloed van een kampvuur waarneemt. Met een laatste krachtinspanning sleept hij zich tot daar, waar hem de tweede verrassing van de avond wacht…
Nog maar net bereikt hij het kampvuur of uit het duister ziet hij vlak voor zijn hoofd een pijl op zich gericht en klinkt vanuit de nabije duisternis een bevelende stem: “Geen verdachte beweging, kerel! Waarom sluip je rond ons kamp?” Met bevelende ogen kijkt Chuk, Johans schildknaap, de uitgeputte opzichter aan…

Wanneer Achab is uitverteld, vertrouwt Johan de man aan Chuks goede zorgen toe en trekt op onderzoek uit. Een nauwkeurig onderzoek van de plek des onheils geeft echter weinig antwoorden. Her en de liggen verminkte lijken, de steunbalken werden vernield en de pas gegraven kuil werd vernield. Het lijkt alsof het Zandspook als een mol in de grond verdween.
“Heer Johan?! Wij hadden niet verwacht u hier aan te treffen!”
Geschrokken draait de Rode Ridder zich om. Tegen de nachtelijke horizon kan hij maar net de profielen van een kleine ruiterschare onderscheiden. Wanneer de ruiters dichter komen, herkent hij Gonzaga de Eenoog. Net als Johan is de Grootconstabel der Tempeliers op weg naar Umm Hagar, waar beide heren een afspraak hebben met de Melchisedek, de nagash van het kleine dorpje. Na zijn oude vriend op de hoogte te hebben gebracht, rijden beide heren met de colonne ruiters de woestijn in. Wanneer ze echter bij Chuk aan het kampvuur aankomen, blijkt dat ook Achab de gruwelijke avond niet heeft overleefd. De spanningen van de voorbije uren vroegen te veel van de mans oude hart. Na de doden te hebben begraven trekt het gezelschap naar Umm Hagar, een klein christelijk koninkrijk in Abessinië.

Het is al lang middernacht wanneer de ruiters Umm Hagar binnenrijden. Onder het licht van de volle maan lijken de straten verlaten. Toch heeft Johan dat nooit bedriegende gevoel dat iemand hem achtervolgt. Wanneer hij even omkijkt meent hij heel even een donkere gestalte in een muurnis te zien wegduiken.
Ondanks het late uur worden Johan, Chuk en Gonzaga onmiddellijk door Melchisedek ontvangen. De nagash heeft immers een bondgenootschap met de Tempeliers gesloten om belangrijke archeologische opgravingen te verrichten. De overval op Melchisedeks werklui, die onder bescherming van de Tempeliers stonden, werpt een ernstige smet op hun bestand. Terwijl het viertal vergadert, sluipt op het tempeldak iemand behoedzaam rond. Een geheimzinnige vrouwengedaante dringt door een dakvenster naar binnen, sluipt naar de paleiszaal en luistert de gesprekken af. Even later gaat voor de nagash en zijn gasten een zwoel dansoptreden van start. Onder de vrolijke muziek worden de gesprekken over het trieste gebeuren echter voortgezet. Onopvallend mengt de mysterieuze vrouw zich tussen de danseressen en al dansend luistert ze elk woord van het gesprek af. Net als Gonzaga de nagash toevertrouwt dat zijn Tempeliers een geheim wapen bezitten dat met elke dreiging kan afrekenen, weerklinkt Johans stem door de gang: ‘Soldaten! Hierheen, snel!’. De Rode Ridder had onopgemerkt zijn gezellen verlaten om op inspectie te gaan en vond naast de trappen een wachtpost die de mysterieuze vrouw onschadelijk maakte toen ze het paleis binnendrong.
Onmiddellijk geeft Melchisedek het bevel om alle uitgangen af te zetten. In de verwarring van het voorval duwt de mysterieuze indringster een klein voorwerp in Johans handen en maakt zich ijlings uit de voeten. Ondanks de snel georganiseerde klopjacht wordt er van de vrouw geen spoor meer teruggevonden.
Verbaasd bekijkt de nagash het voorwerp dat de Rode Ridder ontving: een muntstuk met de beeltenis van de koningin van Sjeba op!
Snel vertelt de nagash het tweeduizend jaar oude verhaal van de koningin: haar bezoek aan en verhouding met de Joodse koning Salomo, hun gemeenschappelijke interesse in de kabbala en haar beheersing van de transformatie, de duistere leer om bestaande levensvormen te muteren. Vol opwinding bekijken de mannen het muntstuk opnieuw, want uitgerekend het terugvinden van de geheime kennis van Sjeba is het doel van de archeologische opgravingen in Melchisedeks woestijn. Het muntstuk bevestigt dat de legendarische stad geen mythe is!!!

Bij zonsopgang trekt een kolonne ruiters en lastwagens de woestijn in. Eén van de wagens is met zeildoek overspannen en het lijkt alsof de Tempeliers zich als een speciaal escort rond deze kar verzameld hebben. Het geheime wapen dat zich in de wagen bevind, zal de nieuwe graafploeg vergezellen.
Bij valavond bereikt de caravaan de plaats waar nieuwe opgravingen zullen worden begonnen en het kamp wordt opgeslagen. In gedachten verzonken verlaat Johan het kamp en wandelt een eindje de woestijn in. Plots hoort hij een vrouwenstem achter zich. De gesluierde vrouw beweert uit de harem van de nagash te komen. Ze beweert de schuilplaats van het Zandspook te kennen, maar zou de Tempeliers niet vertrouwen en vraagt daarom aan Johan om haar te vergezellen. Geblinddoekt gaat de Rode Ridder met de vrouw mee. Hij weet echter niet dat hij te maken heeft met de mysterieuze vrouw die de nagashs paleis binnendrong…

Van op een afstand volgt Chuk zijn meester, die nog steeds door de geheimzinnige vrouw wordt voorgeleid. Wanneer het tweetal echter een grottencomplex betreden, raakt hij hen uit het oog en besluit de Tempeliers te waarschuwen. Ijlings rent de schildknaap van de Rode Ridder naar het kamp terug. Opeens ziet hij, tot zijn eigen sprakeloze ontsteltenis, vlak voor zich het Zandspook uit de grond opduiken! Met het monster op de hielen rent Chuk voor zijn leven terwijl het gedrocht zich een weg baant voorbij toesnellende wachtposten.
Gonzaga schreeuwt om het geheime wapen. Onmiddellijk wordt het zeildoek verwijderd en wordt een zonderlinge metalen buis op de kar zichtbaar. Twee pogingen om het Zandspook met het kanon te raken zijn voldoende en het gedrocht wordt in talloze fragmenten uiteengereten.
Chuk brengt de Tempeliers naar de ingang van de grotten, waarin hij de Rode Ridder en zijn vrouwelijke gids zag verdwijnen, maar op de harde rotsbodem zijn geen sporen meer te vinden. Gonzaga besluit om met zijn ridders het hele grottencomplex systematisch uit te kammen. Voor alle zekerheid neemt hij het geheime wapen met zich mee…

Inmiddels zijn Johan en zijn mysterieuze vrouw al diep in de grotten doorgedrongen. Wanneer de vrouw zijn blinddoek wegneemt, kijkt hij tot zijn eigen ontsteltenis naar het laatste overgebleven bolwerk van het koninkrijk Sjeba. Verzwolgen door het zand aan de rand van de grottenheuvels bleef het voor mensenogen verborgen. Temidden van dit bolwerk regeert de tweeduizend jaar oude koningin nog steeds over het Oude Rijk.
Bij het betreden van het bolwerk valt het Johan op dat ze zijn gids met uitzonderlijke eerbied behandelen. De dame vraagt Johan om even te wachten. De koningin zal spoedig komen.
Even later betreedt ze het vertrek. Hoewel haar gezicht verborgen zit achter een gouden masker herkent hij haar aan haar stem. De mysterieuze dame en de koningin van Sjeba zijn één persoon!
De heerseres wenst Johan het Zandspook te laten zijn vanwege zijn interesse in de gedrocht. Gareth, de kapitein van haar paleiswacht, zal hem naar de kerkers waar het Zandspook verblijft, brengen. Tijdens de wandeling doorheen een uitgestrekt netwerk van in kalksteen uitgehouwen gangen vertelt Gareth over het Zandspook: de koningin heeft dankzij de mystiën van de transformatie een levensvorm gemuteerd om nieuwsgierigen uit de buurt van het Koninkrijk te houden. Naast het Zandspook dat de woestijn bewaakt, is er bovendien een tweede monster dat achter slot en grendel wordt vastgehouden.
De kapitein opent de kerker waar de tweede gedrocht gevangen zit. Lachend verklapt hij Johan nog dat het beest zich uitsluitend met mensenvlees voedt en duwt de Rode Ridder dan hardhandig naar binnen. Met grote snelheid komt het Zandspook dichter. Johan springt echter voor het monster opzij, waardoor het tegen de deur die Gareth nog niet heeft kunnen aflsuiten, aanvliegt en ziet kans om Gareth in zijn klauwen te grijpen.
Hoewel de kapitein Johan naar het leven stond, wenst de ridder uiteraard zijn ergste vijand niet zo’n lot toe en keert zich tegen het Zandspook.
Met het zwaard vermag hij niets tegen het zware pantser van het monster. Toch slaagt hij erin om de gedrocht lang genoeg af te leiden tot Gareth zich in veiligheid wist te brengen. Uiteindelijk weet hij ook zelf uit de kerker te ontsnappen en de kerkerdeur af te sluiten.
Een stervende Gareth kan de Roder Ridder enkel nog bedanken voor de hulp en waarschuwen voor de bovennatuurlijke krachten van de koningin. Op die manier zou ze haar onderdanen onderdrukken en de levenskrachten van haar uitverkorenen stelen. Naast het lijk van de kapitein zweert Johan diens dood te wreken…
Wanneer de Rode Ridder de angstaanjagende kerkers verlaat, wacht hem een onaangename verrassing op de trappen.
Een bende soldaten, aangevoerd door Joab, versperren hem de weg. Joab vreest immers dat Johan de volgende kapitein van de paleiswacht zal zijn en ziet zijn promotieplannen in gevaar komen. In het daaropvolgende gevecht weert de Rode Ridder zich heftig en weet elke aanval van de paleiswachters van zich af te slaan. Het zwaard van de ridder eist zelfs enkele gewonden, maar ook de wachters willen van geen wijken weten. Een bevelende vrouwenstem maakt echter een abrupt einde aan het gevecht. Bij het zien van hun vorstin stuiven de soldaten uit elkaar en vluchten weg.
De vorstin van Sjeba legt uit dat het voorval met Gareth beneden een proef was. Slechts één van hen zou terugkeren en haar uitverkorene zijn. Plots springt Joab, die verdoofd tussen zijn gewonde makkers op de grond lag, overeind en wilt de Rode Ridder in de rug aanvallen…
De koningin reageert echter bliksemsnel. Uit de oogkassen van haar gouden masker flitsen opeens twee lichtbundels weg en Johan slaakt een kreet van afgrijzen wanneer Joab door de lichtstralen tot stof wordt verpulverd. “Zo vergaat het allen die mijn plannen dwarsbomen, ridder!”
Na deze niet mis te verstane waarschuwing leidt de koningin langs de immense bouwwerken en immense zuilengalerijen doorheen het Oude Sjeba.

Tijdens de tocht valt het Johan op dat de onderdanen zich angstvallig verborgen houden en soldaten vanop elk gebouw toezicht houden. Wanneer de ridder hierover de koningin aanspreekt, dan wuift ze Johans waarnemingen weg en verandert ze snel van onderwerp door Zoroaf, haar waarzegger en geneesheer, voor te stellen. Daarop laat ze haar nieuwe uitverkorene naar de gastenkamers van het paleis brengen. ’s Avonds zou ze Johan uitnodigen voor het avondmaal met haar hovelingen.

In afwachting op het avondmaal wordt de Rode Ridder overmand door een grote twijfel: is de koningin werkelijk een wrede tiran of niet? Hij besluit niets te ondernemen alvorens hij zekerheid heeft. Plots bemerkt hij in de schaduw van een zijvertrek een insluiper en komt snel in actie. Hij grijpt de indringer bij de lurven en slaat hem met enkele mokerslagen half buiten westen. Het blijkt de waarzegger, Zoroaf, te zijn die onze held in het geheim wenst te spreken.
De oude man bevestigd Gareths beschuldiging en waarschuwt ook voor de veroveringsplannen die de koningin heeft. Volgens hem is er slechts één manier om haar macht te breken: ze moeten het masker, waarin haar ontzagwekkende macht schuilt, wegnemen!
Terwijl een paleiswacht via een geheim luik in de zoldering elk woord afluistert, wordt het plan gesmeed: Zoroaf zal tijdens het avonddiner het Zandspook vrij laten. Tijdens de daaropvolgende verwarring zullen ze het gouden masker zien te grijpen…

Korte tijd later begeven Johan en Zoroaf zich naar de feestzaal waar de koning hen reeds opwacht. Zij vraagt Johan haar trouw te zweren op zijn zwaard. Vooraleer de Rode Ridder zijn trouw zijn riddereer kan zweren, dient hij eerst te weten welke toekomstplannen de vorstin heeft en welke rol hijzelf daarin zal spelen. Zonder enige schaamte krijgt Johan te horen dat ze hem nodig heeft in haar veroveringsplannen om haar troepen aan te voeren. Hij krijgt bedenktijd tot na het avonddiner…
Meer moest de ridder echter niet horen. Tijdens de maaltijd geeft hij Zoroaf het afgesproken ten, waarop de waarzegger ongemerkt uit de zaal verdwijnt.
In de kerkers stoot hij echter op de paleiswacht die dankzij hun spion immers op de hoogte is van het complot. Met het blanke zwaard wordt Zoraof neer gehouwen…

In de feestzaal stelt Johan vast dat wachters de uitgangen afzetten en beseft dat hun plan verkeerd aan het lopen is. Op dat ogenblik wordt de zwaargewonden Zoroaf binnengebracht. Onmiddellijk houdt een gewapende groep krijgers Johan in bedwang en in haar woede om het verraad dreigt ze de Rode Ridder en Zoroaf te verpulveren met de vuurstralen uit haar ogen!
Uit de oogkassen van het masker straalt reeds een onheilspellend licht wanneer Zoroaf zich met zijn laatste krachten een wanhopige sprong naar de vorstin maakt. Krijsend strompelt de koningin achteruit als de oude man er in slaagt het gouden masker van haar gelaat te rukken. Daarop breekt de hel los: terwijl een blinde koningin van Sjeba een ontsnapte Johan, die zich door de linies van de paleiswacht een weg naar buiten vecht, voor zijn verraad vervloekt, voelt het Zandspook dat zijn meesteres in gevaar is en breekt uit zijn kerker!
De vorstin tast blind rond in de zaal. Net op het ogenblik dat ze het gouden masker heeft terug gevonden, breekt het Zandspook door de muren van de feestzaal heen en valt aan.
Soldaten, hovelingen en dienaren vluchten hals over kop voor het naderende monster. De Rode Ridder wilt de koningin nog hulp bieden, maar wordt door de doodsbange menigte teruggedrongen. De vorstin heft de vorstin heft het masker, dat onheilspellend schittert, omhoog en de volledige kracht van het masker vrij…
Een dreunende ontploffing rijt het paleis in stukken en vurige rookkolommen schieten in alle richtingen over de onderaardse stad. De Rode Ridder, die tijdig achter een zuil kon wegduiken, bleef als bij wonder gespaard, maar ook het Zandspook heeft de explosie overleefd, strekt zijn vleugels en suist de hoogte in om een duikaanval op onze held in te zetten. Plotseling slaat een projectiel tegen het gewelf van de grot. Geleid door de ontploffing van de stad zijn de Tempeliers net op tijd tot in de grot doorgedrongen en nemen met hun geheime wapen het Zandspook onder vuur. Het monster ontwijkt echter een nieuw salvo van het kanon. Even later beginnen echter grote delen van de grot in te storten.
Johan en de Tempeliers weten zich amper in veiligheid te brengen. Zowel het Zandspook, het geheime wapen als de mythische stad Sjeba worden voor eeuwig onder het ingestorte gewelf bedolven.
Het enige wat men aan het avontuur overhoudt, is Johans gouden munt...

Na het lezen van het album blijf ik met een dubbel gevoel achter.
Enerzijds neemt het album een krachtige start en wordt de spanning aanvankelijk langzaam opgebouwd door een mengeling van actie en mysterie.
Anderzijds valt het plot van het verhaal wat tegen door het vroegtijdig wegvallen van de dreiging uit het begin en de wat simpele manier waarop alsnog een tweede monster wordt geïntroduceerd.
Toch bezorgt Johans complot met Zaroaf het verhaal nog voldoende spanning, zodat ook de aanloop naar het geweldadige slot nog voldoende wordt gedragen.

Mijn oordeel: een degelijk album, maar op het sterke begin afgaand, had er meer in gezeten.

Encyclopedie

Personages

Voorwerpen