- Details
- Geschreven door Steven Boers
Algemene informatie
Tekeningen
Inkting
Scenario
Inkleuring
Uitgiftedatum
8/2001
Samenvatting
Na de gebeurtenissen in album 185 vertoeft Johan nog steeds met Idesbald en Ligerius in Koksijde. Tijdens een ochtendlijk strandritje ziet Johan een schip voor de kust. Nadat Johan de vlag van het schip beschrijft aan Idesbald, legt deze uit dat dit de Kauki zijn, een soort zeerovers. Het schip is echter stuurloos omdat de bemanning hun roes uitslaapt. Hun kapitein, Ahab, schudt hen echter wakker en er wordt koers gezet naar de kust. De Kauki kwamen in het bezit van een schatkaart en gaan op schattenjacht in Koksijde. Daar ontdekken ze echter de sporen van de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Ahab stuurt een trio op pad om hen uit te schakelen. De rest start het graafwerk naar de schat. Na een poos ontdekt de rover Garoch een ondergrondse tempel, nadat hij in een kloof valt.
Ondertussen zijn ook Johan en zijn metgezellen op zoek naar een plaats waar Idesbalds ‘geheim’ begraven ligt: de druïdenput. Ze worden echter ontdekt door de 3 achtervolgende rovers. In het treffen dat daarop volgt, doodt Johan de rover Jonas en geraakt Ligerius dodelijk gewond. Idesbald redt hem echter het leven dankzij zijn elixir. Een van de vrouwelijke zeeroofsters wordt gevangengenomen, de andere kan ontsnappen om verslag uit te brengen aan Ahab en zijn bende. Johan besluit de rovers op te wachten. Idesbald wil met hen onderhandelen. Ondertussen verdrinkt Garoch, die nog steeds bij de ondergrondse tempel vertoeft, bijna door het wassende water. Ahab redt hem om informatie te krijgen over de tempel.
Bovengekomen is Garoch buiten bewustzijn en verneemt Ahab van de ontsnapte Isabel de dood van Jonas en de gevangenname van Gabriella. Woedend zweert hij wraak te zullen nemen. De rovers trekken eropuit, terwijl Isabel bij de graafwerken en Garoch blijft waken. Ze wil de ontdekking van Garoch zien, maar stort te pletter in de kloof. Garoch komt weer bij bewustzijn en besluit Ahabs schip te kapen, uit wraak omdat Ahab hem slechts redde uit winstbejag. Aan boord van het schip van de Kauki waakt echter Beatrijs. Garoch kan haar overhalen het spel mee te spelen. Ze ontdekken de schatten van de kapitein in diens hut en beginnen samen een nieuw leven.
De Kauki komen aan bij de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Idesbald stelt voor dat de Kauki naar zijn ‘schat’ graven in ruil voor een deel van de buit. Ahab stemt toe, al is het duidelijk dat hij zich niet aan de afspraak zal houden en de schat helemaal voor zichzelf zal houden. Voordat de graafwerken aanvangen, ontstaat er een gevecht tussen Ahab en de Rode Ridder uit wraak voor de moord op Jonas. De Rode Ridder schakelt Ahab uit en wordt zo volgens de regels de nieuwe aanvoerder van de Kauki. Na heel wat graafwerk wordt het kostbare geheim dat de druïden begraven hadden gevonden. Ahab poogt met een laffe aanslag alsnog terug kapitein te worden, maar wordt uitgeschakeld door Ligerius. De schat blijkt een dodecaëder te zijn (twaalfzijdige kubus) die multifunctioneel blijkt te zijn. Niet alleen toont hij Ahab zijn gekaapte schip dat reeds ver van de kust verwijderd is, maar het zendt ook een straling uit die de Kauki doet bekeren tot brave burgers. Ook krijgt Ahab zijn rechteroog terug en een andere rover zijn been.
Dit verhaal is deel van een tweeluik (185-186) maar best op zichzelf te lezen. In album 185 zijn het de Noormannen die het de Rode Ridder moeilijk maken, in dit album zijn het zeerovers. Een klein anachronisme dacht ik eerst, maar ik veronderstel dat KB zijn research wel gedaan zal hebben en dat er wel degelijk “Kauki” bestaan zullen hebben.
De personages zijn vrij interessant. De rovers worden niet gewoon als bende beschreven, maar worden als individuen beschreven: de furieuze Ahab, de sluwe Jonas, de opportunistische Garoch en de voorzichtige Mankepoot hebben allemaal hun deel in het verhaal. En ook de vrouwelijke rovers staan best hun mannetje. Mijn favoriet Ligerius (zie mijn bespreking van 185) is weer grandioos in zijn opmerkingen en citaten, maar Idesbald blijft een vlak personage, wijs en menslievend, maar met weinig pit. Waarschijnlijk bedoeld als contrast met Ligerius.
Net als in het vorige album zijn er echter weer enkele losse eindjes: nog steeds worden de opgegraven schedels als fait divers opgevoerd, zonder een echte rol in het verhaal. Ook de ondergrondse tempel, die een veelbelovende spanning in het verhaal opbouwt, heeft uiteindelijk geen echte deelname aan het plot. De dodecaëder zelf dient enkel als “Deus ex machina” op het einde. Ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat dit tweeluik verdacht veel op een toeristisch pamflet voor deze kuststreek lijkt, zodat KB er verschillende elementen in samenbracht, die echter niet als een echt samenhangend geheel overkomen. Wat is de link tussen de graven, de tempel, de schedels, de zeedraak (uit 185), de dodecaëder, de druïden en de geestelijken? Dat is niet altijd even duidelijk.
Er zit minder sfeer in dit deel van het tweeluik, dan in het eerste deel. De personages zijn echter wel leuker. Hier en daar zit er zelfs een licht humoristisch tintje in: de uitlatingen van Ligerius, de manier waarop Johan Ahab uitschakelt en de verwelkoming van Johan als nieuwe kapitein. De tekeningen zijn zeer te pruimen: duin- en zeegezichten, de ondergrondse scénes zijn knap en er zit veel dynamiek in de manier waarop de personages getekend zijn.