- Details
- Geschreven door David
Algemene informatie
Tekeningen
Scenario
Inkleuring
Uitgiftedatum
14/06/2006
Samenvatting
We bevinden ons in het jaar des heren 1416. Temidden de jachtvelden van het slot Champtoce raast er een trotse jachtstoet zijn prooi na; een prachtig edelhert. Het opgejaagde dier, gewond door de vele pijlen wordt in het nauw gedreven en wacht de genadeslag af. In de jachtstoet bevindt er zich een kleine jongen, Gilles de Rais, die van zijn grootvader, Jean de Craon het dier de genadestoot moet geven. Inmiddels bemerkte deze dat er iets geklemd zat tussen het gewei van het dier. Wanneer de kleine Gilles aarzelt maakt zijn grootvader het werk maar af. Hij haalt het voorwerp, een beke,r uit het gewei en vult deze met bloed van het dier. Hij verplicht zijn kleinzoon om ervan te drinken. Achteraf blijkt de jongen alleen nog oog te hebben voor de mysterieuze kelk….
Op een afstand van honderden jaren en kilometers bevinden zich onze held Johan, de rode ridder en zijn mentor Merlijn aan de rand van een meer. De oude man ontdoet zich van zijn kledij, duikt in het meer in en even later komt hij weer tevoorschijn met in zijn hand een zwaard, het zwaard van Karel Martel. Na een korte uitleg door Merlijn over Karel Martel reizen de twee door tijd en ruimte naar het dorpje Domrémy, Frankrijk in 1424 alwaar Johan een meisje Jeanne in een visioen vertelt wat ze moet doen en waar ze het zwaard van Karel Martel kan vinden.
Wanneer Het tweetal dan de tijdsmist gebruikt komen ze aan bij de garnizoensburcht van Vaucouleurs alwaar Jeanne op audiëntie is bij de heer Baudricourt. Hij aanhoort de maagd en escorteert haar naar Chinon.
Ondertussen geniet Gilles de Laval in zijn slot te Tiffauges van de zang van enkele koorknapen uit het dorp. Hij geniet er zo van dat hij 1 van de jongens bij hem roept en hem laat drinken uit zijn dierbare kelk. De jongen zakt na dit drinken versuft in elkaar en wordt meegevoerd naar huis…
Op 12 februari wordt het konvooi dat Jeanne naar Chinon begeleidt aangevallen door Bourgondische ridders. De aanvoerder, Jean de Metz, slaagt er met behulp van onze helden in de aanval te weren en hen op de vlucht te doen slaan. Enkele dagen later komen ze aan op de bestemming
Die avond deelt Merlijn Johan mee dat hij nog een laatste maal als de Aartsengel Michael voor Jeanne moet verschijnen om de vindplaats van het zwaard te onthullen. Echter als Johan de kamer van Jeanne betreedt merkt hij dat het meisje in bed Jeanne niet is en dat hij ijlings op de vlucht moet. Door door het raam te springen belandt Johan in de slotgracht en slaagt er in zo te ontkomen. Johan deelt Merlijn het bedrog mee en samen gaan ze op zoek naar de echte Jeanne.
Dankzij de hulp van een jonge stroper komt onze held te weten dat een groep ridders en soldeniers naar de stad Saint Sauveur zijn gereden. Wanneer Johan nadenkt hoe hij de burcht binnenkomt biedt de jonge stroper hem zijn diensten aan. Als kruier vindt de jongen in het slot wat hij zoekt. Er is een gevangene die opgesloten zit in de donjon. De jongen stelt zich voor als Thierry en via dezelfde list slaagt hij erin terug binnen te komen om zo via een touw onze held toegang te verschaffen. Echt veel moeite heeft het tweetal niet om de cel in de donjon te bereiken en inderdaad de geheimzinnige gevangene is niemand minder dan Jeanne, die Johan bijna herkent als de engel Michael. Op dat moment wordt het drietal ontdekt door een soldenier die al snel alarm slaat. In een kort maar hevig gevecht verslaat Johan zijn tegenstanders en wordt daarin onverwachts bijgestaan door Jeanne. Even later vervolgen ze hun weg en slechts op het laatste moment stuiten ze op een andere groep soldeniers. Deze zijn te laat voor Johan en Jeanne maar slaan er nog net in het touw van Thierry door te snijden. Gelukkig voor hem is dit buiten onze held gerekend die de jongen gewoon opvangt.
Al snel zijn de drie verdwenen te paard, al wordt er een achtervolging ingezet. De achtervolger slaagt er in de drie in te halen en mikt zijn kruisboogschicht op Jeanne, maar dat is buiten Thierry gerekend. Deze laatste slaagt er in om met zijn slinger de soldenier uit te schakelen. Vanaf dan verloopt de reis zonder zorgen tot Merlijn hen door middel van de tijdsmist tegemoet komt om hen te halen voor de audiëntie van Jeanne bij de Dauphin.
Als Jeanne aankomt blijkt de Dauphin er niet te zijn, en heeft de valse maagd reeds een gelijkaardige test ondergaan. Zij moest ook de Dauphin onder de genodigden zoeken. Jeanne doorstaat de test en overtuigt de Dauphin door hem te vertellen van zijn eigen gebeden. Enkele dagen later gaat Jeanne met een kleine delegatie naar de kerk van Sint-Catherina en vindt aldaar het zwaard van Karel Martel onder het altaar zoals haar dat werd toegefluisterd door de Heilige Michael. Het volgende ogenblik wordt de groep aangevallen door geharnaste ridders, enkel door een bloederige strijd slaagt de groep erin de aanval te weren. Temidden van al het geweld geraakt Jeanne gevuld van afschuw voor het geweld en bloed van de slachting. Een van de gedode tegenstanders wordt al snel herkend als Ralph de Honecourt, een neef van de heer van Honecourt aan het hof van de Dauphin.
Merlijn oppert dat er nog een verrader moet zijn aan het hof, maar wie …? Wanneer Johan de kleine Thierry presenteert aan Jeanne voor de positie van haar schildknaap, wat Jeanne meteen afwijst omdat ze nog te veel moet leren. Zij wijst hem toe aan Gilles de Rais om onder diens leiding de riddersporen te verdienen. Merlijn en Johan rijden verder om hun werk te vervullen …
Een wonderlijk verhaal met een meesterscenario van Martin Lodewijk. Wie het leven van Jeanne D’ Arc kent zal niet anders kunnen dan beamen dat de geschiedkundige details onvoorstelbaar zijn!!!