Back to Top

Albums

128. De Boeienkoning

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1989

Samenvatting

Noord-Afrika, een karavaan heeft halt gehouden aan de oase van Berri-Abes. Een roversbende, “De woestijnruiters”, heeft de oase omsingeld en wacht op zijn leider om aan te vallen. Hamad, een nieuw lid van de bende zal spoedig kennis maken met de leider, de Zwarte schorpioen. Genadeloos doodt de vrouwelijke leider Hamad, die haar beledigde. Even later wordt de aanval op de karavaan ingezet. De rovers krijgen de opdracht iedereen te doden behalve El Houdin. El Houdin is echter niet vindbaar, en in de verte doemt een ruiter op. Meteen blaast de Zwarte schorpioen de aftocht, slechts enkele krijgers blijven achter om de overlevenden af te maken en de ruiter te doden.
De ruiter is niemand minder dan Johan. Deze zag het gevaar al van ver en schakelt rover per rover uit. Een laffe aanval in de rug lijkt hem fataal te worden, maar een vastberaden hand duikt op vanonder het zand. El Houdin schakelt de laatste rover uit. El Houdin kent Johan’s naam en vraagt hem om zijn lijfwacht te worden. Johan aanvaardt het voorstel en samen rijden ze naar Karabuk, waar El Houdin zal optreden voor kalief Sidi mardoek. De Zwarte schorpioen en haar rovers is echter ook aanwezig in Karabuk. Evenals een andere geheimzinnige gestalte, Ed Odod. Deze laatste schakelt enkele rovers uit met een simpele handaanraking. Hij zweert dat de komende ontmoeting met El Houdin de laatste zal zijn.
De Zwarte schorpioen heeft ondertussen een manier gevonden om in het paleis van Sidi Mardoek geraken. Ze schakelt een wachter van de harem uit, en verkleedt zich als haremdanseres.
Ondertussen maken Johan en El Houdin kennis met Sidi Mardoek, deze is erg opgetogen en biedt El Houdin een fabelachtige schat aan in ruil voor zijn nakende optreden. Sidi Mardoek’s grootvizier en sterrenwichelaar zal mee getuige zijn van Houdini’s spel met de dood. Hurrie Burrie en zijn persoonlijke lijfwacht, bewaker van de harem Malabar! Een krachtmeting met Malabar zal dan ook de eerste proef van El Houdin worden. In afwachting van de kamp laat Sidi Mardoek enkele danseressen uit zijn harem aanrukken. Een beeldschone danseres trekt de aandacht van allen. Malabar wijst de Kalief erop dat het meisje niet tot de harem behoort. Alle uitwegen worden gesloten! Na de dans wil het meisje snel weg, maar wordt door de wachters tegengehouden. Sidi Mardoek nodigt haar uit aan zijn tafel, om verder kennis te maken.
Het is ondertussen tijd geworden voor de krachtmeting. Armworstelen, de verliezer zal zijn hand prikken aan naalden met een dodelijk gif. Als bij wonder doet El Houdin Malabar in het stof bijten. Hij spaart het leven van Malabar echter. Malabar is echter op wraak uit, hij trekt zijn dolk en stormt op El Houdin af. Het meisje waarschuwt Johan, die meteen de haar stem herkent. Net op tijd komt Johan tussenbeide. Het meisje is niemand minder als Demoniah, alias de Zwarte schorpioen. Ze gijzelt de kalief en tracht het paleis te verlaten. In ruil voor de kalief wil ze El Houdin. Malabar heeft ondertussen de dodelijke naalden opgeraapt en valt Johan aan. El houdin komt tussenbeide en schakelt malabar uit, deze kwetste zich aan de naalden en valt dood neer. Demoniah moest tijdens de schermutseling haar greep op de kalief lossen, ze vlucht weg naar de harem. Onmiddellijk wordt de achtervolging ingezet. Haar manschappen zijn ondertussen ter plaatste, en onder de zware gevechten weet Demoniah te ontsnappen. Ed Odod slaat het tafereel gade, wat is hij van zin?
Om de rust in Karabuk te doen weerkeren besluit El Houdin zijn optreden niet langer op te stellen. Terwijl de kalief ingelicht wordt over de persoon Demoniah wordt de opstelling voor de proef gereed gemaakt. El Houdin geeft tevens een verklaring voor zijn kracht, hij is een soort fakir die elk aspect van zijn lichaam perfect beheerst. De duistere machten zijn op hem uit, omdat hij steeds maar weer de dood beet kan nemen!
El Houdin krijgt ook zijn proef te zien, de dodensprong, geketend en geblinddoekt moet hij de dodensprong wagen. El Houdin waagt de sprong, en weet zich in de vlucht van zijn ketens te verlossen. Het olievat wordt aangestoken en El Houdin verdwijnt in de vuurzee.
Terwijl iedereen denkt dat El Houdin dood is, laat de kalief de schat weer naar zijn paleis brengen. Plots duikt El Houdin weer ongedeerd op. Rood van woede kan de kalief niets anders dan El Houdin de schat te geven. Deze strooit het goud uit over de bevolking van Karabuk. Het teken voor de kalief om Johan en El Houdin de stad uit te zetten. Alvorens ze vertrekken houdt Hurrie Burrie, de grootvizier hen tegen. Hij is een alchimist en vraagt El Houdin of hij hem mag onderzoeken. El Houdin stemt met het verzoek in en het gezelschap gaat op weg naar Hurrie Burrie’s laboratorium, buiten de stad. De woestijnrovers volgen het gezelschap op de voet, evenals Ed Odod. Spoedig bereiken ze het bolwerk van Hurrie Burrie, waar Johan met zijn paard in een val rijdt. Wanneer hij weer bij bewustzijn komt zit hij in een kerker. Rambala, de tweelingbroer van Malabar wil Johan doden met zijn eigen zwaard. Ed Odod is echter net op tijd. Hij doodt de reus met een simpele handaanraking. Op aandringen van Johan maakt Ed Odod zich bekend, hij is niemand minder dan De Dood. Johan vreest voor zijn leven, maar De Dood verzekerd hem dat zijn tijd nog lang niet gekomen is, zolang hij zich voor de goede zaak blijft inzetten. De Dood komt voor El Houdin, hij vraagt zich af hoe het komt dat deze hem steeds ontsnapt. Demoniah en Hurrie Burrie zijn ook uit op El Houdin’s geheim, ze zijn echter geen bondgenoten. Johan zet in opdracht van De Dood de poort open, zodat de woestijnruiters de volgelingen van Hurrie Burrie kunnen aanvallen en zo voor de nodige afleiding kunnen zorgen. Wanneer gardesoldaten Johan en De Dood opgemerkt hebben, laat De Dood zijn vermomming vallen genadeloos slaat hij toe.
Wat later bereiken ze hun doel. De boeienkoning hangt ondersteboven boven een ronde kuil, omgeven door vuur. In de kuil krioelt het van de giftige slangen. Hurrie Burrie is echter nog niet verslagen, hij heeft het boek Necronomicon in zijn bezit en weet Johan en De Dood met een magische kring te bedwingen.
Demoniah en haar krijgers zijn ondertussen nog steeds in hevige gevechten verwikkeld, echter, niemand sterft nog! Achtervolgt door verminkte soldaten vlucht ze het gebouw binnen. Al spoedig treft ze Hurrie Burrie en de anderen aan. El Houdin overleeft het inferno, zelfs Necronomicon vermag niets tegen deze uitzonderlijke man. Demoniah ligt echter op de loer om het boek te bemachtigen. El Houdin maakt zich bekend als levensbrenger, de tegenpool van De Dood. Hij verbreekt de magische kring die Johan en De Dood omgeeft. Demoniah waagt tegelijkertijd een aanval op Hurrie Burrie. Het boek weet echter te gaan vliegen, Hurrie Burrie en Demoniah vallen in de kuil met giftige slangen. Johan tracht haar nog te redden, maar De Dood in onverbiddelijk. Het evenwicht is ondertussen weergekeerd en de zwarte dreiging geweerd. De Dood gaat verder, evenals El Houdin, die Johan er van verzekerd dat Demoniah niet dood is, immers zwarte schorpioenen zijn immuun aan slangengif.

Een prachtig verhaal met vele duistere kantjes. Johan wordt geconfronteerd met De Dood en met zichzelf. We krijgen een plausibele verklaring voor de onkwetsbaarheid van Johan. Zolang hij rechtlijnig voor de goede zaak blijft strijden, zal De Dood hem met rust laten.
Spanning van begin tot einde, bovennatuurlijke gebeurtenissen en een mooie scheiding tussen het kwade en De Dood als alziend bovenmachtig fenomeen.
Mooie zinspelingen op bestaande figuren zoals Houdini. Een waas van mystiek, kortom, een van de beste albums van de reeks en bijzonder origineel.
Tekenwerk is van goed niveau, al mist het af en toe detail.

Encyclopedie

Personages

Locaties

 

129. Hydra

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

5/1989

Samenvatting

Terwijl Johan de RR langs een woeste bergrivier in een schijnbaar onbewoond gebied op de Balkan rijdt, bemerkt hij een jong meisje dat machteloos door de stroming wordt meegevoerd. De RR redt haar en verneemt dat ze gevlucht is uit het werkkamp van Vlad Drakul, waar ze met vele streekgenoten dwangarbeid verricht. Het meisje heet Sunya, ze bezit de gave om met dieren te communiceren en vertelt de RR over de wandaden in het kamp. Omdat hij ongehoorzamen laat doden en hun hoofden op een paal spietst, wordt Vlad Drakul ook wel "de Spietser" genoemd. De RR besluit zich als huurling voor te doen en het meisje als zijn zogenaamde gevangene terug naar het kamp te brengen om zo het vertrouwen van Vlad Drakul te winnen. Johan hoopt daarmee een positie te verkrijgen waar hij de plannen van Vlad Drakul zou kunnen dwarsbomen.

In het kamp aangekomen blijkt dat Vlad Drakul een meedogenloze roofman is die dwangarbeiders laat bouwen aan oorlogsvlotten waarmee hij de omliggende streken wil brandschatten. Ontsnappen uit het kamp is welhaast onmogelijk; de enige uitweg wordt bewaakt door het watermonster Hydra, die vanwege een oud verbond tussen de voorouders van Vlad Drakul en de Duistere Machten, gehoorzaam is aan hem. Johan wordt verschillende keren op de proef gesteld, maar weet Vlad Drakul te overtuigen van zijn trouw.

Verder heeft Vlad Drakul 2 maîtresses, Petra en Metra, die vrezen ooit het slachtoffer te worden van zijn woedeuitvallen en in de RR een welkome bondgenoot zien. Omdat Vlad Drakul spoedig met zijn rooftochten wil beginnen, besluit Johan in actie te komen. Met hulp van Petra, Metra en Sunya bevrijdt hij de slaven en zegt ze op de vlotten over het water te vluchten. Daarna laat hij de wapenkamer ontploffen, waarmee hij het kamp vernietigt. Vlad Drakul overleeft de explosie en achtervolgt de RR op een overgebleven vlot, en weldra komt het tot een beslissend treffen. Natuurlijk wint Johan het gevecht. Vlad Drakul valt gewond van het vlot en wordt door de sterke stroming meegevoerd, gevolgd door het watermonster Hydra.

Aan land gekomen neemt Johan afscheid van de slaven, Petra, Metra en Sunya, en maakt aanstalten om te vertrekken. In een moment van aarzeling rent Sunya de RR achterna en weet hem te bewegen haar met zich mee te nemen. Terwijl zij samen op Johans paard wegrijden, brengt buiten het zicht van de RR en Sunya het watermonster Hydra zijn meester Vlad Drakul in veiligheid, om daarna voor altijd te verdwijnen. Woedend zweert Vlad Drakul de ondergang van de RR. Hoe dat zal aflopen, is te lezen in RR-130 "De zoon van de draak".

Na de oproep om recensies aan te leveren, ben ik voor mijn boekenkast gaan staan, deed mijn ogen dicht en pakte een RR-album uit de kast. Dit omdat ik niet van plan was een favoriet album te bespreken, en dat vervolgens 4 of 5 sterren toe te kennen. Omdat RR-129 "Hydra" eigenlijk een vervolgverhaal is, heb ik ook RR-130 besproken. Met deze twee verhalen sluit Biddeloo een serie buitenlandse avonturen van de RR af, en begint hij aan zijn 'De heren van Rode'-cyclus.

RR-129 "Hydra" is de naam van het watermonster, het verhaal speelt zich af op de Balkan en de naam van de tegenspeler heeft duidelijke overeenkomsten met een ander duister figuur, 'Drakula'. Het verhaal kent een duidelijke 4-delige opbouw.

In het intro maakt hij kennis met Sunya, een bevallig meisje dat bijzondere gaven heeft, maar deze nog niet helemaal weet te beheersen. Elementen die Biddeloo gedurende dit album goed weet te benutten. In het 2e deel maakt de RR kennis met Vlad Drakul. Drakul is wreed, maar vindt dat zelf verdedigbaar. "Meen niet dat ik genoegen schep in zinloze wreedheid, ridder. Ook mijn voorouders regeerden met strenge hand. De situatie hier vraagt daar nu eenmaal om". Ook geeft hij een reden voor het feit dat hij de Zwarte Kunsten niet beoefent: "Mijn macht is groot genoeg. (…) Daarbij… Wie zich aan de Duistere Machten overgeeft, verliest een deel van zijn persoonlijke vrijheid. En daar ben ik nog niet aan toe!" Verschillende woedeuitbarstingen van Vlad Drakul doen Johan echter tot de conclusie komen dat hij een "gevaarlijke, bloeddorstige krankzinnige" is. Gelijke standpunten werden op dezelfde Balkan gehoord tijdens de verschillende bloedige conflicten in (ex)-Joegoslavië in de jaren '90. Zijn de hoofdrolspelers gevaarlijke gekken of berekenende opportunisten, die -zo menen sommigen- thuishoren in de plaatselijke volkscultuur? Biddeloo schreef dit verhaal overigens eind jaren '80. In het derde deel van het verhaal volgt de ontknoping, waarbij Sunya op beslissende momenten haar gave om dieren haar wil op te leggen weet aan te wenden. En aan het eind van dit deel verslaat de RR Vlad Drakul in een man-tot-man gevecht. De epiloog, het 4e deel, kent een verrassende wending. Johan neemt Sunya mee als zijn beschermelinge. De scene waarin dit gebeurt (de stroken 71 en 72) zouden in een film niet misstaan.

RR-129 "Hydra" voldoet aan alle eisen van een klassiek ridderverhaal. Een mooi afhankelijk vrouwspersoon, Sunya, die door de held wordt gered. Een slechterik, zijnde Vlad Drakul, die aan het eind van het verhaal wordt verslagen. En een belangrijke opdracht voor de ridder: het bevrijden van de slaven en het voorkomen dat de omliggende streken worden onderworpen. De vrouwen zijn in dit verhaal nog niet verworden tot karikaturen en dubbelgangers van Pamela Anderson. Sunya ziet er leuk uit, evenals Metra en Petra. Bovendien is het verleidelijke voorkomen van de laatste twee functioneel, omdat zij de maîtresses van Vlad Drakul zijn. De tekeningen zijn wisselvallig. Zo is Hydra vaak kinderlijk (erbarmelijk slecht) getekend, vooral op strook-16. Ook zijn tekeningen veelal slordig, en is de inkleuring onnauwkeurig. De jurken van Metra en Sunya worden qua kleuren door elkaar gehaald, wat doet vermoeden dat degene die inkleurt (de partner van Biddeloo, zo las ik laatst op deze site) de verschillende personages niet uit elkaar houdt. Soms is het gezichtspunt van tekeningen daarentegen weer uitstekend gekozen, zoals de laatste tekening van strook-47, en voegt ook de inkleuring iets extra's toe, zoals 's avonds wanneer de omgeving verlicht wordt door een kaars of een fakkel. De vijf hoofdpersonen gedragen zich realistisch. Met een beetje inlevingsvermogen zijn de karakters en de denkpatronen van de RR, Sunya, Petra, Metra en zelfs van Vlad Drakul goed voor te stellen. Alle elementen tezamenbrengend, wil ik dit album 4 sterren toebedelen. Slechts de wisselende kwaliteit van de tekeningen houden dit album af van een notering met 5 sterren. Het verhaal is spannend met voldoende verrassende wendingen, en Sunya is een prachtig personage. Dat belooft wat voor het vervolg, album-130.

130. De zoon van de draak

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

8/1989

Samenvatting

Vlad Drakul (die in album-129 "Hydra" is verslagen door de RR) zint op wraak, en neemt zijn toevlucht tot Zwarte Kunsten om de ondergang van de RR te bewerkstelligen. De Duistere Machten zenden hem daarop de welbekende duivelin "Demoniah". Onderwijl komen Johan en Sunya in een vissersdorp aan, waar ze een schip en een bemanning zoeken om naar andere gebieden te varen. In de plaatselijke herberg bevindt zich de oude wijze tovenaar Merlijn, die Johan opwacht om samen in de Gobiwoestijn in Mongolië de mensheid te redden. Een zandstorm heeft daar onlangs ruïnes van de stad Khara Khota, eens bevolkt door het mystieke volk van Oejgoer blootgelegd. Degene die over de Verborgen Kennis beschikt zal over de wereld heersen. Het is zaak om eerder de Verborgen kennis te ontdekken dan de Duistere Machten.

Dankzij de toverkunsten van Merlijn bereiken ze binnen korte tijd een grot waar ze door een elfenvolk worden opgewacht. De elfen zullen Johan, Sunya en Merlijn ondergronds tot aan de stad Khara Khota brengen, beschut tegen elk gevaar. Maar ook Demoniah, Vlad Drakul en inmiddels bij hen aangesloten huurlingen hebben dankzij toverkunsten dezelfde grot weten te bereiken. Het elfenvolk bezorgt onze vrienden een kleine voorsprong, en weldra zien ze de ruïnes. Gelukkig weet Merlijn dat de Verborgen Kennis zich in een kistje in de gouden sarcofaag bevindt. Maar Merlijn heeft het kistje nog niet geopend, of Demoniah en Vlad Drakul verschijnen ten tonele.

Terwijl Merlijn en Demoniah qua toverkracht tegen elkaar zijn opgewassen, en elkaar in een patstelling houden, voeren Johan en de op wraak beluste Vlad Drakul een hevige strijd, die natuurlijk weer door Johan wordt gewonnen. Daarop vuurt Demoniah een pijl met springstof op de RR af. Merlijn verandert de pijl van richting en de pijl veroorzaakt een grote explosie, die Demoniah en Vlad Drakul onder neerstortend puin begraaft. Korugal, de leider van het elfenvolk, bewerkstelligt dan met zijn panfluit een hevige zandstorm die de ruïnes weer bedekt en die en passant al te nieuwsgierige Mongoolse ruiters verjaagt.

Johan, Sunya en Merlijn worden door het elfenvolk weer naar het einde van de grot gebracht, waar ze met een schip richting Europa varen. Merlijn neemt Sunya mee naar Camelot waar hij haar vele dingen zal leren en wijsheid zal schenken. Johan zou haar daar regelmatig kunnen opzoeken. Het kistje met de verborgen kennis wordt overboord gegooid, opdat niemand er misbruik van zal maken. Johan neemt zich voor een bezoek te brengen aan zijn geboortestreek Vlaanderen. De Heren-van-Rode-cyclus zal vanaf RR-131 een aanvang nemen.

RR-130 "De zoon van de draak" is niet het waardige vervolgverhaal dat het RR-album-129 "Hydra" verdiende. Om bij de titel te beginnen: Vlad Drakul is de zoon van de draak, maar speelt in dit verhaal niet de hoofdrol. Het gaat om het kistje met de Verborgen Kennis. De Verborgen Kennis behelst de mogelijkheid om kernenergie te maken en om atoomwapens te fabriceren. Vlad Drakul is er met de haren bijgesleept en RR-130 zou eigenlijk een andere titel moeten dragen. Dit album is een paar maanden voor de val van de Berlijnse Muur verschenen. De omwentelingen in Oost-Europa waren in volle gang en waarschijnlijk heeft Biddeloo zich laten inspireren door de plaats die kernwapens in de internationale politiek ten tijde van de Koude Oorlog innamen.

Het verhaal is niet spannend en er zijn geen verrassende wendingen. Misschien afgezien van het feit dat er figuren voorkomen waarvan je vergeefs verwacht dat ze het verloop van het verhaal zullen beïnvloeden. Zo verschijnen Mongoolse strijders drie keer ten tonele, maar spelen ze verder geen enkele rol. Het is slechts bladvulling. Ook de rol van de huurlingen die zich bij Vlad Drakul en Demoniah aansloten, blijft duister. Aan het eind van het verhaal (strook -70) geeft Merlijn uitleg over het hoe en waarom van het verloop van dit verhaal, waarmee Biddeloo het rammelende scenario niet beter heeft kunnen illustreren. Het ware beter geweest als het verloop van dit RR-avontuur zichzelf verklaard zou hebben

Dit album bevat vele tegenstrijdigheden. Een korte (niet volledige) bloemlezing: hoe weet Merlijn precies waar de Verborgen Kennis zich bevindt? Waarom tovert hij zichzelf niet direct naast de gouden sarcofaag in plaats van zich door het elfenvolk ernaartoe te laten brengen 'omdat dat veiliger zou zijn'. Waarom heeft hij de hulp van de RR nodig en wacht hij vervolgens 'geruime tijd' op diens komst, in plaats van zelf eerder in actie te komen? Waarom reizen de Duistere machten niet direct naar de verboden stad? Het kistje met de Verborgen Kennis bevat een aantal gouden tabletten met daarop de tekening van een atoom en de bekende natuurkundige formule E=MC2. Merlijn doorziet direct de consequenties. Had hij dan al die kennis? Er is geen reden om aan te nemen dat de Duistere Machten die kennis niet zouden hebben.

De karakters, die in album-129 "Hydra" nog een bepaalde ontwikkeling hadden, zijn hier ééndimensionaal. In tegenstelling tot RR-129 "Hydra", waar de gedachten van Vlad Drakul nog enigszins te volgen waren, verblindt in dit verhaal de wraaklust Vlak Drakul zozeer, dat hij nu wel zijn persoonlijke vrijheid wil opofferen en zijn ziel aan de Duistere Machten wil geven om de RR te vernietigen.

Het dieptepunt wordt gevormd door een dialoog die rechtstreeks uit de Suske en Wiske-reeks lijkt te komen, inclusief de onbeholpen Wiske-uitroep "heu". Omdat het lijkt alsof Merlijn belaagd wordt, slingert Sunya een steen tegen het hoofd van de elfenleider Kurigal met een kracht die normaal gesproken dodelijk is. Als Sunya haar vergissing inziet, zegt ze "Heer Kurigal! Ik meende … heu … het spijt me dat die steen tegen uw muts terechtkwam!" Waarop Kurigal antwoordt: "Dat je mijn muts trof stoorde mij niet, Sunya! Dat mijn hoofd eronder zat, was veel erger!" Zo, was dat even lachen!

Qua tekeningen is dit verhaal alleszins acceptabel. De inkleuring is helaas niet altijd even precies getroffen. Zo verandert in strook-29 het gewaad van Sunya van kleur, terwijl ze zich twee tekeningen later pas in een ander tunica heeft gehesen. Van onzeker jong meisje verandert ze zich overigens in deze strook tot een verleidelijke Lolita, dit zichtbaar tot genoegen van Johan! Bij mijn weten heeft Johan de RR in een volgend album nooit meer Sunya opgezocht. Waarschijnlijk weet Biddeloo niet hoe Sunya een interessante rol te geven in vervolgverhalen. In RR-130 is het hem in ieder geval niet gelukt.

Wat mij betreft had het verhaal na strook-14 mogen eindigen. Het mocht niet zo zijn; de kwelling duurde tot en met strook-72.

131. De Heren van Rode

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

9/1989

Samenvatting

Amelrick Pynnock, heer van Rode, keert na van een plundertocht terug naar het kasteel van Horst.
Hij voert niet enkel een rijke buit, maar ook zijn kersverse echtgenote Amaranda mee. Amelrick stuurt zijn soldeniers vooruit om nieuwsgierigen op afstand te houden. Deze betrappen echter een stroper, en besluiten hem ter plekke op te hangen. Het zwaard van de Rode Ridder redt de jongen echter van een wisse dood. De soldeniers storten zich op Johan, maar worden al snel teruggeroepen door de gebiedende stem van Amelrick. Even later sluit Amelrick zijn halfbroer Johan voor het eerst in 10 jaar weer in zijn armen.

Als jonge knaap trok Johan immers de wijde wereld in en werd de schildknaap van Jan van Horst, de vader van Amelrick. Na vele omzwervingen keert Johan - aangestoken door geruchten over een dreigende oorlog - nu terug naar Rode. Na deze stormachtige kennismaking vertrekt het gezelschap naar het kasteel van Horst, waar de stroper in de kerker zal geworpen worden. Bij hun aankomst in Horst is er net een klein opstootje aan de gang tussen de kok en Urban, de nar. Als de gemoederen gesust zijn, zoekt Johan een aantal oude bekenden op.

Johannes del Campo, de nieuwe slotkapelaan, toont zich zeer bezorgd over het lot van Diederik, de jonge stroper. Hij daalt af naar de beruchte kerkers van Horst, en belooft Diederik dat hij zijn aanstaande bruid Veerle zal inlichten. Hij vertrekt naar de Donkerhoeve van boer Coene, waar Veerle meid is. Boer Coene en zijn zonen blijken al snel echte bullebakken te zijn, die het bezoek van de kapelaan maar matig appreciëren. Al gauw vallen de eerste klappen, maar de Rode Ridder was del Campo gevolgd en deelt wederom rake klappen uit. Nadat Veerle ingelicht is over de penibele toestand van Diederik, overhaalt de kapelaan Johan om mee te werken aan een driest plan om het koppel te herenigen. De kapelaan besluit om ook vrouwe Amaranda in het plan te betrekken, maar is er zich niet van bewust dat het aanhoudende gekonkelfoes met zijn vrouw een ziekelijke jaloezie opwekt bij Amelrick.

's Avonds brengt Urban in naam van Amaranda een fles wijn naar de dienstdoende bewakers. Deze vallen snel in een diepe slaap, zodat Johan zonder problemen Diederik kan bevrijden. Ondertussen lokt een vuurspuwende Urban de soldeniers aan de ophaalbrug weg. Johan brengt Diederik nu snel naar Veerle en schenkt het paar ook nog eens een volle geldbuidel, om een nieuw bestaan op te bouwen. Daarna spoed hij zich terug naar binnen en behoed Urban nog net van een pak rammel met het plat van het zwaard. Tijdens het feestmaal dat ingericht wordt om Johan's terugkeer te vieren, wordt Amelrick's ziekelijke jaloezie verder aangescherpt. De balade van Urban en de sappige moppen van de kapelaan zijn voor hem het levende bewijs dat iedereen dingt naar de gunsten van zijn bruid.

De volgende morgen arriveert Hertog Jan I van Brabant om de komende veldtocht tegen de aartsbisschop van Keulen te bespreken met zijn vazallen. Tot afgrijzen van Amelrick slaan de tactische besprekingen snel om in pure vleierij als vrouwe Amaranda in de ridderzaal verschijnt. In een poging om zijn " concurrenten " weg te lokken van zijn bruid, stelt Amelrick voor om het gezelschap van Hertog Jan dat vanuit Leuven naar Horst afzakt, tegemoet te rijden. Zijn plan valt echter in duigen als de kapelaan en de hertog met aandrang verzoeken dat Amaranda hen vergezelt.

Tot overmaat van ramp ontmoet het groepje even buiten Horst de bruidsstoet van Veerle en Diederik. Veerle werpt als blijk van dankbaarheid haar bruidsruiker naar Amaranda, die door een discreet teken van de kapelaan tot zwijgen wordt aangemaand. Onbegrijpend wordt Amelrick bleek van woede en geeft zijn paard de sporen. Als het gezelschap terugkeert op Horst, heeft hij zich opgesloten in de Donjon. Amaranda zoekt troost voor het onverklaarbaar gedrag van haar echtgenoot bij del Campo. Als Amelrick even later naar de slotkapel stormt om de kapelaan rekenschap te vragen, wekt dit tafereel een ongecontroleerde woedeaanval bij hem op, en buiten zinnen dient hij de man een dodelijke slag toe.

Amelrick wordt opgesloten om berecht te worden, maar vraagt Hertog Jan een laatste gunst : hij wil eervol sneuvelen in de komende veldtocht ...

Dit album is de opener van een trilogie en wordt - op de verhaallijn van het stropertje na - hoofdzakelijk gebruikt om de omgeving en de vriendenkring van Johan's jeugd te schetsen. Het thema van Johan's komaf was blijkbaar een heet hangijzer onder de fans, want dit album groeide snel uit tot één van de " klassiekers " van de reeks (met een vaste stek in de top 10 van deze site).

Opvallend in dit album is de gedetailleerde uitwerking van de gezichten van de hoofdrolspelers : Alfons de Beauchamp, Dirk de Vere, Urban de nar, Frans de smid en de Leuvense dokter zijn in een totaal andere stijl getekend dan de " alledaagse " RR-figuren. Dit illustere vijftal is duidelijk gebaseerd op bestaande personen, omtrent wiens identiteit er reeds heel wat gespeculeerd is, o.m. op het discussieforum van deze site.

Over 1 personage is er unanimiteit : Urban de nar stelt de Belgische komiek Urbanus voor (Op de laatste pagina van de strip is de afbeelding van Urban bijna een foto van Urbanus).

Encyclopedie

Personages

Locaties

 

132. De Slag van Woeringen

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/1989

Samenvatting

De legers van Hertog Jan en zijn bondgenoten verzamelen in het kasteel van Horst, om op te trekken tegen de Aartsbisschop van Keulen. Johan en Almeidis, de moeder van Hertog Jan I van Brabant, rijden uit naar de Donkerhoeve om boer Coene een zakelijk voorstel te doen : indien hij de nodige voorraden levert voor het leger zal hij ruimschoots vergoed worden. Na een korte twijfeling besluit Coene om zijn vete met de kasteelheren te laten varen, en stemt toe. Ilse, de nieuwe meid van de Donkerhoeve, heeft echter het wantrouwen opgewekt van Almeidis. Johan besluit om Urban de nar uit te sturen om haar uit te horen. Urban vertrekt naar de herberg en nodigt daar Ilse uit voor een dronk. Ilse houdt aan de gezellige babbel zelfs een arbeidscontract als dienster op Horst over.

Bij zijn terugkeer wordt Urban tegengehouden door een bende rabauwen die zijn beurs opeisen. Plots weerklinkt hoefgetrappel en drie ruiters in zwarte kapmantels verschijnen op het toneel. Na aandachtig het aantal overvallers geteld te hebben, trekken de ruiters van leer. In een kort maar hevig gevecht schakelen ze al hun tegenstanders uit. Enkel de bendeleider heeft de benen kunnen nemen. Het trio blijken Tempelierridders te zijn en hebben een afspraak met Hertog Jan. Ze bieden hem hun steun alsook een geldelijke bijdrage tot de veldtocht. De volgende ochtend arriveert Ilse op Horst en wordt rondgeleid door Urban. Johan verdenkt haar ervan een spionne te zijn van de Graaf van Gelder, één van de vijanden van Brabant.

Als Ilse even later een kruik Hagelander komt aanbieden aan Hertog Jan, vindt ze dan ook Almaidis op haar weg. Haar list heeft duidelijk gefaald, maar Ilse geeft zich niet gewonnen en stort zich met een mes op de hertog. De drie glinsterende lemetten van de Tempeliers vormen echter snel een onneembare barriere en Ilse moet zich met een duizelingwekkende sprong uit het raam in veiligheid brengen.

De volgende morgen vertrekt het Brabants leger naar Keulen. In een felle veldslag wordt er afgerekend met de troepen van Siegfried van Westerburg, de Aartsbisschop. Slechts één iemand kan zich niet verzoenen met het feit dat hij de slag overleefd heeft ... Amelrick Pynnock.

Ik hou nogal van albums waarin de Rode Ridder verzeilt raakt in historische gebeurtenissen. Bovendien is de veldslag zelf best wel aardig in beeld gebracht, en bevat de strip nog een leuk gevecht tussen de 3 Tempeliers en de roversbende van Juliaan.

Encyclopedie

Personages

133. De spookkaros

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

04/1990

Samenvatting

Amelrick Pynnock, de heer van Horst, verschijnt voor de kapittelraad - een kerkelijke rechtbank - die hem moet vonnissen als priestermoordenaar. Na een kort proces wordt hij veroordeeld tot een boetetocht naar Rome. Terwijl Amelrick aan zijn lange en gevaarlijke reis begint, maken wij kennis met een nieuwe figuur, Willibrord de kroniekschrijver, die op weg is naar Horst om de heldendaden van onze vrienden tijdens de Slag van Woeringen voor de vergetelheid te behoeden. Hij wordt eventjes opgehouden door een drietal schurken, maar zijn met lood verzwaarde kruk weet wel raad met dergelijk galgenaas. Willibrord wordt hartelijk ontvangen door de ridders van Horst. Deze besluiten om meteen op te treden tegen de steeds driester wordende rabauwen.

Samen met boer Coene van de Donkerhoeve wordt een valstrik opgezet, waar de boeven met open ogen in moeten lopen. Ondertussen is er echter een zware storm opgestoken, die Amelrick Pynnock noodlottig wordt, als een bliksemflits hem treft. Terzelfdertijd licht de wapenrusting van Amelrick in de ridderzaal van Horst onheilspellend op. Dit zijn echter zorgen voor later, want eerst staat het treffen met de dievenbende die de streek onveilig maakt op het programma. De hinderlaag werkt perfect, en de vijanden worden tot de laatste man over de kling gejaagd. Enkel de leiders van de bende, Juliaan en Ilse, kunnen ontkomen. Ze besluiten hun laatste troefkaart uit te spelen, en Horst binnen te dringen om de kasteelvrouw Amaranda te gijzelen.

Juliaan zwemt de slotgracht over, maar op dat moment gebeuren er vreemde zaken in het kasteel. Alle wachtposten liggen in een diepe slaap, en een onheilspellend lichtschijnsel komt recht op Horst af. Het blijkt een karos, getrokken door 6 nagelwitte paarden te zijn. De deur zwaait open, en de rusteloze geest van Amelrick Pynnock verschijnt op het binnenplein. Hij botst onmiddellijk op een totaal verbijsterde Juliaan, die hij blind maakt met één zwaai van zijn zwaard. Daarna vraagt hij Amaranda om mee te komen met zijn karos. Ze weigert echter, en de karos stuift in een razende vaart weg van Horst. De ridders hebben het gebeuren vanop een afstand kunnen volgen, en stuiven naar Horst. Er wordt besloten om de hulp in te roepen van een exorcist. Deze begint onmiddellijk met allerlei bezweringen en uitdrijvingen, maar blijkt eigenlijk voornamelijk ge-interesseerd te zijn in de Hagelandse druivenwijn en de schitterende keuken van Horst.

Om middernacht breekt weer een helse storm los, en de spookkaros doet weer zijn intrede in Horst. Amelrick Pynnock is niet onder de indruk van het optreden van de exorcist en eist dat Amaranda hem volgt in de dood. De kasteelvrouw besluit gehoor te geven aan de oproep van de rusteloze geest en vervoegt haar man in de spookkaros.

De Spookkaros is het laatste deel van Horst-trilogie, die begint met de Heren van Rode. Het is een album met 2 gezichten: het eerste deel handelt over de afrekening met de dievenbende van Juliaan en Ilse, terwijl het tweede deel heel wat mysterieuzer is, met de herrijzenis van de doodgebliksemde Amelrick Pynnock. Deze strip valt best te pruimen, en bezit een aantal humoristische noten.

Meer info

134. De koningmaker

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

9/1990

Samenvatting

Een ijlbode op weg naar het kasteel van Horst wordt vanuit een hinderlaag neergeschoten. De zwaargewonde ruiter tracht zich weg te slepen in het struikgewas, maar wordt al snel bijgehaald door zijn belager. Op dat ogenblik passeert er echter een zwaar bewaakte lastwagen, en een ruiter van het escorte vangt het hulpgeroep van het slachtoffer op. Onze held - want het betreft hier natuurlijk Johan, de Rode Ridder - springt onmiddellijk van zijn paard en speurt met getrokken zwaard het struikgewas af. Al snel botst hij op de boosdoener, en rekent in een kort treffen met hem af. De boodschapper is op sterven na dood, en overhandigt Johan een bericht voor Alfons de Beauchamp.

Johan spoedt zich na zijn wedervaren met zijn escorte en lastwagen naar Horst. De belangrijke vracht van het escort blijkt een nieuwe kok voor de kasteelkeuken te zijn (de vorige hield het voor bekeken toen de schranspartijen van o.m. kroniekschrijver Willibrord de spuigaten begonnen uit te lopen ).

De boodschap bevat slecht nieuws voor Alfons de Beauchamp, de graaf van Warwick : in Engeland woedt een bloedige burgeroorlog ('De Rozenoorlog') tussen 2 clans (De Witte Roos en de Rode Roos) met de troon als inzet. De bondgenoten van Alfons verzoeken hem onmiddellijk terug te keren aangezien de toestand precair is.

Onze vrienden laten er geen gras over groeien, en bij dageraad vertrekken Alfons, Johan en Dirk de Vere naar Engeland. Een bevriend burchtheer, Leopold van Ijsendijck, zorgt voor een escorte tot aan de kust. Na een korte schermutseling in de haven kunnen Johan en zijn kompanen het anker lichten en naar Engeland zeilen. Als ze voet aan wal zetten op Engelse bodem, wacht hen echter reeds een nieuwe hinderlaag: een sterk detachement onder leiding van Richard van York, de aartsvijand van Alfons, wacht hen op. Als de nood het hoogst is, is de redding echter nabij, en jawel : een sterke afvaardiging van de Rode Roos stort zich op de belagers, en drijft ze met zware verliezen op de vlucht.

Daarna zetten Johan en zijn Engelse vrienden de tocht naar Warwick ongestoord verder (een klein akkefietje met een roversbende, waarbij Dirk de Vere om indruk te maken op zijn nieuw lief, eventjes een zware verwonding oploopt niet te na gesproken).

Op Warwick maakt de Horst-delegatie kennis met Lorena, de dochter van Alfons de Beauchamp. De ontmoeting is van korte duur, want nog voor het avondeten wordt de jonge deerne ontvoerd door de 'vertrouwensman' van Alfons, die natuurlijk omgekocht is door de Witte Roos. Het zesde zintuig van Johan heeft natuurlijk onmiddellijk iets in het snotje, en hij stuurt er kroniekschrijver Willibrord op uit om de verdachte rentmeester te schaduwen (zo krijgt onze nijvere ambtenaar ook eens wat beweging).

Al snel wordt de verdwijning van Lorena gesignaleerd, alsook het eisenpakket van de Witte Roos : de overgave van Alfons de Beauchamp. 's Morgens vertrekt Alfons om zichzelf uit te leveren aan zijn vijanden, maar Johan houdt vanop een bootje een oogje in het zeil en kan zo vaststellen waar Alfons opgesloten wordt. Even later komt Willibrord spoorslags Warwick binnengereden, met de melding dat Lorena gegijzeld wordt in de versterkte stad Hereford. Laat dat nu net de plaats zijn waar ook Alfons vastgehouden wordt.

De Rode Roos besluit van dit gelukkig toeval gebruik te maken om 2 vliegen in één klap te slaan en lanceert prompt een grootschalige afval op Hereford. De stad wordt stormenderhand ingenomen, en de ridders dringen al snel door in de diepste kerkers en bevrijden Alfons en Lorena.

De Koningmaker is een album met een - op zijn zachtst gezegd - dunne verhaallijn, maar dat zijn we gewend bij verhalen vanaf pakweg nr 120. De eerste 24 blzn handelen mijns inziens over minder relevante zaken, zoals daar zijn :

* de aanslag op de ijlbode (4 blzn)
* de voorstelling van de nieuwe kok (6blzn !)
* de reis naar Engeland (8 blzn !)
* reis en aankomst in Warwick (6 blzn)

Daarna breekt de hel eindelijk een klein beetje los, en start de Rozenoorlog. Al is het volgens mij een behoorlijk clichématige start met de ontvoering van de jonge maagd Lorena, geeuw.

Ondertussen wordt er zodanig veel geleuterd en gespionneerd dat de eigenlijke 'grote finale' (de bestorming van het stadje Hereford) gewoonweg niet in beeld komt ! We zien het leger van de Rode Roos vertrekken, en vervolgens horen we een poortwachter van Hereford verslag uitbrengen bij Richard van York : ' Een karavaan kooplui kwam bij de stadspoort, maar in de wagens zaten kruisboogschutters die de wachters neerschoten. De vijand is in de stad.' Het volgende moment overrompelen onze vrienden de lokale gevangenis, en bevrijden hun kompanen. Kortom, weinig actie en verhaal in deze strip, maar eerder een reisbrochure doorspekt met gastronomische weetjes.

Overzicht van de tot op de draad versleten cliché's :

De heldhaftige ridder vol zelfopoffering : Dirk de Vere ziet dat zijn liefje Vera in gevaar verkeerd en onvervaard stort hij zich op haar belagers. Ondanks een voltreffer van een zware bijl in zijn borst, hakt hij de rovers in fijne mootjes.

  • Na het treffen tegen de rovers volgt de overbekende opmerking : 'Er moet een nieuwe koning komen. Die zal orde op zaken stellen.' Dezelfde opmerkingen werden reeds gemaakt over Arthur en Parcifal, want ook zij zouden het land uit het moeras van de wetteloosheid en barbaarsheid trekken.
  • De 'vertrouwensman' die een verrader blijkt te zijn. Zoals steeds heeft Johan aan één ontmoeting met de man genoeg om hem te doorzien. Hij 'verdenkt de rentmeester, maar heeft geen bewijzen', terwijl er nog geen misdaad gepleegd werd. Waar verdenkt hij hem dan van ? En waarom, omdat zijn facie hem niet aanstaat ?
  • De heldhaftige ridder vol zelfopoffering (bis) : Alfons de Beauchamp levert zichzelf uit aan zijn vijanden om zijn dochter te redden. Na een ongewoon hevige marteling, heeft hij zelfs nog pit genoeg om zijn stalen ketens (!) los te rukken en Lorena te redden.

135. De witte duisternis

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

11/1990

Samenvatting

Het kasteel van Horst,Sint-Pieters-Rode.Johan,De rode ridder verblijft nog altijd in Engeland om Graaf Alfons de Beachamps bij te staan in de keiharde Rozenoorlog om de Engelse troon.In de tussentijd deelt Trudo van Wesemael,die is achtergebleven in Horst,de lakens uit in het kasteel,met behulp van Leopold van Ijsendijcke,wiens dochter Vera ook in Engeland verblijft.Op een dag vangen de 2 torenwachters een postduif op.Het blijkt een verslag te zijn van Willibrord,de kroniekschrijver.Onmiddelijk roept Trudo alle kasteelbewoners bij elkaar om de brief voor te lezen.(Frans de smid,kapitein Viktor,Michiel de kok,..)De bewoners komen zo te weten dat Alfons zwaar werd gefolterd door de Witte roos en nu hersteld in zn vestin "Warwick".Willibrord laat ook weten dat hij nog een tijdje in Engeland zal blijven om Alfons verder te helpen.

Plots komt een soldenier binnen in de ridderzaal,hij heeft een vrouw uit Nieuwrode bij die stelt dat ze de duivel heeft gezien op de markt.De vrouw is volledig overstuur,en Trudo beslist om ter plekke een kijkje te gaan nemen.Op de markt aangekomen zit de "vreemdeling" rustig zijn keuze uit de achtergelaten handelswaren te maken.Onmiddelijk stormt Viktor en zn soldaten naar vooren om de schurk in te rekenen.Op zijn beurt werpt die een paar glazen bolletjes die onmiddelijk beginnen te branden en zo de doorgang van de soldeniers belemmert.De vreemdeling,die uitlegt dat hij Magor heet vlucht met grote sprongen weg tussen de marktstalletjes.Maar Trudo en zijn kruisboog zijn thans onafscheidelijk en onmiddelijk wordt Magor in het been getroffen door een pijl,en kort daarop wordt hij ingerekend.Net voor de soldeniers Magor willen wegvoeren,weet die nog te vertellen dat hij de meester is van...de witte duisternis.Terug in Horst gekomen wordt Magor onmiddelijk in de kerker gegooid.Maar tijdens het verhoren van getuigen op de markt,sluit er zich een dichte mist rond het kasteel,niemand kan een steek zien,behalve...Magor,hij kan net zo goed als overdag zien en het valt hem niet moeilijk om te ontsnappen.

Als Magor buiten het kasteel is,weet hij nog te brullen dat iedereen die in de streek woont,zal bibberen en sidderen voor de witte duisternis.Niemand heeft ooit van Magor gehoord,en niemand weet waarom die iets tegen het kasteel of zijn bewoners zou kunnen hebben.Trudo is ten einde raad en hij besluit om de rode ridder te gaan halen.In Warwick aangekomen vertelt hij alles tegen Johan en die besluit om terug naar Brabant te keren als alles in Engeland in't reine is gebracht.Ondertussen komt een groep ruiters terug van Notingham,het blijkt om Sam De Bohuw(Een trouwe aanhanger van de Rode Roos)en enkele andere getrouwen te gaan.Zij weten alfons,johan,dirk,vera en trudo te vertellen dat de koning is vermoord door koningin Isabella en Roger Mortimer,haar minnaar.Die twee waren ook van plan om de jonge prins Edward te doden,maar die kon Sam en zijn ridders nog net redden van de huurdoders van Richard van York en de witte roos.Hierop besluit de Rode Roos om een grootschalige aanval uit te voeren op het kasteel van Nottingham,terwijl in dat kasteel juist op dat moment een drinkgelag wordt gehouden door de ridders van de Witte roos,Richard Van York en zijn kompanen verwachten zich dus nergens aan.

Ondertussen is het leger van de Rode roos genaderd tot bij het park bij het kasteel van Nottingham.Trudo schakelt een torenwachter uit met zijn kruisboog.De weg is nu vrij en de ridders nemen een geheime gang die eerder al ontdekt werd door Sam de Bohuw.Ongemerkt dringen ze door tot in de kerkers,waar de soldeniers van de witte roos het voorbeeld van hun leiders overnamen en ook een drinkgelag houden.In de kerker barst de hel los als de rode ridder de kapitein van de soldeniers een mokerslag verkoopt en zo de aanleiding tot een mini-oorlogje geeft.Even later liggen alle (zatte)soldeniers uitgeteld op de grond en worden de gevangenen bevrijd.Richard van York en co.zijn echter opgeschrikt door het lawaai in de kerkers en in de waan dat de soldeniers de gevangenen er met de zweep van langs geven dalen ze af naar de kerkers om mee te delen in de "pret".Dat bekomt hun echter slecht,want Richard van York,Roger Mortimer,en Isabella worden gevangengenomen en de rest wordt over de kling gejaagd.Terug buiten gekomen ontsnapt Richard van York,Trudo probeert nog te schieten maar Van York kan de pijl ontwijken door net op tijd in de slotgracht te duiken.

Terug in Warwick worden Mortimer en Isabella in een getraliede wagen naar Londen gestuurd,terwijl Johan afscheid neemt van Alfons,Dirk en Vera,die later eveneens naar Horst zullen afreizen.Met een schip gaat de toch verder naar Vlaanderen.Terug in Brabant hangt de mist nog altijd rond het kasteel en omgeving.Plots worden de drie(Willibrord,Trudo,en Johan) opgeschrikt door het gelach van niemand minder dan Magor.Johan vraagt om uitleg,maar Magor zegt alleen maar dat hij iedereen in Horst te gronde gaat richten,want hij wil wraak..hij nodigt de rode ridder uit om bij middernacht naar de vijver van het kasteel te komen,alleen en ongewapend.Johan stemt toe en om middernacht treft hij Magor op de vijver.

Magor legt uit dat hij de vijand is van Hugo Pynnock,die tijdens zijn kruistocht al Magor's bloedverwanten uitroeide.Hij weet ook nog te zeggen dat zijn uur van wraak nabij is en probeert door middel van een draaikolk Johan te verdrinken.Maar Trudo zit ongemerkt verscholen in het riet en vuurt een brandende pijl af,die Magor net niet raakt.Magor is in paniek en vlucht weg,maar bij zijn vlucht laat hij een koker vallen.Johan is intussen diep omlaaggezogen maar weet zich toch te redden,hij ziet nog net een grot onderwater maar heeft te weinig zuurstof om dat verder te onderzoeken.Johan komt ongedeerd terug boven en meteen wordt er een grootschalige zoektocht georganiseerd.Magor is echter spoorloos en tegen de middag wordt de zoektocht stopgezet.De koker blijkt een reisverslag van Hugo Pynnock te bevatten,het is echter zeer onduidelijk en Willibrord krijgt de opdracht om het verslag te ontcijferen.De mist is ondertussen opgetrokken,maar..s'avonds keert de witte duisternis terug,en magor waarschuwt dat hij de omgeving en het kasteel zal blijven laten sidderen en beven voor de witte duisternis...ondertussen wacht in de towergevangenis in Engeland de beul op Roger Mortimer en Isabella...en zijn Alfons,Dirk,en Vera reeds op weg naar Horst.....

Na het recenseren van de recente albums (nr.196/nr.197) had ik nog eens zin om een "goeie ouwe" Horst-episode te bespreken.En ja,dit is weer eens een mooi verhaal,vol mysterie,vol Engels geweld,en met nog eens een doortrapte slechterik die we in volgende verhalen(Sol invictus/De slangengod) ongetwijfeld nog zullen terugzien....
Algemeen besluit over "De witte duisternis" is dat dit album gelukkig weer een stuk beter is dan zijn voorganger "De konigmaker".

136. Sol Invictus

Algemene informatie

Tekeningen

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

2/1991

Samenvatting

Het is lente 1290 in het Hageland, Alfons de Beauchamps, Dirk de Vere en zijn gezellin Vera zijn op weg naar Horst na hun avonturen in Engeland. Wanneer zij het kasteel naderen bemerken ze een dikke witte mist, die het kasteel en zijn omgeving overschaduwt. Vanuit de mist houdt de boosaardige magiër Magor hen in de gaten, belovend dat zij zullen delen in zijn wraak die iedereen te Horst zal treffen.

Bij het binnenkomen van het kasteel wordt meteen duidelijk dat er een verhoogde staat van paraatheid heerst. Wanneer er een pijl rakelings over hun hoofden suist komen de nieuwkomers te weten hoe onhoudbaar het leven op Horst is geworden. Even later neemt de rode ridder het woord in de ridderzaal waar Willibrord net klaar is met het ontcijferen van een manuscript. Een reisverslag van Hugo Pynnock betreffende zijn kruistocht in het verre Syrië.

Een patrouille van Tempeliers , onder leiding van Commandeur Desirius en Hugo Pynnock is op weg door de woestijn wanneer ze plotseling aan de horizon een ijle rooksliert en enkele aaseters bemerken. Bij aankomst bemerken ze een karavaan die beestachtig werd afgeslacht, zonder vrouwen en kinderen te sparen. Tijdens het onderzoek wordt de patrouille plotseling aangevallen door een horde nomaden. In het heetst van de strijd komt Hugo oog in oog te staan met de leider van de nomaden die door hem vakkundig uit het zadel wordt gelicht en gevangen genomen. Zijn naam is …. Magor. Omwille van deze zware slag voor de vijand besluit Hugo verder op te rukken naar het bolwerk van de verzwakte vijand. Daar aangekomen gaan hij en zijn ridders met uitzondering van 1 man, Karel de Montabour, te werk als beesten en slachten in hun woede iedere vijand die ze kunnen vinden af, inclusief vrouwen en kinderen. Tijdens de plundertocht van het bolwerk komt Hugo met zijn ridders in de gewelven van een machtige sekte “ Sol Invictus” de onoverwinnelijke zon. Zo ontdekt hij ook dat deze sekte doet aan mensenoffers. Het volgende ogenblik onthult Magor dat hij een van de hogepriesters van de sekte is en ontketend een immense aardbeving met een vloedgolf tot gevolg waarbij de meeste ridders van Hugo het leven moeten laten. Hugo zelf kreeg een zware steen op het hoofd en raakt buiten bewustzijn.

Na een korte eetpauze wordt het verhaal verder gezet:

Het volgende fragment komt Hugo weer bij kennis aan boord van een schip op volle zee.
Met barstende hoofdpijn maakt hij kennis met Elëia, de dochter van Magor, die hem vertelt dat ze op weg zijn naar zijn geboorteland om daar wraak te nemen op Horst en zijn bewoners voor hetgeen hij gedaan heeft. Hij vertelt Hugo dat hij hem verdoofd heeft en hem zo alle informatie over Horst en zijn bewoners heeft ontrafeld. Terwijl Magor zich een kleiner onopvallender schip aanschaft, vertelt Elëia Hugo dat er nog een ridder de ravage in de tempel heeft overleefd. Karel de Montabour werd ook in leven gelaten omdat hij niet had deelgenomen aan de moorden op de vrouwen en de kinderen.
Op een nacht trekt Magor naar de vijvers van Horst en voert Hugo mee….

Na deze woorden weet de rode ridder waar te zoeken. Hij herinnert zich de spelonk die hij onder water heeft gezien in “De witte duisternis”. Onze vrienden slaan meteen aan het plannen tot er plotseling hoorngeschal weerklinkt vanuit de toren. Het aanmelden van 2 ruiters die voor de poort staan, Karel de Montabour en Commandeur Desirius.
Op vraag van de Horstridders begint Karel aan zijn verhaal…

Zonder paard of voedsel trok Karel de Montabour door de hete woestijn en vocht er met een overgebleven groep bergnomaden een strijd op leven en dood. Net toen het einde nabij was begon opeens de aarde te beven en werden de nomaden van de kaart geveegd door Commandeur Desirius en zijn ruiterij. Deze laatste vertelt hem dat zij de instorting van de tempel hadden gehoord en ijlings teruggekeerd waren, om hem als enige overlevende aan te treffen. Als straf voor het negeren van bevelen werd Commandeur Desirius ontheven uit zijn commando en overgeplaatst naar de commanderij in Hauwaert nabij Horst. Toen ze vernamen dat Magor op weg was naar Vlaanderen met een gevangene hebben ze alles op alles gezet om zo snel mogelijk in Horst te zijn.

In de ochtend duiken een viertal ridders onder leiding van Johan naar de onderaardse spelonk. De ridders komen aan een deur, waarachter Magor, zijn dochter en de gevangene zitten. Als Magor Hugo wil straffen komt zijn dochter tussenbeide, zij weet dat ze maar een aangenomen kind is, een slavin. Bovendien voelt ze liefde voor Hugo, die ze beter heeft leren kennen tijdens de reis. Hugo wordt bevrijd en er wordt onmiddellijk een klopjacht geopend op Magor. Gebruikmakend van zijn witte duisternis weet Magor te ontsnappen, en naarmate hij vordert trekt de witte mist weg.

Intussentijd dalen Willibrord en Trudo de geheime gang af en vinden in Magors laboratorium een soort amulet . Een zon met een slangenlichaam. Elëia vertelt dat het de slangengod is, een god die echt zou bestaan en waar nog steeds mensenoffers aan worden gebracht . Dit, zelfs in eigen land. In de ridderzaal komen alle ridders samen voor Elëia’s uitleg, zij vertelt dat de oude slang beter bekend staat als de duivel en dat Magors sekte een sekte van duivelaanbidders is. Commandeur Desirius stelt voor dit over te laten aan de tempelridders. Iedereen is unaniem akkoord dus trekken de Tempelridders in het volgende verhaal met de hulp van onze vrienden naar Magor’s bolwerk in de Ardennen.

Ondertussen bereidt Magor in de Ardennen zijn slangenkrijgers voor op een nieuwe aanslag op Horst.

Het tweede en misschien wel beste boek in de Magor – trilogie, je komt er heel veel in te weten over de geschiedenis van Hugo Pynnock en het bestaan van een geheime gang in het kasteel van Horst.

137. De Slangegod

Algemene informatie

Tekeningen

Inkting

Scenario

Inkleuring

Uitgiftedatum

4/1991

Samenvatting

Op de binnenplaats van het kasteel van Horst staat een groep ruiters klaar om te vertrekken: Hugo, Alfons, Eleia de syrische prinses, Karel de Montabour en Trudo van Wezemael, en natuurlijk ook Johan, de rode ridder. Ze vertrekken naar de tempelcommanderij van Hauwaert, maar ze worden gevolgd door een groep "bedelmonniken" die eigenlijk handlangers van Magor zijn. Aangekomen in de commanderij worden ze ontvangen door commandeur Desirius. Deze brengt hen op zijn beurt bij de Grootkanselier van de Tempelorde zelf: Frevado. Ze houden krijgsraad en leggen aan elkaar uit wat ze van plan zijn. De reis zal naar Nismes in de ardennen gaan. Daar bevindt zich immers het bolwerk van Magor. Dat willen ze bestormen en vernietigen. De tempeliers zullen de ridders hierbij helpen.

Plots wordt de commanderij aangevallen door de bedelmonniken die vermomd zijn als groene duivelgedrochten en wiens huiden hard zijn als pantser. Hun staf blijkt een zwaard te zijn en ze schakelen al gauw de tempeliers uit die bij de ingang de wacht hielden. De gedrochten dringen door tot de kamer waar Johan en z'n gezellen hun plannen bespreken en in een korte maar hevige strijd waarin de commandeur het leven laat voor dat van de grootmeester worden alle handlangers van Magor over de kling gejaagd. Na nog een klein opstootje met een andere spion die zich als 1 van de nieuwe observanten voordeed, maar die door Chuck K.O wordt geslagen, komt er een grote legermacht op gang die oprukt naar het bolwerk van Magor zelf, nabij Nismes.

Tijdens deze tocht maakt Johan verder kennis met Chuck, en na een minuutje konkelfoezen stelt Johan aan Chuck voor of hij niet zijn nieuwe schildknaap wil worden...en Chuck stemt toe...Terwijl in het bolwerk van Magor,deze vraagt of Vipera en Reptila een slangedans voor hem willen dansen...zodat hij een visioen krijgt over zijn vijanden...hij weet dat ze naderen en hij besluit om de slangegod op te roepen. Deze vertelt hem dat zijn bolwerk omsingeld is en kort daarna weten 2 slangekrijgers de arme man te vertellen dat de kampvuren van de vijand overal in de nacht branden...Nadat de ridders van Horst en de tempeliers van Hauwaert in een hinderlaag lopen, maar die gelukkig overleven, vangt de uiteindelijke eindstrijd aan: Door middel van grote katapulten met brandende projectielen wordt een doorgang geforceerd.

Daarna breken de eerste rijen Tempeliers door de rangen van de slangekrijgers.Terwijl deze de Slangekrijgers ophouden, breken de ridders van Horst diep door in het bolwerk van Magor. Wanneer Magor dit hoort, neemt hij zijn Vipera en Reptilla weer mee naar de slangegod om offers te brengen. Daar aangekomen duwt hij de twee prompt de afrond in. Vipera wordt door het monster verslonden, maar Reptilla kan zich nog vastgrijpen......aan de arm van Johan, de rode ridder! Hij en zijn makkers zijn doorgebroken tot bij Magor en zo kon hij Reptilla nog net redden. Even let niemand op Magor en met een verraderlijke zwaardslag brengt hij Reptilla toch om het leven. Iedereen schaart zich in een kring rond Magor wanneer die tot een strijd op leven en dood wordt uitgedaagd door niemand minder dan...Hugo Pynnock! Na enkele slagen weet die zijn tegenstander al te vellen en Magor tuimelt dodelijk getroffen de diepte in,waar hij te pletter slaat tegen de rotsen. De slagegod ontsteekt in woede en hij beukt tegen de rotswanden waardoor alles dreigt in te storten. Gelukkig weten de tempeliers en de ridders van Horst zich hier net op tijd uit te redden. De dreiging van Magor en de Slangegod is defenitief teniet gedaan en na afscheid genomen te hebben van de tempeliers, keren ze terug naar het kasteel van Horst.

De ontknoping op de voorgaande albums ("Sol invictus" en "De witte duisternis")
Magor is komt in dit verhaal niet zo "slechterik-achtig" over als in bijvoorbeeld "De witte duisternis" , maar gelukkig is er nu weer de "Slangegod" die afschrikt.
Ook een beetje historische informatie op de achtergrond (Baphomet, commanderij Hauwaert,..), en op het einde van de strip nog een hele kolom informatie over Nismes...

Redelijk album met als smaakmakers: slangenkrijger,een reusachtig monster, communicatiemanieren van de tempelorde , en magor voor de derde opeenvolgende keer als slechterik.

Pagina 6 van 11