4/2000
Merlijn herleest één van zijn kronieken uit de tijd van koning Arthur. Het betreft een verslag van een gebeurtenis uit de prille beginperiode van de regering van Arthur, toen hij nog niet getrouwd was met Guinevere. Koning Arthur bezoekt Vincentius, een oude krijgsmakker die een klooster gesticht heeft om de gevallen medestrijders van de koning te herdenken. Even later arriveert ook Lodogran, met zijn stiefdochter Guinevere, die de weken voorafgaand aan het huwelijk in bezinning zal doorbrengen in het zwarte klooster. Na een onderhoud onder drie ogen (Vincentius verloor een oog in één van de veldslagen van Arthur), vertrekt de koning naar Camelot.
Lodogran smeed echter snode plannen en neemt contact op met Kerwyn de Magiër. Deze stuurt prompt een sluipmoordenares, vermomd als zuster Angelina, naar het klooster om Arthur te treffen in wat hem het dierbaarst is : Guinevere. Met behulp van een valse bisschoppelijke aanbevelingsbrief geraakt Angelina voorbij de naiëve portier, en krijgt een slaapplaats in het klooster.
Ondertussen heeft Merlijn onraad geroken, en hij stuurt Johan en Lancelot, vermomd als monnik, naar het klooster. Na een kort treffen met een bende huurlingen die het klooster omsingeld houden, bereikt het tweetal hun doel, en melden zich aan bij Vincentius. Ondanks hun vermomming ziet hij dadelijk dat Johan en Lancelot Ronde Tafelridders zijn en heet hen van harte welkom. Als hij even later te horen krijgt dat de portier zonder zijn medeweten een onbekende zuster toegelaten heeft in het klooster, ontsteekt hij in woede en trapt de deur in van Angelina's kamer. Er is echter niets verdachts te vinden in haar reistas, zodat ze mag blijven. Haar wapenarsenaal, bestaande uit een gifspin en dito slang en een blaasroer, was echter verborgen onder het beddegoed, en Angelina besluit tot actie over te gaan.
Lancelot krijgt de gifspin in zijn nek, maar kan op het nippertje gered worden door de kruidenspecialist van de abdij. Even later kijkt ook Johan de dood in de ogen, als hij moet afrekenen met een gifslang, die in een fruitmandje binnengesmokkeld werd in Guinevere's kamer. De Rode Ridder wordt gebeten, maar redt zich het vege lijf door de wonde open te snijden, zodat er geen gif in zijn bloedsomloop terecht komt. Johan en Guinevere beginnen stilaan Vincentius te verdenken, aangezien deze aangewezen was om Guinevere's kamer te bewaken.
Nu beide ridders gedeeltelijk uitgeschakeld zijn, rept Angelina zich naar de poort van het klooster om haar handlangers (de huurlingen die het klooster omsingeld houden) binnen te laten. Deze denken het klooster even snel te kunnen overrompelen, maar dit is zonder de kloosterbroeders gerekend, die in een vorig leven strijdmakkers van Vincentius waren. Een detachement rovers is intussen tot aan Guinevere's kamer doorgedrongen, maar stuit daar op Vincentius zelf, die dood en verderf zaait in hun rangen. Als dan Johan en Lancelot even hun kwaaltjes vergeten en de kloosterbewoners ter hulp snellen, is het pleit snel beslecht.
Tijdens het gevecht herkennen de ridders echter plots het zwaard dat Vincentius hanteert : Excalibur ! En inderdaad, Vincentius en Arthur hebben tijdens hun onderhoud hun rollen omgewisseld. Dankzij een glazen oog, ontworpen door Merlijn, nam Vincentius plaats op de troon, terwijl Arthur in het klooster achterbleef om zijn teerbeminde te beschermen.
"Het klooster van de dood" is een recht-toe-recht-aan strip, zonder verrassingen of plotwendingen. De sluipdoodster krijgt nagenoeg zonder boe of ba toegang tot het klooster, voert een tweetal moordpogingen uit (een spin in Lancelot's nek en een slang in Guinevere's fruitmandje), en zet vervolgens de kloosterpoort open. Een bende rabauwen stroomt naar binnen, maar wordt prompt in de pan gehakt. Als toetje blijkt Merlijn de uitvinder van het glazen oog te zijn.
6/2000
Nogmaals herleest Merlijn een der episoden uit zijn kronieken. In die dagen in Aberaye Bay, vroeger een welvarend visersstadje, maar nu vervallen en verlaten, komen de nachtridders (met onder hen Niemand "de naamloze ridder " en Azizah, de dochter van Kerwyn) tesamen, met aan kop, wie anders, Kerwyn de magiër. Ze hebben Aberay Bay helemaal omgebouwd volgens Kerwyn's plannen naar een ondergronds kasteel en het water wordt in bedwang gehouden door een stel sluizen. Het plan van Kerwyn bestaat uit ontvoeringen, aanslagen en terreurdaden (gelukig bestonden er toen nog geen vliegtuigen) die het gezag van koning Arthur zullen ondermijnen en het hem onmogelijk zullen maken om te regeren.
Maar raad eens, natuurlijk zit onder de nachtridders ook een spion van koning Arthur, Sir Bedivere. Hij verstuurt een verslag met een postduif, Kerwyn betrapt hem, maar de duif vliegt verder. Te Camelot leest Merlijn de "special service"-post en ontbiedt onmiddellijk Johan en Lancelot en stuurt ze erop af. Ondertussen te Aberaye Bay arriveert Lodogran (een hooggeplaatste uit het hof van Arthur die een grote haat koestert jegens Arthur) met Annibas: een minstreel, acrobaat en goochelaar. Ze bieden hem een schat aan als hij de wensen van Kerwyn vervult: een aanslag op Arthur (door middel van een "bom-bal" tussen zijn goochelballen).
Maar Sir Bedivere heeft alles gehoord, en een beetje later bevrijden Johan en Lancelot hem. Lancelot en Bedivere staan klaar om te vertrekken naar Camelot, maar Azizah ziet hen en schiet Bedivere met haar kruisboog neer. Lancelot laat zijn paard op Azizah steigeren waarbij zij om het leven komt. daarna verzorgt hij Bedivere, die zwaargewond is geraakt.
Ondertussen zijn de nachtridders aan een flink drinkgelag bezig in hun ondergrondse schuilplaats. Dan saboteert Johan de sluizen, en de dronken nachtridders verdrinken als ratten in de val. Kerwyn en Niemand kunnen echter ontkomen. Daarop vertrekt de Rode Ridder naar Camelot, terwijl Lancelot bij de gewonde Bedivere achterblijft.
Juist wanneer hij aankomt is hij getuige van een zware ontploffing die een bres slaat in de kasteelmuur waarbij een grote steekvlam naar buiten schiet. Johan komt schreeuwend binnen "Mijn God! Het is te laat! Alles is verloren! Arthur! ARTHUR!" Maar als Johan de troonzaal binnenstormt, ziet hij het verminkte lijk van ... Annibas. Merlijn was op de hoogte van de aanslag door het raadplegen van de sterren en waakte over de koning. Dan verwijt Johan Lodogran meegewerkt te hebben aan dit duivels plan, Maar hij ontkent en Arthur blijft Lodogran zijn vertrouwen schenken.
Een spannend verhaal als je het leest, maar ze mogen het Johan en Lancelot iets moelijker maken! Ze dringen de burcht in zonder tegenslag, het word hun te makkelijk gemaakt! Maar anders een heel mooie spannende strip. Ten laatste wil ik nog zeggen dat de inkleuring iets minder is, soms heeft Azzizah ander haar enzovoort. Ietsje beter inkleuren dus!
8/2000
In deze episode uit de kronieken van Merlijn vindt Johan het wrak van een Vikingschip dat op de Engelse kust te pletter is geslagen. Aan boord bevindt zich slechts een vogel. Wuiten, de sprekende Vlaamse Gaai. Wuiten waarschuwt Johan voor een bende Vikings die in zijn vaderland dood en verderf zaaien. Daarop varen de Rode Ridder en Wuiten naar het Dijkenland in Vlaanderen.
Vermomd als visser bespiedt Johan de woeste Noormannen. Daarbij redt hij een meisje, Hannah, uit de klauwen van deze woestelingen. Tevens komt hij te weten dat Thorwald, de vikinghoofdman, onoverwinnelijk is vanwege een geheim wapen. Thorwald is bepaald niet zachtzinning en dood enkele van zijn krijgers die liever met de reeds vergaarde schat naar huis terug willen. Johan is ondertussen het Vikingkamp binnengeslopen maar wordt ontdekt. Ternauwernood kan hij ontsnappen maar Thorwald wil hem tot elke prijs vangen.
Hannah en de Rode Ridder hebben inmiddels een schuilplaats gevonden in het kasteel Moerzeke van Hertog Albrecht. De Noormannen vermoeden dat de vluchtelingen zich daar ophouden maar durven het kasteel niet aan te vallen. In plaats daarvan sluipt een groepje naar binnen. Maar Wuiten, die boven het Vikingkamp rondvloog, weet de kasteelbewoners tijdig te waarschuwen. De binnendringers worden door Johan en de Albrecht's soldeniers gevangen genomen. De Rode Ridder besluit de Vikings persoonlijk bij Thorwald af te leveren en de confrontatie met hem aan te gaan. Thorwald blijkt dan toch niet onoverwinnelijk.
Als Hertog Albrecht en zijn soldeniers ook nog een aanval op het Vikingkamp uitvoeren, vluchten de overgebleven Vikings in paniek weg. Hun schat zinkt met in een brandend schip naar de bodem van de Schelde. Het Dijkenland is gered en Johan trekt weer verder. Wuiten heeft inmiddels een vrouwtje en een nestje gebouwd.
Dit album is helaas niet zo sterk. Om te beginnen speelt de vervloekte schat maar een heel klein rolletje in het verhaal. De magische bijl van vikinghoofdman Thorwald is goed gevonden - typisch 'Rode Ridder'. Maar er wordt weinig mee gedaan.
De spanning van een bende plunderende vikings komt niet echt over. De sprekende vlaamse gaai Wuiten is goede vondst. En de verwijzing naar Johan's vaderland waardeer ik wel. Maar dat nestje aan het eind, mwah.
De rest van het verhaal is eingelijk te eenvoudig, te recht-toe-recht-aan om echt spannend te zijn. Johan sluipt het vikingkamp binnen en er vallen klappen. Ook is het jammer dat de verschillende personages niet de kans krijgen zich te ontwikkelen. Het blijven een beetje figuranten.
10/2000
Wederom bladert merlijn door zijn kronieken :
Na een hevige storm, verkent Johan de kuststrook. Hij bemerkt de wrakstukken van een koopvaardijschip en treft er een overlevende aan. Het is een man van Oosterse afkomst, alvorens het bewustzijn te verliezen prevelt hij nog iets over een ivoren kistje dat op de zeebodem ligt. Johan brengt de man ter verzorging naar Camelot, waar Merlijn zich over hem ontfermt. Wanneer de man weer bij bewustzijn komt, stelt hij zichzelf voor als El Haddin. Hij beweert op de vlucht te zijn voor zijn vijanden, die op het ivoren kistje uit zijn. Nogmaals vraagt hij Johan het kistje te gaan zoeken. Johan stemt toe en vertrekt samen met galahad, sir Bedevere en Lancelot. De ridders zijn amper vertrokken en merlijn benadert El haddin. El haddin begrijpt dat hij Merlijn niets geheim kan houden en vertelt dat hij Aladddin is, een legendarische figuur die meer dan 1000 jaar oud is. Het ivoren kistje bevat de bron van zijn eeuwige leven.
Ondertussen zijn de ridders op de plaats van de schipbreuk, en duikt Johan naar het wrak. Een vreemde gloed loodst johan naar de kapiteinshut, die door een omgevallen mast ontoegankelijk is. Met behulp van een touw en zijn kompanen lukt het hem toch de hut in te geraken en het kistje mee naar de oppervlakte te brengen.
Eens aan de oppervlakte manen zijn vrienden hem aan snel te vertrekken omdat een eenmaster snel de kust nadert. Ze gaan op weg naar de paarden, maar worden plots aangevallen door een verkenningsgroep van het schip. Na een verbeten strijd kunnen ze toch naar de paarden doorbreken en ontsnappen.
Aan boord van het schip is de angstaanjagende, mummieachtige leider van de Arabische krijgers furieus, hij laat de overblijvende krijgers in zee gooien en laat de koers van zijn schip wijzigen omdat hij de confrontatie met Merlijn niet aandurft.
Te camelot opent merlijn ondertussen in het bijzijn van Johan en zijn vrienden het kistje, waarin een koperen lamp blijkt te zitten. Johan neemt de lamp vast, waarop een enorme energiestoot de aanwezigen achteruit werpt, centraal in het vertrek staat Johan met de lamp. Uit de lamp stijgt plots de beeltenis van een djin op. De geest uit de lamp verklaart dat Johan vanaf nu zijn nieuwe meester is omdat hij de lamp redde uit het scheepswrak. Alvorens merlijn zijn toverstaf kan gebruiken is de lamp er met johan vandoor.
Hierop verteld Aladdin de waarheid aan Johan’s vrienden. De levende mummie is een ander personage uit duizend en één nacht , de Afrikaanse tovenaar. Deze ontvoerde Aladdin’s vrouw Boroeboedoer. Aladdin had gezworen nooit meer beroep te doen op de Djin uit de lamp in ruil voor het eeuwige leven. Het is nu aan Johan om met de Afrikaanse tovenaaraf te rekenen.
Een blik in Merlijn’s glazen bol laat het schip met de Afrikaanse tovenaar en Boroeboedoer zien. Het gaat allemaal goed met Aladdin’s vrouw. Ondanks haar voortdurende weigering om met de tovenaar te huwen. Hij geeft haar echter nog maar 3 dagen bedenktijd, alvorens ze een pijnlijke dood zal sterven. Vervolgens toont Merlijn Johan, die inmiddels in de Afrikaanse woestijn in een prachtig paleis ontwaakt. De geest in de lamp neemt de gedaante aan van een mooie vrouw, Djinny. Ze vraagt Johan een wens te doen. Johan wenst terug te gaan naar Camelot, wat Djinny weigert omdat ze dat te gevaarlijk vindt.
Hierop vertrekken merlijn en Aladdin op een vliegend tapijt richting Afrika. Onderweg komen ze het schip met de Afrikaanse tovenaar tegen. Een door merlijn veroorzaakt onweer moet zijn schip vertragen. De Afrikaanse tovenaar zweert wraak te zullen nemen en zwaait met een klein flesje met zandkorrels, volgens hem het instrument van zijn wraak. Boroeboedoer beraamt een plan om hem dit flesje afhandig te maken.
Merlijn en Aladdin zijn ondertussen in Afrika geland, en trekken te voet verder. In haar paleis tracht Djinny het Johan ondertussen naar zijn zin te maken. Johan vraagt Djinny ondertussen wat ene Djinn is, hij krijgt er een zeer duidelijk antwoord op. Het waren oorspronkelijk onsterfelijke wezens die in het hemelrijk woonden. Omdat ze onpartijdig bleven tijdens de strijd tussen licht en duisternis werden ze verbannen naar de aarde om er te dolen als natuurgeesten. Sommigen boden hun diensten aan de mensen aan, zoals Djinny dus deed! Hierop trekt ze zich terug in de lamp, en wacht tot Johan over de lamp wrijft. Het teken voor Merlijn om naar het paleis op te trekken. Eerst moeten Merlijn en Aladdin een vuurzee trotseren, een illusie blijkbaar, vervolgens worden ze aangevallen door enorme krokodillen. Een verwijzing met zijn toverstaat volstaat voor merlijn om de krokodillen om te toveren in boomstammen. De hereniging met Johan is een feit.
Merlijn raadpleegt nu zijn ring om de situatie van Boroeboedoer in te schatten. Zij heeft blijkbaar voor de mummie gekozen en ontfutselt hem het glazen flesje. De Afrikaanse tovenaar heeft dit snel door en wordt furieus. Eensklaps vliegt zijn schip door de lucht richting Merlijn en Johan. Het moment is gekomen om over de lamp te wrijven, Djinny verschijnt. Djinny is bereid om Aladdin te helpen zijn vrouw te bevrijden, ze zal daarvoor samenwerken met Merlijn. De Afrikaanse tovenaar strooit ondertussen het zand uit het flesje op de grond, er verschijnt een enorm leger voor hem, waarmee hij de aanval op het paleis inzet. Het leger stopt echter en blijft verschrikt staan, een reuzengrote Johan veegt de grond met ze aan. Het leger slaat op de vlucht maar komt Merlijn tegen, die zijn magie gebruikt om het leger door de lucht te laten opzuigen.
In het kamp van de Afrikaanse tovenaar is er eentje ziedend van woede. Plots wordt de mummie opgeschrikt door een stem die hem tot zich roept. De mummie gaat de tent binnen van waaruit de stem kwam, hij treft er een evenbeeld van zichzelf aan. Deze andere mummie slaat de Afrikaanse tovenaar knock out. Vervolgens haalt hij de zwachtels van zijn gezicht. Het is niemand minder dan Aladdin. Er volgt een vreugdevol weerzien tussen Boroeboedoer en Aladdin. Enkele ogenblikken later wordt de Afrikaanse tovenaar verteerd door vuur.
De lamp van Aladdin behoort Aladdin weer toe, Johan en Merlijn vertrekken huiswaarts op het vliegende tapijt.
Hoewel dit album bij de kronieken behoort, treffen we er geenszins de personages Kerwyn en Niemand aan. Een pluspunt. Deze bewerking van het overbekende sprookje leest vlot en is bij momenten zeker geen slechte fantasy. Geen topalbum, verre van zelfs. Tussen de eerste maal dat ik het album las en het moment dat ik deze bespreking schrijf zijn ongeveer 5 jaar verlopen. Deze tijd was nodig om me over de kronieken-periode heen te zetten. Het herlezen bevalt me dus veel beter.
Qua ingrediënten is het een klassieker; enkele bloedmooie vrouwen, een aartslelijke schurk en een handvol helden dat vastberaden elke uitdaging aangaat. Ware dit een tweeluik geweest, dan had er een potentiële topper ingezeten. Met name de strijd tussen de Afrikaanse tovenaar en Merlijn/Djinny had beter uitgewerkt moeten worden.
Toverkunst lost alles op in een paar ogenblikken.
Alle lof voor Biddeloo’s idee het bekende sprookje te gebruiken. Zoals steeds ontbrak het de man niet aan goede ideeën. Het zijn echter de beperkingen qua aantal bladzijden die hem dit keer de das hebben omgedaan.
Het tekenwerk is zoals wel vaker het geval is zeer afwisselend. Mooie vrouwen, maar een scheve koepel aan het paleis van Djinny.
11/2000
Wederom blikt Merlijn terug in zijn kronieken. Ditmaal begint het verhaal bij twee krijgers die moeizaam door een uitgestrekt moerasgebied trekken. Zij zijn op weg naar hun nieuwe meester die zich schuilhoudt in een goed bewaakt gebied, waar het wemelt van de valstrikken. De twee krijgers bereiken een brug waar ondanks de vele waarschuwingen een van de krijgers zijn geduld niet kan bewaren en zijn dood tegenmoet rijdt.Dan verschijnt de meester die niemand minder dan Heer Kerwyn blijkt te zijn. Samen gaan ze terug naar hun schuilplaats, een vierkante toren middenin een moerasgebied.
Aan de overgebleven krijger Chizzo doet hij uitvoerig verslag van zijn plannen. Het blijkt dat Chizzo in de rol van ronselaar al vele krijgers bij Kerwyn heeft gebracht. De geduchte strijdmacht moet de nieuwe Orde van de Nachtridders worden, die als vanouds een hoop ellende moet zaaien in Arthurs koninkrijk. Bovendien ontmoeten we ook oude bekenden Lodogran en Niemand, die als rechterhand van Kerwyn zijn plannen moeten uitvoeren.
Kerwyn, blijkbaar van alle markten thuis, heeft nog meer snode plannen; in zijn toren heeft hij een laboratorium gebouwd, waar hij met experimenten zijn dode dochter Azizah weer tot leven weet te wekken. Deze ontwaakt met ongekende krachten, maar haar geheugen laat haar in de steek.
Enkele dagen later bereikt de ellende ook Camelot; vluchtelingen uit alle windstreken melden zich aan de deur. Merlijn weet raad en stuurt Johan en Lancelot op pad om de golf van terreur te onderzoeken. Zij zullen zich vermomd als huurlingen laten ronselen door Chizzo, die weer nieuwe aanwinsten zoekt. Na de bekende testen mogen Johan en Lancelot zich aanmelden, en ze ontmoeten ook de uit de dood herrezen Azizah. Johan en Lancelot komen haar bekend voor, maar ze weet gelukkig niet waarvan. De groep vertrekt terug naar het schuiloord van Kerwyn.
Onderweg redden onze helden het leven van Azizah, die daar erg dankbaar voor is. Chizzo is bang voor z'n job, en probeert zich te ontdoen van onze helden. Dit mislukt omdat Johan en Lancelot gebruik maken van Merlijns geheime wapen: een drankje dat hun tijdelijk onmetelijk sterk maakt. Inmiddels is wel iedereen gealarmeerd, en de nachtridders trekken het moeras in om de ridders te zoeken. Deze sluipen echter het kasteel in stichten daar brand.Een verwoede strijd ontstaat, en Johan en Lancelot weten terug te geraken bij hun paarden. Azizah blokkeert echter de doortocht, maar na een kort overleg besluit ze de ridders te laten gaan. Terug op Camelot laat Arthur een grote strijdmacht uitrukken, maar zij vinden niemand bij de gehavende toren in het moeras. Kerwyn en zijn nachtridders zijn gevlogen...
Ondanks een goede start blijft het verhaal halverwege zelf ook in het drijfzand steken... De introductie van de nieuwe Orde van de Nachtridders, die eindelijk eens een serieuze tegenhanger van de Ronde Tafel zou kunnen worden, greep meteen mijn aandacht. Voor mij zag ik een mooi uitgangspunt dat goed uitgewerkt zou kunnen worden. Helaas weer een losse flodder, want op het moment dat Johan en Lancelot komen opdraven wordt er door de twee heren in pakweg acht pagina's weer een (voorlopig) einde gemaakt aan deze dreiging. Iets dat ook de vorige albums de parten speelt. Waarom nou toch altijd zo simpel? Maak het Johan en de Ronde Tafel toch wat moeilijker, geef het verhaal meer diepgang en werk het uit over meerdere albums is mijn advies!
Dat het verhaal geforceerd in één album moet passen zie je dan ook terug in de details van het verhaal. Merlijn is daarbij altijd een geweldig hulpmiddel; hij heeft zoals altijd wel een drankje of een zalfje paraat zodat de ridders in staat zijn de dreiging binnen een minimum aantal pagina's weg te werken. Het tekenwerk en de inkleuring is in orde, maar heeft hier en daar toch te lijden onder het tempo waarin Biddeloo moet werken. Soms erg goed (bijvoorbeeld strook 7), soms ook erg slecht (strook 9, let op de verhoudingen van Kerwyn en zijn hand).
Karakters krijgen binnen dit aantal pagina's ook niet voldoende ruimte om zich te ontwikkelen, en blijven spreekwoordelijk zo plat als een dubbeltje/frank. Ook Johan doet routinematig wat hij moet doen, en nergens vang je meer een glimp op van de man achter Johan, of kun je je verplaatsen in zijn gedachten (waarom doet hij wat hij doet?) Hij heeft in feite een bijrol in zijn eigen strip gekregen, en dat is een trieste constatering.
Een pluspunt verdient wel het karakter van Azizah, die zich als enige op een goede wijze weet te profileren. Haar innerlijke tweestrijd tussen goed en kwaad maakt haar mateloos interessant, en hopelijk krijgt zij in eventuele vervolgalbums meer aandacht dan de oersaaie Kerwyn.
Wat kunnen we samenvattend concluderen? Op zich een album met een sterk uitgangspunt, maar de spanning wordt wederom in één boekje om zeep geholpen. Een gemiste kans! Een goede start en een mooie rol van Azizah houden dit verder zouteloze album nog net drijvende: twee sterren.
2/2001
De kronieken van Merlijn…
Via een mentale boodschap roept Merlijn Johan naar Camelot. Hij vertelt hem dat heer Hugo van Drakesteyn gelyncht is. Op zijn borst was een doodvonnis van het Veemgericht gespietst met een vreemde dolk. Johan wordt op onderzoek uitgestuurd, maar wordt gevolgd door de soldenier Alan, een spion in dienst van het Veemgericht. Op het moment dat Alan Johan wil doden met zijn kruisboog, trekt er echter een groep kooplieden voorbij. Wegens deze getuigen ziet Alan van de laffe moord af. De koopman Gandolf nodigt Johan uit om samen met hen intrek te nemen in de herberg nabij Drakesteyn.
In de herberg bestelt Johan een maaltijd bij de dienster Ramona. Hij vraagt Gandolf of hij iets weet over het Veemgericht. Deze schrikt en wil er slechts over praten in Johans kamer, na het avondmaal. Ondertussen wacht Alan Johan op in diens kamer om hem te doden. Ramona komt het eten opdienen, maar ze wordt tegengehouden door 4 dronken soldeniers van Drakesteyn die Johans maal op de grond werpen en de dienster mishandelen. Johan komt tussenbeiden en de soldeniers druipen af. Ramona vertelt Johan dat er iemand naar zijn kamer vroeg. Johan is op zijn hoede, want niemand wist van zijn opdracht af.
Op zijn kamer ontstaat er een gevecht met Alan. Na een achtervolging over de daken van het dorp stort Alan neer met een dolk in de rug. Met zijn laatste krachten vertelt hij de Rode Ridder dat hij door schulden gedwongen werd te werken voor het Veemgericht en dat Johan naar de ruïne van Duisterburg moet gaan. Gandolf verschijnt plots en lijkt erg nieuwsgierig. Alan is vermoord met een dolk van het Veemgericht om hem het zwijgen op te leggen, voordat Johan hem kon ondervragen. Johan houdt Gandolf onder dwang, omdat hij vermoedt dat deze de dolk van Alan in Johans kamer gevonden heeft en Alan ermee doodde. De dolk ligt echter nog in Johans kamer, zodat Gandolf onschuldig blijkt. Gandolf vergeeft het hem en vraagt om de volgende ochtend mee naar Drakesteyn te gaan, waar hij goederen zal verhandelen. Johan stemt toe.
Die nacht trekt hij naar Duisterburg. Bij de ruïne is hij getuige van de terechtstelling van Jan van Drakesteyn. Voor hij kan ingrijpen wordt de Rode Ridder bewusteloos geslagen. Wanneer hij bijkomt is hij getuige van een gesprek waarbij de plaats van de volgende bijeenkomst vermeld wordt: Grimwood. In zijn versufte toestand weet Johan echter niet dat het Lodogran is deze plaats opgeeft aan het Veemgericht. Johan slaapt opnieuw in en als hij ’s ochtends ontwaakt, ziet hij het opgeknoopte lichaam van Jan van Drakesteyn. Hij vertrekt naar Drakesteyn en vertelt heer Randolph en zijn gade Clothilde dat grootvader Jan terechtgesteld is. Johan begrijpt niet waarom Jan en Hugo vrijwillig naar het Veemgericht zijn gegaan nadat ze gedagvaard waren. Randolph legt uit dat het Veemgericht overal handlangers heeft en dat iemand die de dagvaarding negeert geen rust meer zou kennen.
Het gesprek wordt verstoord door de 4 soldeniers uit de herberg. Ze zijn handlangers van het Veemgericht. Johan en Randolph kunnen hen uitschakelen. In de gang ligt Gandolf neergeslagen door de 4 soldeniers. Hij leeft echter nog. Gandolf zegt dat het kasteel niet veilig is en stelt voor dat Randolph en Clothilde meetrekken met zijn karavaan. Ze weigeren. Daarop biedt hij zijn diensten aan als bewaker van het kasteel, samen met zijn kooplui. Als ook dit voorstel wordt afgewimpeld vertrekt hij.
Johan trekt die nacht naar Grimwood en wordt door iemand bespiedt. Na zijn vertrek prikt een veemgenoot een dagvaarding voor Randolph aan de kasteelpoort. Een zwarte, gemaskerde gestalte doodt hem hierna met een pijl en is van plan Randolph en zijn vrouw op te zoeken. Ondertussen heeft Johan zich verborgen in een oude boom waaronder de zitting van het Veemgericht plaatsheeft. Hij werpt zich op de Vrijgraaf, de leider van de Veemgenoten en neemt hem als gijzelaar. Wanneer de beul een dolk werpt in de richting van de Rode Ridder, wordt hij getroffen door een pijl, waardoor de dolk zijn doel mist en de Vrijgraaf raakt. De pijl is afkomstig van de gemaskerde gestalte. De overige veemgenoten worden ingerekend door Randolph en zijn soldeniers. De gemaskerde gestalte blijkt Ramona de dienster te zijn die door Merlijn gestuurd was op Johan te assisteren. Zij was het die hem neersloeg opdat hij het niet tegen een overmacht zou opnemen. De Vrijgraaf wordt ontmaskerd als Gandolf. Met zijn laatste adem bekent hij dat hij Alan stuurde en hem doodde met diens dolk. Zijn eigen dolk liet hij in Johans kamer om buiten verdenking te staan. Met de dood van hun leider komt er een eind aan de terreur van het Veemgericht.
Een zeer geslaagd album met enkele volwassen thema’s (wantrouwen, paranoia, lynchpartijen en verraad) en een minimum aan hocus pocus. Het idee van een gemaskerde sekte waar je eigen buurman lid van zou kunnen zijn speelt in op gevoelens van wantrouwen. Zelfs in Camelot hebben zij handlangers lopen! Enkele connotaties die tijdens het lezen door mijn hoofd schoten: de Klu Klux Klan, de inquisitie, de vrijmetselaarsloge, het boek “1984”, de KGB, … De beklemmende sfeer is door KB subtiel verdiept, doordat de slachtoffers tot dezelfde familie behoren. 3 generaties Drakesteyns worden gedagvaard. Randolph voelt onvermijdelijk aan dat hij het volgende slachtoffer wordt. Dit besef en het verdriet om de overleden vader en grootvader maken van Randolph en Clothilde interessante personages.
KB zet de lezers vaak op het verkeerde spoor. Ik zet even op een rijtje op welke manier KB ons laat twijfelen over de betrouwbaarheid van Gandolf. Ik heb d.m.v. (+) en (-) aangegeven of hij een betrouwbare of onbetrouwbare indruk achterlaat.
6/2001
Uit de kronieken van Merlijn...
Kerwyn en zijn leerling Niemand wachten in hun slot Blackstone. Niemand ontsteekt een brandstapel op een van de torens van Blackstone als baken, maar het noodweer belet het schip echter om aan te meren. Een zwemmer trotseert echter de woeste golven en op het moment dat hij door de storm in de wilde zee dreigt te verdrinken, zweept hij zich op tot een woede, waardoor hij de kust bereikt. De man blijkt Bjoldorkk, koning der Berserkers, te zijn en wordt door Kerwyn ontvangen op zijn kasteel.
Kerwyn heeft namelijk een deal gesloten met de Berserkers, een Scandinavisch volk dat van de Noorse oppergod Odin de kracht kreeg om in een gevecht onkwetsbaar te zijn voor vuur en staal. Deze onkwetsbaarheid verkrijgen zij door zich tijdens de strijd tot razernij op te zwepen. Wanneer de storm de volgende ochtend geluwd is, komt de rest van de Berserkers aan wal. Onder hen is de knappe, maar gevaarlijke koningsdochter Gudrun. De deal die Kerwyn met hen sloot betreft de verwoesting van Camelot in ruil voor een vrije plundertocht. Voor koning Bjoldorkk heeft hij nog een ander geschenk in de vorm van een schatkist.
Kerwyn heeft voorzien dat Merlijn hun plannen in de war zou kunnen sturen. Hij zendt een monsterlijke vleermuis naar Camelot die Merlijn tijdens de slaap zal bijten met zijn giftige tanden. Baldur de trouwe uil van Merlijn verslaat de vleermuis na een hevig luchtgevecht, dat Camelot opschrikt, maar geraakt net als Merlijn door de giftige tanden van het dier in een soort coma. Johan en Lancelot treffen Merlijn in die toestand in zijn vertrek en ontbieden magister Markus, de heelmeester van Camelot. Magister Markus onderzoekt Merlijn en verzorgt de gewonde Baldur, maar kan hen niet uit de coma laten ontwaken. Koning Arthur roept zijn ridders van de ronde tafel samen om te beraadslagen over dit vreemde voorval. Hij is er van overtuigd dat deze actie de voorbode is van nog meer onheil en stuurt zijn ridders er op uit om informatie te verzamelen in het land. Ook zendt Arthur ijlboden uit om de beste heelmeesters van het land op te roepen naar Camelot te reizen om Merlijn te genezen. Johan waarschuwt hem dat daar veel charlatans zullen tussenzitten, maar Arthur wil dit risico nemen om Merlijn te redden.
Johan en Lancelot rijden uit op zoek naar informatie en komen tegen de avond in een dorpje. Daar is groot rumoer op straat wanneer een oude vrouw met stenen bekogeld wordt door de dorpelingen. Johan en Lancelot komen tussenbeiden om de vrouw te helpen. Zij stelt zich voor als Walunda, de heks. Ze wil naar Camelot om Merlijn te genezen. Johan belooft haar vrije doorgang, maar een overijverige dorpeling werpt een mes naar de Rode Ridder. Walunda kan Johan net op tijd waarschuwen (ze kent zelfs zijn naam) en Johan kan het werpmes met zijn zwaard afweren. Lancelot grijpt de messenwerper, maar Johan zegt het te laten rusten, omdat hij handelde uit onwetendheid en angst.
Op dat moment strompelt een krijger het dorp binnen. Het is de dodelijk gewonde Griswold, soldenierskapitein van Cardigan Castle. Hij vertelt over de troepen Berserkers die Cardigan Castle onder de voet liepen en iedereen doodden. Hij vertelt hen ook dat hij twee figuren zag die de Berserkers vergezelden. Johan herkent ze door zijn beschrijving als de Naamloze Ridder (Niemand) en zijn mysterieuze leermeester (Kerwyn). Griswold sterft na zijn uitleg aan zijn verwondingen. Johan en Lancelot rijden de vijand tegemoet en ontmoeten hen op een heuvel. Johan steekt de heuvel in brand om hun opmars te stoppen, maar de woeste Berserkers lopen door het vuur. Omdat ze, buiten Bjoldorkk die hen te paard aanvoert, allemaal te voet ten strijde trekken, hebben Johan en Lancelot tijd om Camelot te verwittigen.
Ondertussen is Camelot overstelpt met een kleurrijke verzameling wichelaars, astrologen, tovenaars, heksen en zo meer. Allen beweren zij Merlijn te kunnen helpen. Arthur stuurt de bedriegers heen. Johan en Lancelot vertellen hem over hun ontdekkingen en ze besluiten om voorbereidingen te treffen om de Berserkers de volgende morgen tegen te houden. 's Nachts landt Walunda de heks op het dak van Camelot met haar vliegende bezem. Ze hypnotiseert de wachtposten en laat zich naar de kamer van Merlijn voeren. Ze laat hem ontwaken maar Merlijn is nog steeds zwak. Toch herkent hij haar. In het labo van Merlijn zet Walunda zich aan het werk om een tegengif te brouwen. De volgende ochtend bereiken de Berserkers Camelot. Een groot deel van hen wordt tegengehouden door Arthur en zijn ridders en soldeniers door stenen van de kantelen op hen te gooien. De Berserkers die niet verpletterd zijn, stootten echter door met een ram. Ze zijn niet te stoppen ondanks de strijdlustigheid van de bewoners van Camelot.
Vanop een afstand kijken Kerwyn en Niemand tevreden toe. De strijd lijkt gestreden, totdat Arthur zich in het gevecht mengt met zijn zwaard Excalibur. Bjoldorkk is met zijn reuzenzwaard niet opgewassen tegen Excalibur en wordt verslagen. Zijn dochter Gudrun wordt belet Arthur in de rug aan te vallen dankzij een straal uit de staf van Merlijn, die weer de oude is. De rest van de Berserkers deinst terug nu ze zonder leider vallen. Merlijn vertelt hoe zijn oude vriendin Walunda hem weer genas. Hij roept ook oppergod Odin op, die in hun midden verschijnt. Nu Odin weet dat de kracht die hij de Berserkers schonk is misbruikt, teleporteert hij de Berserkers terug naar het koude noorden. Kerwyn en Niemand verjaagt hij van Camelot doorzijn bliksemflitsen.
Het verhaal eindigt als Merlijn Walunda voorstelt als een oude geliefde. Hun paden scheidden zich toen hij Camelot als thuis verkoos en zij de wereld introk. Als dankbaarheid voor haar hulp schenkt hij haar haar jeugdige uiterlijk weer. Voordat Walunda weer op tocht gaat, raadt ze hem toch aan het karkas van de vleermuis die Baldur doodde op te ruimen.
De kennismaking met Bjoldorkk en zijn Berserkers is sfeervol (nachtelijke storm) en zelfs een beetje komisch. Vooral wanneer Niemand een beker wijn aanbied en Bjoldorkk simpelweg het vat vastpakt en leegdrinkt. Temidden van het woeste volkje valt de obligate schone Gudrun, de koningsdochter natuurlijk op. Ik had verwacht dat ze een grotere rol ging krijgen in het verhaal. Vooral omdat Bjoldorkk insinueert dat ze een man zoekt en dat Niemand misschien wel een kandidaat zou kunnen zijn. Spijtig dat ze slechts een klein rolletje kreeg toebedeeld.
Het uitschakelen van Merlijn door middel van een vleermuis met giftige beet is origineel en leidt tot een rolletje voor Baldur, mijn favoriete uil.
Een andere 'vrolijke' noot in dit album zijn de 'wonderdokters' die allen Merlijn willen helpen. Een leuk tafereeltje. Walunda de heks is een personage dat me wel aansprak, omdat ze niet het typische heksentaaltje gebruikt.Zo noemt ze de soldeniers "knappe jongens". Een beetje spijtig dat Merlijn haar terug omtovert in een knappe jonge vrouw. Als kranig oud vrouwtje was ze een leuker personage.
Andere scénes die ik de moeite waard vond waren: het duel van Arthur en Bjoldorkk met een glansrol voor Excalibur en het verschijnen van de oppergod Odin, geen alledaags tafereel als je het mij vraagt. Het verhaal zelf is eenvoudig: de Berserkers trekken op naar Camelot en worden daar tegengehouden door de Rode Ridder en co. Geen hoogstaand plot maar er zit wel vaart in het verhaal. Enkele aangename tafereeltjes zoals de scéne in het dorpje houden de dunne verhaallijn interessant. Buiten het redden van Walunda (die zich waarschijnlijk zelf wel had kunnen redden) en het (tevergeefs) verdedigen van Camelot pleegt Johan in dit album geen heldendaden. Er worden geen grote geheimen ontsluierd, behalve dan iets over het liefdesleven van Merlijn en de macht van Excalibur wordt nog maar eens bevestigd.
N.B.: Ik ben maar een beginnende RR lezer en kan dus nog niet veel vergelijkingen maken tussen de kwaliteit van de albums. Het is dus moeilijk om een quotering te geven van dit album. Toch vond ik het persoonlijk aangenaam om te lezen en (daar ik nog niet veel RR's in mijn bezit heb) te herlezen. Ondanks of dankzij mijn beperkte RR kennis geef ik dit album drie sterren.
6/2001
De kronieken van Merlijn...
Een schip is onderweg van Brittannië naar onze kust. Aan boord bevindt zich de Rode Ridder, die door Merlijn is meegestuurd met de monnik Ligerius om iemand op te sporen. Die verdwenen persoon is de abt Idesbald. Hij is in Coxye (nu Koksijde) door Noormannen ontvoerd. Idesbald draagt een groot geheim met zich mee dat bewaard moet blijven. Aan wal gekomen worden Johan en Ligerius onmiddellijk aangevallen door 4 Noormannen. Dezen worden door Johan in de pan gehakt, maar ook Ligerius blijkt niet zo'n vredige monnik te zijn. Zijn houten kruis is eigenlijk een zwaard. Een overlevende Noorman wordt ondervraagd. Ligerius dreigt ermee hem op de "Doodskoppenheuvel" achter te laten en de man vertelt dat Idesbald op de zwarte drakkar gevangen gehouden wordt. Ze laten de man lopen, omdat verraders toch niet durven terugkeren naar de andere Noormannen.
Ligerius toont Johan de "Doodskoppenheuvel", eigenlijk een Keltische grafheuvel. Tijdens het bezoek ontdekken ze dat ze bespied worden. Johan achtervolgt de gestalte en grijpt haar. Het blijkt Zorina te zijn. Ze behoort tot een bende strandjutters. Ligerius kent haar en nodigt haar en Johan uit om voor de komende storm in zijn kapel te schuilen. Van op zee horen ze een akelig gehuil. Ze gaan buiten een kijkje nemen en ontwaren een reusachtige zeeslang in de woeste golven. Volgens Ligerius is het monster ook op zoek naar Idesbald, omdat die hem vertelde dat hij met een "grote zeebewoner" bevriend was.
Om Idesbald te bevrijden schakelen ze de hulp in van enkele strandjutters. Johan kan met goudstukken 3 kerels overhalen hen te helpen: Ragar, Monke en Dimitri. Ze gaan op weg en zien het Noormannenkamp ophet vasteland (Coxye is een eiland). 's Nachts steken ze met een vlot over, terwijl Monke bij de paarden blijft. Bij de zwarte drakkar aangekomen schakelen ze enkele schildwachten uit, maar lopen toch in een hinderlaag. Het lijkt wel of ze werden verwacht. Ze worden neergeslagen en opgesloten bij Idesbald in de zwarte drakkar. Idesbald vertelt dat hij het geheim ondanks foltering bewaard heeft. De gevangenen krijgen bezoek van Baldur, de man die ze ondervraagden en lieten lopen. Hij is toch aanvaard door de Noormannen, omdat hij de broer van Freya de koningin is. Koningin Freya dreigt ermee de andere gevangenen te laten folteren om het geheim los te krijgen. Idesbald krijgt tot de volgende ochtend bedenktijd.
Ondertussen is Monke het wachten bij de paarden beu en gaat op zoek naar zijn metgezellen. Zwemmend snijdt hij de touwen van de drakkar los die weg begint te drijven. In het ruim kan Idesbald zichzelf en de anderen bevrijden uit de boeien. Ze vinden hun wapens terug en aan dek ontdekken ze dat de schildwachten werden uitgeschakeld door Monke. 4 drakkars volgen de zwarte drakkar echter en proberen die in te sluiten. Met een slim manoeuvre laten de vluchtelingen een van de schepen op een zandbank vastlopen. Freya slaat bewusteloos overboord en wordt door Johan gered. De zwarte drakkar gaat aan wal en Johan, zijn metgezellen en hun gevangene Freya gaan aan land.
Freya is ongemerkt bij bewustzijn gekomen en bedreigt Johan met een mes.
Idesbald heft de armen naar de hemel en met een zwaar gezang roept hij de zeeslang op die de 3 overblijvende schepen vernield. Door dit schouwspel verslapt de aandacht van Freya en Johan overmeestert haar. De volgende morgen spoelen de wrakstukken en de lijken aan. Onder hen is Bladur, Freya's broer. Ze belooft Idesbald dat ze alles zal doen als hij haar broer weer tot leven kan brengen. Met zijn befaamde elixir wekt Idesbald Baldur weer tot leven. Als tegenprestatie vraagt hij Freya het gebied te verlaten. Zij stemt hiermee in. De strandjutters besluiten met hun loon in goudstukken een schip te kopen en vissers te worden.
Dit verhaal wordt vervolgd in het volgende album. Toch is het een op zichzelf staand album. Het geheim van Sint-Idesbald komen we echter nog niet te weten. Zijn bekende levenbrengende elixir blijkt het niet te zijn (de dodecaëder album 186).
Een avontuur in onze streken is natuurlijk altijd speciaal. Dit verhaal leest af en toe als een geschiedenisles. Zo wordt uitgelegd hoe Koksijde er vroeger uitzag en komen we iets te weten over de Keltische bewoners en hun grafheuvels. Ook wordt er iets verteld over de invallen van de Noormannen aan onze kust en de gevolgen ervan.
Het cliché "waar een leger zou kunnen falen, heeft één vastberaden man meer kans op slagen", is het uitgangspunt van zeer veel albums. Tel maar eens na in hoeveel albums deze spreuk in een of andere vorm terugkomt.
Mijn favoriete personage is Ligerius. Hij is echt geweldig als zeer vrome, maar opvliegende monnik. Zijn als groot kruis vermomde zwaard is een goede vondst. Zijn taalgebruik is echt grappig en zijn uitval tegen de strandjutters, omdat ze enkel voor geld willen helpen is grappig.
Zorina vind ik er persoonlijk een beetje bijgesleurd omwille van het mannelijke lezerspubliek. Ze draagt niet veel bij tot het verhaal. Freya daarentegen is een interessanter personage. Een knappe dame die een groep woeste Noormannen onder de knoet houdt. Toch is ze erg bezorgd over haar broer. Ze verontschuldigd zich zelfs bij de gevangenen omdat zij immers toch haar broer gespaard hebben. Op het einde van het album komt ze tot inkeer. Dit is een thema dat tegenwoordig vaak in de RR-albums opduikt: de slechterik met berouw. Denk maar aan borsos in "Het Zwarte Teken", Azizah in "De Wraak van de Nachtridders", de Kauki in "De Dodecaëder" en Jork in "De Spookvallei".
De zeeslang Kopstaart zorgt voor het Fantasy-element in dit album. Wel makkelijk in te zetten als "Deus ex machina", maar verder hebben we het raden naar het waarom van zijn daden. Hoe heeft Idesbald hem ontmoet? Vanwaar komt het monster? Ook in het volgende album krijgen we geen verdere uitleg. Dit had iets meer uitgediept moeten worden. Nu lijkt het net alsof de zeedraak alleen handig uitkwam om de drakkars te verwoesten.
Ik beëindig deze beoordeling met een pleidooi om Ligerius zo snel mogelijk weer een gastrol te geven! Omdat ik zo van dit personage hou, ben ik een beetje bevooroordeeld om deze strip te quoteren. Ondanks dat het een eerste deel van 2 is, is het een behoorlijk verhaal. De losse eindjes die blijven hangen (de schedels in de grafheuvel, de zeedraak) neem ik er graag bij.
Een aangenaam album met (buiten de zeeslang) weinig hocus-pocus en als smaakmakers: Noormannen, onze eigen streek, stormweer, mysterieuze monniken, een mooie koningin en een zeemonster.
8/2001
Na de gebeurtenissen in album 185 vertoeft Johan nog steeds met Idesbald en Ligerius in Koksijde. Tijdens een ochtendlijk strandritje ziet Johan een schip voor de kust. Nadat Johan de vlag van het schip beschrijft aan Idesbald, legt deze uit dat dit de Kauki zijn, een soort zeerovers. Het schip is echter stuurloos omdat de bemanning hun roes uitslaapt. Hun kapitein, Ahab, schudt hen echter wakker en er wordt koers gezet naar de kust. De Kauki kwamen in het bezit van een schatkaart en gaan op schattenjacht in Koksijde. Daar ontdekken ze echter de sporen van de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Ahab stuurt een trio op pad om hen uit te schakelen. De rest start het graafwerk naar de schat. Na een poos ontdekt de rover Garoch een ondergrondse tempel, nadat hij in een kloof valt.
Ondertussen zijn ook Johan en zijn metgezellen op zoek naar een plaats waar Idesbalds ‘geheim’ begraven ligt: de druïdenput. Ze worden echter ontdekt door de 3 achtervolgende rovers. In het treffen dat daarop volgt, doodt Johan de rover Jonas en geraakt Ligerius dodelijk gewond. Idesbald redt hem echter het leven dankzij zijn elixir. Een van de vrouwelijke zeeroofsters wordt gevangengenomen, de andere kan ontsnappen om verslag uit te brengen aan Ahab en zijn bende. Johan besluit de rovers op te wachten. Idesbald wil met hen onderhandelen. Ondertussen verdrinkt Garoch, die nog steeds bij de ondergrondse tempel vertoeft, bijna door het wassende water. Ahab redt hem om informatie te krijgen over de tempel.
Bovengekomen is Garoch buiten bewustzijn en verneemt Ahab van de ontsnapte Isabel de dood van Jonas en de gevangenname van Gabriella. Woedend zweert hij wraak te zullen nemen. De rovers trekken eropuit, terwijl Isabel bij de graafwerken en Garoch blijft waken. Ze wil de ontdekking van Garoch zien, maar stort te pletter in de kloof. Garoch komt weer bij bewustzijn en besluit Ahabs schip te kapen, uit wraak omdat Ahab hem slechts redde uit winstbejag. Aan boord van het schip van de Kauki waakt echter Beatrijs. Garoch kan haar overhalen het spel mee te spelen. Ze ontdekken de schatten van de kapitein in diens hut en beginnen samen een nieuw leven.
De Kauki komen aan bij de Rode Ridder, Idesbald en Ligerius. Idesbald stelt voor dat de Kauki naar zijn ‘schat’ graven in ruil voor een deel van de buit. Ahab stemt toe, al is het duidelijk dat hij zich niet aan de afspraak zal houden en de schat helemaal voor zichzelf zal houden. Voordat de graafwerken aanvangen, ontstaat er een gevecht tussen Ahab en de Rode Ridder uit wraak voor de moord op Jonas. De Rode Ridder schakelt Ahab uit en wordt zo volgens de regels de nieuwe aanvoerder van de Kauki. Na heel wat graafwerk wordt het kostbare geheim dat de druïden begraven hadden gevonden. Ahab poogt met een laffe aanslag alsnog terug kapitein te worden, maar wordt uitgeschakeld door Ligerius. De schat blijkt een dodecaëder te zijn (twaalfzijdige kubus) die multifunctioneel blijkt te zijn. Niet alleen toont hij Ahab zijn gekaapte schip dat reeds ver van de kust verwijderd is, maar het zendt ook een straling uit die de Kauki doet bekeren tot brave burgers. Ook krijgt Ahab zijn rechteroog terug en een andere rover zijn been.
Dit verhaal is deel van een tweeluik (185-186) maar best op zichzelf te lezen. In album 185 zijn het de Noormannen die het de Rode Ridder moeilijk maken, in dit album zijn het zeerovers. Een klein anachronisme dacht ik eerst, maar ik veronderstel dat KB zijn research wel gedaan zal hebben en dat er wel degelijk “Kauki” bestaan zullen hebben.
De personages zijn vrij interessant. De rovers worden niet gewoon als bende beschreven, maar worden als individuen beschreven: de furieuze Ahab, de sluwe Jonas, de opportunistische Garoch en de voorzichtige Mankepoot hebben allemaal hun deel in het verhaal. En ook de vrouwelijke rovers staan best hun mannetje. Mijn favoriet Ligerius (zie mijn bespreking van 185) is weer grandioos in zijn opmerkingen en citaten, maar Idesbald blijft een vlak personage, wijs en menslievend, maar met weinig pit. Waarschijnlijk bedoeld als contrast met Ligerius.
Net als in het vorige album zijn er echter weer enkele losse eindjes: nog steeds worden de opgegraven schedels als fait divers opgevoerd, zonder een echte rol in het verhaal. Ook de ondergrondse tempel, die een veelbelovende spanning in het verhaal opbouwt, heeft uiteindelijk geen echte deelname aan het plot. De dodecaëder zelf dient enkel als “Deus ex machina” op het einde. Ik kan me niet ontdoen van het gevoel dat dit tweeluik verdacht veel op een toeristisch pamflet voor deze kuststreek lijkt, zodat KB er verschillende elementen in samenbracht, die echter niet als een echt samenhangend geheel overkomen. Wat is de link tussen de graven, de tempel, de schedels, de zeedraak (uit 185), de dodecaëder, de druïden en de geestelijken? Dat is niet altijd even duidelijk.
Er zit minder sfeer in dit deel van het tweeluik, dan in het eerste deel. De personages zijn echter wel leuker. Hier en daar zit er zelfs een licht humoristisch tintje in: de uitlatingen van Ligerius, de manier waarop Johan Ahab uitschakelt en de verwelkoming van Johan als nieuwe kapitein. De tekeningen zijn zeer te pruimen: duin- en zeegezichten, de ondergrondse scénes zijn knap en er zit veel dynamiek in de manier waarop de personages getekend zijn.
10/2001
In het duistere en verlaten kasteel Blackstone komt de illustere figuur Niemand de kamer van Kerwyn binnen op het moment dat die even zijn masker afgelegd heeft. Niemand schrikt zich meteen een aap: het is Merlijn! Of nee, toch niet, zo verduidelijkt Kerwyn: hij is de tweelingbroer van Merlijn, wiens bestaan tot nu toe steeds verhuld is gebleven; zelfs Merlijn vermoedt niet dat zijn tegenstander eigenlijk zijn eigen broer is. Diezelfde nacht kent Kerwyn eindelijk een naam toe aan Niemand: tijdens een ritueel in een brandend pentagram geeft hij hem de naam Bahaal, Prins der Duisternis.
Inmiddels blijkt in Camelot Johan vermist te zijn. Een dozijn ridders zwermt uit om de Rode Ridder te zoeken, maar het is Lancelot die het spoor van Johan vindt dat hem uiteindelijk naar Blackstone zal leiden. Daar heeft intussen Kerwyn een gesloten doodskist getoond aan Bahaal. In de kist bevindt zich de enige overlevende der Titanen: een vrouw, Galaxa genaamd. Deze Titaanse schone bevindt zich in schijndode toestand in de kist, maar indien zij aan het daglicht zou worden blootgesteld zou ze ontwaken en haar vroegere reuzengestalte terug aannemen. Met haar als wapen wil Kerwyn Camelot en zijn inwoners platwalsen. Op de koop toe heeft Kerwyn vorige nacht een hypnotisch bevel naar Johan gestuurd, zodat deze willoos geworden op weg is naar Blackstone. Inderdaad, even later meldt Johan zich als een mak schaap aan de poort van het kasteel aan. Hij herkent de twee booswichten niet en wordt in een kerker opgesloten.
Kerwyn en Bahaal openen bij het ochtendkrieken de kist van Gorgonia, die door de eerste zonnestralen gewekt wordt en onmiddellijk uitgroeit tot een reuzin. Kerwyn legt haar uit dat ze Camelot moet verwoesten, maar eerst mag ze korte metten maken met de Rode Ridder.
Ondertussen is Lancelot heimelijk Blackstone binnengedrongen en bevrijdt Johan, die hij door een stevige klap op het hoofd zijn geheugen terugschenkt. Op de trappen worden ze echter ontdekt door Gorgonia. Ze zien kans om Blackstone te ontvluchten en rijden naar de rotskust. Johan hoopt immers om daar Gorgonia met een list te verschalken, en dat lukt zowaar nog ook: Johan en Lancelot verbergen zich onder een overhangende rots en Gorgonia volgt hen tot op de klip, die onder haar ontzaglijk gewicht afbrokkelt. Ze stort in zee en komt niet meer boven. Johan en Lancelot rijden naar Camelot om met versterking Blackstone te doorzoeken, maar Kerwyn en Bahaal kiezen eieren voor hun geld en laten Blackstone brandend achter.
Uit de kronieken van Merlijn is dit voorlopig het laatste verhaal waar Kerwyn en Niemand/Bahaal de poppen aan het dansen brengen. Ik ben daar alvast niet rouwig om. En eindelijk zijn we verlost van de verwarrende naam Niemand; iedereen zag natuurlijk al lang aankomen dat dit Bahaal ging worden. Dat Kerwyn de broer van Merlijn zou zijn had waarschijnlijk niemand (woeha!) verwacht, maar dat kan moeilijk anders wanneer ineens een tweelingbroer uit de trukendoos opduikt.
Eigenlijk rammelt dit verhaal aan alle kanten. Zeg nu zelf: Johan die mijlenver verwijderd gevolg geeft aan een hypnotisch bevel van Kerwyn, daarbij zijn eigen wil verliest en in trance naar Blackstone rijdt om er opgesloten te worden? Waarom dacht Kerwyn daar niet veel eerder aan? En waarom gaf hij geen dergelijk bevel aan Arthur? Of een bevel aan de ridders van de ronde tafel om te emigreren naar China?
Ook vreemd: op plaat 55 heeft Gorgonia de naar de kust vluchtende ridders bijna ingehaald, en moet blijkbaar nog slechts enkele stappen doen om die "kleine ellendelingen" bij hun nekvel te vatten, maar deze slagen er toch nog in om tot aan de kust te geraken en zich daar nog te verschansen ook. Gorgonia was waarschijnlijk druk bezig om een rotsblokje uit een van haar laarsjes te verwijderen? Een einde met Gorgonia die van de rotsen stort en in de golven verdwijnt is ook wel wat te gemakkelijk. Herinner je nog de Golem uit "Het Sprekende Zwaard"? Dát was pas een eindstrijd! En dan nog Johan die Gorgonia achterna wil duiken om haar te redden, hahaha! Bon, toch nog eens kunnen lachen.
De tekeningen zijn in de eerste helft van het verhaal nog van een redelijk niveau, maar daarna gaat het helemaal de dieperik in. Toch vind ik de sobere tekening van Kerwyn en Bahaal op plaat 17 sterk: uit vogelperspectief langs een dominerende pilaar zie je hen en hun schaduwen nietig in de diepte.
Met de verhoudingen in de tekeningen van dit verhaal zit het fout: kijk bijvoorbeeld eens naar de grote Johan in de achtergrond en de kleinere Bahaal op de voorgrond in plaat 26. Of de rare weergave van Lancelot aan de voet van Blackstone in plaat 29. Dergelijke missers helpen dit ongeïnspireerde verhaal helemaal niet, waaruit alleen de onthulling van Kerwyn's identiteit te onthouden valt. Een van de zwakste verhalen van de reeks.