1965
Te Camelot wedijveren Johan en Lancelot om de gunst van Deirdre. Jammer genoeg loopt een derde er mee heen.
In het Noorderland spelen zich echter geheel andere dingen af. Alkan en Kerwon, twee ridders van de Ronde Tafel, willen inschepen om naar Camelot terug te keren. Kobolden willen dit echter verhinderen en bekogelen hun schip met rotsblokken. De ridders chargeren en jagen de Kobolden op de vlucht. Een hoorn van de Kobolden vormt hun trofee. Te Camelot vertellen de ridders hun wedervaren, waarop Deirdre verbaasd op hen toeloopt. Zij neemt de hoorn vast en valt bewusteloos neer. Later vertelt ze Johan, Lancelot en Merlijn dat het de hoorn van Ronjar, haar vader is. De hoorn lag verborgen in een geheime bergplaats. Het feit dat de hoorn tevoorschijn kwam wil zeggen dat Ronjar dood is. Deirdre ziet zich verplicht naar het Noorderland terug te keren om de troon over te nemen. Arthur geeft Johan en Lancelot de opdracht mee te gaan.
Aangekomen na een zeereis, verloopt het vervolg van de tocht te paard. Het drietal wordt blijkbaar geschaduwd. Johan gaat op onderzoek uit. Hij treft de bespieder aan die getroffen wordt door een pijl op het ogenblik dat hij Johan de waarheid wil vertellen. Johan wordt onder schot gehouden, maar gelukkig duikt Lancelot achter de schutters op. Het zijn krijgers van Harald, koning van de Fjorden. Harald heeft de plaats waar Deirdre recht op heeft ingenomen. Johan, Deirdre en Lancelot brengen de gewonde man naar een nabijgelegen dorp, waar de man zijn vrouw het gezelschap onderdak biedt. Zij vertelt het verhaal achter de machtsovername. Harald verdreef Ronjar in een bloederig treffen. Ronjar wist te ontkomen met zijn schat maar werd door de Kobolden overvallen en gedood. De schat wordt bewaard door de Kobolden. Deze schat bevat tevens de scepter die Deirdre nodig heeft om de macht op te eisen. Als één man bieden Johan en Lancelot aan de scepter te gaan zoeken. Op aanraden van de vrouw trekt het drietal over een bergpas. Op hun tocht laat Lancelot zijn interesse voor Deirdre nogmaals blijken. Lancelot vreest dat Johan meer kans maakt bij Deirdre, wat een erg bedrukte stemming oplevert. Het leidt zelfs tot ruzie. Een aanval van een beer noopt de ridders echter tot samenwerken, waarna ze besluiten de strijd om Deirdre te staken tot hun opdracht vervuld is.
De tocht gaat verder, en het drietal betreedt een vallei waarin zich Kobolden verschuilen.
Deirdre geeft de nodige aanwijzingen en het lukt Lancelot om een hinderlaag te ontlopen en een Kobold gevangen te nemen. Hij verklapt hen de locatie van Ronjars graf. Zijn gelaat werd in een rots bij het graf uitgehouwen. Wanneer ze het graf aantreffen wordt Johan getroffen door een steen uit een slinger van de Kobolden. Lancelot kan zijn vriend uit de vuurlinie halen, waarop Johan zijn boog ter hand neemt. De strijd verloopt grimmig maar wordt plots gestaakt wanneer een groepje ruiters de vallei betreedt. De ruiters worden op hun beurt door de Kobolden aangevallen. Onder hen bevindt zich Harald. Johan en Lancelot komen Harald en zijn vikings te hulp. Harald wordt daarop door de ridders gevangen genomen, maar een groep krijgers doemt reeds op aan de horizon. De krijgers beweren dat ze achtervolgd worden door een enorme overmacht aan Kobolden. Noodgedwongen sluiten beide partijen een overeenkomst. Ze zullen samen de Kobolden het hoofd bieden. Na enkele afleidingsmanoeuvres maken de mensen gebruik van de wind door het gras voor en achter hen in brand te steken. De vuurzee schermt hen af van de Kobolden en laat hen toe de bergpas op te gaan. De Kobolden worden nu met zware verliezen teruggedreven. Ze zijn bereid de strijd te staken wanneer ze hun gewonde aanvoerder mogen wegvoeren. Tegen Haralds zin in stemt Johan toe.
Ongehinderd bereikt de groep nu het graf van Ronjar. Hier eindigt de overeenkomst tussen de ridders en Harald. Door hun weigering de schat te verzaken, opent Harald de jacht op de ridders en Deirdre. De ridders houden de vikings bezig terwijl Deirdre het graf betreedt. Ze vindt er de scepter en voegt zich bij Johan en Lancelot. Ze vluchten naar een kring van stenen achter het graf, waar volgens bijgeloof de geest van Ronjar huist.
Deze magische kring mag niet geschonden worden, het trio is veilig. Lancelot is echter gewond en Harald besluit het drietal uit te hongeren. Harald biedt een drinkhoorn met water aan voor de gewonde Lancelot in ruil voor de scepter. Johan weigert een ruil en daagt Harald uit voor een duel. Harald stemt onder druk van zijn vikings toe. Een hevig gevecht om een drinkhoorn barst los. Johan doodt Harald en vlucht met enkele drinkhoorns en een zak voedsel de magische kring weer in. De vikings zweren hun gedode leider te zullen wreken en zijn die avond zegedronken met de schat van Ronjar bezig. Johan maakt van hun onoplettendheid gebruik door er met een paard vandoor te gaan. Onmiddellijk wordt hij door de vikings achtervolgd. Zijn paard stort neer en Johan is verbaasd over het feit dat zijn achtervolgers niet opdagen. Hij sluipt naderbij en merkt dat de vikings dood op de grond liggen. De schat was met giftige stoffen bewerkt, zodat rovers een zware straf zouden ondergaan. Dit is de vikings fataal geworden. Nu rest Johan en Lancelot enkel nog de taak Deirdre naar haar volk te brengen.
Zij zien nu de dwaasheid van hun wedijveren om Deirdre in, hun vriendschap kreunde hieronder maar heeft het gelukkig overleefd.
“Het graf van Ronjar” is een rechtstreeks vervolg op “De kroon van Deirdre”, maar wel zelfstandig te lezen.
Veel van wat ik schreef over de kwaliteit van zijn voorganger geldt ook dit verhaal. Het tekenwerk is van dezelfde wisselende kwaliteit. Het is spijtig dat de uitgever besloot om voortaan met afwisselend lichtbruine en grijsblauwe inkt te gaan drukken. Ik mis de karakteristieke donkerblauwe kleur van de eerste 25 verhalen.
De figuur van Deirdre op de cover ziet er anders uit dan in het verhaal zelf. Haar haar zit in vlechten en ze heeft een andere jurk aangetrokken. Gelukkig heb ik geen verstand van mode…
Op diezelfde cover zien we de stoere en dappere ridder bewusteloos in het gras liggen, getroffen door een verraderlijke steen van een kobold. Vertwijfeld staat de hulpeloze prinses te kijken of haar held nog wel zal herrijzen. In dit plaatje passen overigens geen sporen van bloed of gapende wonden. Johan “fronst” slechts. De naam van de uitgever onder de voorplaat moet iets naar rechts uitwijken, zie ik nu ook.
De compositie van de cover symboliseert wel het belangrijkste thema: romantiek. Johan en Lancelot worden opmerkelijk sterk in hun daden gedreven door hun gevoelens voor de prinses. Hun vriendschap wordt zwaar beproefd door hun wedijver. Een hongerige beer voorkomt misschien wel een handgemeen of erger nog tussen de twee gezworen vrienden.
In strook 57, wanneer Johan zich voorbereidt om het finale duel aan te gaan met Harald, houden hij en Deirdre elkaar nog even stevig vast om kracht te putten uit hun onmogelijke liefde. Het is een opvallend menselijke en kwetsbare ridder, zoals we die nog niet eerder zijn tegengekomen in de reeks. Een prachtige scène!
Een ander bijzonder moment vind ik terug in strook 18. Het wordt de ridders en de prinses duidelijk hoe moeilijk en vrijwel hopeloos hun opdracht is om de scepter van Ronjar op de kobolden te heroveren. Johan zegt dan: “Twee zwaarden staan je ter beschikking Deirdre! Beveel en wij zullen de scepter voor je heroveren!”. Vooral de gedetailleerde tekening van de zwaarden, naast elkaar hangend in hun schede, is erg beeldend.
Het verhaal is in zijn geheel redelijk spannend en onderhoudend. Ik heb wel het gevoel dat er meer in zat. Het is ook een beetje onevenwichtig. Er zit een flink tempo in, maar daarentegen wordt de scène in de magische kring nogal lang gerekt. Het verhaal is daarna uiteindelijk toch ineens goed afgelopen. We maken weliswaar niet meer mee hoe Deirdre wordt thuisgebracht, maar de educatieve slotwoorden van Johan mogen er zeker zijn. Romantiek? Dwaasheid!
1966
Dit verhaal begint als Johan en Lancelot een duif redden tijdens een jachtpartij. Het dier draagt een zonderlinge boodschap aan zijn poot. Het blijkt een bericht te zijn van de Prinsen van de Nacht, zeggende dat Olberon moet sterven. Er is ook sprake van een maansteen. Het bericht is ondertekend door een zekere Hakuwa.Daar noch Merlijn, noch Arthur weten wat deze namen betekenen, besluit Merlijn een verder onderzoek in te stellen. Via een toevallige ontmoeting komen onze vrienden te weten dat Doorlong, een schrijver-magiër, van meer weet. Merlijn besluit Doorlong, een vriend van hem, te gaan opzoeken.
Doorlong blijkt stervende te zijn wanneer Johan, Lancelot en Merlijn aankomen bij zijn grot. Op zijn sterfbed vertelt Doorlong van Olberon, een dwerg die zwaarden smeedt. Ook Hakuwa is bekend, het is een waterduivel. Hakuwa vreest echter Olberon om de een of andere reden. Daarom moet deze sterven. Johan en Lancelot besluiten om Olberon te gaan zoeken, om hem te beschermen tegen Hakuwa. Op hun toch komen ze verschillende keren in gevecht met de Prinsen van de Nacht, een roversbende. Hakuwa is hun leider. Hij draagt een pantser en is praktisch onkwetsbaar. In het water is hij bovendien bijna niet te verslaan.
Wanneer Johan en Lancelot voor de eerste keer kennis maken met Hakuwa, is deze in gevecht met ridders van Heer Aldwyn. Wanneer Hakuwa vlucht, trekt het gezelschap naar diens burcht. Daar vertelt een sterrenwichelaar dat een steen nadert uit de ruimte, een maansteen. Die nacht daalt de steen naar de aarde en verdwijnt achter de horizon.
De volgende dag trekken Lancelot en Johan verder, en na een lange tocht komen ze aan bij de hut van Olberon. Deze is hen echter op het eerste zicht niet echt vriendelijk gezind. Het blijkt dat Herzlinde, Olberons dochter, in de handen van de Prinsen van de Nacht is gevallen. Olberon is echter de enige die Hakuwa kan verslaan. Hij moet een zwaard smeden uit de maansteen. Dit zwaard zal het pantser van Hakuwa kunnen doorbreken.
De volgende dag ondernemen Olberon, Johan en Lancelot een bestorming van de burcht van Hakuwa, tevens het schuiloord van de Prinsen van de Nacht. Na een lange toch slagen ze erin om Herzlinde te bevrijden. Hakuwa, die op dat ogenblik niet aanwezig is, moet met lede ogen toezien hoe zijn burcht in vlammen opgaat. Hij besluit zelf een stormloop te ondernemen om te verhinderen dat Olberon het zwaard smeedt dat zijn ondergang zal worden. Terwijl Lancelot, Herzlinde en Olberon zich met het smeedwerk bezig houden, vecht Johan op leven en dood om hen te beschermen tegen Hakuwa. Op het kritieke moment is het zwaard klaar. Het is vanaf dan een kwestie van tijd eer Hakuwa het onderspit moet delven. De streek is verlost van zijn waterduivel…
Geen slecht album, maar wel een nogal voorspelbaar verhaal. Het gegeven van de Prinsen van de Nacht is er eigenlijk maar bijgesleept.
De Prinsen worden dan ook op een bijzonder snelle manier verslagen. De echte vijand is natuurlijk Hakuwa, de waterduivel.
Al van in het begin van het verhaal wordt duidelijk wat de plannen zijn. Het zwaard moet gesmeed worden uit gesteente van de maansteen, en pas dan zal de waterduivel kunnen verslagen worden. Het weze duidelijk dat dit uiteindelijk wel moet lukken…
1966
Koning Arthur en zijn ridders zijn erop uitgereden om een einde te maken aan de plunderingen van de Noormannen in hun land. Na de Noormannen verslagen te hebben, rijden Johan en Lancelot erop uit om te kijken of de indringers wel degelijk allemaal weer ingescheept zijn. Lancelot hoort krijgsgewoel, meteen rijden ze erheen. Het is een bende Noormannen die een groepje vreemdelingen aanvalt. De vreemdelingen houden stand, maar wanneer Johan en Lancelot de strijd vervoegen, slaan de Noormannen op de vlucht. Sagob, een Perzisch koopman en tevens leider van het groepje is Johan en Lancelot zeer dankbaar. Het toeval wil dat hij op zoek was naar Camelot.
Er wordt aldaar een feestmaal gehouden. Enkel Merlijn kent geen vreugde, hij maakt zich zorgen. Guinevere vraagt hem de reden van zijn zorgen. Merlijn wantrouwt Sagob, in wie hij geen koopman, maar een soldaat vermoedt. Bovendien draagt hij een bijzondere ring, die Merlijn wel eens van dichtbij wil bekijken. De stoutmoedige Guinevere vraagt Sagob op de man af, of Merlijn zijn ring eens mag bekijken. Sagob beweert geen ring te dragen, er is trouwens ook geen ring meer te zien rond zijn vingers. De sfeer wordt grimmiger. Merlijn gebruikt zijn magie en tovert de ring tevoorschijn uit Sagobs drinkbeker. De Pers wordt woest en maar op het nippertje wordt een vechtpartij vermeden. Sagob en zijn ruiters verlaten Camelot.
Merlijn vertelt Guinevere dat de ring aan Kolwijn toebehoorde, een tovenaar die samen met hem magie studeerde. Een dienstmaagd alarmeert Merlijn. Iemand heeft zijn werkkamer overhoop gehaald. Er werd niets ontvreemd, maar het raadsel groeit! Johan en Lancelot worden door Merlijn op pad gezonden om de zaak te onderzoeken.
Na 3 dagen rijden vinden de ridders een spoor. Johan en Lancelot worden echter ontdekt, een ogenblik later zijn ze omsingeld door Sagob met zijn Perzen én de Noormannen die een bondgenootschap hebben gesloten. De ridders beseffen dat de situatie ernstig is en trachten door te breken. Hun paarden worden dodelijk verwond, maar als bij een mirakel kunnen de ridders zich verbergen aan de rivier.
Sagob wil verder trekken en deelt zijn groep in tweeën. De ene helft gaat op zoek naar Johan en Lancelot, de andere helft moet hem volgen naar de Zwaneburcht. De Noormannen lijken een moment te aarzelen, maar Sagob vertelt ze over de schat die zich in de Zwaneburcht moet bevinden. De ring van Kolwijn geeft hij in onderpand.
Ondertussen zetten ook Johan en Lancelot hun tocht verder. Het woud wordt echter zo dicht dat de voortgang maar moeilijk verloopt. Wanneer een zwaan onder de takken van overhangende bomen doorzwemt, besluiten de ridders dit voorbeeld te volgen. Eens deze hindernis voorbij, duiken ze op in een open plek in het woud. Ze zien een vervallen burcht voor zich en besluiten er te schuilen.
Plots loopt een geboeide man de burcht uit, achterna gezeten door een zwaan. Johan en Lancelot vangen de man op, die alvorens te sterven nog spreekt over de zwaan, en Morgane, een heks die deze Zwaneburcht bewoonde maar reeds lang geleden stierf. De zwanen zouden behekste edelvrouwen zijn die de burcht voor haar moesten bewaken.
Meteen daarna nemen Johan en Lancelot toch hun intrek in de burcht.
Lancelot neemt de wacht, Johan slaapt wat. Een geluid wekt hem echter en hij gaat meteen op onderzoek uit. Johan ziet enkele vrouwelijke schimmen ronddwalen. Wanneer Lancelot de galerij betreedt, zijn de schimmen verdwenen. Enkele onrustige zwanen trekken de aandacht van de ridders. Aan de overzijde van de slotgracht staat een oude vrouw. Johan maakt de reden van hun aanwezigheid bekend. De vrouw antwoordt dat de zwanen hen zullen helpen de Noormannen het hoofd te bieden en daarop verdwijnt ze.
De oude vrouw waarschuwt even later ook Sagob en zijn mannen na hun komst. De Noormannen lijken afgeschrikt, maar in ruil voor een juweel wil een dappere Noorman de burcht wel betreden. Hij wordt meteen aangevallen door zwanen. Nadat er eentje van hen gedood is, vluchten de overblijvende zwanen. Perzen en Noormannen bereiden nu de aanval op de burcht voor door een vlot te bouwen.
Die nacht staat hun kamp echter in rep en roer. De Noorman die de burcht betrad sterft na helse pijnen geleden te hebben op de plaatsen waar de zwanen hem aanraakten.
Sagob is echter vastberaden en zet de aanval in. Johan en Lancelot staan klaar om de slag op te vangen, wanneer achter hen een witte gedaante opduikt. Een ogenblik later is de gedaante weg, maar waar ze stond liggen twee bogen en een voorraad pijlen. De aanval wordt met behulp hiervan tot staan gebracht. Wanneer ook de zwanen aanvallen en er verscheidene Noormannen dood neervallen wordt de aftocht geblazen. Johan en Lancelot kunnen even op adem komen. Johan maakt van de gelegenheid gebruik om een spoor van de gedaante te zoeken, de afdruk van een vrouwenvoet leidt hem tot een zaaltje met een gedekte tafel.
Aan de overzijde bemerkt Sagob de zwanen en hij geeft één van zijn handlangers het bevel op de zwanen te schieten. De schutter valt echter dood neer. Sagob heeft echter een klein vergiftigd pijltje in de man zijn hals gezien. Hij ziet nog net de oude vrouw wegvluchten. Hij volgt haar maar zij lijkt ineens van de aardbodem verdwenen.
Met het vlot wordt weer een nieuwe aanval ondernomen. Ditmaal is de strijd grimmiger en Lancelot raakt gewond aan de schouder. Net op tijd weten de ridders het tij echter weer te doen keren, wederom moet Sagob de aftocht blazen. Sagob beseft dat deze situatie hopeloos is en wil enkele van zijn mannetjes binnen de muren hebben. Bij het tonen van een hoopje juwelen bieden drie Noormannen zich vrijwillig aan. Zij dringen stiekem de burcht binnen. Johan raakt slaags met een eerste indringer en de tweede wil hem in de rug aanvallen. Een zwaan belet dat echter en het kost Johan nadien niet veel moeite om zijn tegenstander uit te schakelen. De Rode Ridder vermoedt dat de tweede Noorman vergiftigd is. De derde Noorman dringt intussen door tot de zaal, waar Lancelot ligt te rusten. De witte gestalte verschijnt echter tijdig, de Noorman vlucht weg en loopt in op het zwaard van de Rode Ridder. Sagob verneemt het nieuws en besluit de ridders nu uit te hongeren.
Bij toeval merken Johan en Lancelot een rat op, die langs een gat in de muur verdwijnt. De vreemde textuur van de muur doet hen vermoeden dat het om een geheime doorgang gaat. Ze volgen de gang en komen uit in een onderaardse ruimte, waar drie vrouwen zich schuilhouden. Na een verschrikte ontmoeting besluiten de dames hun verhaal te doen. Hun mannen stierven in dienst van de koning, waarna de vrouwen besloten zich in de Zwaneburcht terug te trekken. Daar troffen ze de stervende Morgane aan. Morgane leerde hen de zwanen beheersen en bood hen een schuilplaats aan. In ruil moesten ze indringers verdrijven en mochten ze de burcht niet verlaten. Ze tonen ook het geheim van de dodelijke zwanen. In hun veren zitten pijltjes met een dodelijk gif. Wanneer Johan de dames over de oude vrouw vertelt, vallen deze bijna achterover: de beschrijving is dezelfde als die van Morgane…
Lancelot zal via een geheime gang de burcht verlaten en hulp gaan zoeken. Sagob ligt echter op de loer en neemt Lancelot gevangen.
Johan verschijnt op de wallen, de belegeraars kijken verschrikt op. De verrassing wordt compleet, wanneer achter hen Morgane opduikt en de vrijheid van Lancelot eist. Sagob gaat echter niet op die eis in, waarna Morgane de geheime gang ingaat en de opening achter zich doet instorten. Sagob vraagt Johan nu zich over te geven, hij geeft hem bedenktijd tot zonsondergang.
Morgane staat nu voor Johan en vraagt hem haar jeugd terug te schenken door met zijn zwaard de drie edeldames te doden. Ze vertelt hem ook dat de schat slechts een lokmiddel was. Johan weigert, waarop Morgane vlucht. Tijdens die vlucht valt de heks echter, een verschrikte zwaan doet ongewild de rest en Morgane sterft.
Sagobs geduld is echter ten einde en geeft het bevel Lancelot te doden. Net op tijd doemt Merlijn op, met een schare boogschutters. De zwanen vallen eveneens massaal aan op Merlijns bevel en rekenen meedogenloos af met de belegeraars. De tovenaar verklaart dat hij achter Sagobs bedoelingen was gekomen omdat zijn handlangers een document over de Zwaneburcht bleken te hebben ontvreemd. Verhaal ten einde!
De “Zwaneburcht”, nog zonder tussen-n in de oude spelling, is weer een typisch Vandersteen-verhaal. Langdurig mysterieus en pas op de laatste 2 pagina’s volgt de, een tikkeltje vergezochte, verklaring voor het optreden van Morgane. Een vermeende schat moet ridders lokken om de drie jonkvrouwen te doden waardoor de heks weer jong wordt.
De setting van het verhaal is zeker mooi gekozen. Een oude vervallen burcht die bewoond en bewaakt wordt door geheimzinnige zwanen. Onze twee dappere ridders verdedigen heldhaftig hun schuilplaats tegen een groep onhandig opererende Noormannen. Zij worden geholpen door de zwanen en last but not least de witte schimmen. Met andere woorden: veel romantische thematiek!
Met de tekeningen zit het wel weer snor. De figuren en decor zijn consequent van prima niveau. De gezichten en portretten wisselen wel van kwaliteit en zien er soms heel matig uit. Da’s jammer. Ook de cover had meer aandacht verdiend. Vooral de achtergrond ziet er te armoedig uit.
Over het geheel genomen een prettig spannend en onderhoudend verhaal dat (bijna) 4 sterren verdient.
1966
Terwijl Lancelot zich populair maakt bij het vrouwelijk schoon, gaat Johan op jacht. Na een uitputtende achtervolging op een hert schiet hij zijn wild. Een stel zwervers wil de ridder overvallen om zo met het geschoten wild te gaan lopen. Johan geeft zich echter niet zomaar gewonnen. Een laffe aanval dreigt hem echter fataal te worden, ware het niet dat Lancelot zijn vriend achterna ging en net op tijd de zwerver ontwapent.
Wanneer Johan en Lancelot Camelot weer bereiken, bruist de vesting van de bedrijvigheid. Er zijn Schotse gasten. Sir Hogarth is naar koning Arthur gekomen met een verzoek om militaire hulp. Omdat Sir Hogarth zijn buurman Sir Fingham de hand van zijn dochter weigerde, rukt deze laatste op met een huurlingenleger om Hogarth’s gouw in te nemen. Sir Hogarth vraagt hulp van de ronde tafelridders. Koning Arthur wil beslissen op basis van waarnemers, die hij eerst naar de desbetreffende gebieden wil sturen. Sir Hogarth is het daar niet mee eens, hij wil onmiddellijke hulp en roept de ronde tafelridders op om zonder toestemming van hun koning mee te gaan. Land en rijkdom zullen hun deel zijn. Guinevere staat haar man bij en kan ternauwernood een rel voorkomen.
Dezelfde avond nog, vertrekt Guinevere met haar zoon naar de kust, ze vraagt Johan om Arthur bij te staan.
Binnen de rangen van de rondetafelridders heerst verdeeldheid. Na het dispuut roept Arthur Johan bij zich. Hij vraagt hem Hogarth bij hem te brengen voor overleg. Johan gaat op weg, maar klopt wat later lijkbleek bij Arthur aan. Hogarth is dood, vermoord met een dolksteek!
Een onderzoek wordt ingesteld, de dolk was van Lancelot, die schonk hem echter 2 weken geleden aan Johan. Johan beweert hem te hebben laten liggen in de kamer, reeds voor Hogarth aankwam in Camelot. Lancelot zag Johan lijkbleek de kamer uitrennen. Alle sporen leiden tot Johan. Hoewel Johan ontkent en beweert dat Hogarth reeds dood was toen hij de kamer betrad, weigert hij te zeggen wie er bij hem in de kamer was. Ook Lancelot kan Johan niet overtuigen. Arthur is genoodzaakt de Rode Ridder op te sluiten tot alles grondig onderzocht is.
’s Nachts bezoekt Lancelot zijn vriend, hij biedt zijn hulp aan, zonder Johans woord van geheimhouding te verbreken. Johan verklapt dat er nog iemand in de kamer was. Deze persoon vroeg hem te zwijgen.
Datzelfde ogenblik vallen de resterende Hooglanders onder leiding van Murphy de kerkers binnen, vastberaden gerechtigheid te doen geschieden. Na een kort gevecht zien ze zich genoodzaakt te vluchten voor de garde van de koning. Dit is tevens het moment voor Johan om te vluchten. Via een list weet Johan een omsingeling van wachters te doorbreken. Wanneer hij buiten komt staat Lancelot klaar met een paard. Na gelukwensen rijdt Johan ervandoor. Lancelot neemt zijn verantwoordelijkheid voor Johans ontsnapping en neemt diens plaats in de kerker in.
Ondertussen liet Arthur Merlijn ontbieden en legt hem zijn problemen voor. Een spiegel in het vertrek kan mogelijk ontsluieren wie de moord pleegde. Merlijn zal trachten Gwendolijn de waarzegster te bereiken. Zij kan namelijk de spiegel laten spreken.
Onderweg vindt Johan onderdak bij een houthakker. Deze ruikt zijn kans om Johan bij de Hooglanders te gaan verraden. Hij betaalt een hoge prijs voor zijn verraad, klikken staat gelijk aan de dood voor de Hooglanders. Niettemin zit Johan nu in een lastig parket. De hut wordt omsingeld en Johan lijkt verloren. Plots laaien er enorme vlammen op. Merlijn creëerde een illusoire vlammenmuur waardoor de Rode Ridder kan ontsnappen.
Wat verderop houden Johan en Merlijn halt. Merlijn vraagt Johan wie er zich in de kamer bevond. Johan weigert te spreken, waarop Merlijn zijn plan met de spiegel voorlegt. Het komt tot een dispuut en er wordt besloten dat elk zijn eigen weg zal gaan, met als doel de ware toedracht van de moord te achterhalen. Een Hooglander luisterde het tweetal af, ze besluiten op te rukken naar de hut van Gwendolijn, om er de spiegel te aanhoren.
Merlijn bereikt als eerste de verlaten hut, vlijt er zich in een stoel neer en valt in slaap. Wanneer hij wakker wordt overmeesteren de Hooglanders hem en sluiten hem op. Ook Johan wordt weer in het nauw gedreven door de Hooglanders, na hevige gevechten en listige trucjes weet hij ze echter af te schudden. Wat verderop ontmoet hij Gwendolijn. Hij verklaart haar de gebeurtenissen en vraagt haar om de geheimen van de spiegel niet bekend te maken aan Merlijn. Gwendolijn twijfelt echter aan de integriteit van Johan en vertrekt.
Ze is nog niet goed en wel weg of enkele Hooglanders sluiten haar in. Gelukkig is Johan nog in de buurt, hij jaagt hen snel op de vlucht.
Vanaf dat punt gaat elk zijn weg, Johan richting kust, Gwendolijn richting Merlijn. De waarzegster merkt tijdig dat de Hooglanders haar in de val willen lokken en betreedt haar hut via een geheime gang. Ze ontmoet er Merlijn en ontsluiert er de geheimen van de spiegel. De waarheid die ze aanschouwen is onthutsend en meteen begrijpen ze Johans houding. Murphy rook echter onraad en wist een gedeelte van het gesprek op te vangen. Onmiddellijk geeft hij het bevel koers te zetten naar de kust. Merlijn zal zich moeten reppen om hen bij te kunnen houden.
Johan bereikte inmiddels de kuststreek, waar een zwaar onweer losgebarsten is. Wanneer hij de richting van zijn doel bepaalt, jaagt een blikseminslag zijn paard op hol. Het dier vlucht het moeras in en verdrinkt. Dan maar te voet verder. Op enkele honderden meters van zijn doel, een burcht aan de kust, bemerkt hij dat de Hooglanders hem voor zijn.
De Hooglanders beklimmen een slottoren en schakelen de wachtposten uit. In een mum van tijd hebben zij het garnizoen gevangen genomen en bereiken zij de grote zaal, waar Guinevere hen opwacht. Murphy beschuldigt de koningin van de moord. Guinevere ontkent, Murphy wordt daarop razend en gaat met opgeheven zwaard Guinevere tegemoet. Johan, die inmiddels via dezelfde weg de burcht betrad komt net op tijd om de Hooglander te stoppen. Er ontstaat nu een gevecht tussen Johan en een groep Hooglanders. Murphy ontsnapt aan het krijgsgewoel en gaat terug op Guinevere af. In de daaropvolgende schermutseling raakt Guinevere slechts lichtgewond dankzij alweer een tussenkomst van de Rode Ridder.
Plots weerklinkt Merlijns stem. Murphy zou het verkeerd begrepen hebben. Guinevere legt een verklaring af. Zij was die bewuste avond met Hogarth gaan praten omdat ze doorhad dat hij de rondetafelridders tegen elkaar opzette. Hogarth wist dat Arthur ooit een boontje had voor Fingham’s dochter en hij wilde laten voorkomen dat dat de reden was waarom Arthur steun weigerde. Hogarth was van plan een rooftocht te houden, niets anders. De Hooglanders geloven Guinevere niet. Als bij wonder betreedt Gwendolijn de zaal. Ze heeft de spiegel bij zich, opnieuw zal zij de spiegel laten spreken. Beeld voor beeld spelen de gebeurtenissen zich weer af. Wanneer Guinevere Arthur wilde waarschuwen, trok Hogarth zijn dolk en liep op Guinevere af, hij struikelde echter en viel op zijn eigen wapen. Het was dus geen moord, maar een ongeluk. Murphy verontschuldigt zich en zet snel koers richting Schotland.
Onder Merlijn en Johan worden de plooien weer gladgestreken. Guinevere vraagt echter om Arthur nooit de ware toedracht van het gebeurde te vertellen.
Bij herlezen van bepaalde albums gaat een aantal dingen in het oog springen, bij dit album is dat niet anders. Allereerst de onbevooroordeelde mening. Het is een vlot verhaal waar ik bij een eerste herlezing erg van genoten heb. Er wordt een geheimzinnige sfeer gecreëerd en de ware toedracht blijft voor de verandering eens verborgen tot bijna op het einde. We zitten hier midden in de Arthur saga, wat betekent dat de karakters hun draai gevonden hebben en dat de auteurs er optimaal gebruik van maken. Hoewel dat hoogtepunt reeds in de eerste 5 verhalen ligt, vind ik deze er toch wel bijhoren.
Het tekenwerk dan, in tegenstelling tot volgende verhalen is het tekenwerk hier vrij consistent. Het betere werk dus, en zowaar, de cover mag er ook wezen. Wanneer ik trouwens terugdenk aan de eerste keer dat ik deze strip las (inmiddels zeker 15 jaar geleden) valt me op dat ik toen gegrepen werd door de mysterieuze eigenschappen ervan. Guinevere die in diskrediet wordt gebracht, Johan die door Arthur in de kerker gezet wordt. Ronde tafelridders die bijna aan het muiten slaan, niet echt een doordeweeks album. Toen was ik echter net geen 10 jaar en kon ik er het enorme positieve voordeel niet uithalen, ridders moesten hun idealen gestand blijven, anders waren het geen goede ridders. Vandaag bekijk ik het helemaal anders, voor mij is het een van de Vandersteen-toppers. Ondanks het feit dat ik er toch ook wel wat hiaten in zie.
Waarom vertelde Guinevere Arthur niet gewoon de waarheid ? Een rechtvaardig vorst als hij is ? Merlijn , de grootste tovenaar, laat zich zo maar eventjes verrassen door een groepje Hooglanders, terwijl hij even daarvoor een simpele illusie creëert waardoor hij diezelfde Hooglanders in de luren legt. Hoe weet Guinevere dat Hogarth een rooftocht plant, Hogarth zegt daar toch niets van tegen Guinevere. Of vergeet ze dat ook nog te vertellen. Waarom kreeg Johan die zwijgplicht, met Lancelot en Merlijn zou het raadsel vlug opgelost zijn. Het is dus lang geen perfect harmonieus album, maar zoals gezegd, dat siert het album!
1967
Johan schenkt Koning Arthur een oude groene sarcofaag, ( in dit verhaal consequent abusievelijk 'mummie' genoemd), die hij meeneemt van een reis in het Middellandse Zee-gebied. De Groene Mummie blijkt echter geheimzinnige en zelfs dodelijke krachten te hebben en nadat Merlijn de kist heeft onderzocht, waarschuwt hij dat al wie de mummie opent zal sterven. Kort daarna wordt de kist ontvreemd uit Camelot en Johan en Lancelot worden op onderzoek uitgestuurd In de haven vinden zij een schip dat naar Alexandrie in Egypte zal uitvaren.
Van de welwillende kapitein krijgen zij toestemming het schip te onderzoeken. Onderweg daarheen wordt Lancelot echter het slachtoffer van een aanslag, raakt gewond en kan niet verder meedoen. Johan gaat alleen op zoek naar de mummie op het schip, de Albatros, vindt hem maar wordt prompt neergeslagen en gekneveld. Wanneer hij bijkomt en zich heeft losgemaakt blijkt het schip al op volle zee. Hij bespreekt met de kapitein, Bennet, de situatie en samen vragen zij zich af wie van de passagiers de mummie aan boord gebracht heeft: de Italiaanse kooplieden, Hans de huurling, de koopman Ali Mufa en zijn Nubische slaven of de Egyptische matrozen?
Kort daarop ontdekt de Rode Ridder dat Hans in een mand een Egyptische vrouw, Neferis, aan boord gesmokkeld heeft. Maar zij zeggen niets te weten van de mummie. Ook bij Ali Mufa wordt niets verdachts gevonden, maar uiteindelijk vinden ze toch de sarcofaag, diep verborgen in het ruim. Wie is nu de dief?
Onder grote spanning gaat de reis voort en er vallen zelfs slachtoffers onder de Nubische slaven onder omstandigheden die Neferis verdacht maken.
Plotseling duikt een Egyptisch schip op. De bemanning entert het schip van Bennet die zich al snel moet overgeven. Ali Mufa blijkt dan samen te heulen met de Egyptenaren die uit zijn op de Groene Mummie. Hans dreigt echter de sarcofaag te openen als de piraten niet direct het schip verlaten. De aanvallers druipen af en Neferis geeft een verklaring voor het gebeuren. Zijzelf is een Egyptische koningin en de mummie is van een voorouder van haar. De mummie is met een stof bewerkt die een dodelijke straling verspreidt zodra de kist wordt geopend. De Egyptische aanvallers staan onder leiding van Maroefa, een prins van een vijandelijke buurstaat, die de mummie vanwege zijn verwoestende kracht koste wat het kost wil buitmaken. Zijzelf had de mummie uit Camelot laten ontvoeren en door Hans aan boord laten smokkelen.
Maroefa en zijn Egyptische piraten vallen opnieuw aan, nu op afstand met brandende pekballen. Kapitein Bennet moet zijn gehavende schip vast laten lopen op een klip. Neferis geeft in deze wanhopige situatie toe dat de mummie wordt afgestaan aan haar vijand. Wanneer de piraten de groene kist ophalen wordt zij tegelijkertijd ontvoerd. Johan en Hans zwemmen naar het vijandige schip, klimmen aan boord en weten tot bij Neferis te komen. Maar van alle kanten komen de Egyptenaren op hen af. Ze houden nog even stand maar dan wordt Hans dodelijk getroffen. Neferis ziet dat de toestand voor haar en de Rode Ridder hopeloos is, duwt Johan onverwacht overboord en licht het deksel van de Groene Mummie op. Liever wenst zij te sterven dan dat Maroefa onheil over haar land brengt.
De gevolgen zijn vreselijk. Iedereen aan boord van de Nijlboot wordt gedood. Johan wordt, gewond door een pijl in de schouder, aan boord van de Albatros gehesen Een voorbijvarend schip brengt hem weer terug naar zijn vaderland.
Een redelijk spannend en mysterieus avontuur dat een beetje de detective-sfeer heeft van "Death on the Nile'' van Agatha Christie. Het verhaal bevat ook dermate veel details dat die niet allemaal in mijn samenvatting kunnen worden opgenomen. Het is getekend in de typische, beetje houterige, maar wel kundige stijl met langgerekte figuren. Uitgevoerd door de medewerker van Vandersteen die verantwoordelijk is geweest voor in ieder geval de verhalen van nr. 31 t/m 35: Eduard de Rop.
Het blijft merkwaardig dat de auteurs en dus ook alle figuren inclusief Merlijn de groene sarcofaag aanduiden met 'mummie', terwijl een mummie natuurlijk het omzwachtelde lichaam van de dode is. Pas op de laatste pagina wordt die zichtbaar als Neferis de kist geheel opent. Ook voor Johan is dit de eerste kennismaking met de oud-Egyptische begraafwijze. Als hij de sarcofaag op pagina 1 ontdekt vraagt hij zich af: "Wat is dit voor zonderlinge groene kist?" Het is maar goed dat hij hem niet meteen opent, wat op zich toch logisch zou zijn geweest. Maar dat zou wel een heel snel en rigoreus einde betekenen voor onze held.
Zo zijn er wel meer onvolkomenheden in het verhaal. Waarom bijvoorbeeld gebruiken de Egyptische piraten hun pijl en boog niet direct wanneer Johan en Hans aan boord van hun schip klimmen om Neferis te bevrijden? Nee eerst gaan ze de twee ridders te lijf met het zwaard, ten koste van een flink aantal slachtoffers, en pas als Johan overboord valt schieten ze hem pijlen na.
1967
Johan is onderweg naar het Nevelland. Het is Koning Arthur ter ore gekomen dat Gorkwin de burchtheer er zijn horigen behandelt als slaven en weigert hun vrijbrieven te ondertekenen. In de nabijheid van de burcht worden een boer en zijn dochter, Wenda, gemolesteerd door twee soldeniers. Zij worden op hun beurt afgerost door de Rode Ridder, die hen zijn komst naar de burcht aankondigt.
Johan besluit te wachten tot de volgende morgen en slaat zijn kamp op in een verlaten toren. Daar maakt hij kennis met Trodamus, een bizarre goochelaar. Daags nadien ontmoet Johan heer Gorkwin en diens zuster Zelma. Gorkwin is niet bereid om zijn horigen hun vrijheid te schenken en de Rode Ridder stuurt aan op een duel. Tijdens het gevecht doet Trodamus zijn intrede in de burcht. Gorkwin moet het onderspit delven en is gedwongen de vrijbrieven van alle boeren te tekenen waarop Johan terugkeert naar Camelot. Trodamus gooit het op een akkoordje met Zelma, die met het vertrek van de boeren ook haar inkomsten ziet verdwijnen. Zelma stuurt Gorkwin naar Trodamus om te ontdekken hoe hij zijn macht over de boeren kan behouden.
Trodamus toont twee houten poppen, een koe en een beeltenis van Zelma. Hij splijt de koe in tweeen prikt de Zelma-pop in de hand. Op de terugweg naar zijn burcht ziet Gorkwin een gezin rond een dode koe. Gorkwin begint te geloven in de krachten van de tovenaar en vertelt de boeren zich die nacht te begeven naar de vervallen toren, alwaar de tovenaar zijn bedoelingen kenbaar zal maken. Op de koop toe heeft Zelma zich bezeerd aan de hand omwille van een scherf.
Die avond gooit Trodamus voor de ogen van de verzamelde boeren een houten hoeve in het vuur en tegelijk gaat één van de boerderijen in vlammen op. De boeren kunnen verder onheil voorkomen door, net als voorheen, de oogsten af te leveren aan de burchtheer. Op zijn weg terug naar Camelot moet Johan halt houden vanwege een blessure aan het been van zijn paard. Hij besluit om te voet terug te keren naar het Nevelland ter kontrole. Aan de voet van de torenruïne stuit Johan op Trodamus die net een schatting ontvangt van de boeren. De ridder wil Trodamus ontmaskeren als een handige schavuit en daagt hem uit om een pop te maken met de beeltenis van Johan en daarop zijn macht te laten gelden. De tovenaar snijdt het beeldje en splijt het doormidden, Johan valt voor dood neer.
De boeren zijn nu nog meer overtuigd van de duivelse krachten van de tovenaar en vluchten naar huis. De ridder is echter niet dood, doch bewusteloos gemept door de handlangers van Trodamus. Wenda, de boerendochter ziet hoe ze tevoorschijn komen uit het struikgewas, één van hen met de slinger nog in de hand. Zij zal proberen de boeren te overtuigen om Johan te bevrijden en Trodamus en zijn handlangers te verjagen. Intussen groeit de voorraad van de burcht stevig aan en Trodamus wil meer goudstukken als beloning. Maar ook Zelma wil haar deel, dus eist ze de helft van Gorkwin's verborgen geldkist.
Wenda krijgt geen hulp van de doodsbange boeren en keert terug naar de gevangen ridder met voedsel en materiaal om te ontsnappen. Nadat ze alles heeft afgegeven wordt ze gevangen genomen en opgesloten in een ander deel van de ruïnes. De Roder Ridder ontsnapt. Op het kasteel ontstaat een flinke ruzie tussen Zelma en haar broer. Gorkwin sluit haar op in haar kamer, van waaruit zij ontsnapt via de slotgracht. Ze gaat naar Trodamus en vraagt hem de boeren op te ruien tegen Gorkwin om hem zo zijn geld afhandig te maken.
Trodamus denkt de zaak volledig te kontroleren en heeft Zelma niet meer nodig om zijn zakken te vullen. De vrouwe van het Nevelland informeert de boeren maar wordt gedood via de eerder beproefde slinger methode vanuit het struikgewas. De Rode Ridder verschijnt echter ten tonele en de handlangers worden ontmaskerd. Het komt tot een massaal gevecht waarbij Trodamus Wenda gebruikt om te kunnen vluchten naar de burcht. Trodamus wil Gorkwin nog meer afpersen en ze geraken slaags. De soldeniers ontzetten hun heer en Trodamus laat hierbij het leven.
Intussen staan de boeren en de Rode Ridder voor de poorten om een eind te stellen aan de valse praktijken van de burchtheer. Ze moeten echter afdruipen onder de bedreiging dat Wenda het met haar leven moet bekopen. Johan geraakt echter op zijn eentje in de burcht en kan Wenda bevrijden. Het meisje moet een vuur ontsteken op één van de torens ten teken dat de boeren hun aanval mogen inzetten, ze wordt hierbij geraakt door een pijl, maar overleeft. Johan slaagt er maar net in om de valbrug te laten zakken alvorens de hele zaak mislukt. Eens de boeren binnen de muren zijn is het pleit snel beslecht en kan de Rode Ridder terug naar Camelot.
Een verhaal dat bol staat van hebzucht en oplichterij. Het is voor de Rode Ridder en de lezer heel snel duidelijk wat hier aan de hand is. Zijn tussenkomst is echter te voorbarig en zo verdwijnt hij voor een poos uit de cirkulatie. Het is dan eigenlijk de onderlinge rivaliteit tussen de protagonisten van het verhaal die de beslissende rol speelt. Ze schakelen als het ware elkaar uit.
Het scenario vertoont geen echte zwakke punten maar is ook geen uitschieter.
1967
De Rode Ridder wordt door Koning Arthur naar de kust gestuurd om de geruchten van een vloot Moorse kapers voor de kust te onderzoeken. Eens ter plaatse stuit onze held op een groep moorse verkenners en redt hun aanvoerder uit een hachelijke situatie. Deze stelt zich voor als Haram de Zeearend en is de Rode Ridder dankbaar, maar weigert beleefd (en met de steun van zijn toegestroomde soldaten) om Johan te vergezellen en verantwoording af te leggen bij de koning, en verwijst naar een persoonlijke afrekening.
Wat later stuit Johan op Thuline, de Duinenheks en een beoefenaarster van de zwarte kunsten, die niet echt in haar nopjes is met de aanwezigheid van de Rode Ridder en haar eenhoorn bevel geeft om hem te doden. De eenhoorn delft het onderspit en Thuline zweert wraak. De Rode Ridder (minus paard, dat het moest afleggen tegen de eenhoorn) bereikt dan Crowstone, waar hij er meteen in slaagt om de burchtvrouw, Marion tegen zich in het harnas te jagen. Malvor de burchtheer kent Haram: ooit slachtte hij de volledige bemanning van een Moors galjoen af, waarbij enkel Haram kon ontkomen. Wanneer de Rode Ridder aandringt om het landvolk in veiligheid te brengen, reageert Malvor onverschillig. Onder invloed van Marion en de nar van Crowstone wordt deze onverschilligheid al snel agressie en na een duel met Malvor (waarbij Marion de Rode Ridder een kandelaar op het hoofd gooit) belandt de Rode Ridder al snel in de kerker.
Marion jut haar man nog verder op en zet hem ertoe aan om de Rode Ridder tentoon te stellen op een feestmaal waarop de naburige burchtheren aanwezig zullen zijn. Na een zware woordenwisseling, is Malvor ziedend genoeg om het duel verder te zetten. Johan wint ditmaal en eist dat Malvor zijn verantwoordelijkheden als burchtheer zou opnemen. Malvor komt tot inkeer en besluit om de volgende dag de poorten open te zetten voor zijn onderdanen. Die nacht gebeuren er echter twee dingen. Marion zint op wraak en haar nar overtuigt haar om Thuline binnen de muren te halen, opdat deze wraak zou kunnen nemen op de Rode Ridder voor de dood van de eenhoorn. Ten tweede kiest Haram precies deze nacht uit om een landing uit te voeren.
Wanneer de Moren opgemerkt worden, is het al te laat en hebben Haram's troepen de onderdanen van Malvor reeds gevangengenomen.Haram kondigt aan deze allen te zullen afslachten en vervolgens Crowstone tot de laatste steen af te breken en al zijn inwoners af te maken, behalve de Rode Ridder. De Rode Ridder wenst te onderhandelen en brengt een voorstel van Malvor over: Malvor zal zich overgeven en al de schatten van Crowstone overdragen indien Haram zijn onderdanen laat gaan. Haram lanceert een tegenvoorstel: behalve Malvor mag iedereen die dat wil Crowstone verlaten, maar voor elke ridder die blijft, zal hij twintig gijzelaars laten gaan. De ridders die willen blijven, moeten blijven totterdood, zoniet...
Ik zal eerlijk zijn: ik ben traditioneel een fan van de Rode Ridderverhalen met een hoog sword & sorcery gehalte (vanaf nummer 50 en hoger, dus eigenlijk), maar toch is het beleg van Crowstone een van mijn favoriete verhalen. Het gaat hem niet om de tekeningen. Persoonlijk vind ik deze een beetje te hoekig en niet zo goed als de tekeningen vanaf de nummers 50 en hoger. Nee, het gaat hem om de teneur van het verhaal. Alles draait hier om eer, denk ik: Haram's eer dicteert dat hij bij de Rode Ridder in de schuld staat. Haram komt wraak nemen op de eerst toch wel behoorlijk eerloze Malvor. Ik ben niet zo dol op citaten, maar ik denk dat deze monoloog er toch mag zijn:
Haram: "Johan, ik wilde je sparen! Maar je woorden hebben dit onmogelijk gemaakt. Toch voel ik mij tegenover jou verplicht. Daarom zal ik je een voorstel doen. Jullie schelden ons voor barbaren uit! Ik zal je de gelegenheid geven om de ridderlijkheid van je riddervrienden op de proef te stellen. Iedereen mag Crowstone verlaten, behalve Malvor! Voor elke ridder die blijft laat ik twintig gijzelaars vrij!"
En nu jij. De ridders, die de dag voorheen nog een bende zuiplappen waren, nemen als één man hun verantwoordelijkheid op en ruilen hun leven voor dat van de gijzelaars. Kijk, ik weet dat het een beetje melig is, en dat deze verheven vorm van riddereer misschien eerder legende dan werkelijkheid is, maar toch... Na dit album onlangs te hebben herlezen heb ik mij waarachtig de vraag gesteld: "zou ik in hetzelfde geval hetzelfde kunnen, durven, willen doen?"
Aangezien er steeds evenwicht moet zijn, zal ik nu een beetje zeuren, pro forma: het beleg duurt een aanzienlijke tijd. En wat doet Arthur ondertussen? Hij weet dat er piraten zijn gesignaleerd (dat is de reden waarom hij de Rode Ridder op verkenning stuurde), en de vrijgelaten (en, naar ik vermoed, gevluchte) bevolking moet toch wel iemand op de hoogte gebracht hebben die dan eventueel een ontzettingsleger zou kunnen uitsturen? En dan nog iets: als Thuline dan toch een echte heks is, waarom verdoet ze dan haar tijd met pijlen op de Rode Ridder af te schieten? Waarom gebruikt ze haar magische krachten niet, om hem toch op z'n minst zware jeuk op delicate plaatsen te bezorgen? (Als Bahaal het kan in "De laatste droom", waarom dan zij niet? ZO moeilijk kan dat toch niet zijn?)
Hmmm... Heb ik jou al niet ergens anders gezien?
Nog niet, nee, maar dat komt nog: de Moren zijn een regelmatig terugkerende vijand van de Rode Ridder: ze zijn de handlangers van de zoon van Bahaal in "Excalibur" (#51), ze zijn gewoon de slechterikken in "De Kluizenaar van Ronceval" (#54) en ze zijn meedogenloze plunderaars in "Het Spook" (#83). Het dient opgemerkt dat in dit album de Moren, ook al zijn ze de vijand, niet door-en-door slecht zijn. Haram wil wraak nemen voor een onrecht dat hem indertijd door Malvor werd aangedaan. Hij is eervol en handelt naar zijn eer: hij is bereid zijn wraak te beperken tot Malvor en zijn ridders en de bevolking met rust te laten. Haram is zonder twijfel één van de meest aangename tegenstanders van de Rode Ridder. Goed, hij is een moordende plunderaar, maar toch: ik denk dat we diep in ons binnenste wel een zeker begrip kunnen opbrengen voor Haram's motieven.
En dan nog de eenhoorn: zo eentje hebben we dus wel al eens gezien: in "De Wilde Horde" (#21). Alweer aan de zijde van een boze heks. Enigzins grappig, aangezien eenhoorns traditioneel een symbool van puurheid en zuiverheid zijn.
Genoeg gezeurd: samengevat: top of the line album.
1967
Wanneer Johan op een avond in het Hoogland overnacht in een grot, krijgt hij een visioen. In een waas ziet hij verschillende stenen beelden, waarvan er enkele stukgeslagen zijn. Hij ziet ook een gelaat. Wanneer de RR terug wakker wordt, bevindt hij zich niet langer in de grot, maar in het open veld. Verdwaasd trekt hij verder en komt hij bij een schijnbaar verlaten burcht. Daar ontmoet hij een vrouw, die hem vertelt dat er in het Hoogland geheimzinnige verdwijningen aan de hand zijn. Verschillende burchtheren zijn hier reeds het slachtoffer van geworden. Ondertussen komen twee andere ridders bij de burcht: we maken kennis met Feldon en Lexing, twee burchtheren.
De vrouw is ondertussen gevlucht voor de twee ridders.
Johan rijdt samen met Feldon en Lexing naar de burcht van Heer Hoggart. Daar wordt hem gastvrijheid aangeboden. Johan leert er dat de burchtheren bij elkaar blijven, omdat ze bedreigd worden door een geheimzinnige tegenstander. In de burcht van heer Hoggart bemerkt Johan echter een beeld van de vrouw waarmee hij in de andere burcht gesproken had. De vrouw blijkt Lisbeth, de zuster van Hoggart, te zijn, doch deze laatste beweert dat Lisbeth vertrokken is na de verdwijningen. Het beeld werd gemaakt door Tynox, een Griekse beeldhouwer. Die nacht is Johan ook nog getuige van een woordenwisseling tussen de drie burchtheren en door het kamervenster ziet hij nog een gedaante wegvluchten van het kasteel. Het is duidelijk: er wordt iets verborgen gehouden voor Johan, en deze is vastbesloten het mysterie op te lossen.
De volgende dag wil Johan de grot waarvan hij gedroomd had, gaan zoeken. Hij vermoedt dat daar de sleutel tot het mysterie te vinden is. Eerst gaat hij echter naar de burcht van Lexing, waar hij Lisbeth ontmoette. Hij vindt de vrouw stervend op de grond. Lisbeth blijkt door Feldon om het leven gebracht. Wanneer Lexing en Feldon ook ter plaatse komen, ontstaat een hevig gevecht. Opeens loopt Feldon geschrokken de kamer uit, en dat is het laatste wat we van hem zien. Lexing is er ondertussen in geslaagd de RR te verslaan en rijdt in paniek terug naar Hoggart.
Johan, ondertussen terug bij zijn positieven, vindt een kaart in het tasje van Lisbeth. De bewuste grot staat erop gemarkeerd. Eenmaal bij de grot aangekomen ontdekt hij de graven van de verdwenen burchtheren. Dieper in de grot staan de bewuste beelden. Hij merkt dat de beeltenis van Hoggart en Lexing nog overeind staan, terwijl het beeld van Feldon met hamerslagen vernield werd. Er bevindt zich ook nog een beeld van een jonge vrouw in de grot. Johan wordt echter betrapt door Tynox, die direct aanvalt. Wanneer deze echter zich naar het beeld van de vrouw keert, zet Tynox het op een lopen. Bij de achtervolging belandt Johan in een ondergronds drijfzand. Hij wordt echter door Tynox geholpen. Johan ziet Tynox naar Hoggarts burcht rijden…
Eenmaal in de burcht bemerken Lexing en Hoggart algauw dat ze bezoek hebben. In het gevecht dat daarop volgt, raakt Tynox gewond, maar kan vluchten. De Rode Ridder neemt het voor Tynox op, maar wordt gevangengenomen. Via Johan willen Lexing en Hoggart de lokatie van de grot achterhalen. Johan laat echter niets los en wordt voor dood achtergelaten. uiteindelijk slagen de 2 ridders erin om met de hulp van Johans paard de grot te vinden. Wanneer ze bij de beelden komen, wacht Tynox zijn prooi op diep in de grot…
Johan komt terug bij bewustzijn en haast zich eveneens naar de grot. Hij is echter te laat. Hoggart en Lexing zijn in het drijfzand terechtgekomen; de beelden werden verwoest. Hij vindt er ook Tynox, die een zware val gemaakt heeft en eveneens stervende is. Tynox doet zijn verhaal. Een jaar geleden was hij te gast bij de burchtheren en in een dronken vlaag hadden ze zijn vrouw vermoord. Uit wraak heeft Tynox dan toegeslagen. Tynox heeft echter wroeging, maar het is te laat. Hij is stervende en de RR kan niets anders dan hem onder het beeld van zijn vrouw begraven. Het drama is ten einde.
Dit album was mijn eerste kennismaking met de RR reeks. Ik was toen een jaar of zes, lang geleden met andere woorden. Indertijd vond ik het album eigenlijk weinig boeiend. Naarmate ik het herlezen heb, ben ik dit album beginnen te waarderen. Er zit wel meer in dan je op het eerste zicht zou denken. Dit is een op en top ridderalbum, geen spoken of monsters, enkel ridders…
Het is tevens een verhaal van naijver, intrige en jaloezie. De plot is vrij goed uitgewerkt, en bij het lezen van de laatste bladzijde is er wel een soort gevoel van “dit is nu typisch menselijk”.
Wat ook opvalt in dit verhaal, is dat het geen happy end heeft. De wraak van Tynox is voltrokken: alle burchtheren die meegeholpen hebben aan de moord op zijn vrouw, zijn dood. Maar ook Tynox moet hervoor met zijn leven betalen, alsof de tekenaar wil zeggen dat je geen kwaad met kwaad mag vergelden. Met alle hoofdpersonages het hoekje om, rest er voor de Rode Ridder niets anders dan de doden te begraven en het Hoogland te verlaten, een hoogland met niets anders dan lege burchten…
1967
Tijdens één van zijn dooltochten komt de Rode Ridder terecht in een hutje dat men ‘de hut van de zwarte dame’ noemt. Johan is er meteen door geïntrigeerd en vraag meer uitleg. Blijkt dat deze dame vroeger een heks was waarvan de geest nog steeds zou ronddwalen. De Rode Ridder is echter verre van onder de indruk en plaats dit verhaal onder de categorie ‘bijgeloof’. Vervolgens is Johan te gast bij Othir, de grootste herenboer van de hele streek. Terug is de zwarte dame het gespreksonderwerp, tot een reizende handelaar aan de hoeve arriveert. Deze laatste doet in opdracht van een onbekende persoon een bod op de hoeve, Towerstone genaamd. Othir kan daar niet mee lachen en het komt tot een ruzie waarin Johan tussenbeide moet komen. Van dan af zal de rust nooit meer weer keren en moeten Johan en Othir het opnemen tegen schijnbaar duistere machten waartegen ze niet opgewassen lijken…
Het derde wapen is een spannend en erg mysterieus ridderverhaal dat de lezer geen moment rust gunt. Een suggestieve dreiging komt in de loop van het verhaal langzaam dichterbij terwijl de waarheid zich maar heel traag laat ontdekken en pas op het laatste moment zijn geheim prijs geeft. Hiervoor heeft men geen spectaculaire gevechten of luid om zich heen roepende monsters nodig. Neen, het blijft allemaal heel sober terwijl de Rode Ridder als een echte detective de ware toedracht achter de feiten zoekt. Het hele verhaal baadt bovendien in dat typisch donkere en Middeleeuwse sfeertje van sagen en legenden zodat dit album een echte aanrader is!
1968
Tijdens een steekspel te Camelot onderscheidt ridder Gawan, een gast van koning Arthur, zich buitengewoon. Zijn drijfveer is indruk maken op de schone jonkvrouw Elaine en verder laat hij zich laatdunkend uit over de Ronde Tafelridders. Maar ondanks zijn succes op het toernooiveld wint hij niet het hart van zijn grote liefde. Ten einde raad volgt hij het advies van Hugon de Hofnar op om de heks Moïra te raadplegen.
Deze gemaskerde en hebzuchtige dame belooft hem, tegen twee kisten met goudstukken, te zullen verklaren hoe Gawan haar liefde kan winnen. De ridder vraagt eerst Merlijn of Moïra te vertrouwen is en die vertelt hem dat de heks nog nooit iemand bedrogen heeft.
Gawan betaalt de hoge prijs en Moïra legt uit dat Elaine lijdt onder de vloek van de Zwarte Roos. Hij die deze roos terugvindt in een Hunnebed bij de grote bergpas en zal aanbieden aan de jonkvrouw, zal haar van de vloek bevrijden.
Gawan is vastbesloten om de Zwarte Roos te vinden in het gevaarlijke gebied.
Op datzelfde moment besluit Arthur op advies van Merlijn om een verkenner naar diezelfde bergpas te sturen. Het is mogelijk dat zich daar nog Hunnen bevinden na hun recente nederlaag tegen Arthur. Johan, de Rode Ridder, wordt belast met de opdracht.
Beide ridders ontmoeten elkaar bij de bergpas en zonder begrip voor elkaars drijfveren betreden zij afzonderlijk het gevaarlijke terrein. Direct daarna worden beiden gevangen genomen door de Hunnen, die inderdaad daar bezig zijn onder leiding van hun Khan een vesting te bouwen en een leger te vormen dat het rijk van Arthur zal vernietigen.
Johan en Gawan worden met een lange ketting aan elkaar geboeid en moeten slavenarbeid verrichten.
Enkele dagen later weten ze wel te ontsnappen aan de Hunnen maar niet aan elkaar, door de ketting. Door hun zeer uiteenlopende belangen, Johan wil Camelot waarschuwen en Gawan zoekt de Roos, werken ze elkaar flink tegen. Ternauwernood blijven ze nog uit handen van de wrede Hunnen.
Wanneer na een fikse klauterpartij Johan bewusteloos valt, worden ze gevonden door vluchtende boeren die hun van de ketting bevrijden. Gawan, die alleen aan zichzelf denkt en gedreven wordt door blinde zucht om de Roos te vinden, laat Johan in beroerde toestand in de steek. De Rode Ridder weert zich daarna nog dapper tegen enkele Hunnen die hem weer op het spoor kwamen, maar valt, gewond door een pijl in de schouder, toch in hun meedogenloze handen.
Intussen vindt Gawan nog steeds niet zijn doel, maar wel wordt hij keihard geconfronteerd met de wreedheid van de Hunnen die een dorp totaal geplunderd hebben. Eindelijk komt hij tot inkeer en beseft hij zijn eigen dwaasheid.
Hij bevrijdt Johan die er inmiddels vreselijk aan toe is. Bij hun barre terugtocht ontmoeten ze een geitenhoeder die voorkomt dat de ridders uit een vergiftigde beek drinken. Hij geeft hen drinkbaar water en de eerste zorg. Johan, fysiek uitgeput maar geestelijk nog helder, komt op het idee om het drinkwater van de Hunnen te vergiftigen door de loop van de beek naar hun rivier te verleggen. Met veel pijn en moeite klaart Gawan die klus. De Hunnen moeten de aftocht blazen.
De ridders keren terug naar Camelot en Gawan blijkt daar toch meteen het hart van Elaine veroverd te hebben. Merlijn legt het de Rode Ridder allemaal uit. Moïra, Hugon de nar en hij speelden onder één hoedje. Gawan moest op de proef gesteld worden en zijn ware ridderlijkheid ontdekken in het gevaarlijke gebied van de bergpas. “De Zwarte Roos was het egoïsme en de zelfzucht die hij moest kwijtraken door zich in te zetten voor een edeler doel.”
Wat direct opvalt aan dit verhaal is het verschil in kwaliteit tussen het scenario (geweldig!) en het tekenwerk (dieptepunt!). Studio Vandersteen moet eind 1967 in crisis geweest zijn. Inkter Eduard de Rop, verantwoordelijk voor albums 30 t/m 35 is blijkbaar gestopt en omdat de show door moest gaan heeft men medewerkers ingeschakeld die hopelijk meer verstand van verzekeren hadden. Wat een broddelwerk en wat jammer! Kon Biddeloo, bezig met o.a. de Karl May-reeks, niet eerder De Rode Ridder gaan inkten? Blijkbaar niet, hoewel ik in sommige, meer geslaagde stroken toch weer wel zijn hand meen te herkennen.
Laten we het scenario erbij nemen. Lang geleden, als kind van pakweg 12 jaar, vond ik het een beklemmend verhaal. Mijn held werd zo verschrikkelijk aangepakt door de Hunnen en was zo vaak machteloos dat ik altijd een beetje meelij met hem had. Gelukkig kwam toch weer alles goed!
Nu ik het anno 2005 herlees vallen andere zaken meer op. Ik vind de plot goed in elkaar steken en de thematiek helder: eerzucht, eigenbelang en blinde liefde bij Gawan, ridderlijkheid, plichtsgevoel en onverzettelijkheid bij Johan en aan het einde ook bij zijn tegenspeler. De moraal van het verhaal is natuurlijk dat een eigenzinnige ridder tot inzicht en inkeer moet komen door extreem moeilijke omstandigheden. Saillant detail is wel in dit verband dat Merlijn in strook 135 spreekt van een “kleine komedie”! Voor de grap stuurt hij even twee ridders, onder wie zijn zeer gewaardeerde Johan op een lévensgevaarlijke missie.
Historisch gezien maakt Vandersteen er als scenarist een potje van. Húnnen die het rijk van Arthur in Brittannië bedreigen? En dan wordt dit wrede volk, afkomstig uit de steppen van Azië ook nog in verband gebracht met de welbekende Hunebedden, die een paar duizend jaar eerder al in Noordwest-Europa gebouwd werden door inheemse volkeren zoals de Trechterbekers in het huidige Drenthe. Nou ja, het zij hem vergeven.
Het is mogelijk dat Vandersteen zich, opnieuw, liet inspireren door Prins Valiant en de Hunnenjagers van Harold Foster. Daar is niets mis mee.