1977
De Rode Ridder verkent de bergwouden van een hoogvlakte in het zuiden...
Een witharige oude man staat te kijken hoe hij tussen de rotsen nadert. Aan de middelvinger van zijn rechterhand draagt de oude man een zonderlinge gouden ring. Plots ziet Johan dat de oude man wordt aangevallen door een kolossale beer. Johan grijpt in en red de man van de dood. De oude man, Orozam, verleent Johan onderdak in zijn woning en vertelt zijn verhaal.
Orozam vertelt dat zijn huis grenst aan een gevaarlijk gebied waarin zich “De muur der Zandstormen” bevind. Een dodelijk gevaar voor iedere reiziger. Volgens de legende dolen de geesten van een eeuwenoud leger veroveraars in de zandstormen rond tot het einde der tijden. Johan gaat natuurlijk op onderzoek uit om te onderzoeken of de legende op waarheid berust. Orozam geeft zijn ring aan Johan en beweert dat hij Johan tegen onheil zal beschermen.
Onderweg vindt hij al gauw enkele lijken van gestorven reizigers. Als er plots een zware storm opsteekt valt Johan in een diepe kloof waar hij bewusteloos gevonden wordt door een patrouille Romeinse (!) soldaten. Hun leider geeft opdracht om Johan te doden. “Ons bestaan moet geheim blijven voor de buitenwereld!”. De soldaat die de opdracht moet uitvoeren aarzelt als hij de ring aan Johan’s vinger ziet. De ring wordt herkent als het zegel van de hogepriester, Orozam die 10 jaar eerder uit hun midden verdween. Ze besluiten Johan niet te doden en mee te nemen.
Als Johan ontwaakt is Alida, de dochter van gouverneur Octavius, bij hem. Zij laat hem zien dat Johan terecht lijkt te zijn gekomen in een herbouwd Rome van voor onze jaartelling. Alida vertelt dat haar voorvaderen - een Romeins legioen - deze stad eeuwen geleden bouwden toen ze na een zandstorm van de buitenwereld afgesloten werden door een grondverschuiving. Plots komt Magnus, opperbevelhebber van het legioen, binnen en hoort Alida spreken. Hij is woedend dat zij zo vrij over hun geheimen met Johan spreekt. Als Johan tussenbeide komt ontstaat er een gevecht waarbij Magnus door Johan op de grond wordt geworpen. Als ook de gouverneur Octavius en zijn pretoriaanse garde arriveren zweert Magnus wraak op Johan.
Johan vertelt zijn verhaal aan Octavius en wordt rondgeleid door de stad. Al gauw wordt duidelijk dat Johan niet zal worden toegestaan om terug te keren naar de buitenwereld. Johan ziet enorme hoeveelheden legioensoldaten. Het blijkt dat Magnus plannen heeft om de buitenwereld te veroveren. Octavius is de enige die hier niet aan mee wil werken.
Ondertussen overlegt Magnus met Beric, de voornaamste hoge priester van de stad. Beric wil Magnus de macht in eigen hand laten nemen en een nieuw keizerrijk stichten in de buitenwereld. Met zijn magische krachten zal hij het legioen door de muur der Zandstormen leiden. Magnus wil tevens Alida als zijn vrouw meenemen. Hiervoor wil hij haar vader, Octavius, vergiftigen. Uiteraard worden er ook plannen tegen Johan beraamt.
Johan maakt kennis met de gladiatoren en hun gevechten in het amfitheater. Hij neemt de uitdaging aan om het tegen hun beste zwaardvechter, Mordoek, op te nemen in een vriendschappelijke krachtproef. Johan wint het gevecht en dit wordt door Magnus met tandengeknars gadegeslagen. Mordoek vat zijn verlies echter sportief op en schudt Johan de hand. Hij vraagt of Johan in het komende arena gevecht aan zijn zijde wil strijden. Aangezien Johan bloedvergieten om het volk te vermaken waanzin vindt weigert hij.
Als tijdens een feest Magnus voorstelt om te drinken op de macht en glorie van het Oude Rome levert dit een discussie op met Johan. De drinkbeker van Octavius is door Magnus vergiftigd en hij sterft onmiddellijk. Een handlanger van Magnus verstopt kostbaarheden op Johans kamer waardoor hij verdacht wordt van diefstal en wordt veroordeeld om in de arena te vechten als gladiator.
Johan vertelt de gladiatoren van het complot tegen Octavius en heeft in ieder geval een vriend in Mordoek. Een tweetal gladiatoren is echter omgekocht door hogepriester Beric en pleegt een aanslag op Johan die uiteraard wordt afgeslagen. Alida luistert een gesprek af tussen Beric en Magnus waarin ze de moord op Octavius noemen en waarin Beric uitlegt hoe ze met behulp van een magisch kristal door de muur der zandstormen kunnen komen om in de buitenwereld de macht en glorie van het oude Rome te doen herleven.
Ze laat een bericht bezorgen bij Torgal, de oppasser van de wilde dieren in het amfitheater met een verzoek om hulp. Hierop bereid Torgal de vlucht van Johan voor die tijdens het Gladiatorengevecht moet plaatsvinden.
Johan vecht heldhaftig in de arena als plots onrust ontstaat op de tribunes. Een dolle stier is ontsnapt en stormt richting hoofdtribune. Hoge priester Beric wordt door de stier op de horens genomen. Alida kan zich in de opschudding meester maken van het magisch kristal en voegt zich snel bij Johan die op haar wacht. Ze worden echter snel ontdekt door Magnus en zijn troepen. Een heftige strijd ontbrand waarbij Mordoek sneuvelt door een verraderlijke zwaardstoot van Magnus als hij de aftocht van Johan en Alida dekt.
De stervende Beric adviseert Magnus om dadelijk met het voltallige leger de achtervolging in te zetten naar de buitenwereld. Magnus rijdt op kop en heeft de strijdwagen van Johan en Alida bijna ingehaald. Als de strijdwagen omslaat krijgt Magnus het magisch kristal in handen en lijkt niets nog in de weg te staan van de opmars van de Romeinse legers naar de buitenwereld. Magnus wil echter nog wraak nemen op Johan en beide mannen hakken woest op elkaar in. Magnus raakt hierbij dodelijk gewond en sterft met het kristal in zijn vuist als ook het legioen arriveert.
Plots verschijnt Orozam, de hogepriester, met het kristal in zijn hand en waarschuwt de soldaten om terug te keren naar hun stad. Als de legionairs geen gehoor geven aan zijn waarschuwing gebruikt Orozam de volle kracht van het kristal en een verschroeiende lichtstraat vernietigt het complete leger. “Het noodlot voltrekt zich. Dit is de ondergang van een wrede en oorlogszuchtige beschaving. ..Niet één zal het overleven !” De Romeinse stad trilt op haar grondvesten als ook hier de totale vernietiging aanbreekt.
Orozam wijst de weg naar de buitenwereld voor Johan en Alida die buiten westen is. Johan laat haar achter bij Orozam die belooft haar te genezen. Als Johan afscheid neemt belooft hij ooit terug te keren. De Rode Ridder bevindt zich weer in z’n vertrouwde wereld, maar het Romeinse avontuur is voor altijd in zijn geheugen gegrift.
Weer een sterk Rode Ridder avontuur met een originele verhaallijn. De machtige Romeinse beschaving spreekt natuurlijk zeer tot de verbeelding en was nooit eerder onderwerp in een Rode Ridder avontuur. Biddeloo heeft dit in dit spannend verhaal perfect uitgewerkt.
1977
Aan de oevers van een ondiepe rivier heeft de Rode Ridder een ontmoeting met burchtheer Mordor en zijn gezellin Sirtis. Mordor beveelt Ebert en Hiram, twee ruwe vechtersbazen en hoofden van zijn garnizoen, om de ridder naar de andere kant van de rivier te jagen. Ze misrekenen zich echter deerlijk en Johan bezorgt hun een fris bad. Als Johan rekenschap vraagt aan Mordor en Sirtis, vertellen zij hem dat Arald, een jonge schurk, ervandoor is met een zegelring zonder dewelke Mordor zijn bewind niet ten volle kan uitoefenen. Een beurs goudstukken en de belofte op veel meer moeten de Rode Ridder overhalen om Arald uit de weg te ruimen. Johan doet alsof hij het spel meespeelt en vertrekt.
Een zwervende fluitspeler heeft echter alles gehoord en kent de ware bedoelingen van de ridder niet. Door zijn bijzonder fluitspel weet hij Johans paard van de wijs te brengen zodat de ridder het paard te voet aan de teugel moet meevoeren. Daardoor komt de zwerver, Yrrim genaamd, ruim vóór de Rode Ridder aan in de herberg waar Arald onderdak heeft. De fluitspeler waarschuwt Arald dat Mordor een ridder stuurt om hem te vermoorden. In de herberg, uitgebaat door de mooie Serena, besluit een groep herders de ridder op te wachten.
Aangekomen in de herberg gaat Johan onmiddellijk tegenover Arald zitten. Als de herders de ridder te lijf willen gaan, is zijn zwaard onder tafel al op Arald gericht. Johan verklaart echter dat hij Arald niet wil doden omdat Mordor hem blijkbaar belogen heeft. Mordor beweerde dat Arald beschermd werd door een bende schurken, maar echte boeven gebruiken andere wapens dan een herdersstaf om een ridder uit te schakelen.
Arald vertelt Johan dat hij nog net met de zegelring kon vluchten toen Mordor, de rentmeester, zijn ouders vermoordde. De Rode Ridder vraagt Arald of hij al gedacht heeft aan een terugkeer, maar verneemt dat de rivier, die de grens vormt, streng bewaakt wordt. Johan wil ’s nachts de grensbewaking aan de rivier testen en vertrekt, ongemerkt gevolgd door Yrrim. De ridder kan een gesprek afluisteren tussen Ebert, Hiram en een aantal soldeniers. Hierbij verneemt Johan dat Mordor een groot feest wil geven voor alle omliggende edelen om hun de zegelring te tonen. Ebert en Hiram smeden ook een plan om de zegelring van de ridder afhandig te maken om zelf de beloning van Mordor op te strijken. Johan wordt echter ontdekt en de weg wordt hem afgesneden door een meute honden van het garnizoen. Op Yrrims fluittonen gaan ze er echter vandoor en gaan hun meesters te lijf.
Terug in de herberg ontvouwt Johan zijn plan om Arald zijn rechtmatige erfenis terug te bezorgen. Hij zal naar de burcht vertrekken en Mordor de zegelring overhandigen om diens mogelijke wantrouwen te sussen. Serena, Arald en Yrrim zullen een paar dagen later als kunstenmakers naar het feest trekken. Eens de rivier over valt de Rode Ridder in een hinderlaag van een grote groep soldeniers, aangevoerd door Ebert en Hiram. De ridder is hierop echter voorzien slaat de aanval af.
Op de burcht wordt hij ontvangen door Sirtis die Johan het leiderschap van het garnizoen aanbiedt. Sirtis probeert Johan om haar vinger te winden om Mordor opzij te schuiven. Op haar verzoek neemt Mordor Johan in dienst en zendt hij Ebert en Hiram weg, echter niet zonder het verzoek om de Rode Ridder “een ongeval te bezorgen”.
Enkele dagen later, op het feest, springt ineens de als nar vermomde Arald op Mordors tafel en daagt hem uit voor een danswedstrijd, samen met Sirtis. Als Yrrim even gespeeld heeft, houden Serena en Arald op met dansen. Door Yrrims muziek kan dit echter niet meer voor Sirtis en Mordor die willens nillens moeten verder dansen. Als Yrrim stopt, zijgen ze uitgeput neer en bekent Mordor de moord op Aralds ouders.
Hierop komen Ebert en Hiram in actie. Arald redt het leven van Johan bij een mesworp van Hiram en het is Sirtis die dodelijk getroffen wordt. Ebert en Hiram stormen op Yrrim en Arald af, maar Mordor werpt zich voor de flitsende zwaarden, zijn laatste kans om iets goed te maken. Hierop valt Ebert onder het zwaard van de Rode Ridder. Hiram weet er echter vandoor te gaan maar wordt ingehaald door Johan en Yrrim. Bij een zwaardgevecht wil Hiram Johan verraderlijk neersteken met een dolk, maar eens te meer speelt Yrrims instrument een beslissende rol en Hiram valt levenloos neer.
Hierop besluit Yrrim te vertrekken naar Hameln, waar een rattenplaag heerst, en beide mannen nemen afscheid. Johan keert terug naar de burcht en verneemt dat Serena en Arald willen huwen. Wat later vertrekt ook de Rode Ridder, eens te meer twee gelukkige mensen achterlatend.
“De Banneling” is zonder meer een sterk album. Het scenario zit goed in mekaar en de spanning blijft tot het einde. De tekeningen zijn uitstekend en de personages goed gekarakteriseerd. De rol van Sirtis als intrigante komt bijvoorbeeld goed uit de verf. Een sterk ridderverhaal met andere woorden, gekruid met een vleugje mysterie dankzij Yrrims bijzondere fluitinstrument, dat van begin tot einde een doorslaggevende rol speelt.
In dit album vloeit het ene actiemoment naadloos in een ander over: het gevecht van Johan met Ebert en Hiram, de kennismaking met Arald, Johans nachtelijke ontmoeting met de grensbewakers, de hinderlaag van Ebert en Hiram met hun soldeniers om de zegelring in bezit te krijgen … Persoonlijk vind ik deze laatste gevechtsscène trouwens één van de beste uit de volledige Rode Ridder – reeks. Vooral Johans steigerende paard is indrukwekkend. Het feest daarna zorgt voor een passende ontknoping, met het duel tussen Hiram en de Rode Ridder als apotheose.
Hier en daar sijpelt ook een komisch aandoende scène door, bijvoorbeeld als de Rode Ridder Ebert en Hiram in het water kiepert en verder als een soldenier hen daar nog eens aan herinnert. We zien Johan hier warempel glimlachen! Daarnaast is de verwijzing naar de rattenvanger van Hameln een geïnspireerde ingeving. Dit stadje bestaat trouwens echt: www.hameln.de
Wat mij betreft, is dit album een exponent van een zeer sterke periode van Karel Biddeloo.
Om met een zeer persoonlijke noot af te sluiten: dat besef had ik uiteraard nog niet toen ik “De banneling” in 1977 kreeg van mijn ouders: mijn eerste stripverhaal en bijgevolg mijn eerste Rode Ridder – verhaal, in eerste druk nog wel. Ook nu kan ik dit album nog steeds waarderen en ter hand nemen. Vier sterren vind ik wel verdiend.
quotes :
“Ik zal je om mijn vinger winden, Johan! Net als Mordor!” (denkt Sirtis)
“Achteruit, galgenaas! Niemand zal mij tegenhouden!” (Johan)
1978
Johan nadert een stad, wanneer hij plots aangesproken wordt door een ridder en zijn schildknaap. Ook zij zijn op weg naar de stad, zij het dan om deel te nemen aan het toernooi dat er gehouden wordt. Gezien het late uur besluiten Johan, Bardolf, de ridder en zijn schildknaap Jared samen de nacht door te brengen rond het kampvuur. Uit vrees voor Griskil en zijn bende houden ze om beurten de wacht. Jared houdt de eerste wacht, maar valt in slaap. In een mum van tijd wordt de schildknaap dan ook overmeesterd door de bende van Griskil. Johan en Bardolf sliepen echter niet en slaan onverbiddelijk toe. Wanneer de rovers het onderspit dreigen te delven slaat Griskil toe, hij werpt met een slinger een steen naar Johan, die in elkaar stort. Bardolf weet op tijd zijn helm op te zetten. Nu zijn de rovers verloren, ze zetten het op een lopen. Meteen zetten Jared en Bardolf koers richting stad, om Johan te laten verzorgen.
In het kamp van de rovers zit er een vlieg aan de lamp, verscheidene rovers hebben het moeilijk met het aantal doden. Griskil weet de muiterij echter passend te onderdrukken en verandert van vermomming. Er wordt besloten de ridders in het nauw te drijven en mogelijk in de stad toe te slaan.
Wanneer Johan bijkomt blijkt hij zijn geheugen kwijt te zijn. In alle haast wordt er een chirurgijn opgezocht. Terwijl Jared buiten de wacht houdt, laat Bardolf de chirurgijn zijn ding doen. Hij verliest echter snel zijn geduld, wanneer blijkt dat de chirurgijn een echte kwakzalver is.
Jared heeft meer geluk, hij ontmoet een bevallige edeldame, Marysa, met haar hofdame. Wanneer de dames ontdekken dat hij de schildknaap is van Bardolf willen ze prompt een ontmoeting met de kampioen. Na de chirurgijn bijgewerkt te hebben verlaten Johan en Bardolf zijn etablissement en ontmoeten de edeldames.Marysa nodigt het gezelschap uit om Johan naar haar woning te brengen. Bardolf meldt meteen de gebeurtenissen in het woud aan Marysa’s vader, de stadhouder .Die kan haast moeilijk zijn bewondering voor Bardolf bedwingen.
Datzelfde ogenblik klopt Odal aan. Odal dingt naar de hand van Marysa. Tot nu toe ging ze nog niet op zijn huwelijksaanzoek in. Odal zal deelnemen aan het toernooi en maakt zich sterk het voor haar te zullen winnen. Odal waarschuwt Bardolf ook voor Griskil, weet hij meer… ?
Ondertussen komt Johan weer bij bewustzijn. Hoewel zijn herinneringen nog niet terug zijn, bemerkt hij een bespieder. Vaag herinnert hij zich het gezicht van de man. Wanneer hij echter duizelig wordt slaat de rover hem neer. Marysa komt net de kamer binnen om Johan wat te eten te brengen en slaat alarm. De in het nauw gedreven rover zet het op een lopen. Jared is de enige die de rover tracht te achtervolgen, wanneer hij echter gedood dreigt te worden slaat Odal de rover neer. Deze is op slag dood. Hierop nodigt de stadhouder Odal uit. Ondertussen is Johan al een heel eind opgeknapt en vol moed om Griskil en zijn bende uit te roeien. Odal blijft hoogmoedig omtrent Griskil en het nakende toernooi. Marysa betoont echter geen enkele vorm van affectie jegens Odal, wat hem totaal niet zint.
Die nacht breekt brand uit in de stad. Griskil in hoogsteigen persoon is de brandstichter. Van alle kanten worden de soldaten van de stadhouder onder vuur genomen, al snel heeft Griskil zijn begeerde buit, de schatkist van de stadhouder. Johan en Bardolf volgen een spoor naar de rivier, waar Odal hen opwacht. Hij zou hevig gevochten hebben, het bewijs, twee dode rovers achterin een steeg. De stadhouder staat nu voor een dilemma, hij vraagt Odal om geld te lenen. Deze is bereid, in ruil voor de hand van Marysa. De stadhouder weigert, en krijgt bedenktijd tot na het toernooi. Bardolf besluit dat het welletjes is geweest en wil op het toernooi afrekenen met Odal. Jared werd die zelfde nacht ontvoerd, wat de verbetenheid om met Griskil af te rekenen eens zo groot maakt. Wanneer Johan en Bardolf de deelnemende ridders van het toernooi om hulp vragen om de roversbende op te rollen, krijgen ze weinig gehoor. Odal heeft hen reeds omgepraat. Hierop gaan Johan en Bardolf zelf op zoek naar Jared. Deze blijkt echter onvindbaar.
Intussen gaat het toernooi van start. Bardolf rekent op fabuleuze wijze af met zijn tegenstanders. Uiteindelijk staat hij tegenover zijn laatste tegenstander, Odal. Ze gaan elkaar te lijf met een oorlogsspeer. Na 4 charges zitten beide ridders nog stevig in het zadel. De stadhouder schort de kamp op tot de volgende dag.
In het huis van de stadhouder vinden Johan en Bardolf een ontstellende boodschap. Een boodschap met een haarlok van Jared. Indien Bardolf de kamp wint, sterft Jared. De maat is vol, gewapend trekken Johan en Bardolf er op uit. Al snel worden ze door rovers aangevallen, de rovers lijden zware verliezen. Dan wordt koers gezet naar het toernooikamp, waar Griskil de deelnemende ridders wil overvallen. Johan gaat de ridders waarchuwen, terwijl Bardolf een gewonde rover volgt. Deze leidt hem naar de schuilplaats van Griskil, waar ook Jared zich bevindt. Al snel is de jongen bevrijd. Griskil’s overval op de ridders is inmiddels mislukt, de ridders maken korte metten met zijn roversbende. Griskil zet koers naar de stad, waar hij Marysa in haar slaap overvalt en ontvoert. Bardolf komt net te laat, gelukkig duikt Johan op en valt Griskil aan. Marysa is gered, Griskil blijkt Odal te zijn. In ruil voor zijn leven maakt hij de schuilplaats van zijn schat bekend, hij verdwijnt voorgoed achter de tralies.
Bardolf verklaart Marysa zijn liefde voor haar. Hij heeft meer geluk, de gevoelens zijn wederkerig.
Een rechtoe rechtaan ridderverhaal, met veel ruimte voor de helden van dienst. Dat zou je de korte omschrijving kunnen noemen van dit bijzonder geslaagde rode ridder album. Biddeloo wist in dit album een beklijvende sfeer te creëren, wat de lezer het album in een ruk doet uitlezen. De dubbele personaliteit van Odal voel je vanin het begin aan, al weet Biddeloo de lezer toch nog even om de tuin te leiden. Bij herlezen vallen deze effecten natuurlijk wag, maar dan begint het hoofdthema een betere vat op de lezer te krijgen. Een moedige onbezonnen schildknaap, zijn hardleerse maar rechtvaardige meester en de knappe dochter van de stadhouder. Voor een keer is Johan niet het hoofdpersonage, nee, de verscheidene karakters komen minstens even uitgebreid aan bod. Johan wordt wel gebruikt als deus ex machina op het einde, maar het zij zo, het is uiteindelijk ook zijn reeks niet ?
Wat mij betreft een van de beste ridderverhalen met een niveau dat in die periode courant was. Het niveau dat de reeks groot maakte!
1978
In een woud ontmoet Johan een blinde bedelaar, die hem in ruil voor een aalmoes de toekomst voorspelt. Wanneer de bedelaar een flonkerend licht aan de nachthemel voorspelt dat een voorbode van gevaar betekent, denkt Johan er het zijne van en vervolgt zijn weg. Onmiddellijk daarna stormen vier woeste ruiters over het pad en rijden spoorslags de bedelaar onderuit. De rabauwen zijn verdwenen voor Johan iets kan ondernemen. Hij bekommert zich over de zwaargewonde bedelaar, die hem nogmaals waarschuwt voor het flonkerende licht. Tot Johans verbazing kan de blinde man zelfs een heuvel in de verte aanwijzen waar het licht zal neerkomen. Daarna bezwijkt hij aan zijn verwondingen.
Bij valavond komt Johan aan op de top van de dichtbeboste heuvel en ontdekt er een granieten megaliet. De megaliet blijkt warmte uit te stralen; Johan begint nu meer en meer in de woorden van de overleden bedelaar te geloven en speurt de nachtelijke hemel af tot hij een ongewoon sterk licht bemerkt dat eerst aangroeit tot een soort vallende ster en uiteindelijk aanzwelt tot een reusachtige witgloeiende bol. Het gevaarte komt vlak bij Johan en de megaliet neer. Plots wordt de hele omgeving in een dichte nevel gehuld.
Johan ontwaart in de optrekkende nevel een vreemde machine - een duivelstuig volgens onze middeleeuwse ridder, die uiteraard nog nooit een vliegende schotel heeft gezien. Nog voor hij van zijn verbazing kan bekomen stapt er een futuristisch geklede jongedame uit. Johan grijpt verschrikt naar zijn zwaard, maar wordt onder bedwang gehouden door het laserpistool van de vrouw, die even de werking van haar wapen demonstreert op een boom zodat Johan de nutteloosheid van enig verweer inziet. De vrouw laat merken geen kwade bedoelingen te hebben en nodigt Johan uit aan boord van het ruimteschip. Binnen ontmoet hij Raszlik, de partner van de vrouw; haar naam is Aïmara. Ze leggen aan Johan uit dat ze vluchtelingen zijn van een andere wereld en op aarde een nieuw bestaan willen beginnen. Ze landden op de heuvel omdat de megaliet in feite een baken is dat lang geleden door andere ruimtereizigers werd opgericht. De betrachting van Raszlik en Aïmara is nu om ergens een burcht te kopen, waar ze vreedzaam kunnen wonen; ze vragen Johan om hen bij deze zoektocht en de aankoop te begeleiden.
Wanneer Johan hen vraagt hoe ze de aankoop van een burcht denken te betalen, tonen ze hem honderden edelstenen: waardeloos op hun planeet, maar een vermogen waard op aarde. Johan voorspelt dat ze door dit fortuin een hoop moeilijkheden tegemoet gaan, maar stemt toch in om de ruimtereizigers bij te staan in hun opzet. Het koppel verkleedt zich in de plaatselijke klederdracht. Plots bemerkt Aïmara vier ongure individuen op de monitor: het zijn de vier rabauwen die in de verte het lichtfenomeen opgemerkt hadden en nu op weg zijn naar de heuveltop. Aïmara wil geweld vermijden en daarom verlaten ze het ruimteschip. Aïmara laadt de zak met edelstenen in de zadeltassen van Johan's paard, maar niemand merkt hoe hierbij een robijn in het gras valt. Johan is stomverbaasd wanneer hij ziet hoe Raszlik door een druk op zijn halssnoer het ruimteschip onzichtbaar maakt door het in een andere tijdsperiode te plaatsen.
Tegelijkertijd wordt de megaliet niet langer actief en verliest zijn warmteuitstraling. Samen dalen ze de heuvel af, op zoek naar een hoeve, waar Johan paarden wil kopen voor de ruimtereizigers. Wanneer de rabauwen bij de megaliet aankomen vindt een van hen de robijn in het gras. Hij ontdekt tevens dat door in de robijn te kijken er mijlenver mee kan gekeken worden. Jerdal, de leider van het viertal, ontneemt hem de edelsteen en speurt er de horizon mee af: zo ziet hij Johan en zijn gezellen in de verte. Hij vermoedt dat zij nog meer van die edelstenen hebben en zet samen met zijn kompanen de achtervolging in.
Johan en de ruimtereizigers arriveren op de grote hoeve van de argwanende Hannes, die hen de twee gevraagde paarden verkoopt. Johan betaalt met goudstukken om niet nog meer argwaan bij Hannes te wekken. Hij vraagt hem naar de locatie van het dichtstbijzijnde kasteel, en wordt de weg gewezen naar het kasteel van heer Rudbert. Onwennig op de paarden - dieren die hen niet vertrouwd zijn - volgen Aïmara en Raszlik Johan naar het kasteel. Wanneer het paard van Aïmara op hol slaat is Johan alert genoeg om haar net op tijd van een zware val te behoeden. Het compliment dat Johan van haar krijgt kan tellen: ze zegt zich nog nooit zo veilig gevoeld te hebben als in Johan's armen. Inmiddels zijn de rabauwen bij de boerderij aangekomen; Hannes herkent hen als Jerdal en zijn drie al even ongure broers. Hannes weigert te zeggen waarheen de drie bezoekers vertrokken zijn, maar een getrokken zwaard brengt hem op andere gedachten. De vier broers zijn verheugd te horen dat hun prooien op weg zijn naar heer Rudbert, want dat is hun oom.
Wanneer de vier wegrijden slaat de hebzucht ook bij Hannes toe: hij heeft uit de onderlinge conversatie van de broers kunnen opmaken dat zij op het spoor zijn van een kostbare buit. Vergezeld van zijn gewapende knechten vatten zij op hun beurt de tocht aan naar het kasteel van heer Rudbert. Aïmara vertelt Johan onderweg over hun vijanden in de ruimte: de Zadoks en de Grywyls, die beiden ook nog eens in oorlog zijn met elkaar. Ze wil er op aarde voor waken dat deze vijanden hen niet kunnen ontdekken. Wanneer ze in het kasteel aankomen, onthaalt heer Rudbert hun voorstel op hoongelach, maar verandert onmiddellijk van idee wanneer Johan hem enkele edelstenen toont en hem vraagt wat zijn prijs is. Rudbert wil dit bij een beker wijn bespreken. Johan vertrouwt het boeltje niet en verwisselt zijn beker met die van Rudbert. Wanneer Rudbert zijn beker leegdrinkt volgen de anderen. Toch voelen Johan, Aïmara en Raszlik zich meteen bedwelmd; Rudbert verklaart hen lachend dat er een slaapmiddel in de wijn zit, waar hij zelf immuun voor is. De bewusteloze bezoekers worden in de kerker vastgeketend en Rudbert eigent zich de edelstenen toe.
Lang duurt zijn plezier niet, want de broers zijn het kasteel binnengedrongen en bij het zien van de schat jagen ze hun oom zonder scrupules over de kling. De rabauwen verzekeren zich van de medewerking van Rudbert's soldaten door hen een deel van de schat te beloven. De soldaten rekenen meteen af met Hannes en zijn knechten, die niet verder geraken dan de poort van het kasteel. De broers begeven zich naar de kerker om meer te weten te komen over de herkomst van de edelstenen. Ze weten echter niet dat Raszlik er net voor hun binnenkomst in geslaagd is om een laserwapen samen te stellen door zijn riemgesp met deze van Aïmara samen te voegen. Wanneer de boeven geweld willen gebruiken, brandt Raszlik met het laserwapen de ketenen door en schakelt met de hulp van Johan de boeven uit.
Het drietal vlucht naar het binnenplein, maar krijgt de soldaten op hun nek, die nu hun kansen op het fortuin ruiken. De kansen voor onze vrienden zien er niet goed uit wanneer het laserwapen van Raszlik zonder energie raakt en hij ook nog ernstig wordt verwond; op de koop toe breekt het zwaard van Johan. Gedwongen door de situatie activeert Aïmara het ruimteschip door op het halssnoer van Raszlik te drukken, goed wetende dat deze plotse energieopstoot hun vijanden kan alarmeren. Het ruimteschip materialiseert zich en doodt ogenblikkelijk met laserstralen alle soldaten. Johan en zijn gezellen begeven zich in het ruimtetuig, waar Raszlik door middel van een medisch apparaat binnen enkele ogenblikken herstelt van zijn zware verwonding. De stilte wordt al gauw verstoord door een alarmsignaal: op de monitor zien ze verschrikt dat de materialisatie van het ruimteschip en het gebruik van de lasers hun vijanden niet ontgaan is: een vijandelijke oorlogsvloot is op komst!
Raszlik en Aïmara hopen nog op de minst dramatische mogelijkheid: de Grywyls hebben respect voor moed en zijn voor rede vatbaar, in tegenstelling tot de Zadoks die meedogenloos zijn. Helaas, het is Kara Hissar, de leider van de Zadoks die op de monitor verschijnt en de onvoorwaardelijke overgave eist van Raszlik en Aïmara; deze weten echter dat dit slechts een middel is om hun ruimteschip in handen te krijgen, waarna de Zadoks hen zullen doden. Zij weigeren dan ook elke medewerking, waarop Kara Hissar lachend afsluit. Aïmara en Raszlik beseffen dat tijd nu kostbaar is, en maken zich klaar voor vertrek. Johan neemt afscheid van zijn ruimtevrienden; Aïmara belooft hem dat ze hem later nog eens komen opzoeken… indien ze dit overleven.
Johan blijft alleen achter in het kasteel terwijl het ruimtetuig wegraast. Door goede stuurmanskunst en slim gebruik van hun afweer kunnen Raszlik en Aïmara enkele vijandelijke tuigen vernietigen en een doorbraak forceren. De resterende ruimteschepen achtervolgen de vluchtelingen, die ontzet zien dat ook nog een oorlogsvloot van de Grywyls op hen afstevent. De Grywyls storten zich onverschrokken op de Zadoks, hun aartsvijanden. Even later is de hele Zadokvloot vernietigd; alleen het ruimteschip van Kara Hissar kon de dans ontspringen. De Grywylvloot zit nu in het zog van de vluchtelingen. Op de monitor verschijnt de leidster van de Grywyls: ze spreekt Aïmara en Raszlik toe dat ze hun moed bewondert en dat ze dank zij hen de Zadoks een gevoelige klap konden toebrengen. Daarom wil ze hen voor deze ene keer vrije baan laten. Opgelucht zien de vluchtelingen hoe de Grywylvloot verdwijnt.
De hele tijd stond Johan op het binnenplein van het kasteel naar de nachtelijke sterrenhemel te kijken, waar hij af en toe de lichtflitsen van de ruimtegevechten kon waarnemen. Vertwijfeld stelt hij zich de vraag of Aïmara en Raszlik dit geweld hebben overleefd, tot hij hun ruimteschip opmerkt dat als laatste groet een wijde boog om de omgeving maakt en dan in de ruimte verdwijnt. Weemoedig vraagt Johan zich af of hij Aïmara en Raszlik ooit nog zal terugzien. Nog een ding staat hem te doen: hij werpt alle edelstenen in een meer omdat te veel mensen er hun leven door hebben verloren…
Destijds ontstond bij de verschijning van dit verhaal een polemiek: velen vonden het maar sneu dat de Roder Ridder op de kar sprong van de toen heersende Star Wars-mania. Het komt inderdaad vreemd over om Johan geconfronteerd te zien met oorlogsvloten uit de ruimte. Ook zijn aanwezigheid in een vliegende schotel doet onwennig aan (hierbij laat ik uitwassen in recentere Rode Ridder verhalen buiten beschouwing). Ook ik behoorde tot de lezers die trouw de avonturen van de Rode Ridder volgden in de krant en dit verhaal maar minnetjes vonden. Waarschijnlijk was mijn aversie voor het toentertijd hippe science fiction gedoe zo groot dat ik het verhaal minderwaardig achtte aan de roemruchte middeleeuwse avonturen van onze held, en ik was echt niet de enige.
Desondanks heeft dit verhaal zijn kwaliteiten, meer zelfs dan op het eerste zicht kan vermoed worden. In tegenstelling tot de meeste Rode Ridder verhalen, die vanuit het eenzijdige perspectief van Johan worden verteld, speelt dit verhaal zich immers op verschillende niveaus tegelijk af: zowel de belevenissen van de vier broers als van Hannes leiden een eigen leven, en uiteindelijk wordt alles mooi met elkaar vervlochten. De afrekening in de ruimte staat zelfs volledig los van Johan, die op dat moment af en toe in een plaatje getoond wordt terwijl hij in het ongewisse blijft over hetgeen zich ver boven zijn hoofd afspeelt.
Het verhaal heeft meerdere krachtlijnen: zo is er bijvoorbeeld de voorspelling van de blinde bedelaar die bij de lezer verwachtingen schept die volledig ingelost worden: leuk om zien is hoe Johan zijn ongeloof geleidelijk aan moet bijstellen. Dan is er de megaliet - met connotaties naar "2001: A Space Oddyssey" - die de ontmoeting symboliseert tussen verleden en toekomst. De menselijke hebzucht weegt echter het zwaarst door in dit verhaal: een na een sneuvelt elk individu dat uit pure hebzucht zijn begerige klauwen op het fortuin aan edelstenen wil leggen. Zelden vertoond, dergelijke systematische afrekening met de kleine kanten van de mens.
Wat mij echter het meeste bijblijft is het in aanvang oprechte geloof van Aïmara en Raszlik in de mensheid: onbevangen leggen zij hun lot in handen van Johan en betrouwend op zijn eerlijkheid vertrouwen zij hem de schat toe. Zij gaan er tevens van uit dat hun eerlijke bedoelingen niet door de mensen zullen geschaad worden. Wanneer je je er rekenschap van geeft dat Aïmara en Raszlik hun wereld in de steek hebben gelaten om met de beste bedoelingen op de hen onbekende aarde een nieuw bestaan uit te bouwen, kan je niet anders dan met hen meeleven, zeker wanneer, met uitzondering van Johan, iedereen zich uit hebzucht tegen hen keert. Tekenend is de weerzin waarmee Raszlik uitschreeuwt dat ze hem tot deze reactie dwingen, wanneer hij in de kerker het laserwapen tegen de rabauwen en de soldaten moet gebruiken omdat zij op het punt staan om Aïmara te folteren.
Dat deze vluchtelingen geen brave sulletjes zijn blijkt wanneer zij op hun vertrouwde ruimteterrein met een leeuwenhart de confrontatie met de Zadoks aangaan. Dit gevecht in de ruimte is trouwens van hoog niveau en spannend uitgewerkt. Uiteindelijk komt het enige mooie gebaar aan de vluchtelingen nog van de leidster van de Grywyls, die hun leven spaart en hen vrije doorgang verleent.
Ongezien bij de Rode Ridder tot dan toe is hoe de laatste vier bladzijden - in feite het hoogtepunt van dit verhaal - zich volledig buiten de aanwezigheid van Johan afspelen. Machteloos en vervuld van twijfels komt Johan tijdens deze afrekening slechts even in beeld. Op het einde vraag je jezelf samen met Johan af of we de vluchtelingen ooit nog eens zullen terugzien. Die hereniging gebeurt sneller dan verwacht, namelijk in het volgende verhaal, maar dat is voor een andere keer. Ik, die dit verhaal in de onderste schuif had gelegd en het na twintig jaar met zoveel scepsis begon te herlezen, moet tot mijn eigen verbazing constateren dat dit niet alleen het eerste Rode Ridder verhaal is dat ik nu veel beter vind dan in mijn jeugdjaren, het is voor mij bovendien een van de beste Rode Ridder verhalen.
1978
Johan houdt op een van zijn zwerftochten halt wanneer hij een zonderling voetspoor opmerkt. Het lijkt wel of de diepe voetsporen door een geharnast zwaargewicht achtergelaten zijn. Plots staat Johan oog in oog met de verklaring van het raadsel: een uit de kluiten gewassen persoon, volledig omhuld door een blinkend harnas. Wanneer de metalen verschijning een beweging maakt naar Johan toe, reageert hij alert, maar zijn zwaard laat zelfs geen schrammetje na op het harnas. De vreemdeling blijft kalm en stelt zich met een metaalachtige stem voor als KR-PX, in mensentaal is dat Karpax, en vervolgt dat hij gezonden is door Aïmara (die we nog kennen van het voorgaande verhaal, "De Vluchtelingen").
Ze bevindt zich op Kaluga, een verre planeet, waar haar partner Raszlik wordt gevangen gehouden door de vijandige Zadoks (ook allemaal bekenden uit "De Vluchtelingen"). Karpax is de perfecte reisleider en licht Johan in dat er op Kaluga een tropisch klimaat heerst, weliswaar met allerlei prehistorische monsters die er de omgeving onveilig maken. Ook de inboorlingen - agressieve blauwhuidige barbaren - zijn dan misschien wel bezienswaardigheden maar alleszins te duchten. Uiteraard heeft Karpax voor transportmogelijkheid gezorgd: om het hoekje wacht een grote doorzichtige bol. Johan is sedert het vorige verhaal al het een en ander gewoon op dat gebied en laat zich niet pramen om in te stappen. Een ogenblikje later komen ze reeds op Kaluga aan.
De praktisch aangelegde Karpax verkleint de bol tot zakformaat en neemt hem in een vakje van zijn harnas mee. Ze moeten al snel dekking zoeken voor enkele Zadoks die zich als futuristische Aladdins verplaatsen op een vliegend platform. De Zadoks voeren een inboorling gevankelijk mee. Karpax laat zijn metalen stem nog eens ronken en verklaart Johan dat de Zadoks de Djawür-inboorlingen gevangen nemen en hen als slaven inzetten in de Tyrgam-mijn. Tyrgam is een onverwoestbaar en kostbaar metaal - Karpax is er uit vervaardigd - en de Zadoks willen er ruimteschepen mee bouwen. Karpax ronkt verder wanneer Johan hem vraagt zijn helm af te zetten: hij is geen persoon, doch een zelfstandig functionerend werktuig. Eventjes schrikken is dat voor Johan, want van het bestaan van robotten had hij tot dan toe nog nooit gehoord.
Iets minder schrikt hij wanneer plots een prehistorisch monster de aanval inzet op hem en zijn buddy. Geen probleem voor Karpax: hij hakt met één arm een enorme boom om en deelt er een ferme tik mee uit aan het monster, die in het vervolg wel twee keer zal nadenken voor hij nog eens een robot aanvalt. Karpax laat niet na eventjes aan te stippen dat hij slechts halve kracht gebruikte; kwestie dat Johan op de hoogte is van zijn kunnen en zijn bescheidenheid. Ze komen aan in de grot waar Aïmara verblijft: het is een wanhopige Aïmara die Johan omhelst. Johan is verwonderd waarom zijn hulp gevraagd wordt, omdat ze de kant-en-klare probleemoplosser Karpax ter beschikking heeft. Aïmara verduidelijkt dat de Zadoks gealarmeerd zouden zijn door Karpax' komst, en onmiddellijk Raszlik en de andere gevangenen zouden doden. Net als de andere slaven wordt Raszlik immers ingezet in de Tyrgam-mijn.
De drie besluiten om niet te dralen, maar eerst plaatst Aïmara een tijdelijke energiecel in het zwaard van Johan, zodat hij er zelfs mee door rotsen en metaal kan klieven. Het presentje voor Karpax is iets explosiever: hij krijgt van haar een bom, die hij netjes wegbergt in een van zijn vele handige bergvakjes. De bom dient om de mijn te vernietigen wanneer Raszlik en de andere gevangenen bevrijd zijn zodat er geen reden meer is tot slavenarbeid. Op weg naar de mijn horen Johan en zijn gezelschap plots rumoer: een bataljon Zadoks is een dorp van de Djawürs binnengevallen en steekt met hun laserwapens de hutten in brand. Ze zijn immers op zoek naar verse werkkrachten om hun slavenbestand in de mijn aan te vullen. Uit de vlammen duikt ineens Karpax voor hen op. De laserstralen deren hem niet en proper is hij ook, want hij past nauwgezet het principe "opgeruimd staat netjes" toe op de geschrokken Zadoks. Slechts enkele Zadoks kunnen zich terugtrekken in een hut, waar ook een bange inboorlinge zich schuilhoudt.
Wie gedacht had dat Johan tevreden zou zijn met een bijrol in dit verhaal heeft het verkeerd voor: met zijn energetische zwaard in de knuist kuist hij het boeltje op en bevrijdt de plaatselijke schone, die ook nog eens de dochter van het stamhoofd blijkt te zijn. Die Johan toch! Het wordt eventjes gezellig, maar de ridderplicht roept en Johan trekt met Karpax, Aïmara en de Djawürkrijgers in zijn zog naar de mijn. Zilyussa, de vrouw die door Johan werd gered, wijkt geen centimeter van zijn zijde. Bij de mijn aangekomen zijn ze er getuige van hoe een vloot ruimtejagers van de Grywyls de Zadoks aanvallen. De aanval wordt afgeslagen, maar niet zonder dat Karpax nog een staaltje van zijn kunnen kan geven: een neerstortende ruimtejager duikt recht op Johan en zijn gezelschap af, waarop Karpax een omvangrijk rotsblok neemt en er het ruimtewrak mee uit de weg kegelt. Ze maken meteen van de verwarring gebruik en vallen de Zadoks aan, die zich in de mijn terugtrekken.
Even willen twee omvangrijke robotten de pret nog bederven, maar dat was zonder Karpax gerekend, die de snoodaards in elkaar timmert. In de mijn heeft Raszlik door het oproer kans gezien om een controlepaneel te bedienen, zodat het Karpax-Team het laboratorium van de mijn kan binnendringen. Via een monitor roept Kara Hissar, de leider van de Zadoks, zijn soldaten toe om het laboratorium tot het uiterste te verdedigen. De strijd woedt in alle hevigheid verder: een van de Zadoks vuurt naar Johan, maar Zilyussa springt voor Johan om de dodelijke straal op te vangen en bekoopt dit met haar leven. Inmiddels heeft Raszlik kans gezien om een laserwapen te bemachtigen, en werpt zich samen met de slaven in de strijd. Kara Hissar verneemt dat nu ook nog Grywyljagers rond de planeet cirkelen en kiest eieren voor zijn geld. Hij knalt zijn naaste medewerkers omver en verlaat met een klein ruimteschip de planeet, maar wordt door enkele Grywyljagers tot gruis herleid.
Karpax begeeft zich ondertussen met de bom in de liftkoker, maar de Zadoks vernietigen de liftkabels zodat Karpax neerstort en geblokkeerd zit. Onder aanhoudend weerwerk van de Zadoks beseffen Johan en zijn vrienden dat ze niets meer voor Karpax kunnen doen en ze ontvluchten de mijn. Even later ontploft de mijn: iedereen beseft nu dat Karpax zichzelf opgeofferd heeft door de bom tot ontploffing te brengen. Weken gaan voorbij… Aïmara is ontroostbaar wegens het verlies van haar gepolijste vriend en Johan zit met een klein probleempje: Karpax had de doorzichtige bol bij zich die hem moest toelaten om naar de aarde terug te keren. Gaan de Rode Ridder avonturen zich voortaan noodgedwongen op de planeet Kaluga afspelen? Nee, want Johan merkt op een dag hoe een molshoop zich manifesteert op het dorpsplein. Deze bescheiden molshoop neemt buitensporige proporties aan, en uiteindelijk kruipt Karpax uit de aarde; hij had zich dagenlang een weg naar de oppervlakte gewerkt! Dat is even boffen voor Johan, die afscheid neemt van zijn vrienden en met de bol een enkeltje naar de aarde doet.
Dit verhaal is eigenlijk een vervolg op "De Vluchtelingen". Nu heb ik niets tegen sequels, op voorwaarde dat het op een aanvaardbaar niveau gebeurt. Helaas, in dit geval valt het volgende op te merken:
1978
Dit verhaal begint langs een woeste rotskust waar de RR de ruïnes ontdekt van een toren. De daaropvolgende nacht krijgt Johan bezoek van twee vissers. Deze vertellen hem de legende van de toren, waar Noordafrikaanse piraten jaren geleden de vuurtorenwachter vermoordden en zijn dochter Mirjah levend inmetselden, samen met hun roofbuit. Dergelijke piraten kwamen vanaf de Noordafrikaanse kust afgezakt om plundertochten te houden in het binnenland. Een signaalvuur vanuit de toren moest de boeren in het binnenland waarschuwen.
De daaropvolgende nacht wordt Johan door een visioen gewekt. Mirjah waarschuwt hem dat opnieuw plunderaars op weg zijn naar de kust. De volgende morgen zakken hordes Moorse plunderaars af naar de toren. Johan besluit een waarschuwingsvuur te ontsteken om de bevolking te waarschuwen. In een poging om de toren te veroveren lijden de Moren zware verliezen. De overmacht is echter te overweldigend. Gelukkig waarschuwt de bevolking landheer Borvic. Deze stuurt een patrouille erop uit.
Ondertussen heeft de RR het onderspit moeten delven en is hij gevangen genomen door Harun Hamad, de Moorse hoofdman. De patrouille wordt ook afgeslacht, maar Borvic besluit om ruiterij te vragen aan hertog Rumbold. Ondertussen wordt het opzet van Harun Hamad duidelijk. Hij is uit op de schat die zich nog in de toren moet bevinden. De RR wordt op zijn beurt levend ingemetseld. Terwijl Harun Hamad's mannen proberen de schat op te graven, wordt de rest van de plunderaars afgemaakt in het binnenland door hertog Rumbold's ruiters.
Als de situatie er voor de RR hachelijk begint uit te zien, verschijnt de geest van Mirjah opnieuw. Zij voorspelt de ondergang van Harun Hamad's mannen. En het voorspelde gebeurt effectief. Bij het opgraven sterven zijn mannen effectief de verdrinkingsdood terwijl Harun Hamad krankzinnig wordt. Net op tijd komen de hertogs ruiters bij de kust om de RR te bevrijden. Eind goed, al goed...
Ik vind het album wel iets hebben. Het plot van de verdediging van de vuurtoren komt later in de reeks echter nog eens terug in het album 138 'bloed in de branding'. Maar het verhaal op zich mag er best zijn. Er zit genoeg spanning in om het album niet terzijde te leggen en in één ruk uit te lezen. De titel 'Het spook' is misschien wel wat misleidend, want veel spook is er niet aan.
1979
De Rode Ridder zwerft door een streek die geteisterd wordt door watersnood. Als hij bij een beekje stopt om zijn watervoorraad aan te vullen voelt Johan dat hij bespiedt wordt en is op zijn hoede. Als hij zijn waterkruik vult wordt hij verrast door de verschijning van een fraaie dame die denkt dat Johan een handlanger is van een zekere graaf Krodax. Kennelijk heeft de vrouw magische krachten want niet alleen bewegen haar haren en kleding terwijl het windstil is, plots verandert het wateroppervlak in een laaiende vuurpoel!
Johan stelt zich voor en overtuigt de vrouw dat hij slechts op doorreis is. De vrouw heet Mayola en is als vondeling door de hereboer Gawon opgevoed. De gouwheer van de streek, graaf Krodax, is zijn vijand. Sinds de droogte probeert Krodax Gawon over te halen om zijn waterbron te verkopen. Gawon weigert want Krodax zou het water tegen woekerprijzen verkopen aan de bevolking. Johan voelt het als zijn plicht om Gawon bij te staan en vergezeld Mayola naar Gawons hoeve. Onderweg zien ze dat Gawon wordt aangevallen door 4 aanvallers. Johan kan niet voorkomen dat een van hen Gawon een fatale zwaardstoot toebrengt. Mayola is er van overtuigd dat de vier aanvallers wapenknechten zijn van Graaf Krodax en zweert wraak voor de laffe aanslag. Op zijn sterfbed vraagt Gawon aan Mayola geen bloed te vergieten om zijn dood te wreken.
Mayola is echter niet van plan Krodax ongestraft te laten en roept, in een heksen seance, de hulp in van de machtige oergeesten van de onderwereld. De oergeesten gaan akkoord als Mayola bereid is tot "het uiterste offer". Mayola gaat akkoord en de oergeesten beloven "een machtige, onoverwinnelijke bondgenoot" onder haar bevel te plaatsen. Johan vermoedt dat Mayola tot alles in staat is en zoekt haar op. Mayola slaat Johan's waarschuwing in de wind, "Je speelt met krachten die zich vroeg of laat tegen jou zullen keren ! Besef je dat wel ?". Ze is echter niet op andere gedachten te brengen en moet Gawon wreken. Johan voegt haar nog toe: "Wanneer je wraak onschuldigen treft, zul je in mij een onverbiddelijke tegenstander vinden !" Mayola belooft Johan dat enkel de schuldigen gestraft zullen worden.
Als Johan nabij de plaats van de aanslag twee soldeniers zwaarden vindt heeft hij een aanwijzing dat Krodax inderdaad achter de aanslag zit. 's Nachts bespeurd Fedor, de herdershond van Gawon onraad als hij op de slaapkamer van Cairn, de zoon van Gawon, waakt tijdens een onweersbui. Als Cairn wakker wordt ziet hij tijdens het weerlicht een angstaanjagende gestalte van een immense ridder naar binnen kijken. Als Johan ter plekke is ziet hij sporen van vreemde, gespleten, paardehoeven. Hij houdt dit voorlopig geheim voor de rest.
De volgende dag wordt Gawon begraven. Als Mayola Gawon's vrouw wraak belooft is graaf Krodax ook ter plaatse. Ook Johan waarschuwt Krodax en het lijkt er op dat er een vechtpartij ontstaat. Plots verschijnt bij de ingang van het kerkhof een dreigende ridder in geheel zwarte wapenuitrusting en vurige ogen van haat. Alleen door zijn verschijning al deinzen de aanwezige soldeniers terug. Het is de ridder die vorige nacht door Cairn gezien werd. Onbewogen staat Johan oog in oog met de vreemdeling. Mayola zegt: "vrees niet. De vreemdeling is een bondgenoot." De kapelaan vreest het ergste, "een afgezant van de hel als bondgenoot. Moge god jullie beschermen." De Graaf en de soldeniers druipen af en de zwarte ridder verdwijnt eveneens.
Als Johan Mayola naar haar hut rijdt legt ze Johan uit dat de de zwarte ridder, "Nocturno", door haar is aangeroepen met haar speciale gaven. Johan vraagt haar om "Nocturno" de volgende dag niets te laten ondernemen als hij de Graaf wil confronteren met zijn bewijzen. Mayola is bezorgd als Johan vertelt alleen naar de Graaf te willen trekken. Alvorens Johan vertrekt maakt ze duidelijk dat ze zeer veel voor Johan voelt en ze kust hem innig. Johan vindt het overigens bepaalt niet onprettig !
Die nacht sluipen moordenaars rond op de hoeve en Johan wordt geveld door een verraderlijke slag. Als de moordenaars alles in brand willen steken verschijnt plots Nocturno die alle moordenaars tot de laatste man over de kling jaagt. Hij is ongevoelig voor de pijlen van de moordenaars. Na zijn hulp vertrekt hij en neemt Mayola met zich mee.
Tijdens zijn bezoek aan de burcht van Graaf Krodax ontdekt Johan een van zijn aanvallers. Het is duidelijk dat de Graaf achter de aanslagen zit. Johan vecht als een leeuw, maar valt door een valluik in een kerker als de Graaf met zijn leger optrekt naar Gawon's hoeve. Nocturno wacht rustig op de duizenden ruiters van de Graaf.
Als een moordende wervelwind boort hij zich in de gelederen van zijn tegenstanders. Zijn slagzwaard zaait dood en verderf. Krodax wil het gezin van Gawon gijzelen maar Nocturno voorkomt dit en Krodax vlucht naar zijn burcht. Als de Rode Ridder wil doden wordt ook dit door Nocturno verijdeld. De graaf sterft als hij vluchtend voor Nocturno van de kantelen stort.
Nocturno redt Johan uit zijn kerker en beiden reiden terug naar de hoeve terwijl de burcht plots in lichterlaaie staat. Een zware, lang verwachte, regenbui steekt op als Johan en Nocturno voorbij de resten van Krodax trotse leger rijden. Bij terugkeer vliegt Mayola in Johan's armen. Haar opdracht is geslaagd. Maar nu moet ze de prijs betalen voor Nocturno's bovennatuurlijke hulp. Johan wil haar beschermen, maar Mayola rukt zich los uit hun omhelzing en snelt naar Nocturno die haar verderop opwacht. Als Johan met getrokken zwaard het tweetal achterna snelt ziet hij enkel nog het teken van Bahaal in de modder ! Nocturno was een dienaar van de Prins der Duisternis zelf ! Johan spreekt de bewoners van de hoeve toe: "Mayola heeft zich voor ons opgeofferd door zich aan de onderwereld over te leveren ! Misschien was ze een heks. Maar ze heeft jullie toekomst veilig gesteld. Laten we haar nooit vergeten!".
Weer een top aflevering in de Rode Ridder "saga". Nocturno is een prachtige verhaalfiguur en ook het feit dat goed en kwaad in dit verhaal door elkaar heen lopen maken het verhaal erg origineel. De romance tussen Mayola en Johan is ook een mooi uitgewerkt thema, helaas (/natuurlijk) ook nu weer tragisch beëindigd. Ik kan me herinneren dat ik als jochie van 10 wel een traan moest wegpinken bij het lezen van dit verhaal :-). Johan heeft ook nooit eens geluk in de liefde.
1979
In Egypte heerst een wankele vrede tussen kruisvaarders, Egyptenaren en tempeliers. Johan, die als bemiddelaar actief is geweest brengt verslag uit bij Garwein, grootmeester der tempeliers, op diens schip in de havenstad Damiëtta. De sekte van de zwarte Cobra tracht Saracenen en Kruisvaarders tegen elkaar op te zetten. Garwein weet dat het hoofdkwartier van de sekte in Memphis te vinden is maar kan niets ondernemen, daar zijn dochter Daphne ontvoerd werd. Hij geeft Johan de opdracht haar terug te vinden. Wanneer hij er in slaagt komen de plaatselijke tempeliers in actie. Johan hoort plots een verdacht geluid en bemerkt een grote zwarte cobra. Zijn zwaard slaat meteen toe. Johan gaat verder op onderzoek en bemerkt een bewusteloze dienaar; Horeptah. Het schip wordt verder doorzocht, zonder resultaat. Johan kan zich niet van de indruk ontdoen dat Horeptah niet helemaal zuiver op de graat is. Niettemin vertrekt hij die avond met twee tempeliers en Horeptah als gids naar Memphis. Na een tijd stuurt Horeptah het bootje in het riet, een Saraceense patrouille komt voorbij. Blijkbaar zijn zij op zoek naar Johan ??! Aan de verlaten dodentempel van Menephteor houdt het viertal halt om de nacht door te brengen. Johan gaat op verkenning. Tevens vragen de tempeliers Horeptah het verhaal van de tempel te doen. Menephteor was een afvallige hogepriester van de zwarte cobra die in de tempel door Nijlkrokodillen verslonden werd. Het gezelschap gaat slapen, terwijl Johan de eerste wacht houdt. Niet veel later sluipen een groot aantal krokodillen de tempel binnen. De zwaarden hebben geen uitwerking, en het gezelchap is omsingeld door krokodillen. Een van de tempeliers is reeds ten prooi gevallen. Plots zoeven pijlen door de lucht, de krokodillen moeten zich terugtrekken. Het zijn de Saracenen die ter hulp kwamen. Hun aanvoerder, Ahrmad, raadsman van de Sultan, wil Johan helpen in zijn opdracht om zo de vrede te bewaren. Ahrmad dringt erop aan de tocht verder te zetten door de woestijn. Horeptah en de overgebleven tempelier Jarl zijn echter wantrouwig jegens de Saracenen. Ze besluiten de Saracenen te verlaten bij de eerste kans die zich voordoet. Niet veel later steekt een zandstorm op. Het drietal vlucht weg. Jarl volgt echter niet meer, Johan en Horeptah gaan een eindje terug en treffen de tempelier dood aan. Het lijkt een ongeval! Net voor al het water op is bereiken Johan en Horeptah de oase van Hammud-Ramsa. Rond een een tent verzamelen zich toeschouwers voor Nefisti de slangendanseres. Het meisje doet een levensgevaarlijke dans met twee zwarte cobra’s. Wanneer ze Johan bemerkt lijkt ze even van slag. Toch weet ze de slangen de baas te blijven. De feestelijke stemming wordt doorbroken wanneer een delegatie Byzantijnse soldaten het meisje meevraagt naar een kroeg. Het meisje weigert en een van de Byzantijnen verliest zijn beheersing. Johan weet echter tijdig tussenbeide te komen en leert de man een lesje. Zijn makkers willen hem ter hulp schieten. Nefisti werpt echter haar mand met slangen, de soldaten deinzen terug. Hierop vluchten Johan, Horeptah en Nefisti weg. Nefisti vreest represailles en vraagt Johan om haar mee te nemen. Wanneer ook de saracenen de oase bereiken besluit het drietal meteen verder te trekken. De Byzantijnen krijgen Johan in het oog en wagen een aanval. Daar zijn de Saracenen echter om Johan te verdedigen, zodat deze kan ontkomen. Wanneer de Byzantijnen afgeslagen zijn zet Ahrmad meteen de achtervolging op Johan in.
Die nacht wordt haltgehouden in een rotsachtige streek. Het drietal lijkt niet alleen te zijn, leden van de zwarte cobra wagen een aanval. Johan slaat de krijgers af en kan met Nefisti op zijn paard ontkomen. Horeptah lijkt van de aardbol verdwenen, zijn hoofddoek is al wat Johan kan vinden. Nefisti zal Johan nu verder gidsen naar Memphis. Die middag bereiken ze dan ook de eeuwige stad. In de stad zijn enkele mensen verbaasd Johan te zien, meteen wordt de sekte op de hoogte gebracht. Johan en Nefisti gaan meteen naar de herberg van Kadesh de Nubiër, een vriend van Nefisti. Iemand werpt van achter een gordijn een dolk naar Johan. Gelukkig mist het wapen zijn doel. De moordenaar is reeds gevlucht. Johan besluit komaf met de sekte te maken en wil Daphne gaan bevrijden. Kadesh geeft de laatste aanwijzingen. Plots blijkt Nefisti verdwenen te zijn. Dit is de druppel, Johan zet meteen koers naar de oude koningsgraven. Al snel bereikt hij de piramiden. In de verte bemerkt hij de vuren van de tempeliers, een geruststelling. Johan begint aan de beklimming van de piramide en treft al snel zijn vriend Horeptah aan. Deze leidt Johan naar de ingang, waar ze de getuigen zijn van een gruwelijk schouwspel. Daphne wordt naar een centrale offerplaats gebracht. Plots gaat Horeptah de leden van de sekte tegemoet. Hij wisselt van kledij en ontmaskert zo zichzelf. Hij is de hogepriester van de sekte. Johan zal samen met Daphne geöfferd worden. Een vrouw komt tevoorschijn en verzoekt om een eervolle dood voor Johan. Het is Nefisti, die ook lid is van de sekte. Horeptah verklaard zijn beweegredenen; kruisvaarders en Saracenen tegen elkaar uitspelen om zo de oude dynastie der Farao’s te herstellen. Om zijn leger aan te voeren wordt de mummie van de gevreesde veldheer Mentu-Hotpe weer tot leven gewekt. Meteen ook Johan’s directe tegenstander. Johan heeft echter nog een troef.
Kadesh is hem gevolgd en heeft het vuur aangestoken dat de tempeliers moet mobiliseren. De sarcofaag opent zich echter, de mummie gaat meteen op Johan af. Johan kan de mummie op afstand houden maar hem uitschakelen is een andere zaak. In de nawerking van de bezwering komt ook het stenen beeld van de zwarte cobra tot leven. Dit gedrocht gaat de mummie van de veldheer te lijf in een gevecht op leven en dood. Dit is de kans voor Johan en Daphne om te ontkomen. De mummie schakelt de slang uit en gaat Johan achterna. Johan weet een toorts in zijn richting om te stampen, de mummie staat in lichterlaaie en keert zich tegen Horeptah en Nefisti. Nefisti sterft tezamen met de mummie, terwijl Horeptah wegvlucht. De tempeliers zijn ondertussen in volle strijd met de sekteleden. Vader en dochter worden spoedig herenigd. Wanneer de Saracenen de Tempeliers ter hulp komen is het pleit snel beslecht. Johan neemt een paard en gaat op zoek naar Horeptah. Kadesh volgt hem op een afstand. Horeptah vlucht naar de tempel van Menephteor. Wanneer hij hem daar aantreft spreekt de hogepriester een bezwering uit om de Nijlkrokodillen op johan af te sturen. Kadesh kan de hogepriester echter tijdig uitschakelen met een mooie mesworp. De krokodillen verscheuren hun meester. Er is nu plaats voor vrede. Enkele dagen later brengt een schip Johan naar nieuwe horizonten.
Een mix van tempeliers en Egyptenaren. Fantasy van de bovenste plank. Biddeloo neemt een loopje met de wereldgeschiedenis door verscheidene Egyptische namen te verdraaien. Dit bracht tal van vernieuwende elementenvoort. Toen dit album uitkwam moet het dan ook bijzonder origineel geweest zijn. Het is in niets te vergelijken met Vandersteen’s Egyptische verhaal “ De groene mummie”. Dit verhaal is veel spannender en roept bij momenten een zeer bijzondere sfeer op. Mocht een album verfilmd worden, dan zou dit een hit worden.
Let trouwens op de mummie, hij heeft wat weg van Boris Karloff!
1979
Johan doolt rond aan de kust van een afgelegen gebied. De nacht valt en hij ziet zich genoodzaakt een onderkomen te zoeken. In het zand bemerkt hij de afdruk van een enorme klauw. Gelijktijdig hoor hij ook hulpgeroep vanop de nabijgelegen rotsen. Hij snelt er heen en doet een onheilspellende ontdekking. Iets heeft een slagveld achtergelaten. Slechts 1 overlevende. De stervende man spreekt over de zeeduivel en maant Johan aan te vluchten. Een eindje verderop bemerkt Johan de ruïne van een burcht. De ruïne lijkt bewoond vanwege het licht dat binnen aangestoken werd. Johan betreedt de bouwval en wordt nauwlettend in het oog gehouden door een paar monsterlijke ogen. Ook de laatste verdedigers van de bouwval houden Johan in de gaten. Hun pijlen missen echter doel en Johan weet de soldeniers snel uit te schakelen. Een jonge vrouw komt tijdig tussenbeide en nodigt Johan uit haar te volgen voor een verklaring. De jonge vrouw heet Solita, samen met Irma, de keukenmeid en de twee soldeniers Bertram en Garnold zijn zij de laatste bewoners van het eens zo prachtige kasteel? Solita vertelt over de voortvarende streek waar vrede en welvaart heerste. Het gesprek wordt echter abrupt onderbroken wanneer Johan onraad ruikt. Zijn paard deelt zijn onrust. De zeeduivel weet zich echter tijdig te verstoppen. Johan gaat terug naar binnen, Solita gaat verder met haar verhaal. Op een dag kwam een verlaten schip met vol voorraadruim aan. Solita’s vader besloot de dreiging op zee aan te pakken en ging zwaarbewapend op pad, niemand keerde weer. Steeds meer en meer schepen werden aangevallen door zeemonsters, aan de kust verdwenen mensen in het niets. Daarop verlieten vele inwoners de streek, een arme, verlaten en vervallen buurt bleef over.
Gegrepen door het verhaal biedt Johan zijn zwaard aan. Solita gaat er graag op in. Tijdens een inspectieronde bemerkt Johan onraad en gaat op onderzoek. De zeeduivel valt ondertussen Bertram en Garnold aan, die zwaargewond achterblijven. Dit afleidingsmanoeuvre geeft de zeeduivel de kans om zijn opdracht verder uit te voeren, Solita ontvoeren. Johan volgt onmiddellijk het spoor van Solita en belandt in de grotten waar alle sporen ophouden aan een onderaards meer.
Johan duikt onder maar wordt meteen angevallen door reuzenkwallen. Hij weet ze af te schrikken en komt in een stroming terecht. Johan’s longen staan op barsten, alvorens het bewustzijn te verliezen bemerkt hij een onderzees bouwwerk. Wanneer hij weer bijkomt bevindt hij zich in een futuristisch uitziende kamer. Met zijn zwaard in de hand gaat hij op verkenning. Al snel ontmoet hij een knappe vrouw. Onder dreiging van zijn zwaard vertelt ze Johan dat hij even daarvoor nog dood was. Hij werd opnieuw tot leven gewekt door Kogorka een groot geleerde. De vrouw, Kalidiah genaamd bewijst dat Johan’s zwaard geen nut heeft, ze wordt immers bewaakt door Zywiecz, een afgrijselijke vliegende zeedraak. Hierop gaan beiden naar Kogorka. Onderweg bemerkt Johan nog meer monsters uit de diepte. Johan vraagt wie De vrouw eigenlijk is. Er volgt een klinkend antwoord. Kalidiah is de koningin van de stad en tevens de laatste afstammeling van de bewoners van Atlantis. Om in hun behoeften te voorzien zijn ze verplicht bovenzees te roven.
Dan duikt Kogorka plots op. Hij brengt Johan tot bij Solita die in een waterbassin ondergedompeld ligt. Een experiment van Kogorka zorgde ervoor dat Solita onder water kan ademen. In ruil voor haar vrijheid moet Johan zijn medewerking garanderen. Het wemelt trouwens van de monsters in de buurt van Kogorka’s gebouw, allemaal hebben ze een menselijk brein. De zeeduivel was het laatste experiment. Kogorka vraagt Johan het bevel te voeren over een leger van monsters en zo het binnenland te plunderen. Johan gaat akkoord maar wil Solita laten ontwaken. Ondertussen zal kalidiah Johan een rondleiding geven. Ze vertelt Johan dat Kogorka haar broer is. Plots slaat Kogorka alarm, Johan en Kalidiah worden aangevallen door een kever. Kalidiah’s lijfwacht grijpt onmiddellijk in, maar moet het onderspit delven. Wanneer Kalidiah verscheurd dreigt te worden werpt Johan zich vol overgave op het monster. Kalidiah bereikt ondertussen een console en laat het monster ontploffen. Dit spektakel was slechts een proef om Johan te testen. Meteen betreden Solita en Kogorka dezelfde kamer. Kogorka doet zijn ziekelijke plannen nog eens uit de doeken en kiest Solita als zijn toekomstige vrouw. De emotionele reactie van Solita noopt Johan om even met haar alleen te praten. Hij kan haar overhalen het spelletje mee te spelen tot het ogenblik komt om het heft in eigen handen te nemen. Het gezelschap gaat daarop aan boord van een onderzeeër. Het schip verlaat de stad via zijn zwakste schakel, de enorme sluisdeur. Na enkele minuten wordt het schip aangevallen door een reuzenrog. Een torpedo vernietigd het ongedierte, maar beschadigt tevens de onderzeeër. Kogorka kan niet anders dan naar de oppervlakte te gaan. Wat verder bemerken ze een schip. Kalidiah kan Kogorka ervan weerhouden het schip te venietigen en wil de bemanning gevangennemen. Johan en Solita moeten benedendeks gaan, onder bewaking van de zeeduivel. Johan wil zijn kans grijpen en valt de zeeduivel aan. Ook Solita wil haar steentje bijdragen, zij valt Kalidiah aan. Johan werpt de zeeduivel in zee en gaat op Kogorka af. Hij weet de geleerde te overmeesteren. De naderende vissers worden ondertussen aangevallen door de zeeduivel maar weten deze op afstand te houden met hun roeispanen. Solita heeft haar gevecht uiteindelijk ook weten te winnen, Kalidiah ligt bewusteloos op het dek, getroffen door een ontlading van haar eigen wapen.
In plaats van Kogorka en Kalidiah uit te leveren aan de kapitein van het schip, gaat Johan met de kapitein praten. Hij weet de man te overtuigen hen te laten gaan om hun bolwerk te vernietigen. De kapitein zal op zijn beurt Solita naar huis brengen. Johan gaat op weg met Kogorka aan het roer. Net wanneer het zuurstofniveau kritiek wordt, bereiken ze de stad. Achtervolgd door de zeeduivel! Ook Solita volgt het trio, zij dook in het water bij de rotsen. De mogelijkheid onder water te kunnen ademen komt goed van pas.
Johan verplicht de Atlantiërs de poort te openen, waardoor hun bolwerk vernietigd wordt. Wanneer de zeeduivel Johan aanvalt kan Kalidiah een wapen nemen, de rollen lijken weer omgekeerd. Een eerste schot mist Johan en vernietigt de zeeduivel. Kalidiah vuurt een tweede maal op Johan maar mist, het schot vernietigt de console waarmee de enorme sluisdeur gecontroleerd wordt. Deze begint zich langzaam te openen. Alvorens Kalidiah een tweede maal kan vuren grijpt Solita in. In de vernietiging weten Johan en Solita te ontkomen. Solita redt Johan op het nippertje van de verdrinkingsdood. Het onheil is voorgoed afgewend. Maar wat is er van Kalidiah en Kogorka geworden?
Wederom een bewijs dat ridderstrip en science-fiction hand in hand kunnen gaan, mits een goede scenariobewerking. Het verhaal verveelt geen ogenblik. Integendeel, soms gaat het echt wel te snel, wat de lezer aan het einde laat zitten met een karakteristiek gevoel, dat later nog dikwijls zal terugkeren, waarom waren er niet meer bladzijden. Ware dit een tweeluik geweest, dan had dit wel eens een van de allerbeste albums kunnen zijn. Met name het einde wordt er echt doorgejaagd. Jammer, een gemiste kans.
Niettemin een album van zeer respectabel niveau uit een inspiratierijke periode in Karel’s carrière. Een poging ook om albums als De vluchtelingen en Karpax, de stalen man te evenaren.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat vooral de sci-fi liefhebbers dit een goed album zullen vinden.
Het tekenwerk is niet van superkwaliteit maar toch naar Biddeloo’s goede gemiddelde. Een album dat ik persoonlijk met plezier lees en herlees!
1979
Een piratenschip dat het schip waarop Johan zich bevindt ramt is er de oorzaak van dat de ridder overboord valt, om uiteindelijk uitgeput aan te spoelen op de kust van een onbekend tropisch eiland. Het blijkt de kapitein van het piratenschip, Zarbuk, te doen om méér dan de gewoonlijke buit alleen; een van de opvarenden is de Arabische prinses Yezera, die volgens Zarbuk "het geheim van de bron der onsterfelijkheid" kent, hetgeen hij nooit geweten zou hebben als Abdul, Prinses Yezera's lijfwacht, zijn meesteres niet verraden had door deze informatie aan Zarbuk te verkopen. Abdul moet zijn verraad echter duur betalen; kapitein Zarbuk's luitenant Yogh wurgt de verraderlijke lijfwacht en smijt diens lichaam in zee, en dat alles in een paar seconden tijd. Meteen is duidelijk dat met deze piraten niet te spotten valt...
Johan's onvrijwillige aanwezigheid op het eiland blijft niet onopgemerkt. De enige menselijke bewoner die het eiland rijk is, een eerbiedwaardige grijsaard in een lang gewaad, Djomaz geheten, treedt de ridder tegemoet met voedsel en drank en biedt hem gastvrijheid aan. Johan's gastheer troont de ridder mee naar de oeroude tempel waar hij woont, waarvan de gangen vol blijken te staan met talrijke levensechte beelden, en leidt hem rond totdat ze voor een wonderlijke fontein staan die volgens Djomaz de bron der onsterfelijkheid is. Als Johan niet uit blijkt op een slok uit deze legendarische bron stelt Djomaz vast dat Johan volledig te vertrouwen is. Hij wijst hem een kamer en zondert zich af op het dak van de tempel waar hij tot de sterren lijkt te praten, zoals Johan ziet wanneer hij zijn gastheer ongemerkt bespiedt. Johan wordt echter op zijn beurt ongemerkt in de gaten gehouden door een monsterlijk wezen, Grawwar geheten en door Djomaz aangeduid als diens "waakhond"...
De volgende ochtend landen Zarbuk en Yogh met hun piraten op het eiland, samen met prinses Yezera die alleen blijkt te weten dat dit het eiland is waarop de bron der onsterfelijkheid zich moet bevinden. Als Zarbuk's bemanning zich laveloos gedronken heeft - een afleidingsmanoeuvre van Zarbuk om samen met Yogh ongemerkt op zoek te gaan naar de bron der onsterfelijkheid - bevrijdt Johan de prinses en brengt haar in veiligheid. Inmiddels maakt een deel van Zarbuk's piraten kennis met de monsterlijke Grawwar... Als Zarbuk dit verneemt en zijn mannen van het eiland weg willen, speelt hij open kaart met ze en vertelt hen over de bron der onsterfelijkheid. Het verlangen naar onsterfelijkheid blijkt sterker dan de angst voor Grawwar; de piraten blijven op het eiland.
Als de uitgeputte Yezera ligt te slapen maakt Djomaz Johan deelachtig aan zijn geheim. Djomaz behoort tot een sterrenvolk dat in de oertijd tevergeefs had getracht de menselijke beschaving op een hoger peil te brengen. De bron der onsterfelijkheid bood de gezanten van het sterrenvolk bescherming tegen de agressie van de oermensen, die van geen beschaving wilde weten. Uiteindelijk verlieten de gezanten van het sterrenvolk de aarde voorgoed, met achterlating van Djomaz als bewaker van de bron, waarbij hem beloofd was dat hij eens zou worden teruggehaald. Dan verschijnt een ongewoon heldere ster aan de nachtelijke hemel, bij het zien waarvan Grawwar het uitbrult. Hierop schrikt prinses Yezera wakker, vlucht in paniek de tempel uit, waarbij ze Zarbuk en Yogh recht in de armen loopt...
Met Yezera als gijzelaarster zijn Zarbuk en Yogh de toestand volledig meester. De overige piraten die een andere weg gevolgd hadden vallen ten prooij aan de woede van Grawwar... Johan, Yezera en Grawwar worden opgeloten en Djomaz stemt er noodgedwongen in toe Zarbuk en Yogh naar de bron der onsterfelijkheid te leiden. Als de piraten zich hebben gelaafd aan de bron onthult Djomaz de ware betekenis van de onsterfelijkheid die het drinken van de bron teweegbrengt; waar het water van de bron hem als lid van het sterrenvolk voortdurend nieuwe levenskracht gaf, is het effect ervan op gewone mensen dat ze veranderen in levende standbeelden. Zoals Djomaz terecht opmerkt: "Ook DAT is onsterfelijkheid!". Hierop trachten Zarbuk en Yogh Djomaz te doden, maar ze verstenen prompt.
Johan heeft inmiddels kans gezien het hek te openen van het hok waarin hij, Yezera en Grawwar waren opgesloten. Grawwar begeeft zich meteen naar het tempeldak waar Djomaz op hem wacht. De geheimzinnige "ster" blijkt een ruimteschip van Djomaz' sterrenvolk te zijn; na al die eeuwen komen ze dan eindelijk de trouwe wachter van de bron halen! Vanuit het ruimteschip spreekt Djomaz Johan en Yezera toe. De tempel wordt vernietigd zodat de bron geen gevaar zal betekenen voor latere, onschuldige bezoekers. Djomaz keert eindelijk huiswaarts en Yezara en Johan zeilen met een der piratenschepen weer naar de bewoonde wereld terug.
Enkele bekende thema's: