Koning Arthur, zijn gade, Johan, Lancelot en Merlijn bevinden zich na de slag tegen de Picten in hun burcht aan de kust. De ridders bieden Arthur hun beste wensen aan en krijgen Parcifal te zien. Plots trekt hoorngeschal de aandacht van de inwonenden.
De torenwachter heeft een stuurloos schip voor de kust opgemerkt en blaast alarm.

De volgende morgen gaat Johan op zoek naar het schip, dat vastgelopen op een klip blijkt te zijn. Bij inspectie van het wrak ontdekt hij 2 op elkaar gebonden schilden. Verder is het wrak verlaten. Plots breekt het schip door een golfslag in 2. De schilden zinken naar de bodem. Johans bootje zinkt mee naar de bodem, er zit niets anders op dan te wachten op hulp. Gelukkig loopt Johans paard instinctief naar de burcht om hulp te halen. Johan brengt de nacht door bij de restanten van het schip en ziet drie onverlichte schepen voorbijvaren, van hetzelfde type als datgene wat verloren gegaan is.
De volgende morgen pikt Lancelot Johan op. Te Cornval vertellen ze hun relaas. Merlijn spreekt over een volk dat zijn perkamenten tussen 2 schilden bewaart. Vermoeid van de gebeurtenissen besluiten Johan en Lancelot te wachten tot de volgende morgen om de schilden op te duiken. Na verwoede pogingen blijkt dat de schilden reeds verdwenen zijn.
De zoektocht wordt gestaakt.

Een tijdje later maakt Guinevere met een gezelschapsdame een wandeling in de wouden rond Cornval. Ze ontmoeten een slapende troubadour die verschrikt wakker wordt. Daarop zingt de troubadour wat liedjes. Vanuit de struiken loert echter gevaar. Twee rovers springen tevoorschijn en eisen de juwelen van de koningin. De troubadour neemt het voor de dames op en weet zijn tegenstanders te verjagen. Hij raakt hierbij gewond, maar weigert de uitnodiging van Guinevere mee te gaan naar Cornval. Wanneer zij Johan wat verder ontmoeten en hun ongerustheid omtrent de jongeman uiten gaat de ridder naar hem op zoek. Hij vindt de troubadour , die zwaargewond geraakt is in de zij. De jongeman vertelt dat hij een geheim met zich meedraagt, de reden waarom hij niet mee wilde gaan naar Cornval. De troubadour wordt door Merlijn verzorgd. Ondertussen vertelt Johan zijn verhaal aan Arthur. De jongeman had een vreemde volksstam zien ontschepen, waarop hij gevangengenomen werd en men hem wilde doden. Een jonge vrouw kwam tussenbeide, hij mocht gaan op voorwaarde van geheimhouding.
Johan en Lancelot gaan op onderzoek !

Het is al donker wanneer de twee ridders de stam terugvinden. Er is op dat ogenblik een discussie bezig over het al dan niet openen van de schilden. Er wordt een vuur aangestoken waarop een rituele dans volgt om te beslissen. Het antwoord is negatief , de schilden blijven gesloten. Johan en Lancelot volgen het meisje dat naar haar tent terugkeert. Ze spreken haar aan, maar het meisje lijkt hen niet eens waar te nemen.
Enkele stamgenoten merken de ridders op en wat later betreedt de hoofdman de tent van het meisje met enkele gewapende mannen.
Het meisje noemt zich Zigliora. Het stamhoofd Caglior zegt dat ze een zwakzinnige wees is die hij onder zijn hoede nam. Storm dwong hun ertoe om hier te ontschepen en hij wil enkel aan de koning zeggen waarom hij zijn thuisland verliet. De schilden zouden relikwieën bevatten van vorige heersers.
Johan en Lancelot geloven de man niet en dat blijkt algauw terecht te zijn. De volgende morgen gaan zij met het stamhoofd op pad naar Cornval. Bij een oude seintoren besluiten Johan en Lancelot te overnachten. Lancelot neemt de eerste wacht en wordt door Caglior aangesproken en onder hypnose gebracht. Johan ontwaakt, waarop Caglior wegvlucht.
Andere leden van de stam pakken nu de wapens op en er ontstaat een gevecht. Johan staat op het punt te bezwijken wanneer Lancelot zijn bewustzijn herwonnen heeft en de vijand met pijlen op afstand houdt. Ze verschuilen zich in de toren.
Een eerste aanval wordt door de ridders afgeslagen , waarop de nomaden beslissen de ridders uit te hongeren. De ridders zijn echter inventief en vangen de vogels die de toren benaderen. Hierop wordt Caglior woest, hij roept op om de toren te verzwakken, zodat hij instort. Net op tijd ontdekt Johan een luik met een gewelf waarin ze zich kunnen schuilhouden tijdens de instorting. Overtuigd van hun overwinning trekken de nomaden verder. Johan en Lancelot banen zich ondertussen een weg naar de oppervlakte. Eens ze zich bevrijd hebben besluiten ze uit elkaar te gaan om meer kans te hebben dat één van hen Cornval bereikt.

In de nomadenstam ontstaat onenigheid over de verdere tocht. Zigliora wil dat de stam zich in het moeras vestigt maar Caglior vindt dat te min. Hij wil verder trekken tot een klooster. Zigliora moet zich gewonnen geven en wordt geketend.
Johan is de nomaden inmiddels terug op het spoor. Caglior en zijn manschappen naderen echter de abdij reeds. In een mum van tijd bezetten ze de abdij en zetten de monniken buiten. Johan weet ondertussen Zigliora te bevrijden. Na een handgemeen met de bewakers vluchten ze weg, maar Johan raakt Zigliora kwijt.
De jonge vrouw is naar de abdij gerend en dreigt haar in brand te steken indien Caglior niet het bevel geeft weer te vertrekken. Zigliora heeft de 2 schilden in haar macht. Enkele pijlen missen op een haar na het meisje . Zigliora weet echter te ontkomen, Caglior en enkele handlangers gaan in de achtervolging.
Johan treft het meisje ondertussen aan, ze is bewusteloos. Ondertussen arriveren Caglior en zijn handlangers en er ontstaat een gevecht. Net wanneer Johan op punt staat te bezwijken wordt Caglior dodelijk getroffen door een pijl. Het zijn Zigliora en andere stamgenoten die hem net op tijd ter hulp komen. Door op Zigliora te schieten heeft Caglior namelijk de wetten overtreden en heeft hij afgedaan als stamhoofd. De nomaden vertrekken maar laten de schilden achter bij Johan, zodat hij zou begrijpen wat hun bedoelingen waren.
Lancelot had Cornval ondertussen weten te bereiken en reeds daagt de koning met zijn ridders op. De schilden worden geopend. Wanneer ze een zwarte banier te voorschijn zien komen beseft iedereen dat de pest onder de nomaden heerste. De koning zet onmiddellijk de achtervolging in op de nomaden. Wanneer ze de groep bijhalen voert Zigliora het woord. Honger dwong hen het land aan te doen. Caglior dacht met een geheimzinnige ritus de ziekte te kunnen verwijderen, maar enkel het meisje had dit doorzien. Zijn ogen konden echter een ander willoos maken. Zigliora had de abdij in brand gestoken om de monniken van de ziekte te vrijwaren. Arthur toont zijn grote hart en wijst de nomaden een onbewoond eiland toe in de Noordzee, waar zij hun lot kunnen afwachten.

De Zwarte Banier vond ik in mijn jeugd een spannend verhaal, maar ik moet toegeven dat ik de plot toen niet geheel begreep. Het hele album hield je in de ban van de twee aan elkaar geknoopte schilden: wat zit er toch voor groot geheim in? En wat is een banier eigenlijk?
De clou, die op de laatste 2 pagina’s onthuld wordt, bleef toch voor mij onduidelijk en daarom onbevredigend.
Als ik het album nu vele jaren later herlees, vat ik het al beter, maar ik blijf het verhaal eerlijk gezegd toch een beetje vergezocht vinden. Een gefrustreerd stamhoofd dat een dergelijke ritus verzint, zogenaamd om de plaag te doen verdwijnen en daarbij het zwarte vaandel, teken van de pest, in de schilden verstopt. Met mysterie en hypnose bindt hij zijn goedgelovige stamgenoten (zigeuners?) aan zich en houdt hen aan het lijntje in de hoop zijn volk na de plaag een soort beloofd land te kunnen geven met hemzelf als almachtig heerser. Ook andere interpretaties blijven mogelijk door de beknopte en ietwat vage uitleg van Zagliora aan Arthur.
Wat de medische kant van de zaak betreft is het antwoord van Merlijn op de vraag die Johan stelt, namelijk of de nomaden kunnen ontsnappen aan de plaag, opvallend: ”Onze kennis schiet te kort. Eens zullen verdienstelijke onderzoekers een middel vinden om deze plaag te bestrijden.” Zijn wijsheid stelt eigenlijk teleur. Spreekt hier wel Merlijn de tovenaar, of horen we de stem van de 20e eeuwse scenarist Vandersteen?

Nog even een opmerking over het tekenwerk. Door de zeer wisselende kwaliteit lijkt het wel of er meerdere medewerkers aan gewerkt hebben. De hand van Sels is duidelijk zichtbaar, vooral in de gedetailleerde portretten. Had hij echter een minder talentvolle collega, verantwoordelijk voor andere tekeningen, naast zich of moest het met de Franse slag?
Wat ook opvalt op de eerste pagina’s, is dat Johan de ene keer wel een maliënkolder draagt over zijn armen en dan weer niet.
Dit onderhoudende album laat helaas zien dat de vroege Vandersteen-reeks zijn absolute hoogtepunt gepasseerd is. Het is zeker nog wel de moeite waard en er zullen nog wel een paar goede titels verschijnen (nr. 26, 27 en 29) in het tijdperk Sels en later nog m.m.v. De Rop en Biddeloo. Maar het állerbeste is al weer achter de rug, zowel wat betreft de scenario’s als het tekenwerk.
Tot slot voor de eerste drukfreaks: op de achterkant van mijn eerste druk staat deel 22 als laatste vermeld en dus niet deel 24, wat je zou verwachten. Iemand een verklaring?


De Rode Ridder - Standaard Uitgeverij